Jan: de kogel is door de kerk. Zaal kapel zaal: dit offensief van Jezus was niet tegen te houden. Vanmiddag weer een wandeling door een natuurreservaat in de polder. Ik liet allerlei spanningen in die rustgevende sfeer achter. Vanavond zei ik zelf tegen Joke: Meid; naar de zaal! Ze was opgetogen, zat er op te wachten, leek het wel. En toen kwam alles voor elkaar Er was een jonge, harde kerel aan het woord. Hij striemde met woorden eerst een soort gevestigde christenen, helemaal door iedereen aanvaard. Die ingekapselde lui misten hun doel. Ook anderen, die met eigengemaakte wetjes zichzelf kwelden en de mensen om hen heen van zich vervreemden, misten de boot. Waarop gewacht werd, was een nieuwe generatie: volgelingen van Jezus, die volhielden door goede en kwade tijden heen, met een totaal-incasseringsvermogen voor allerlei gebeurtenissen, ook de meest onplezierige. Mensen, die stonden niet achter maar in Gods wetten. Als ze dan bij die opstelling vervreemd raakten van andere mensen, had het zin (Matth. 24:9). Tot die nieuwe generatie konden alleen degenen behoren, die hun zonden van zelfingenomenheid, van occultisme, van allerlei geëxperimenteer met transcendente meditatie, enz., enz., loslieten. Geen tijdverlies meer door teveel toewijding aan wetenschap, sport, politiek: de rest van de tijd moest gewijd zijn aan Koning Jezus.
En toen opeens zag ik het: voor in de zaal moest ik staan, daar was de plaats voor de nieuwe vrijwilligers. Ik keek niet eens naar Joke, ik stond al, liep mee in de stroom. Ik rilde; iets nameloos ging door mij heen; dit was niet de beslissing van een ogenblik, ik droeg een eeuwige beslissing. Toen keek ik opzij. Ik had het kunnen weten, daar was Jo! Samen gingen we naar voren: rekruten voor het leger. We beriepen ons daar op het bloed van Jezus, vroegen vergeving van zonden, dankten God voor inlijving in één van zijn divisies. Mensen zeiden nog wat, maar ik weet het niet meer zo. Als een stroom ging het nieuwe door mij heen. Ik voelde me als een Augiasstal, waar een bergstroom doordaverde. Het vuil werd opgewoeld en meegevoerd.
Ik lig nu op bed. Hoe moet ik in vredesnaam in slaap komen ik
Joke: allebei er door! We hebben onszelf misschien een hersenspoeling gegeven. Drie confrontaties met Jezus in één etmaal na meer dan tien jaar voor Hem weglopen: het is wel ruig! Vanmiddag die kade, pal tegen de wind in; klotsend, grauw water aan weerszijden; geen gesprek mogelijk. Alle dingen op een rijtje kunnen zetten. Toen vanavond: ik aarzelde nog: Zou ik Jan vragen , samen naar de zaal te gaan? Maar toen zei het zelf.
De spreker van die avond gaf de doorslag. Energieke, laaiend enthousiaste vent; tot in zijn tenen gemotiveerd. Gispte de christenen, die niet door hun houding het geweten van de mensen in hun omgeving wakkerschudden. Daardoor hadden zij zelf ook helemaal geen last van hun omgeving. Wie Jezus trouw volgde, kreeg last (Joh. 15:20).daar hoefde zo iemand zelf geen kunstjes voor te bedenken met bijvoorbeeld ouderwetse kleding en allerlei wetjes. Dat was allemaal lariekoek. Waar God naar zocht, waren volgelingen van Jezus, die nederig waren, niet gauw uit het veld geslagen, niet direct op de loop voor elk wissewasje, nee; met een horend oor voor Gods duidelijke aanwijzingen. Zulke christenen moesten bewust zich geestelijk willen laten opbouwen. Zij dienden bereid te zijn om al hun net zo denken als iedereen los te laten. Geen geestelijke luiheid mocht er bij hen zijn, geen band met toverij en al die krachteloze vormen van groepstherapie, zoals sensivity-training. Geen geheimzinnig, modieus oosters gedoe met mantras, yoga, ying yang. Geen gekoketteer met geheimen in de natuur, zoals vliegende schotels. Geen overheersing door de wereldvraagstukken. God had mensen nodig, die nuchter en waakzaam Hem de eerste plaats gaven. Mensen, die zo wilden gaan leven, riep hij nu op
De hele bank stroomde leeg. Ik stond ook op, keek naar Jan, maar hij bleef zitten. Dat deed even fel pijn, maar ik wist zeker, dat ik God nu niet langer voor mijn vriend kon laten wachten (Matth. 10:37). Toen ik even later in het gangpad om me heen keek, stond hij vlakbij, ging net als ik voetje voor voetje naar voren. Wat ik toen voelde!
Diezelfde prediker liet ons een gebed uitspreken. Met alle anderen pleitte ik op Jezus offer op Golgotha en beleed mijn zonden. Daarna die woorden, zo anders dan al die woordjes, die ik ooit had gehoord of gesproken: Al waren uw zonden rood als scharlaken, ze zullen wit worden als wol (Jes. 1:1. De opluchting, de bevrijding, die ik toen ervoer! Een oudere mevrouw sprak nog met mij. Ik huilde, met mijn hoofd tegen haar borst. Elke traan leek iets van mijn spanning weg te nemen. Naar huis lopend, zeiden wij niet veel meer. Jan schoot bijna gelijk door naar bed, sliep in een mum als een roos. Ik heb het idee, al lig ik nu ook, dat ik nog uren wakker kan blijven uren wakker kan