2.5.8 Hoe Jan en Joke kwamen, waar ze behoorden te komen (gedachte)
Overwegingen: smaadheid (2.5.8.1); getuigen (2.5.8.2); vijandschap (2.5.8.3); bevrijding (2.5.8.4); genezing (2.5.8.5); begrip (2.5.8.6); onbegrip (2.5.8.7); meetrekken (2.5.8.; oplossingen (2.5.8.9). Hierbij wordt opgemerkt, dat in alle gevallen de vlag maar gedeeltelijk de lading dekt.
2.5.8.1 Smaadheid
Jan: vanmorgen; wie kom ik tegen? Ab en Nel van hiernaast, je weet toch wel, de vader en moeder van Kim, die huilbaby (2.3.7.9). Ik zeg, voornamelijk tegen Ab: Hé, dagje thuis? en hij, met een gezicht zó: Nee joh, er is meer aan de hand: arbeidstijdverkorting. Nou ja, ik bedoel voor een poosje korter werken. Vol salaris doorbetaald, maar je zit wel met de zenuwen. Volgens mij is dit het begin van het eind. We praten zowat, maar Nel begint: Zeg, jullie zijn op de christelijke toer, geloof ik. Vertel eens: hoe komt dat zo opeens? Ik leg uit: We waren eigenlijk ongemerkt aan het afzakken en verloederen. Maar met die evangelisatieavonden hè, kregen we zin om ons geloof maar weer eens op te poetsen. En nu gaat het zo lekker. Het kost natuurlijk wel wat inspanning. Ab (de onwil straalt van hem af): Hoezo, inspanning. Je kunt er toch bij zitten, in die kerken en zo? Ik weer: Nee, kijk, het zit zo: neem nu op dit ogenblik; om het aan jullie uit te leggen. Maar dat is een klus. Jullie hebben me toen bij die barricaden aan die tank zien hangen, tot het waterkanon mij eraf spoot. En nu wil ik opeens uit een ander vaatje tappen. Dat is het inspannende, dat kost zelfoverwinning. Nel (pesterig): En moet je nu ook met de Wachttoren lopen? Ab, belerend: Nee Nel; hij is van die lui met de twee bijbels. Nel: Maar dat zijn toch allemaal Amerikanen? Toen heb ik het maar opgegeven. Een beetje lacherig gingen ze verder.
Dit is zo erg voor me. Die twee zijn jonger dan ik, zelfs nog iets jonger dan Joke. Keken altijd tegen me op. Drijven nu de spot met me (Ps. 123:3,4). Ik liep door, bad, probeerde nauwkeurig naar God te luisteren. Opeens schoot het mij te binnen, hoeveel dingen er al goed waren gekomen. Deze vernedering door Ab en Nel moest ik er maar bij nemen. Ik kon niet alleen het leuke en opwindende pikken uit de training, het nare en vervelende hoorde er ook toe (Job 2:10). En opeens begreep ik, wat Jezus bedoelde, toen Hij zei, dat wij ons kruis op ons moesten nemen (Matth. 10:3. Niet dat flauwe: Elk huisje heeft zijn kruisje, maar veel dieper: Gods wil doen, smaadheid durven lijden (1 Petr. 4:14). Niemand kon zeggen, dat het eigen schuld was, omdat ik mij had opgedrongen: het was allemaal vanzelf zo gelopen. Ik dacht aan vroeger: ik had toen een tijdje de geweldloosheid aangehangen. Toen echter de M.E. ons met honden belaagde bij een sit-down, was ik de meest woeste van alle bezetters. Ik heb ook nog eens een tijd een bevlieging gehad van grote mildheid. Ik verdiepte me in de asanas en de mudras de houdingen en gebaren van de één of andere oosterse mysteriedienst. Toen ik evenwel vlak bij het hogere denken was, gebeurde er weer iets en was ik direct weer op de schreeuwtoer.
En nu: bij Ab en Nel was heel mijn in jaren opgebouwde image naar de knoppen en ik was niet agressief en opgewonden, maar hartstikke heerlijk ontspannen. In enen had ik én de geweldloosheid én de mildheid bereikt. Nu snapte ik, dat God met grote stappen naar mij toekwam, na dat kleine stapje, dat ik naar Hem had toegedaan (Jac. 4:. Wat deed het er nu toe, dat Ab en Nel zich spottend tegen mij keerden. Later op de morgen zag ik ze nog even. Nel keek zuur. Ab zei leeg: Hoi! ze hadden de handjes vol aan zichzelf, zo te zien.
s Middags was het weer raak. Ik zette in het buurthuis alles klaar voor het mannencafé, een pas gestarte mannenpraatgroep. Allerlei lieden vinden daar elkaar; mensen, die dit gemeen hebben: ze voelen zich niet thuis in het rollenpatroon. Ze vinden de mannenwereld te hard en te vol geldingsdrang en prestatiedruk. De leiding was er al voor een bespreking. Ze vroegen mij let wel: ik haalde het weer niet zelf aan of ik ook niet wilde meedoen, of ik zo tevreden was met dat keiharde successtreven. Zij dachten natuurlijk: hij heeft onvrede, hij is misschien wat voor ons. O; vroeger zou het een plezier voor me zijn geweest om hier weer eens in te duiken. Maar ik weet nu in de dienst van Jezus te staan. Hoewel ik de bui al weer zag hangen, zei ik toch eerlijk, wat er allemaal bij mij veranderd was. Ik stelde heel duidelijk, dat ik echt niet meer mee ging doen met dan weer deze, dan weer die hobby. Ik legde uit, dat ik gelovig was geworden en bij Jezus hoorde. Ik zag de gezichten lang worden. Jan, wat ga je nu doen?, zei Frans, de initiatiefnemer. Dat is toch niet meer van deze tijd! en toen, half weggedraaid van mij tegen de anderen: Jongens, hierop moeten we ook letten: deze vorm van onder druk zetten en hersenspoeling leeft toch ook nog, en hoe! Als ze een vent als Jan in zo korte tijd kunnen omturnen een maand geleden was hij nog gewoon! en toen weer tegen mij: Jochie, ik dacht, dat je te hard was voor ons, maar je bent te zacht. Sorry hoor, ga jij maar door met de boel klaarzetten. Ja, die mike kan hier. In één morgen en één middag tweemaal te kijk gezet voor allerlei kennissen, omdat ik een soldaat van Jezus ben geworden. Maar had Paulus ook niet zon ervaring? (1 Cor. 4:9).
s Avonds alles met Jo besproken. Ze had vandaag op kantoor ook haar portie gehad, maar wat ving ze me op! Ze zei: Al onze oude zekerheden gaan er aan; maar vind jij het erg? Toen ze jou uit dat kraakpand mepten, was je de held, maar je hebt tot op de dag van vandaag nog een pijnlijke arm. Laten we toch blij zijn, dat we de goden van het populair zijn en het volgen en zo mogelijk aangeven van de trend hebben laten vallen. Vroeger was je voor mij een beest; nu een engel. Zoals je nu mint!! ik zou er bijna mijn hoofd en mijn voorzichtigheid bij verliezen; ik vind je liever dan ooit. Jantje van mij, ik begrijp je zo goed. Je hart moet bloeden, nu al je vrienden en kennissen zeggen: Weet je, wie er tegenwoordig halleluja roept bij het Leger des Heils of zoiets: Jan!! Om je te begillen! Laat ze maar. God geeft iets beters terug (Matth. 19:29).
En toen: ik klaarde al wat op, toen ging ook nog de telefoon: Paul jij!?! (mijn jongere broer). Waar zit je toch? In geen tijden van je gehoord. Van Ina trouwens ook niet (de jongste uit ons gezin).
Nou, een heel verhaal. Werkten allebei, hadden met zn vieren een flat. Paul met ene Marian en Ina met een jongen, die Koos heette. Of ze getrouwd waren? Lang gelach Ien, moet je horen, wat een gotspe: hokt zelf, vraagt naar ons boterbriefje hahaha hahahahahaha. Waarom hij belde, na meer dan een jaar? En toen kwam het: Margot was op bezoek geweest. Marian doodzenuwachtig bij alle verhalen over dat kille, verraderlijke, hautaine kreng. Margot was echter heel leuk en heel lief geweest. Marian was bepaald wijs met haar. Wat zo opviel, was dit: Margot, toch al jaren een geheide antroposofe, was christelijk geworden, nog fijner, nog feller dan pa en ma. Wat ik daar nu van dacht.
En weer voor de derde keer op één dag, me niet schamen (Mark. 8:3 Voor Ab en Nel en Frans voor gek gegaan: Jezus na zo lange tijd mijn eigen broer: geef me kracht! Ik vertelde veel: Hoe ik vroeger ook wel eens Gods hand had willen grijpen, dat het toen mislukt was, maar nu gelukt; dat ik zo blij was, dat ik nu de gelegenheid kreeg om fouten goed te maken, om mijn eigenwijsheid af te leren. Ik had nog meer willen zeggen (Joke zat mee te bidden), maar hij onderbrak mij: Ho nou even. Joh, dit wordt me te veel. Moet ik echt even verwerken. Ik geef je Ina wel, die zit trouwens al een hele tijd van: ik wil m ook spreken. Nou, dag hoor, hier is ze, tot bels. Ha Jan! Dag Ineke, wat hoor ik nou toch van ene Koos? Maar ze nam het direct van me over: Ik luisterde al mee. Ja, we hebben zon ding daarvoor. O Jan, wat enig. Margot en jij en Joke zeker ook. Ik heb er ook zon zin in. Ik dacht aan Ab en Nel en Frans en wou wat zeggen, maar ze kwebbelde maar door: Maar Koos hè, die houdt hier niet zo van. En Paul; luistert nu mee, steekt net zijn tong uit; en Marian; heeft het over dat gedoe van Margot, hoewel ze haar zo aardig vond. Leuk om weer eens wat van je te horen. Is Joke daar ook? Wel, zo ging het nog even door. Weer iets om voor te bidden.