2.6.4.3 Jan en Joke, deel van Jezus plan om mensen te redden uit jeugdtraumas en pijn over nog niet verhoorde gebeden
Het jeugdtrauma van Margot Donker Ik heb de kaart van Jan en Joke om- en omgedraaid. En terwijl ik dat deed, gingen er allemaal combinaties door mij heen van namen van mannen en vrouwen. En mijn naam altijd alleen. Nu denken jullie misschien: daar komt weer een jammerklacht: mis poes. Ik vind het niet erg. Dat heb ik eigenlijk altijd al gehad. Dat eigenlijk geen levenspartner nodig hebben. En toch: één keer had ook ik een partner schreeuwend nodig. Gek hè? Ik had (en heb) een prachtig leven. In de tijd, dat ik mijn tekort bewust werd, had ik als beroep het voorbereiden van vakantiereizen. Ik kwam overal, zag veel, en toch: ik had een onvoldaan gevoel. Om in mijn religieuze behoeften te voorzien, was ik antroposofe, maar het gaf me niet dat, wat ik werkelijk wenste. Ik wilde iets doen, iets betekenen voor mijn medemensen, voelde mij zo leeg. Natuurlijk doen de antroposofen een heleboel, maar het was niet, wat ik zocht. Ik zocht Jezus, ik behoorde naar mijn innerlijke wens, bij Hem te zijn. Tussen Hem en mij was echter een onoverkomelijke barrière.
In mijn kinderjaren had ik veel goede dingen over God en Jezus gehoord, thuis en op school. Daar ruist langs de wolken, was mijn liefste versje. U zult zeggen: Wat was dan het probleem? Je wílde, je omgeving moedigde je aan. Kant en klaar om Jezus te volgen. Er kwam mij echter iets in de weg. Er groeide een versperring. Op zondagschool was er iemand, die het altijd maar over de hel had, pure bangmakerij. Die woorden besmetten mijn gevoelige kinderzieltje met zwarte zweertjes van me bedreigd voelen. Later smolten al die zweertjes samen tot een koortsende, etterende wond van agressie tegen Jezus, die ik eigenlijk lief had! Ik wilde het goede, maar moest het kwade doen (Rom. 7:21). Ik ging denken, dat christendom en terroriseren met angst voor de hel één en dezelfde zaak waren. Ik zag toen nog niet, dat het begrip hel maar een deel van de christelijke totaalvisie uitmaakt. Ik weet nu, dat je veel kwaad sticht, wanneer je dat begrip buiten alle proporties opblaast. Toen had ik dat echter nog niet door. Ik doorzag niet, dat mijn agressie een besmetting was, ontstaan door de averechtse werking van genoten onderricht.
Uiteindelijk werd toch op een keer alles duidelijk. Die barrière, die verschansing, werd toen in hoofdzaak opgeruimd (2 Cor. 10:5). Tot op de huidige dag ben ik samen met God bezig met het wegwerken van het nog resterende puin. Want ik had door die lange tijd van misverstand al heel wat tijd- en conditieverlies opgelopen. Nu ja, die jaren zijn niet blijvend verloren, ik krijg ze allemaal vergoed.
Hoe ging dat wegschuiven van die barricade nu in zijn werk? Bij mijn zoeken naar de waarheid kwam ik een fijne groep mensen tegen, die van God en Jezus vertelde op een nieuwe manier. Ik was al een tijd in hun kring, toen het tot een echt bevrijdend gesprek kwam. Ik vertelde hun van mijn jeugdtraumas en latere gedachten over dat begrip hel. Ik biechtte op, dat die overleggingen zelfs nog op dat ogenblik mijn verhouding tot Jezus vertroebelden. In mijn komen tot Hem zat nog een element van angst: als ik niet kom, wordt Hij kwaad! Zij wierpen mij tegen, dat God en Jezus niet door bedreigingen de mensen tot Zich trekken. Zij doen dat, door hun heerlijkheid en macht te tonen.
Van God gaan alleen maar goede, positieve dingen uit (Jac. 1:17), vervolgden zij: Als zijn wil werkelijk altijd kon gebeuren, ging er niemand de vernieling in (1 Tim 2:4). En zij besloten: Denk nu niet meer zoveel aan dat vroeger zo overdreven belichte onderwerp. Probeer maar liever zoveel mogelijk mensen te bekeren tot God, die goed is (Ps. 25: en tot Jezus, die een Vriend is (Joh. 15:15). Dat was toch ook de inhoud van de profetie, die onlangs over je werd uitgesproken? Die profetie wil je toch waarmaken; je wilt je er toch naar richten? (1 Tim. 1:1.
Ja, antwoordde ik: Maar hoe leg ik dat nu aan? Iedereen liep uit, wanneer Philippus ergens kwam (Hand. 8:6), maar naar mij komt niemand kijken.
Wel, zei één van de oudsten: Tegen Mozes werd gezegd: Wat heb je in je hand (Ex. 4:2). Nu, dat was een herdersstaf, zoals iedere vakgenoot die wel had. Met die staf gingen echter grote dingen gebeuren (Ex. 7:9, enz., enz.). Wat heb jij in jouw hand behalve je geloof? Een baan met een loon. Besteed een deel van dat salaris, een tiende bijvoorbeeld (Mal. 3:10) om zielen voor Jezus te winnen. Dan heb je alvast een uitgangspunt. Dan begin je al een beetje te werken in de oogst van God.
Nou, en zo ben ik van start gegaan. Ik leerde het offertje brengen van iets minder mooie jurken kopen. Ik wendde, wat ik had geloof en geld aan voor het koninkrijk van God. In mijn karakter ontwaakten allerlei nooit vermoede bekwaamheden. Hinderlijkheden stierven af: ik merkte, dat ik boeiend begon te spreken; een zekere hautainheid, waar bijvoorbeeld Joke als de dood voor was (2.2.8.7) verdween; een soort gewiekstheid, die wel eens als valsheid werd uitgelegd door Jan (2.2.8.3) en Paul (2.5.8.1) smolt weg als sneeuw voor de zon. Ik durfde best mijn gezicht eens te verliezen, al viel het in het begin echt niet mee. Ik denk bijvoorbeeld aan die keer, dat ik uitgerekend door Joke vernederd werd (2.2.8.7). Ik ontving steeds meer van de Heer. Twee talenten werden er vier. En nu: Joke bekeerd, Jan bekeerd, vragen aan God in de gemeente om een zegen over hun huwelijk. God helpt hè, maar door hun ervaringen bemoedigt Hij ook mij. Met nog meer vuur ga ik door met puinruimen.
De gebedsverhoring van Fred en Wilma Donker Maandagavond werd ik opgebeld. Ik zal dag en datum 25 januari nooit vergeten. Het was Jan, mijn oudste. De jongen, waar ik zulke grote verwachtingen van had (Gen. 49:3). Ik had gewild, dat hij dominee werd en antirevolutionair voorman. Hij werd atheïst en revolutionair voorman. Nooit belde hij meer op. Nooit deed hij eens die oversteek vanuit Vlissingen. Nu ja, die ene keer dan met Joke, maar dat bezoek werd bepaald geen succes. We hadden het er zo moeilijk mee, dat ze zomaar wat hokten; dat overschaduwde het gesprek. En verder zagen we hem eigenlijk alleen nog maar een keer op de t.v. Gefilmd als aanvoerder bij een straatrel. En nu die totale verrassing: Pa, morgen ligt er een brief door de deur. Moe en u worden daarin uitgenodigd voor ons huwelijk op woensdag 3 februari. Er staat een bijbeltekst op de kaart. Joke en ik hebben ons bekeerd. Hij zei nog veel meer: over de eenvoud en de puurheid van de boodschap van de liefde van God en Jezus; over de velen, met wie hij en Joke nu de Heer dienden; dat hij spijt had, dat hij ons verdriet had gedaan, maar dat hij van nu aan blijdschap wilde verspreiden; hoe hij deze gelegenheid om Jezus te gaan dienen zag als de grote herkansing. Maar toen werd het Wilma gewoon te veel. Ik moest haar wel de telefoon geven. Zoals ze dat riep: Jan, jongen, heeft Jezus nu ook voor jou de naam boven alle naam? Daar heb ik voor gebeden; al die jaren. Vertel toch eens, hoe alles is gegaan! Ze luisterde intens, zei alleen een keer: Oprechte bekering houdt berouw in. Later, toen ze de telefoon had neergelegd, straalde haar gezicht. Fred, zei ze: God brengt een keer in ons lot. We hebben de naam van Jezus aangeroepen voor al onze kinderen. Margot is al weer bijna een jaar in zijn kudde. Nu Jan en Joke. Wat zei die jongen dat fijn: Ma, ik praatte mijn hoofd heet op vergadering na vergadering, maar mijn hart was zo verkleumd. Nu is mijn hart warm en mijn hoofd is koel. O ja ma, dit moet ik u ook beslist zeggen: ik heb berouw, dat ik u heb laten huilen.
Die avond hebben we lang hand in hand gezeten. De t.v. was uitgebleven. We dachten aan ons innerlijk. Wat was het gewond geraakt door alle lang onverhoord gebleven gebeden (Spr. 13:12). En toch was God al direct met de verhoring begonnen (Dan. 10:12). Maar er was tijd nodig. Nu echter stonden onze harten in volle bloei door wat we, eerst van Margot en nu weer van Jan gehoord hadden (Spr. 13:12). Allebei hadden we nu geloof voor Paul en Ina (2.5.8.1). Het was een avond met een sterretje. En: we verwachten een dag met een ster. 3 februari: heel vroeg op de pont. Met de trein naar Rotterdam. Daar komt Margot er in, dan samen verder naar Amsterdam. God voorziet in alle behoeften (Philipp. 4:19).