2.6.4.8 Jan en Joke; deel van Jezus plan om mensen te redden uit twijfels en obsessies
De twijfel van Frans Montfort Jullie hebben nu zoveel gehoord van een hele karavaan mensen. Hier komt toch nog een verslag van de vanouds bekende Jan Donker. Nu zeg je: En er staat boven: Frans Montfort? Geduld; die komt straks nog opdraven. Nu eerst dus dat verslagje.
Van studeren komt op het ogenblik echt niet zoveel. Bende dingen te regelen voor zon bruiloft. Daarom heb ik die SPD-studie (2.3.7.3) even op een zacht pitje staan. Nog lang voor het november is. Eens kijken; om tien uur morgenochtend naar het station met de auto. Pa, ma en Margot afhalen. Half elf verwachten we de hele meute Willems. Zes man sterk! Paul en Ina met vriendin en vriend zullen er dan ook wel zijn. Alle gasten worden verwelkomd met koffie en cake. Gelukkig, dat Corrie, Lien en Nancy helpen. Het is natuurlijk wel zo: er is minder te regelen dan bij een gewone bruiloft. Ons huis is kant en klaar: eigenlijk is het iets van niets. Maar toch: al die verschillende mensen bij elkaar. Tegen iedereen echt gemeend vriendelijk zijn (Philipp. 4:5). Zorgen, dat ze het niet te moeilijk met elkaar hebben. Paul vol rebellie en pa vol gezag is gezag uit elkaar houden. Ertussen springen, als de vlam in de pan dreigt te slaan. Al die mensen proberen te bereiken, nuttig proberen te zijn voor iedereen. Misschien is er nog wel gelegenheid, om iets goeds, iets opbouwends te zeggen (Ef. 4:29). Je kan toch nooit maar eens weten. Misschien ook krijgt er wel iemand oog voor zijn eigen diepste belang. Ik heb ondervonden, dat leven met Jezus het meest nodige is; wat zou het fijn zijn, als op onze bruiloft... Ho, ho, niets forceren.
Kijk, een paar weken geleden, zou ik nog driftig geprobeerd hebben, uit deze situatie munt te slaan voor God. Wat is die oude doe het zelf mens in mij al op zijn retour. Ik kan rustig zeggen: Heer, ik hoef alleen maar de door U geschapen gelegenheid te gebruiken (Col. 4:5). Ik hoef die gelegenheid nog niet eens zelf te scheppen ook. Zeker zal ik wijsheid krijgen om niet voorbarig te zijn. Ik zal mensen, die voor de vreugden, die God geeft, geen belangstelling hebben, met rust kunnen laten.
En nu komt Frans. Daar zaten jullie op te wachten. En maar denken: laat Jan nu niet te lang praten: ik wil Frans met zijn twijfels (2.5.8.1). Ik kwam hem tegen, toen ik nog even naar het hotel ging om nog iets voor de receptie te regelen. Hij stevende op mij af: Sorry Jan, dat ik toen wat honds deed. Juist die avond nam er iemand het woord, die het eigenlijk onbedoeld over dat contact tussen ons kreeg. Hij zei, dat je iedereen in zijn waarde moest laten. Over niets moest je honend doen. Anders maakte je iets moois kapot in een mensenziel. En toen dacht ik aan jou. Heb ik je bezeerd? Dat zou te dol zijn, want in onze praatgroep keren wij ons juist tegen de harde, kapitalistische orde, die zo bezerend werkt.
Hier herkende ik Frans weer, zoals hij meestal op mij en anderen overkomt. Hij wordt wel eens genoemd: Frans met zijn welzijnsroomklopper. Jullie kent het type wel: altijd bezig met warm, begrijpend invoelen op nieuwe menselijke relatiepatronen, en dat soort praat. Maar hij ging al weer verder: Kijk en dat is het nu juist. Als je niet kapitalistisch wilt denken, word je al gauw op een andere hoop gegooid. Maar ik wil niet in welk vakje dan ook gepropt worden. Twijfel is het wezen van mijn zijn. Ik zet bij alles vraagtekens. Jij hebt een uitroepteken gezet. Ik zou dat ook wel willen. Maar ik kan het eenvoudig niet. In wezen is mijn levenshouding overigens gemakkelijker dan die van jou. Nu jij ja hebt gezegd, moet je wat gaan doen. Ik zeg altijd ja... maar en hoef dan ook nooit wat te doen. Toch heb je mij aan het denken gezet. Misschien is het wel de bestemming van de mens om één keer ja te zeggen en dan handelend op te treden. Maar daarover heb ik ook weer twijfels.
Ik wachtte op een sein van de Heer, of deze gelegenheid ook zijn gelegenheid was. Maar er kwam geen sein. Daarom volstond ik met te zeggen: Kerel, ik was inderdaad even pijnlijk getroffen. t Is echter al lang over. En morgen ga ik trouwen. Kom gerust op de receptie in Havenzicht, vijf uur. En toen kwam er toch een signaal: Zeg hé... maar jij zit tóch in een vakje. Dat van de twijfelaars. Jouw kracht wordt afgetapt naar een eindeloos moeras van vragen en vragen. Eigenlijk ben je zo tot het eind van je leven inactief. Dat is toch jammer, want je bent een clevere knaap. Voel je echt niets voor het Antwoord? Als je zin hebt, kom eens langs. Nog een praatgroep: jij, Joke en ik. En we maken er een doe-groep van. Hij liep lachend mijn woorden wegwuivend door en ik ging met lichte pas weer verder naar de plaats van de receptie: fijn, nu feest... en morgen... en alle dagen (Spr. 15:15).
De obsessie van Henk Scholten Daag, hier is Joke. Jullie hadden genoeg van mij hè? Lien is het nu helemaal, hoor ik én Carla én Karel... ondankbare lui, jullie. Goed, ik houd het kort. Wat? Jullie wachten op Henk. Ja, direct hoor.
Druk geweest, de afgelopen dagen! En nog onverwachte verwikkelingen ook. Hendriks, de afdelingschef (2.2.8.6), maakte opeens moeilijkheden: Nu je dan eindelijk... (let even op dat pesterige eindelijk) cheffin van de zaal bent geworden, kun je niet koud bij het begin met vier dagen huwelijksverlof. Je moet je nog helemaal waar maken. Maar De Jong heeft het allemaal geregeld en zo ben ik nu vanaf maandag thuis tot vrijdag.
Bij het winkelen vandaag zag ik Henk nog. Ja hoor, hij is er. Joke van vier verhalenseries lang heeft wel mooi afgedaan bij jullie, merk ik. Goed dan; ik zag Henk (2.5.8.3) dus. Hij leek nors de andere kant uit te willen kijken. Er was naar de mens gesproken geen gelegenheid. Maar God zei: Mijn gelegenheid. Zeg iets gezelligs tegen hem. Hoi Henk (hij stond aarzelend stil): Morgenavond groot feest. Receptie. Jan en ik gaan trouwen. Kom je om vijf uur in Havenzicht? Hij grinnikte: tuurlijk; ik wil zon bezopen bourgeois-troep wel eens meemaken. Als er maar wat te eten en te drinken is. Toch niet alleen vruchtensap hè? Even zo goed fideel van je om niet na te etteren, nu Jan uit het collectief gestoten is. Ik kom.
Ik keek hem zo eens aan. Wat was hij star, haast, of hij door iets werd gebiologeerd. En opeens wist ik het: het Marxisme-Leninisme in één van de vele soorten, die er zijn, is voor hem een geloof geworden. Dat geloof echter heeft niet als kern de liefde van Jezus en de liefde voor Jezus. De kern van Henks geloof is een harde, voortjagende macht, een knoet, een stok eigenlijk, die hem afranselt. Daarom is mijn geloof een fontein (Joh. 4:14), het zijne een obsessie. O, wanneer wordt die stok gebroken? (Jes. 9:3). Ik draalde nog even, wist niet goed mijn houding te bepalen. Wat kijk je me aan, zei hij, opeens wat grauwerig: Dat deed Jan ook; mij aankijken. En... zijn hand op mijn schouder leggen. Jullie zijn zo gevaarlijk; en je weet het niet. Zal ik je eens wat vertellen: ik kom niet, morgen, veel te link. Iets of iemand probeert door jullie heen mij los te weken van mijn trouw aan de beginselen. Neen, ik weet het heel zeker; ik kom niet. Maar even goede vrienden hoor. En veel plezier, morgen.
Vreemde ontmoeting; maar niet verder over denken nu. Leuk morgen, al die mensen. Ik zie wel een beetje op tegen Jans ouders en mijn eigen ouders. Het is ook zo gek; aan niemand heb ik verteld van Marcel of Annemarie. Niemand heeft er ook maar op gezinspeeld zelfs, na Ilona die ene keer. Ik zou het zo fijn vinden, als die hele huwelijksdag voorbij ging, zonder dat iemand er erg in had. Maar je ouders; die hebben het door. Ach, wat maak ik mij zorgen; het zijn toch allemaal christenen. Zij zullen van zwijgen weten daarover en van luisteren, als ik het verhaal van onze bevrijding vertel. En ik ga het vertellen. De manier, waarop wij uitgered zijn, mag overal bekend worden. Iedereen, die ook het rijk van God probeert te bereiken, zal moed kunnen putten uit onze ervaringen. Ik hoop toch zo, dat ik morgen mensen kan bereiken om te vertellen van Jezus. Ze weten bijna allemaal oppervlakkig het één en ander van Hem, maar het behoort dieper door te breken bij iedereen. Ons kapotte huwelijk werd hersteld, al klinkt dat een beetje gek. Want morgen wordt dat huwelijk pas officieel. God wil alles en iedereen herstellen. Ik geloof, dat het bij Hem nu mooi is en dat het later allemaal nog mooier voor ons wordt en nog later: zo onbeschrijflijk prachtig (2 Cor. 12:4).
Maar goed; ik ga er morgen niet met de botte bijl op in. Ik zal ze met list vangen (2 Cor. 12:16), als het tenminste zo is, dat God, persoon voor persoon, het signaal voor de jacht geeft. Och; misschien doe ik ook wel niets; schrei ik wat bruidstranen en laat ik het er verder maar bij.
Maar nu moet ik naar de keuken en naar de eiertulband