1 december: even in de herinnering opfrissen: ik ben Jans vader; hoofdonderwijzer ergens in Zeeuws Vlaanderen. Vroeger was de verhouding met Jan en Joke niet zo best. Maar na hun bekering en huwelijk en vooral na de geboorte van Marcel, is de kwaliteit van het contact optimaal. We zijn er natuurlijk zo gauw mogelijk na de gezinsuitbreiding geweest. Ons eerste kleinkind! Ik had toen al eens met Jan willen spreken over van alles en nog wat. Niet zo'n uitzichtloze discussie, zoals we die vroeger hadden. Nee, ditmaal lekker opbouwend. Het kwam er echter niet zo van. Maar heel onlangs heb ik hem weer eens opgebeld. Op de t.v. was een programma geweest over geestelijke gemeenschap tussen Christenen: 'Gemeenschap der heiligen' noemden wij dat vroeger. Het was een soort gedachtewisseling tussen wel veertig mensen. Onbevredigend natuurlijk. Er kwam echter wel dít uit, dat de mooie theorie echt niet klopte met de praktijk. Dus ik vraag: "Of hij dat programma had gezien." "Ja, dat had hij dan." "Of hij er ook zo'n chaotische indruk van had gekregen." Nou, toen kwam hij op zijn praatstoel. Hij zei: "Pa, laat je nu niet in de war brengen. Wanneer je bekeerd bent en wedergeboren, dan leer je vanzelf al het aardse geknoei af te leggen. Je gaat streven naar hemels werk en dán vind je de gemeenschap der heiligen. Alleen: je moet niet gaan wachten tot de anderen iets doen. Het dient van jezelf uit te gaan. Neem nu Jezus; werd Híj zo verwend met begrip, warmte en bescherming van zijn medestanders?! Nee toch. Maar ondanks alles droeg Hij die warmte en bescherming zelf wél uit. Ik hoorde daar laatst een mooi voorbeeld van. Een medegelovige kreeg van de oudsten van zijn gemeente te horen, dat hij niet meer mocht profeteren, zelfs niet meer hardop bidden in de sam. Een of ander stom misverstand. Hij gehoorzaamde. Bleef echter, tijdens bedieningen en zo onopvallend, maar heel intens, meebidden. Kijk, dát is gemeenschap der heiligen; geven, zelfs al ontvang je niets; in zijn geval kwam het op Gods tijd met dat ontvangen ook weer goed."
En zo ging het nog even door. Maar toen brak hij zichzelf af: "Pa, het is mij er niet om te doen om gelijk te hebben (1 Cor. 11:16). Dat wilden veel van die lui vanmiddag. Maar ik leg gewoon mijn mening aan u voor. Wat denkt ú nu?"
En het wérd met toch een gesprek. Kijk, dat vind ik nu zo heerlijk, dat God de hele wereld, ook mij, ook mijn zoon, in het oog houdt om ons â?zo mogelijk- goed te doen. En weet je, wat ook zo fijn is: dat Jan zich niet laat verleiden door zijn geestelijke groei om hoogmoedig te worden. Hij blijft ootmoedig. Ik ben zijn vader, maar ik wil van hem leren.
En nu zul je zeggen, dat je nog niets van 'het kind' weet. Maar dat komt wel, dat komt wel. Even geduld en dan weet je alles: tot de lengte in centimeters toe. Maar â?zeg nou zelf- is dat nou praat voor zo'n oude vent als ik.