Ik lig alleen, ruzie met Joke: ik wilde dat ze nog een borreltje schonk. Zij: Nee, je hebt er al genoeg gehad; waarom heb je nu niet eens gewoon genoeg aan koffie. Wel, de poppen waren al weer aan het dansen. Nu ligt ze op t logeer, wou niet in één bed met mij. Ik kan niet slapen, dat is het gevolg. Trouwens, ik hoor ook haar bed kraken. Wat gaat er toch zo gruwelijk mis; ik ben geen drugslaaf, eet niet overmatig, heb t op kantoor toch altijd redelijk gedaan. Tientallen kuilen, waarin ik anderen zag vallen, heb ik vermeden. Ik ben geen uitgesproken alcoholist, rook nog niet het meeste, ben niet altijd op de been met vuile moppen: en toch heb ik het idee, dat ik ook in een kuil ben gevallen. Hoeveel zijn er dan wel niet!? k Wou, dat er eens een hand kwam om me uit die put van mismoedigheid te halen en me uit die kuil van zelfbeklag te helpen. Groene weiden met vlinders erboven; ik heb er altijd naar verlangd. Maar ik zit op een vuilstortplaats, die krioelt van kakkerlakken. Dat is nu mn dank. Ik heb zoveel overgehad voor anderen. Vrijwillige medewerker in het buurthuis; heb ik ook nog gedaan! Eigenlijk een prima kerel toch; en nu: verbannen van wat blij maakt, ontredderd. Ik heb het idee, dat ik nog een ziekte heb ook, los van die overspanning. Alles is zo donker; al zo lang eigenlijk, als ik die occulte boeken lees (Jesaja 8:22). Jan jongen, je bent mislukt: o, daar is die paniek weer; dat grote, rode beest: je máákt het niet; je máákt het niet