Er was eens een aardig lief blondje de lach die weerklonk uit haar mondje dat vond ik wel raar neen je zag het niet maar op haar wang had zij daar een klein wondje.
Er was eens een bakker in Zandbergen moest veel van zijn beenspieren vergen want door die matten die ze steeds wilden jatten was hij 't moe dat z' hem daarvoor steeds tergden.
Een pintelier uit Putkapelle als hij dronk schreef hij nog een novelle hij dacht aan de sagen die voor hem al vastlagen ‘k ben verliefd op die mooie Rachelle.
Mijn lief was in 't klooster getreden daar werd gans de dag slaafs gebeden dat had ze beloofd met een kap op haar hoofd en daarvoor moest ze zich wat verkleden.
Een bloemen verkoopster uit Maastricht die taak had haar leven iets verlicht dat kwam door die job want ze stond in een shop maar daardoor voelde zij zich wat verplicht.
Ik moest eens een briefje opstellen doch moest wel de lettertjes tellen maar eentje verkeerd wat er ook word beweerd maar de woordspeling zit in mijn cellen.
Er was eens een vrouw die jong wou zijn dat deed ze zo maar niet voor de gijn ze ging op dieet maar ze hield het discreet want in de staart zit hem juist het venijn.
Er was eens een kroonprins uit Laken die voelde zijn botten reeds kraken wat had hij gedaan heeft in de krant gestaan waar de mensen nu nog over praten.
Een bonobo op wandel in Planckendael zijn krijs en zijn schreeuw in een vreemde taal die ik niet verstond maar ze wel aardig vond maar die komt niet voor in ‘t ganse verhaal.