Een klacht van een oude weduwe in de harde winter van het jaar 1838.
Ik ben enige jaren weduwe geweest,
Ik ben bijna tachtig jaar,
Maar het leven verveelt me haast,
Want het wordt een wondere wereld.
De oude dracht gaat helemaal weg;
Ja, sommigen dragen t nog;
Ik denk zo vaak wel bij mijzelf
"Waar moet dat heen, O heen
Ik hoorde onlangs alweer wat nieuws
Van het ijsvermaak op zee.
De vrouwen met de schaatsen aan,
Die reden op Kofmans reede,
En Reinder Duif die goede man,
Had daar een tent staan
Daar dronken velen een kopje thee,
En keken de baan langs
Hem heugt nog, hoe we in wintertijd,
Hier prikten op het ijs
Die nacht, toen sliep ik stil in 't bed,
Kwaad dromend tegen de morgen;
Maar ik wachtte tot de zon opkwam;
Toen kleedde ik mij aan.
Maar kort daarna riep Saling Jans
Van prikken op de baan
Door vrijsters boven vijftien jaar
En op zijn Hindeloopers gekleed.
Toen schreeuwde ik het uit: "Dat moet ik zien;
Dat is nog naar de oude trant
En van het echte soort".
Toen het tijd werd deed ik de schort (rok) over het hoofd,
En ik liep naar de Oosterdijk.
Daar zag toen de vrijsters staan:
Wat hadden ze een bekijks
Ik vroeg toen het prikbestuur:
Wie zijn dat allemaal?
Mijn oudje, zei een daar heb je een lijst.
Toen was ik ineens klaar.
De bril zette ik op de neus,
Ik ging zitten op een steen,
en keek het papiertje door;
Daar stonden één voor één
Twee mietjes, Bietjes en Janneke
Hok, Klaske, Tjerke, Hid, Jentk
Liebe, Trien en Janke, Teade,
En seitje van Anske Smit
Toen ging ik bij de palen staan,
En het duurde niet lang,
Of ik hoorde daar de trom slaan.
En 't spel ging aan de gang.
In t eerst ging het niet best van streek,
Ze hielden t niet in t roer,
Jentk prikte eerst gewend, Hid over de ijsbaan,
En Libbe in een scheur;
Sietje rolde van de slede af,
En mietje op Texel aan
Maar bietje nam het trager op
Kom ik er vandaag niet, dan kom ik morgen.
De anderen deden het meer bedaard,
En prikten niet zo fel
Als Janke: zij deed goed haar best,
Want het lijf sprong op en neer
Wat juichten ze toen om die grap,
Elk lachte toen zijn best?
En ik, hoe oud, ik hield het lijf.
Met beide handen vast
Op t laatst toen leerden ze wat aan
En gleden recht langs 't ijs,
Maar Liebe en Janke konden het hardst
En wonnen elk een prijs
- dr A. Buma-