Het is vandaag een vrije dag op zee. Stockholm, onze volgende aanleghaven ligt nog 475 zeemijl ver. Het is brunch aan boord. Een brunch om U tegen te zeggen. Het is een huzarenstukje om zulk een feestmaal voor te schotelen aan meer dan 2000! gasten. 150 chef-koks, bijgestaan door een veelvoud aan keukenpersoneel toveren elke dag de meest verrukkelijke lunches en diners op ons bord. De Amerikaanse toeristen, het talrijkst aan boord, vallen op door hun gebrek aan eetcultuur. Speciaal voor hen schrijf ik deze eenvoudige richtlijnen: Beste, Brusselse wafels, pannenkoeken en flensjes smaken zoveel lekkerder zonder die kwak ketchup, in wijn doe je géén ijsblokjes, mosselen en oesters eet je niet met mes en vork, als je je bord minder vol schept voorkom je dat je onderweg naar je tafel een deel verliest, nagerecht en ijsjes eet je het laatst, het past echt niet bij spek en eieren.
Actrice Alice Toen, 87 jaar jong, reist ook mee in onze groep. Bob heeft haar gevraagd of ze op een vrije dag als deze een stukje wil brengen uit haar monoloog 'Charlotte'. Alice treed deze namiddag op in één van de conferentie zaaltjes op het schip. Bob zorgt voor de champagne en knabbels, Alice voor een kort, onderhoudend en gezellig fragment uit haar toneelstuk. Een onverwacht extraatje en dat maakt van deze dag op volle zee een 'feest'dag.
Op weg naar onze eerste aanlegplaats in Noord Duitsland zijn we onder de 'Grote Belt' brug gevaren. Deze brug is 17 kilometer lang en is hiermee de derde langste hangbrug ter wereld. Ze verbindt west en oost Denemarken met elkaar. De overspanning hangt 65 meter boven het wateroppervlak en ons cruiseschip kan er maar net onderdoor. Bob heeft zowaar op deck 3 een desk weten te bemachtigen met schrijfbord en 'blikken man'. Daar houdt hij dagelijks zijn vragenuurtje voor onze groep. Op het bord noteert hij in 't blauw en in 't rood de activiteiten van de dag. Iedereen komt eens langs zijn bureautje met een vraag, een anekdote of om van de heerlijke chocolade zeevruchten te snoepen ( zijn die nu nog niet op ?! ) Vanavond is het 'formele' avond aan boord. 'Formeel' betekend dat iedereen zich opdirkt, de dames in hun mooiste kleedje, de heren in kostuum, hemd en das of een smoking. Kortom, een 'chique' bedoening. Je kan de Griekse kapitein, ook op zijn paasbest, groeten en de hand schudden, terwijl een fotograaf dit gebeuren digitaal vastlegt. Ons doet dit nummertje teveel aan sinterklaas denken en we schuiven met z'n twaalven aan aan een mooi versierde ovale tafel. Fotografen met professionele camera's maken deze avond duizenden foto's. Iedereen die er zin in heeft poseert in hun mooiste outfit. 's Anderendaags kan je de foto's bewonderen in de fotostudio. Ze zijn erg mooi, erg groot, erg blinkend maar vooral erg duur! We zullen ons maar tevreden stellen met foto's van eigen maak, misschien minder mooi maar ook minder geposeerd.
De volgende morgen varen we Warnemunde binnen, een weinig bekende vissersstad en badplaats in het noorden van Duitsland. Warnemunde ligt aan de Oostzeekust in de deelstaat Meckelenburg-Voor-Pommeren. Van hieruit kan je via de rederij een uitstap maken naar Berlijn. Maar het is 3 uur rijden met de bus en nog eens 3 uur terug. De vele Amerikaanse toeristen aan boord laten zich hierdoor niet afschrikken en vertrekken, fototoestel in aanslag, naar het toch wel verre Berlijn. Wij ontdekken liever de gezellige stad Warnemunde met zijn typische vuurtoren, wandelpromenade en huizen die een beetje Hollands aandoen. De Constellation ligt vlakbij aangemeerd, dus lunchen we deze middag aan boord. In de namiddag rijden we met de trein naar Rostock, een verrassend mooie Hanzestad. We dwalen er een beetje rond en bewonderen de grote markt met opvallend roze stadhuis, het universiteitsplein met mooie fontein, enkele goed bewaarde stadstorens........ Een terrasje in de milde zomerzon doet deugd.
Om kwart voor negen staan we met z'n veertienen ( twaalf reizigers en twee uitwuivers ) op de stoep van de Sint Bavo straat in Wilrijk te wachten op de bus. Maar de bus is te laat. Busje komt zo! Reisleider Bob De Wachter laat het niet aan zijn hart komen en tovert chocolade chips en dito zeevruchten uit zijn omvangrijke valies. Terwijl we staan te snoepen van de chocolaatjes draait de paarse ADS bus het hoekje om. Een bijna twee uur durende bustocht brengt ons tot bij de cruise terminal aan de Piet Hein kade in Amsterdam. Even voor Amsterdam pakken donkere wolken zich samen en begint het te regenen, nee, te gieten! De buschauffeur weet een droog plekje in de grote terminal. Vriendelijke hostessen wijzen ons de weg naar de incheckbalies. Het verwondert ons hoe vlot en efficiënt de inscheping gebeurt. Zo'n 2000 passagiers zullen de volgende uren hier aanschuiven om in te checken. Onze grote valiezen zijn we al kwijt. Persoonlijke gegevens worden gecontroleerd en onze sea pass klaargemaakt. Dat pasje, gelijkend op een identiteitskaart, is een heel nuttig ding. Het is je kajuitsleutel, je betaalkaart aan boord en je registratiekaart die je telkens toont bij het verlaten en binnenkomen van het schip. We komen aan boord van de Celebrity Constellation en direct staan er al fotografen klaar om onze entree op harde schijf vast te leggen. Op deck 10 staat er een uitgebreid lunchbuffet opgesteld. Later zoeken we op deck 7 onze kajuit op, een ruime buitenkajuit met klein balkon. Kort voor het afvaren van het schip is er de 'drill', de voor alle opvarenden verplichte reddingsoefening. Iedereen komt naar een aangeduide plaats op het schip waar stewards de procedure overlopen mocht het schip in moeilijkheden komen. Gelukkig hebben we over een bijna rimpelloze zee gecruisd. Onvoelbaar heeft het grote schip zich losgemaakt van de Piet Hein kade en vaart het Baltische avontuur tegemoed. Bob heeft op deck 11 in de nu nog rustige Reflections bar de champagne laten koud zetten. Hij wil ons welkom heten op de cruise en overloopt het programma voor de komende dagen. De champagne vloeit rijkelijk en daar zijn de chocolade chips en zeevruchten weer! Het avondmaal in het prachtige San Marco restaurant op deck 4 is een feest. Bob heeft een tafel voor twaalf gereserveerd. Elina uit Oekraïne en José uit Honduras zullen ons aan tafel bedienen gedurende gans de cruise. Het eten is delicieus, de wijnen van een uitzonderlijke kwaliteit. Bob vertelt ons één van zijn sterke verhalen uit z'n 40! jarige reisleider carrière en Hortence, een vrolijke dame uit Hofstade, zet iedereen aan het lachen met een vertelling over haar kattin die verkeerdelijk de jongensnaam Richard meekreeg. De toon was gezet voor een amusante en mooie cruise!
In dit laatste hoofdstuk vertel ik graag hoe ik door de jaren de post van Lier zag evolueren en veranderen. Oude postbodes gingen op pensioen, nieuwe, 'frisse' mensen kwamen de Lierse postfamilie versterken. Ik denk hierbij aan Jef Andries en Jan Van Dessel. Jan miste, met zijn erg lange haren, zijn entree zeker niet. Jan zijn kapsel was ook postmeester De Cuyper niet ontgaan en talloze keren maande hij Jan aan: "Mijnheer Van Dessel, wanneer gaat ge uw haar laten snijden!?" Bij Jan ging dat in dovemansoren en vandaag draagt hij zijn haren nog altijd lang. Ook de Mon, Annie en Patrick zijn in die dagen de postrangen komen vervoegen. Mon dronk al eens een pintje te veel en de woede uitbarstingen van Patrick zijn mij en menig ander personeelslid altijd bijgebleven. Wat kon Patrick furieus kwaad worden als er iets niet naar zijn goesting was. Zaken die dan dicht in zijn buurt lagen werden opeens gevaarlijke projectielen. Zo zie ik nog de beker hete koffie de lucht ingaan en op zijn belangrijke documenten terechtkomen. En dat toetsenbord van zijn computer zag er ook heel anders uit nadat hij het met zijn twee vuisten had bewerkt. Patrick had zich echt niet onder controle met alle gevolgen van dien. En dan waren er nog de Ronny, de Koen, Ludo, Luc, Walter, Marleen, Viviane, Liliane... te veel om op te noemen maar allemaal fijne collega's waarmee het prettig samenwerken was. Ook postmeester De Cuyper ging op pensioen. In de volgende jaren werd de post van Lier geleid door tal van postmeesters, strenge, puntuele, rechtvaardige, soepele, menselijke.... In die laatste categorie zou ik zeker postmeester Roger Reekmans willen plaatsen.
De post van Lier breidde gestaag uit. Ik herinner me nog goed de opening van de bijkantoren: Lier 2 gelegen aan het Leopoldplein, later op de Antwerpsesteenweg, Lier 3 in de Berlarij en Lier 4 op de Lispersteenweg. Het werden onmisbare postkantoortjes, dichtbij de mensen. Maar nog niet zo lang geleden werden ze allen terug gesloten en vervangen door postpunten in buurtwinkels en grootwarenhuizen.
In 1982 werd het kantoor in de Florent Van Cauwenbergstraat echt te klein. Een verhuis was op til. We namen onze intrek in een gloednieuw, modern kantoor in de Kruisbogenhofstraat, daar waar het postkantoor thans nog altijd gevestigd is. We hadden opeens plaats in overvloed. De werkposten van de facteurs en de sorteerkasten werden expres ver uit elkaar geplaatst om de grote ruimte op te vullen. Het bureel van de chef-facteur werd zelfs op een verhoog geplaatst van waarop hij een goed overzicht had op zijn postmannen en -vrouwen. Jan Borremans uit Duffel was toen chef-facteur, naar mijn gevoel de beste chef die we ooit hadden. Hij was blijgezind, recht door zee en steeds in de weer voor zijn personeel. Jan is helaas ernstig ziek geworden en veel te vroeg overleden.
De post van Lier breidde nog verder uit. De late ploeg, tot dan een twee mans ploegje van niks, werd versterkt. Marleen Mariën, overgekomen van het kantoor van Koningshooikt, kwam mee sorteren in de namiddagploeg. Rudy Persyn werd chauffeur in de late. Zijn werk was ook mee sorteren en verschillende buslichtingen. Vrij dikwijls moest hij ook al postpakjes bij verschillende firma's gaan ophalen. Het was het prille begin van wat weinige tijd later een geheel nieuwe, rendabele dienst zou worden, de taxipost dienst. Verschillende chauffeurs haalden pakjes op en leverden taxipost zendingen af bij vele firma's in en buiten Lier, twee bedienden deden het bureel werk, één in de vroege en één in de late dienst, én een man in het station in Lier waar toen alle zendingen toekwamen en vertrokken. In de late ploeg was het toen prettig werken, een vriendenclubje ondereen. Er werd heel wat (handmatig) af gesorteerd in die tijd. Ik herinner me nog duidelijk dat het toen heel normaal, bijna gebruikelijk was, dat verschillende firma's hun post persoonlijk kwamen afleveren achteraan in het postkantoor. Zo denk ik terug aan mijnheer Van Rooy, hoofdredacteur van het stadskrantje 'Ons Lier', die steevast elke donderdagnamiddag zijn krantjes naar de post bracht. In elke hand had hij een flinke stapel krantjes, stevig met een sterk touw bijeengebonden. Eén bundeltje bevatten de abonnementen voor Lier zelf, de andere stapel voor gemeenten buiten Lier. Na een kort praatje met Mr. Van Rooy waren we weer op de hoogte van de belangrijkste gebeurtenissen in de Pallieterstad. De stadskrant 'Ons Lier' hield in 2006 op te bestaan. Ook die mevrouw van de firma 'Partek Ergon' kwam bijna dagelijks langs om de briefwisseling af te geven. En hoe zou het zijn met die man van 'De Duivenkrant'? Ook hij kwam de krantjes voor de duivenliefhebbers altijd persoonlijk afgeven en wou zich er dan van gewissen dat zijn krantjes direct zouden behandeld worden. Dat leidde al eens tot een pittige discussie tussen de man en de sorteerders.
Ik heb de nachtsortering weten komen. Tot dan moesten de postbodes 's morgensvroeg eerst de sortering per ronde doen. Met de invoering van de nachtdiensten konden de postbodes direct hun eigen ronde beginnen klaarmaken. Jantje, de Guy en de Ronny waren 'de mannen van de nacht'.
De komst van een grote codeermachine leidde weer een nieuw posthoofdstuk in. Tot dan toe werd enkel de post van Lier en deelgemeente Koningshooikt in Lier verwerkt. Vanaf dan werd ook alle post van Boechout, Hove, Kontich, Nijlen, Putte, Ranst en Berlaar naar Lier gebracht om klaar te maken voor verzending. Vooral in de vooravond was het voor alle sorteerders en codeerders een drukte van jewelste. Hoeveel duizenden brieven, waarvan de postnummers moesten ingetikt worden, zouden er op de desk van Marleen, Viviane en Katleen gepasseerd zijn? Het leek bijna op een wedstrijd hoe razendsnel hun vingers over het kleine toetsenbord gingen. Maar ook die toendertijd onmisbare machine, waar we eigenlijk een beetje fier op waren, heeft het moderne posttijdperk niet overleefd. De codering gebeurt thans, nog veel grootschaliger, in het nieuwe sorteercentrum in Antwerpen.
De laatste jaren van mijn loopbaan, nu ook al bijna 8 jaar geleden, klaagden de postbodes alsmaar vaker dat ze alle dagen zoveel reklamedrukwerk moesten ronddragen, bovenop de aanzienlijke berg post. Ik heb nog geweten dat de postbodes van het centrum en zelfs een deel daarbuiten daarvan ontlast werden. Er was wel reklamedrukwerk, maar lang niet zoveel en niet dagelijks zoals het vandaag wel het geval is. Als er dan een 'huis aan huis' ( reklame dat in alle brievenbussen moest bezorgd worden ) toekwam werden snel een drietal diensten bijgemaakt die enkel die drukwerkjes zonder adres moesten ronddragen. Beginnende postbodes, nog zonder vaste ronde, werden hiervoor ingeschakeld. Dat was in die tijd weer een kolfje naar mijn hand. Het was tevens een goeie manier om snel te leren post ronddragen. Samen met de andere postbodes kwam ik voor dag en dauw toe in het postkantoor en weinige tijd later reeds op de baan. Aan huis aan huis dragen was amper voorbereidend werk. De stapels folders lagen klaar samen met een geplastificeerd blaadje met daarop alle straten die je moest bestellen, je vulde je ransel ( zo heet een postbode tas ) propvol en weg was je. Door den donker, door sneeuw en ijs maar ook met de opkomende zon in je aangezicht gingen die folders zéér vlot in de brievenbussen. ( toen waren er ook nog geen brievenbussen met klevers op die geen reklame wensten ) Later zijn die huis aan huis diensten terug afgeschaft en moesten de postbodes die zware reklamefolders zelf meezeulen.
De tweede uitreiking in de namiddag is nog zoiets dat, althans in Lier, al jaren verdwenen is. In Lier had je in de jaren zestig 23 rondes, 8 stadsrondes en 15 buitendiensten. De buitendiensten deden hun ronde meestal per fiets en ze bestelden de buiten de stadskom gelegen gebieden. Ze reden elke dag vele kilometers tot aan de meest afgelegen boerderijen en landhuizen. Acht postrondes bestelden het ruime stadscentrum. De buitendiensten deden hun ronde 1 maal per dag, de stadspostbodes hadden nog een tweede namiddaguitreiking. Een 4 tal postbodes kwam in het station van Lier bijeen want omstreeks 13.30h kwam daar een trein uit Antwerpen toe. In de pakwagen lag er een stapel postzakken voor Lier klaar. De hoeveelheid postzakken verschilde uiteraard keer op keer. Dat kon goed meevallen maar ook danig tegenslagen als de overijverige sorteerders in Antwerpen de zware catalogussen van het postorderbedrijf 'Unigro' of '3 Suisses' hadden meegestuurd. Een postman wipte op de trein en kieperde snel de postzakken op het perron want de trein stond uiteraard maar enkele minuten stil. De postzakken werden op een te kleine, gele stationskar geladen. Het weggetje naast de treinsporen was hobbelig en smal en de kar dikwijls te zwaar en te hoog geladen. Je kan het je al voorstellen dat we onderweg naar de postauto dikwijls heel onze lading postzakken verloren tot grote ergernis van de Marcel en de Freddy. Ik hoor ze nog tieren en vloeken tegen elkaar. "Gij kunt nie met een kar rijden!" "Stapel verdorie die zakken niet zo hoog!" waren de meest gehoorde verwijten naar mekaar. Ik denk dat de reizigers dikwijls hebben gelachen met onze capriolen op het Lierse treinperron. Later kregen we een grote, knalrode postkar, maar tegen die tijd kwam er geen brievenpost meer aan per trein. Met een beetje vertraging kwamen de postzakken toe in het kantoor en werd de post netjes gesorteerd per ronde, juist zoals 's morgens. Nadat de acht postbodes hun ronde hadden klaargemaakt vertrokken ze voor de tweede maal op ronde. De gele en rode kar staan nog steeds werkloos in het station van Lier, de verf is al jaren afgebladderd en de banden staan plat. Wat hebben we daar veel post mee vervoerd.
Nog een waar gebeurd verhaaltje uit de oude doos. Het moet ook weer 40 jaar geleden zijn dat een postzegelclub ( of clubs) in Lier een nationale postzegeltentoonstelling hielden in de Dungelhoefkazerne ( toen koninklijke kadettenschool - nu politiediensten ) aan de Baron Opsomerlaan. En op de post hadden ze een vrijwilliger nodig die van vrijdag op zaterdag, van zaterdag op zondag en van zondag op maandag op die postzegels zou waken. En bij wie dacht je dat ze kwamen aankloppen...? Met een thermos koffie en een gevulde boterhammendoos melde ik me aan bij de soldaat op wacht aan de grote poort van de kazerne. Het wachthokje is er nog steeds, maar staat er tegenwoordig totaal doelloos bij. In een zaal stonden grote tafels met zware glazen bladen waaronder wellicht dure postzegels lagen. En die heb ik drie nachten op rij bewaakt. Ik heb geen dieven geklist, enkele keren in slaap gevallen en tegen het ochtendgloren zat mijn originele postdienst er weer op.
In de jaren zestig vormden welgeteld 1 postman en 1 bediende de late ploeg. Door de jaren heen is die ploeg aanzienlijk aangegroeid tot een volwaardige dienst met meerdere sorteerders, codeerders en buslichters. Eind jaren zestig, begin jaren zeventig stond ik regelmatig met de late, graag zelfs, daar ik een hekel had aan vroeg opstaan. Terwijl de postbodes al naar huis waren of volop van hun ronde binnenkwamen begon onze dienst. Niet zelden bestond mijn eerste taak erin postbodes die tijdens hun ronde te diep in het glas hadden gekeken te gaan depanneren. Het postkantoor werd opgebeld door mensen die melden dat hun postbode echt niet meer in staat was om zijn ronde verder te zetten en dat we hem best kwamen halen. De postman die in een café of bij mensen thuis was gestrand werd mét fiets en onbestelde post in de postauto geladen en naar het postkantoor gebracht. De grote kunst bestond erin de onbestelde post op het kantoor te verbergen tot 's anderendaags en de postman vlug naar huis te brengen. Een confrontatie tussen een lallende facteur en postmeester De Cuyper moest zeker vermeden worden. Het meerserieuze postwerk in de late dienst waren meerdere buslichtingsrondes en het klaarmaken van de vele poststukken voor sortering. Op het postkantoor van Lier had men in die tijd 1 postauto, een Bedford met schuifdeuren. In de zomermaanden kon je die deuren openzetten en reed ik met mijn toen nog langere haren wapperend in de wind door de Lierse straten. De vele brievenbussen moesten op een vastgestelde ronde stipt op tijd geledigd worden. Elke brievenbus had een verschillende sleutel en zo vertrok ik met een aanzienlijke bos sleutels, grote en kleine, witblinkende en bijna verroeste exemplaren op ronde. In het begin was dat bijna een onoverzichtelijke opdracht maar na enige tijd wist je precies welke sleutel op welke brievenbus paste. Na enkele jaren was er toch een verlichte geest die ervoor heeft gezorgd dat er nog slechts één sleutel nodig was die op alle brievenbussen van Lier paste. De opbrengst van zo een buslichting was vooral in de vooravond, nadat de meeste bedrijven gesloten waren, aanzienlijk. Terug op het kantoor kon het scheiden van de grote en kleine brieven beginnen. Een oude zwarte stempelmachine, die nu naar 't schijnt ergens in een postmuseum staat, vergemakkelijkte en versnelde het afstempelen van de aanzienlijke rij brieven. Ene Jef, wiens achternaam ik me niet meer herinner, Hubert van den Bosch en Jos Mariën sorteerden al die brieven met de hand volgens provincie en grote steden. In 1969 deden de postnummers hun intrede wat de sortering een stuk minder moeilijk maakte. Brieven werden gebundeld, in postzakken gestoken en die zakken werden gesloten met rode of witte etiketten. De zak met het rode etiket, die waardepapieren en aangetekende stukken bevatte werd gelood. Een echt stukje lood werd aan de knoop van het touwtje bevestigd en met een loodtang dichtgeknepen. Blijkbaar moest dat kleine loodje ervoor zorgen dat die postzak extra beveiligd was. Toen onze dienst er bijna opzat kwamen ze de postzakken ophalen met een camion vanuit Antwerpen. Enkele jaren later moesten de zakken dan weer op de trein naar Antwerpen gezet worden en ik heb ze ook met onze postauto, die ondertussen vervangen was door een Citroën, merk Geitje, naar het sorteercentrum van Antwerpen gebracht. Dat sorteercentrum was toen gevestigd in de catacomben van het centraal station in de Pelikaanstraat.
Het moet einde jaren zestig geweest zijn dat Jules Wijns, de personeelschef, mij bedacht met 'Dienst Kolen'. Zouden er nog postmannen en postvrouwen zijn die vandaag kunnen vermoeden wat die kolendienst inhield? Een gure winterdag einde jaren zestig. In het goederenstation van Lier was er een wagon met steenkool toegekomen. Die steenkool was bedoeld voor meerdere scholen in Lier en omstreken. Kolenleverancier 'Van Rickstal' vanop de Antwerpsesteenweg in Lier was aangeduid om die wagon te lossen en in de desbetreffende scholen te leveren. Een postbode moest gans dat gebeuren controleren en toekijken of er geen onregelmatigheden gebeurden. De firma 'Van Rickstal' waren vroege vogels en om zes uur 's ochtends stonden zij in de bijtende koude kolen in zakken te scheppen. En ikke, ik stond erbij en keek ernaar. Meestal zat ik wel in de cabine van hun camion waar de koude wind en het kolenstof doorheen blies. Na uren hard labeur voor Van Rickstal en lang gewacht voor mij was een eerste lading klaar. We reden met de camion de de zakken kolen naar een weegbrug op de Lispersteenweg. ( die weegbrug is reeds jaren uit het Lierse stadsbeeld verdwenen. ) Een eenvoudige rekensom later ( tarra,bruto, netto ) wisten we hoeveel kilogram kolen we bij hadden. Die steenkool werd in de kelder van de school 'geschud'. Ik herinner me nog heel duidelijk een school in Kessel. En zo ging het gans de tijd door tot de wagon leeg was. Ik zie nog de lachende maar tegelijk bezorgde blikken van thuis als ik zwart, alsof ik had meegeschupt, thuiskwam.
Om vijf uur in de morgen, naar mijn gevoel midden in de nacht, moesten de meeste postbodes beginnen. Maria, de poetsvrouw, zorgde ervoor dat drie grote kolenkachels in de winter warm werden gestookt. Een postcamion uit het sorteercentrum van Antwerpen ( toen gelegen onder het centraal station ) kwam aanrijden in de Florent van Cauwenbergstraat. Vele grijsbeige postzakken werden door de postbodes door de lokettenzaal naar de achterliggende facteursruimte gesleurd. Zakken werden geopend, de poststukken gescheiden, kranten en allerlei abonnementen verdeeld, de postmannen namen plaats aan de sorteerkasten. Daar werd alle brievenpost gesorteerd volgens ronde, een werk dat, al naargelang de hoeveelheid post vlug 1 tot 2 uur duurde. Als goeie sorteerder kende je alle straten van Lier uit het hoofd en wist je precies welke straten tot welke ronde behoorden. Aan zijn eigen werkplaats maakte de postbode zijn ronde klaar volgens straat en nummer. Aangetekende stukken en ouderdomspensioenen waren de belangrijkste stukken die de postbode bij zich had. Een dagelijks terugkerend onderdeel in het voorbereidende werk was 'den afroep'. ( zou dat in 2011 nog gebeuren, ik twijfel.) Bijna onleesbare poststukken, brieven zonder straatnummer, zonder straat of zonder achternaam werden door de chef-facteur in de groep afgeroepen. Dikwijls zijn qua onbestelbare brieven toch nog kunnen gepost worden door de opmerkzame postbode die de mensen op zijn ronde stuk voor stuk kende.
Dagen, weken en maanden gingen voorbij en stilaan leerde ik mijn postcollega's kennen.
- De Wollants: goed in het vel zittende postbode, toen al aftellend op zijn pensionering. - Chareltje De Swert: een kleine man met een hese stem en een droge lever. 's Morgens vroeg was hij nog aan te spreken, doch na zijn ronde dikwijls volledig in de wind door de vele borrels en pintjes die hij kreeg bij o.a. brouwerij Cuyckens. Hij had één van de zwaarste rondes in Lier, de Mechelsesteenweg helemaal tot aan de grens met Duffel, de Lintsesteenweg tot in Lint. - Frans 'Sooi' Vervloet: een echte postbode, steeds in de weer voor zijn klanten, die toen al in de nieuwjaarsperiode zijn eigen gestencilde kaartjes op zijn ronde in de brievenbussen stak. Ik herinner me nog goed de eerste woorden van zijn nieuwjaarswens:" Ik drentel door de sneeuw...." - Bob Hermans: zonder twijfel de vlugste postbode van toen. Lang voor de anderen was hij gereed met het klaarmaken van zijn ronde, hij had zijn postronde gedaan nog voor sommige beginnende postbodes moesten vertrekken. - Jos Schoofs: had volgens mij een auto ronde om jaloers op te zijn. Buslichtingen en het wegbrengen van de overlasten, zakken post die naar een bepaald adres werden gebracht waar de postbode kon gaan bijladen. Maar Jos ergerde zich elke morgen danig aan postbodes die naar zijn gevoel te traag waren met het klaarmaken van hun overlastzak.Bijna elke morgen opnieuw was er wel een postbode waarop hij vloekte en tierde dat het een lieve lust was. Totaal over zijn toeren en rood van woede vertrok hij met zijn postauto. - Frans Elst: verdeelde zeer plichtsgetrouw de post op de Antwerpsesteenweg en de tuinwijk Zevenbergen. Hij had een grote wasmand vooraan op zijn postfiets gemonteerd en zwaarbeladen maar steeds goedgemutst vertrok hij op ronde. Bij regenweer was steevast zijn uitspraak:" regen voor acht uren blijft niet duren". Als het dan toch eens een ganse voormiddag had blijven regenen waren de andere postbodes op Frans slecht gezind. - Jules Wijns: de personeelschef, klein van gestalte, goed van inborst. Steeds in een grijze stofjas gekleed, potlood en gom binnen handbereik om de personeelslijsten bij te werken. - Gommaar Vermylen: loketbediende met veel jaren dienst. Kende de post door en door en had daardoor tijdens zijn dienst nog genoeg tijd om meer met zijn zeer omvangrijke postzegelverzameling bezig te zijn dan met zijn postwerk.
Het zijn maar enkelen van de vele postmensen van toen die ik me nog zeer levendig voor de geest kan halen. Als ik er zo over terug peins zouden ze zo kunnen weggelopen zijn uit 'De Collega's'
Het was in 1964 dat nonkel Bernard me vertelde dat er een examen werd uitgeschreven van wat toen het 'Bestuur der Belgische Posterijen' noemde. Later werd dat moderner 'De Post' en vandaag op zijn Engels 'Bpost' genoemd. Toen, meer dan 47! jaar geleden, was een 'staatsplaats' en daarna een 'vaste benoeming' een gegeerd iets. Zo gebeurde dat ik op sinterklaasdag, grieperig en helemaal niet gemotiveerd de trein nam naar Brussel waar in een grote zaal het examen werd afgenomen. Enkele weken later kreeg ik een brief dat ik geslaagd was en nog enkele maanden later kreeg ik een aangetekende brief dat ik op het postkantoor van Lier mocht beginnen als hulpkracht-besteller, in mensentaal heet dat een beginnende postbode.
Op een mooie zomerdag moest ik me om negen uur aanmelden in het imposante postkantoor in de Florent van Cauwenbergstraat in Lier. In het gebouw hebben zich al jaren andere diensten gevestigd, enkel de geklasseerde voorgevel met grote brievenbussen is nog in de oorspronkelijke staat en herinnert aan het postgebouw van toen. Ook Gommaar van de Velde, een jongeman uit Emblem, moest zich die morgen aanmelden. Een kleine, wat oudere man in een iets te lange grijze stofjas kwam naar ons toe en heette ons welkom. "Dat is zeker de postmeester" zo dachten we verkeerd, dàt was Jules Wijns, de personeelschef. De postmeester, stijf in kostuum met een gezicht als een donderwolk en een dikke sigaar in zijn mond kwam tevoorschijn tussen de hoge ladenkasten. Streng maar rechtvaardig, zoals een postmeester past, las hij op een gebiedende toon de post reglementen. We moesten ook een post eed zweren maar wat wij in die jaren stillekes hebben gezworen weet ik echt niet meer. Aan het gezicht van de postmeester te zien was het wel heel erg serieus. In een walm van sigarenrook verdween de postmeester en Jules Wijns gaf ons elk een grote schrift met lege etiketjes. Met een naamstempel van het kantoor moesten we op die etiketjes LIER stempelen, mooi recht in 't midden, gans die schrift vol. Maar hoe gaat dat bij jongemannen van juist achttien, op de eerste bladzijden zagen die stempels er mooi, recht en goed leesbaar uit. Doch tegen ons stempelwerk ten einde was, stonden die stempeltjes schots en scheef en was dit echt niet meer mooi om te zien. En dan kwam de postmeester himself ons werk keuren en zag dat het niet goed was. Een eerste strenge vermaning zat eraan te komen. Mijnheer Dom, Mijnheer Van de Velde, zò werken wij hier niet hé!! Ik heb postmeester De Cuyper in al de jaren dat hij postoverste was nooit een postbode bij zijn voornaam weten noemen, het klonk altijd mijnheer hier en mijnheer daar. En zo kenden we ineens het humeurige karakter van mijnheer Jules De Cuyper, postmeester van Lier. Daar viel niet mee te lachen.
Vroeg in de ochtend vaart 'The Splendour' de haven van Venetië terug binnen.
Onvoelbaar legt de stuurman de boot tegen de kademuur, juist op
dezelfde plek waar we een week geleden vertrokken. Nog drie andere
cruiseboten, waaronder de schitterende Ruby Princess die we al in
Kusadasi konden bewonderen, zijn zopas de haven van Venetië
binnengelopen.
Terwijl we nog genieten van een vorstelijk ontbijt gaan de eerste
passagiers van boord. De talrijke Amerikanen en Canadezen schepen eerst
uit, zij hebben nog een lange vliegreis voor de boeg.
Ruim twee uur later is het aan onze 'groene label groep' om een beetje met tegenzin het cruiseschip te verlaten.
De valiezen staan netjes kleurlabel bij kleurlabel gerangschikt in de aankomstterminal.
Niettegenstaande het vroege uur is het rond de boot al een drukte van jewelste.
Er vormt zich een stoet vrachtwagens van waaruit containers vol met
voedingswaren aan boord worden gehesen. We kunnen er ons geen gedacht
over vormen hoeveel ton goederen er mee moeten om 2000 passagiers van
eten en drinken te voorzien en dat gedurende een ganse week.
Zelden hebben we zo een 'vol' luchthavengebouw gezien. Hoe kan het ook
anders. Vele honderden uitgecruisde reizigers schuifelen in lange rijen
naar de incheckbalies. Maar nadat de Amerikanen, Canadezen en Japanners
vertrokken zijn gaat het al snel beter. Enkele uren later landen we op
Zaventem.
Nog een hele tijd heeft onze seapass in mijn portefeuille gezeten als
prettig kleinood van een zeer geslaagde cruise. We hebben hem zelfs
eens aangeboden voor een havenrondvaart in Antwerpen met de
Flandria..... maar we mochten niet mee...... erg hé !!!
Rimpelloos cruisden we de voorbije week op de Middenlandse zee.
Even rimpelloos maakten we, deels in onze slaap, de overgang tussen de
kunststad Venetië, de vestingstad Dubrovnik, de ruïnestad Efeze, de
witte stad Fira en de hoofdstad van Korfoe.
Het animatieteam doet zijn best om de gasten op deze laatste cruisedag
te animeren, maar de meeste passagiers geven er blijkbaar de voorkeur
aan om zalig te genieten op het zonnedek.
We kijken geamuseerd rond aan boord. In een heus reisbureel kan je, heel makkelijk, je volgende cruise bespreken en boeken.
De kasten en laden van de fotostudio puilen uit van de vele foto's die
nog steeds wachten om verkocht te worden. Morgen als alle gasten
uitgecheckt zijn gaan al die mooie foto's van al die blije mensen
waarschijnlijk in de papierversnipperaar.
Terug in de kajuit vinden we 4 enveloppen voor de gebruikelijke fooien
aan het kamermeisje, de kelner, hoofdkelner en de
tafelverantwoordelijke. Die gegeerde fooien maken, naar men ons heeft
verteld, het karige loon goed.
De groengekleurde valieslabels betekenen dat we
morgenvroeg als voorlaatste groep het schip kunnen verlaten. Al
naargelang het vertrekuur van de terugvlucht verschillen de
valieslabels van kleur. Deze avond laat zullen we onze gepakte valiezen
voor de kajuitdeur zetten en morgen staan ze in de aankomsthall van de
cruiseterminal, netjes geordend, kleur bij kleur. Zoals we al meer op
de cruise mochten ondervinden is de ontscheping van de bijna 2000
opvarenden goed doordacht, ordelijk en helemaal geen drukke bedoening.
Na het laatste avondmaal en de afscheidsshow heeft kapitein Tommy
Nyseter het laatste woord. Uit zijn korte toespraak onthouden we nog
enkele indrukwekkende cijfers. We cruisden zo'n 3411 kilometer bij
elkaar en 150 koks maakten de voorbije week in totaal 40.000 maaltijden
klaar. Indrukwekkend!
We zouden nog wat souvenirs kunnen kopen in de dure winkels aan boord,
nog poseren voor een laatste foto op de showtrap, nog wat geld
vergokken in het casino in Vegas stijl of nog een kleurrijke cocktail
drinken in één van de talrijke bars.......... het feest is (nog altijd
niet) gedaan.
Is het de zeelucht of het zachte wiegen van de boot, maar we hebben geen enkele moeite om de slaap te vatten.
Een nieuwe dag, een nieuw eiland om te ontdekken.
Korfoe is één van de Ionische eilanden, het meest groene van alle Griekse eilanden.
Tijdens de excursie over het eiland Korfoe bezoeken we in het stadje Gastouri het Achilleion paleis.
Het Achilleion paleis werd in 1890 gebouwd voor keizerin Elisabeth van
Oostenrijk, beter gekend als keizerin Sissi. Bijna iedereen kent haar
levensverhaal. Veel minder geweten is dat het leven van de keizerin en
haar huwelijk met keizer Franz Joseph niet zo sprookjesachtig was.
Elisabeth maakte verre reizen en verbleef lange tijd op Madeira, Korfoe
en in Beieren. Omstreeks 1891 was het Achilleion paleis, genoemd naar de
mytische held Achilles, klaar.
Het interieur van het paleis is, helemaal naar de wens van Sissi,
gedecoreerd met kunstwerken uit de Griekse mythologie. In de
keizerlijke tuinen, uitkijkend over groene heuvels en de Ionische zee
staan exotische planten en bomen en talrijke Griekse standbeelden. De
mooi onderhouden tuinen zijn een lust voor het oog. Maar haar liefde voor
Korfoe en het paleis was van korte duur, de keizerin raakte
snel haar interesse kwijt en het paleis werd verkocht aan de
Duitse keizer Wilhelm II. Zeer
tragisch is haar dood. Keizerin Elisabeth werd op 10 september 1889 aan
het meer van Geneve vermoord door anarchist Luigi Lucheni. Ze was 60
jaar.
Vanop het uitzichtterras in Kanoni kijken we naar een postkaartenpanorama.
Op een schiereilandje in de lagune ligt het witte klooster van
Vlacherna en verderop het piepkleine muizeneiland. Dit idyllische
plaatje is één van de meest gefotografeerde landschappen op Korfoe. Het
geluid dat we er ongevraagd bij krijgen is veel minder idyllisch. Op
enkele honderden meter is namelijk de start- en landingsbaan van de
luchthaven. Met een hels lawaai stijgen de vliegtuigen voor onze neus
op. Wel ideaal voor vliegtuigspotters.
We kuieren door Korfoe-stad en onze aandacht gaat onmiddellijk naar de
fraaie, driehonderd jaar oude Sint Spiridon kerk. Sint Spiridon is de
beschermheilige van het eiland.
Op de esplanade in het hartje van Korfoe-stad genieten we van de
zon. Bonkige gebouwen en Venetiaans aandoende arcaden omzomen het plein.
Zoals gewoonlijk varen we om 18 uur af. Er rest ons nog een zeereis van
37 uur tussen Korfoe en Venetië waar we overmorgen zullen
aankomen.
Toch wel een fijn gevoel hoor! Terwijl je gelukzalig
slaapt en de zachte deining amper voelt hebben we vannacht 249
kilometer of 135 zeemijl gevaren tussen Kusadasi en het Griekse eiland
Santorini. Een eindje voor de kust van Fira, de hoofdstad van
Santorini, gaan we voor anker. Zoals steeds kan je begeleid of
individueel het eiland verkennen. Enkele jaren geleden waren we reeds
op Santorini, dus trekken we er alleen op uit. Het wordt een prettig
weerzien. Wanneer we het zelf wensen dalen we af naar dek 1 in de buik
van het schip. Daar stappen we over in een tender. Tenders zijn kleine
motorboten die een regelmatige pendel tussen het cruiseschip en de kade
verzorgen, daar waar er onvoldoende diepgang is of de nodige
faciliteiten ontbreken om de oceaanreus aan een kademuur aan te meren.
Na slechts enkele minuten dobberen bereiken we het lieflijke haventje
van Fira.
Santorini is het meest zuidelijk gelegen eiland van
de Cycladen. Het hele eiland, in de vorm van een halve maan, is een
enorme massa vulkanische lava. Bruinrode klippen rijzen hoog uit
de zee op en Fira is gebouwd aan de rand van een steile rots, 260 meter
boven de zeespiegel. Te voet, op de rug van een ezel of met de
kabelbaan bereik je vanuit de kleine haven Santorini's
hoofdstad(je) Fira.
Vroeger vroegen we ons wel eens af waar toch die mooie, typisch Griekse
anzichtkaarten gefotografeerd zouden zijn. Nu weten we het zeker. Hier
op Santorini, in de trotse stad Fira en in het een beetje verderop
gelegen stadje Oia, zo pittoresk dat het weggelopen lijkt uit een
reisfolder voor de Griekse eilanden. Dorpen met witte huizen, die zich
krampachtig lijken vast te klampen aan de steile hellingen, kerkjes met
felblauwe koepeldaken, hagelwitte terrasjes met kobaltblauwe
vouwstoeltjes uitkijkend over een al even azuurblauwe zee, het is
onvergetelijk mooi! Hier op Santorini kunnen we met onze kleine camera
foto's nemen die kunnen wedijveren met de mooie prentkaarten.
We maken een fikse wandeling door Fira. Trapjes op, trapjes af, een
klokkentoren links, een verrassend doorkijkje, een poesje onder een
tafeltje, een wijds zicht met ginder beneden de witte cruiseboot die
mooi contrasteerd tegen de blauwe zee.... zoals op de prentkaarten,
maar dan in het echt.
Verschillende restaurants en tavernes hebben prachtige terrassen met
adembenemende panorama's. In de adembenemende prijs van onze koffie met
gebak is dat uitzicht blijkbaar bij ingerekend.
Het is tijd om terug af te dalen en een tender voert ons tot bij de cruiseboot.
Telkens we ergens aan wal zijn geweest en terug aan boord komen brengen
we onze seapass in in een computer. De seapass bevat onze gegevens en
een recente foto. Die foto en de inschepende passagier worden
vergeleken. Een waterdicht systeem. We worden telkens alleen een beetje
bruiner, zo lijkt.
Om acht uur 's avonds vertrekken we uit Santorini. Terwijl een
dieporanje zon langzaam ondergaat zijn we al op weg naar Korfoe, een
ander Grieks eiland.
Ik ben Jos Dom, en gebruik soms ook wel de schuilnaam jodo.
Ik ben een man en woon in Edegem (Belgie) en mijn beroep is gepensioneerd.
Ik ben geboren op 14/04/1948 en ben nu dus 76 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: Reizen.
Gastenboek
Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek