ik stapel soms dorre bloemen op mijn veld van gevoel was er eerst blinde hoop naar glanzende verwachting zoals bijen zoekend zoemen onbezonnen ruikend aan een honingzoete struikenknoop in de waarheid echter kwam allengs het starre beeld van de zure aanwezige verdroging in een verstilde waterloop
woorden tellen al lang niet meer terwijl zij stapelen tot verre hoogte op scherven van gebroken glas mij snijdend in vleselijke parten niet een maar telkenkeer opnieuw en opnieuw en zo maar door van onophoudelijk fnuikend tarten
hier sta ik dan tot vergrijzing toe zie om me heen de gemiste weelde ver trekkend en het onbereikbare moe omkijken doe ik, kan ik niet meer het was het leven dat mij bestal zelfs de enige reikende hand wuifde mijn verlangen weg het onmisbare wordt gekruisigd ik roep niet meer ik sta mezelf maar in de weg