|
|
Julius V.E. Dreyfsandt zu Schlamm : gedichten 2 |
|
|
01-11-2005 |
hijgende vlucht |
als stilte overgaat
in doelloos zwijgen
en dagen zich van
licht naar
schaduw naar nacht
aan elkander rijgen
dan sterven bladeren
aan de huid
bevriest het levenssap
rond de ziel
stokt de adem
in een wezenloos geluid
zo beschrijft zich
de uitgeholde lach
nog slechts verkrampt
waar te nemen
naast diepe kassen
een afdruk van
voorbij verleden
die vergeefs
de vermeden gebeden
van uitzichtloze hoop
tracht af te tasten
maar zwalkend door
de ijle lucht
gaat het kwetsbare,
onweerhoudbaar,
op de loop
in een hijgende vlucht
|
|
30-10-2005 |
uitzien naar de horizon |
een man van een enkel woord staart u aan beschermt zich achter stilte wil niet dat u hem hoort
hij wacht geduldig op die ene vraag waarvan het antwoord is vervaagd
adieu...
|
|
28-10-2005 |
ik laat je gaan |
mijn hand rust
op je schouder
ik kijk je aan
schenk warmte
van een mens,
deze mens
het raakt je niet
het ontwijkt
die bevroren wens
je ogen staan flets,
zien glazig langs me heen
een bespiegeling van
verleden in het heden
gebet in pijnlijke mist,
gebarsten krachten,
als versplintert geboortelicht
uit een redeloze reden
je voeten
nog wel geaard
steunen zwevend
jouw gedachtenlijf:
gezwollen in verhulde
leegte en gedroogde
rimpels
je ledematen stijf
jij bent de dood
in levenden lijve
het genadebrood
gebakken met
ongewenst zaad
ik laat je gaan
als mijn hand
jouw schouder verlaat
|
|
|
23-10-2005 |
luchten |
vandaag een dag van rechte lijnen ik zie voorwaarts met oogkleppen die mijn kijkers in een strakke blik laten schijnen
mijn gedachten beperken zich tot een en een is drie dat u mij nu zult verachten is iets dat ik thans niet zie
mijn beeld van u is ook vrij saai u bent een oen zo duidelijk, kant en klaar nee, mijnerzijds, heden, geen enkel gedraai
daarbij bent u een van die vrouwen die van de privé of libelle een zondags kleurloos hoedje vouwen
of een man van een ding tegelijk slechts oog voor werk of ronde bal dan heb ik het nog niet over seks ik vind u gewoon een zure kwal
deze helderheid geeft ruimte aan mijn gemoed ik raad aan dat u bij tijd en wijle het ook eens doet
|
|
|
om de hoek |
|
|
22-10-2005 |
verstild graf |
als het omhullend hout langzaam zakt en de gedachten ver reiken voel ik de onoverbrugbare afstand zo dichtbij
ook al raak ik naast mij jou en jou het is slechts zwevend daar zijn een speelfilm zonder titel flitsend zonder beeld
als het zand de holle klank bezingt en echo in de gegraven diepte stervend verzinkt denk ik
het was goed
na het In Pace spreekt de zwarte hoed
|
|
20-10-2005 |
dag |
een druppel valt
het is mijn
laatste traan
bij het koude
witte laken
de spitse neus
prikt een landschap
in het uitgestrekte
oog in oog
met verleden tijd
bevroren in een
verloren strijd
mijn gevoel lift op;
hij was een echt mens
mijmer ik
dat zeg ik altijd
bij het overschrijden
van de aardse grens
ik draai om
verlaat wat eens was
richt nog één blik
dag... zeg ik
niet dat hij het hoort
maar toch...
ik hoop dat hij in zijn droomloze slaap nog eenmaal, door mij, mag worden gestoord
dag...........
|
|
|
een gang naar binnen |
schuifelend dwaal ik door de schier eindeloze gang
zie schaarse houten beelden de schepping danken
de marmeren plavuis hier dof door schaduw elders nog plooiend naar de dalende zon vormt de hemelse weg naar Latijnse klanken
de hoge bogen met eeuwigheid gevuld laten de stilte zingen over alles wat de mens niet weet
een gang naar binnen
|
|
19-10-2005 |
ik ga maar |
in dit licht gedicht hoort men alleen de zwakke echo van gedoofde klokken
lopend over grind, dat hoort bij rouwen, graaf ik het graf van vertrouwen
ik kwam zag en verloor
ik ga maar, stilaan, weer op mijzelf bouwen
|
|
|
foto |
fotografie: cornelia ettl
|
|
17-10-2005 |
ik nodig jou |
kom kijk toch je bent zo welkom in mijn ogen
ervaar de milde blik die jou aanschouwt en kleurt met kristallen bogen
kom maar geef even je hand dan zal ik hem vluchtig raken
mijn vingers zullen je huid bespelen
voel dan het ritme van de melodie die we samen maken
luister hoor een stem die het zwijgen bezingt
geen klank teveel maar slechts, ons, met adem omringt
|
|
15-10-2005 |
zicht op glas |
het is koud om me heen als de dageraad daagt
ik draai de lamp boven mij hoger en voel de verlichtende warmte
mijn gezicht spiegelt in de ruiten van de tuinkamer
als het hoofd zich wendt, naar welke kant ook, is mijn bleke gezicht op het glas geplakt, zie mijzelf zitten
ik ben niet alleen
|
|
|
14-10-2005 |
zittend zinnebeeld |
op het balkon van mijn fantasie aanschouw ik heimelijk van achter mijn mannelijk masker het groeiend genot
puilend en buigend, zacht rustend op haar dijen scheppen haar borsten een brug met tere pijlers
het hoofd met lang getouwd haar neigt voorwaarts
de spreidende draden verbergen deels haar aanzuigend roze
met zuchtende meewarige ogen ziet zij naar het verre dichtbij alsof de eeuwigheid ongrijpbaar spiegelt
langzaam schuiven haar handen dalend met scharende slanke vingers langs gladde wegen en rusten ten einde op kleine vlakke velden
de geronde rug blinkend in een enkel schemerlicht telt stippen
rimpels in de schaduw gelijnd van boven naar benee waar twee ronde doch gerijpte vruchten haar universum dragen.
het spaarzame licht verdwijnt, neemt haar op in mijn afgedwongen vergetelheid als een smeltend beeld
zij was even
|
|
|
13-10-2005 |
groeiend blauw |
in mijn ochtendrijk
ben ik alleen
zo mooi alleen
donker is nog
het gordijn
naar het licht
maar toch
geluiden van mijn kippen
of nabije hond
kleuren de
bevalling van de dag
dit is rust
na slapen
stilte
balanceren
tussen zwart en wit
nog niets moet
zo luister ik
nog in mijzelve
zie langzaam
de contouren
van de geboorte
het beeld
van de dagelijkse
schepping
omrand met
groeiend blauw
|
|
11-10-2005 |
verlichting |
ik schenk mezelf iets, door het jou te geven, zachte woorden van satijn als eeuwige momenten van even zij komen uit overdadig niets
de eigen pijn verlichten door de ander het goede toe te dichten
waar tranen drogen door een milde lach zo groeit een droomwens langs rozenbogen tot een mooi en bloeiend mens en raak ik opgetogen
|
|
09-10-2005 |
tevergeefs |
mijn ogen sluiten, zien scherp in het donker achter betraande ruiten
mijn schaduw gekromd passeren
mijn stem stokt,
de keel verengt
als ik mijn handen
wil strekken
naar het verloren
verleden
tevergeefs
de tijd
heeft een
blind paard
bereden
|
|
05-10-2005 |
voorheen |
ik schuur
een vinger
over de
grove steen
kan niets
zeggen
jij bent
weer
koud
als
voorheen
|
|
04-10-2005 |
één levenstraan |
slechts
één traan
ontsprongen
uit een
kale rots
van dode steen
verraadt
mijn bestaan
gepolijst
door
scherpe hoeken
zoekt hij
zijn weg
naar buiten
alwaar de zon
hem neemt
eer ik mezelf
kon uiten
|
|
01-10-2005 |
stuurloos |
foto:cornelia etll
soms laat ik antwoorden
over aan de tijd
geef over aan de duur
van lengte in het verschiet
zonder richting
voortgedreven
langs onzekere wegen
wroetend, worstelend
hard roepend,
ik weet het niet
dan trekt het licht
zo voor me uit
zuigend naar het einde
van een straat
maar daar aangekomen
resten slechts
gloeiende kolen
de vlam was al verder
en laat mij, als het ware, eeuwig,
over dorre heidevelden
dolen
|
|
29-09-2005 |
the day after |
een dag
erna
overzie ik al
wat mijn hand
noemde
het toonde groots
maar in wezen
was het
alsof mijn leven
voorbij zoemde
zoveel schetsen
met emotie
doorvlochten
ik kon niet alles
letterlijk etsen
vele gedachten
bleken gedrochten
toch kleeft
het dromen
aan mijn lijf
nog geen gedag
aan wat komt
zoveel heeft men mij gegund
denk ik
met een milde lach
dat heb ik toch ook
opgesomd?
|
|
|
|
|
|
|
|