Hoe komt het toch dat iedereen denkt dat Sinterklaas uit Spanje komt? Hij is er tijdens zijn leven waarschijnlijk nog nooit geweest, maar het zou te maken kunnen hebben met de geschiedenis. Van 1568 tot 1648 was er oorlog tussen Spanje en Nederland. Toch was er veel handel tussen beide landen. De Nederlanders ruilden goud en zilver voor kruiden en sinaasappels ('appeltjes van Oranje'). Spanje was in die tijd een rijk land waar veel luxe artikelen en lekkers vandaan kwam. Dus dachten de mensen dat Sint-Nicolaas daar zelf ook vandaan kwam. Bovendien is Sint-Nicolaas ook de beschermheilige van de zeevaarders, die toen natuurlijk met hun boten de handelswaar uit Spanje haalden en dus door hem werden beschermd.
Op de hoge hoge daken Zit Sint met zijn pieten Hoor de kinderen beneden zingen Piet zegt we moeten naar beneden springen Dat is hoog zegt de Sint Ik breng mijn paardje eerst naar de stal Piet begrijpt de hint Jullie Pieten gaan de kinderen maar verwennen Kijk wie lief is geweest Pieten gluren door het raam En zien daar kinderen zingend staan Opeens een geroffel op het raam Zou de deur nog open gaan Piet gooit het snoepgoed in het rond Kinderen vallen op de grond Er wordt nog harder gezongen Sinterklaasje kapoentje Gooi wat in mijn schoentje Gooi wat in mijn laarsje
Lieve Sinterklaas U geeft altijd cadeautjes en dat maakt ons zo blij! Maar ik wil ook iets geven en dat krijgt u van mij! Het zit niet in een pakje Het zit niet in een doosje Het heeft ook geen gewicht Want het is een gedicht! Een versje en een wens Speciaal voor de verjaardag van onze goede sint Omdat ik u wil zeggen hoe aardig ik u vind Lieve Sinterklaas Ik wil u ook bedanken Voor alles wat u geeft En dat u vele jaren Nog heel lang leeft!
Sinterklaas en zwarte Piet, vergeten jou ook dit jaar niet. ze komen met grote boten eraan. wij zullen op ze wachten en klaar staan. iedereen ziet ze vanuit de verte komen. je krijgt ook dit jaar weer de pakjes van je dromen. mischien wel een paar nieuwe wanten of een slee. nee, met de cadeautjes zit je niet mee. je weet al wat je wilt hebben. ze zullen je dit jaar ook wel weer verwennen.
Allerliefste kapoentjes zet maar vast jullie schoentjes want de Sint en Piet zijn weer in het land met een zak vol geschenkjes ben je dit jaar zoet geweest vergeet dan niet om te schrijven dan zul je ook een pakje krijgen weet je niet wat te kiezen laat het dan maar over aan Piet en mij
Half november arriveert Sinterklaas in België en Nederland. Hij vaart met zijn stoomboot een willekeurige havenstad binnen en brengt zijn pieten, paard en vele kadootjes mee. De dag dat Sinterklaas aankomt, is altijd een groot feest. Duizenden kinderen staan samen met hun ouders te wachten op de goedheiligman. De burgemeester van de stad ontvangt hem hartelijk, en dan vertrekt Sinterklaas voor een rijtoer door de straten. De kinderen die niet bij de intocht aanwezig zijn, kunnen het feest via de televisie volgen. Als later die dag de kindertjes weer naar huis gaan, begint de drukke tijd voor Sint en zijn Zwarte Pieten. 's Avonds kunnen de kinderen hun schoen voor de open haard zetten. Meestal leggen zij ook wat lekkers voor het paard neer. 's Nachts gaat de Sint te paard, samen met de Zwarte Pieten, de daken op. De pietjes hebben een grote zak vol kadootjes mee, die ze allemaal afleveren bij de juiste schoorsteen, want ieder kind heeft een verschillend verlanglijstje. Maar ze moeten wel heel lief zijn geweest, anders gaan ze mooi mee in de zak naar Spanje. Overdag gaat Sinterklaas naar scholen, ziekenhuizen of bedrijven. Als het dan uiteindelijk 5 december is, sluiten de winkels 's avonds wat eerder en kan het heerlijk avondje beginnen. Soms bonst Zwarte Piet hard op de deur om vervolgens een grote zak kadootjes achter te laten en snel naar het volgende adres te gaan. De meeste Nederlanders vieren deze feestelijke avond thuis of bij familie. Vaak wordt de tafel gevuld met traditionele lekkernijen zoals banketletters, chocoladeletters, pepernoten, speculaas, marsepein en suikergoed. Ook wordt er dan warme Glühwein gedronken. Voor de kinderen is er warme chocolademelk. De gedichtjes worden voorgelezen en de kadootjes uitgedeeld. De dag erop is Sint Nicolaas zijn drukke tijd weer voorbij en geniet hij nog een weekje hier voor dat hij en zijn pieten terug naar spanje vertrekken.dan bereidt hij zich weer voor op het volgende jaar
Van oudsher vermommen jonge mannen zich als de Krampus in de eerste twee weken van december. Vooral op de avond van 5 december zwerven ze over de straten en jagen kinderen (en volwassenen) angst aan met roestige bellen en kettingen. Het idee hierachter is dat met de geluiden de kwade geesten die rond midwinter aanwezig zijn verjaagd worden.
Ook komen Krampussen binnen in huizen. Waar Sinterklaas cadeautjes uitdeelt aan brave kinderen, is Krampus een dreiging voor straf voor de stoute kinderen. Hij geselt ze of stopt ze in zijn zak, waarna de stoute kinderen meegenomen worden naar het bos (zie ook man met de zak). In enkele plattelandgebieden is het traditie dat de Krampus jonge vrouwen met een tuchtroede straft. Een auteur uit Steiermark schrijft in 1780:
'In Oostenrijk was het vroeger gebruikelijk [...] dat een van de kosters de Heilige Nicolaas uitbeeldde terwijl een andere zich schrikwekkend verkleedde als diens knecht; in deze kledij gingen ze vervolgens bij de huizen naar binnen, de kinderen die zich goed gedroegen kregen een cadeau, de stoute kinderen kregen de knecht achter zich aan, die deed alsof hij hen wilde meenemen'. Deze gestalte kwam ook in andere streken voor, met namen als Knecht Ruprecht (Midden- en Noord-Duitsland), Barrel of Bartholomeus (Steiermark), Schmutzli (Deutschschweiz), Klaufbauf(mann) of Strohbart (Beieren), Pöpel of Hüllepöpel (Würzburg), Zember (Cheb), Belzmärte en Pelzmärtel (Zwaben en Franken). Meestal waren deze gestalten verbonden met het Sint Nicolaas, maar soms met Kerstfeest of - in het laatste geval - met Sint Maarten.
De huidige Krampus-kostuums bestaan meestal uit rode houten maskers, de huid van een zwart schaap en hoorns. De jonge mannen in de plattelandsgemeenschappen nemen competitief deel aan de Krampus-evenementen; er gaat behoorlijk wat werk zitten in het maken van het kostuum. Het uiterlijk van de Krampus kan per dorp verschillen, zo wordt in bepaalde regio's het hoofd zwartgeschminkt.
In bepaalde gebieden verkleedt de vrijwillige brandweer zich, de mannen rijden dan op een wagen door het dorp. In skiresorts worden tegenwoordig processies gehouden waarin ook Krampus meeloopt, maar dit is voornamelijk voor de toeristen.
Krampus is in de Alpen-regio de metgezel van Sinterklaas.
Krampus is in de Alpen-regio de metgezel van Sinterklaas.
De Krampus is een beestachtige demon uit de folklore van de Alpen-regio's. Het woord komt van het Oudhoogduitse woord voor klauw: Krampen. De Krampus is in de Alpen-regio de metgezel van Sinterklaas. Hij komt voor in onder andere Oostenrijk, Hongarije, Slovenië, Kroatië, Italië en Tsjechië.
Van oudsher vermommen jonge mannen zich als de Krampus in de eerste twee weken van december. Vooral op de avond van 5 december zwerven ze over de straten en jagen kinderen (en volwassenen) angst aan met roestige bellen en kettingen. Het idee hierachter is dat met de geluiden de kwade geesten die rond midwinter aanwezig zijn verjaagd worden.
Ook komen Krampussen binnen in huizen. Waar Sinterklaas cadeautjes uitdeelt aan brave kinderen, is Krampus een dreiging voor straf voor de stoute kinderen. Hij geselt ze of stopt ze in zijn zak, waarna de stoute kinderen meegenomen worden naar het bos (zie ook man met de zak). In enkele plattelandgebieden is het traditie dat de Krampus jonge vrouwen met een tuchtroede straft. Een auteur uit Steiermark schrijft in 1780:
'In Oostenrijk was het vroeger gebruikelijk [...] dat een van de kosters de Heilige Nicolaas uitbeeldde terwijl een andere zich schrikwekkend verkleedde als diens knecht; in deze kledij gingen ze vervolgens bij de huizen naar binnen, de kinderen die zich goed gedroegen kregen een cadeau, de stoute kinderen kregen de knecht achter zich aan, die deed alsof hij hen wilde meenemen' Deze gestalte kwam ook in andere streken voor, met namen als Knecht Ruprecht (Midden- en Noord-Duitsland), Barrel of Bartholomeus (Steiermark), Schmutzli (Deutschschweiz), Klaufbauf(mann) of Strohbart (Beieren), Pöpel of Hüllepöpel (Würzburg), Zember (Cheb), Belzmärte en Pelzmärtel (Zwaben en Franken). Meestal waren deze gestalten verbonden met het Sint Nicolaas, maar soms met Kerstfeest of - in het laatste geval - met Sint Maarten.
De huidige Krampus-kostuums bestaan meestal uit rode houten maskers, de huid van een zwart schaap en hoorns. De jonge mannen in de plattelandsgemeenschappen nemen competitief deel aan de Krampus-evenementen; er gaat behoorlijk wat werk zitten in het maken van het kostuum. Het uiterlijk van de Krampus kan per dorp verschillen, zo wordt in bepaalde regio's het hoofd zwartgeschminkt.
In bepaalde gebieden verkleedt de vrijwillige brandweer zich, de mannen rijden dan op een wagen door het dorp. In skiresorts worden tegenwoordig processies gehouden waarin ook Krampus meeloopt, maar dit is voornamelijk voor de toeristen.
Hoewel de gestalte van Krampus uit de voorchristelijke tijd dateert, kreeg hij waarschijnlijk een plek in geloofswereld van middeleeuwen. Er bestaan echter geen bronnen voor de 16e eeuw, die de rituelen rond Krampus bevestigen. Ten tijde van de inquisitie was het verboden om zich te verkleden als duivel; hierop stond de doodstraf. In sommige gebieden zoals de Alpen-regio was de kerk niet bij machte om middeleeuwse gebruiken die men als heidens was gaan zien uit te roeien.
Sinds midden zeventiende eeuw voerden de kloosterscholen de Sinterklaastraditie weer in. Bij gezamenlijke bedeltochten werd de figuur van Sint Nicolaas begeleid door opgeschoten jongens, verkleed als afschrikwekkende gestalten en duivels of voorzien van dierenmaskers. Terwijl de goedheiligman de kinderen ondervroeg of ze zich goed hadden gedragen en geschenken gaf aan de 'brave' kinderen, werden 'stoute' kinderen bang gemaakt met de gedachte dat Krampus ze zou bestraffen. De duivelsgestalte werd op deze manier geïntegreerd in het katholieke feest. Volgens sommige theorieën hoopte de kerk, door de Krampus een "hulpje" van Sinterklaas te maken, dit als heidens ervaren symbool alsnog te neutraliseren.
Vanaf medio 20e eeuw heeft Piet zich ontwikkeld tot een ware kindervriend. Piet is de persoon die de pepernoten en/of ander snoepgoed uitdeelt en komt strooien. De zak heeft Piet nog wel bij zich, maar hij stopt er geen kinderen meer in. Integendeel: in de zak zit juist het strooigoed. De moderne Zwarte Piet heeft ook het attribuut van de roe niet meer bij zich.
Tot ver in de tweede helft van de 20e eeuw was Zwarte Piet een niet zo slimme helper die zich van een brabbeltaaltje bediende. Toen immigratie vanuit de voormalige koloniën ervoor zorgde dat Europeanen beter vertrouwd raakten met Afrikanen, ontwikkelde Piet zich tot een respectabele assistent van de vaak verstrooide Sinterklaas.[b Zijn kapsel ontwikkelde zich van kroes tot krullen, zijn oorringen verdwenen op sommige plaatsen.
Een andere verandering die Zwarte Piet doormaakte, was dat hij door de jaren heen steeds minder als kinderschrik ging fungeren. In de 19e eeuw werd van Zwarte Piet vaak verteld dat hij het hele jaar door voor Sinterklaas bekeek wat de kinderen deden (Alles ziet die slimme Piet, zich vergissen kan hij niet, is een zinsnede uit een sinterklaasliedje). Was een kind stout, dan liep het het risico dat het in de zak werd meegenomen naar Spanje, alwaar het zich voor de sint moest uitsloven (zie ook man met de zak). Tot de jaren tachtig van de 20e eeuw droeg Zwarte Piet dan ook een roe en een zak met snoepgoed. Zo moest hij stoute kinderen afschrikken, brave kinderen werden met snoep en cadeautjes beloond. Onder druk van veranderende opvoedkundige inzichten verdween het dreigende element uit het karakter van Piet gaandeweg helemaal, tezamen met de roe. Van de oude rol van Zwarte Piet zijn nog wel sporen te vinden in de teksten van sommige sinterklaasliedjes (bijvoorbeeld wie zoet/braaf is krijgt lekkers, wie stout is de roe).
Een vroege afbeelding van de knecht van Sint Nicolaas, hier nog niet gekleed als een page. (Jan Schenkman, 1850)
De vroegst bekende afbeeldingen van een zwarte knecht als metgezel van Sinterklaas komen voor in prentenboekjes, waarvan Sint Nikolaas en zijn knecht uit 1850, geschreven door de Amsterdamse onderwijzer Jan Schenkman, de oudste is. Van dit populaire werkje werden in de loop der jaren verschillende edities uitgegeven. De knecht heeft in het boekje nog geen naam en wordt aanvankelijk ook nog niet afgebeeld met de karakteristieke pofbroek, baret en het “algehele uiterlijk van een page”; die elementen verschijnen in een iets latere editie. Huidige onderzoekers gaan ervan uit dat dit boekje grote invloed heeft gehad op de Sinterklaasviering in Nederland. Er bestond "in het Amsterdam van die tijd duidelijk een voedingsbodem om het sinterklaasfeest te veranderen", stelt onderzoeker John Helsloot. Een nieuw uitgevonden Zwarte Piet paste daarom beter in het gewenste beeld dan de oude zwartgemaakte 'Klazen'. Het is de vraag of de donkere knecht een idee was van Schenkman, diens uitgever Bom, of de tekenaar.
De zwarte knecht werd vanaf dit moment snel populair. In een artikel uit 1859 wordt beschreven dat menige sinterklaas zich laat 'vergezellen door een ander personaadje, een neger die onder den naam van Pieter mijn knecht niet minder populair is dan de Heilige Bisschop zelf'. Omstreeks deze tijd nam hij ook de rol van Sinterklaas over als bestraffer van stoute kinderen. Oudere elementen als de zwarte boeman werden in het feest geïntegreerd; het verkleedritueel van de opgeschoten jeugd werd omgebogen in de gewenste richting.De figuur van de zwarte helper was in 1884 inmiddels een bekend verschijnsel geworden in Amsterdam; in dat jaar deelden Sinterklaas en een zwarte knecht cadeaus uit op "Het kinderfeest in den Parkschouwburg" en organiseerde de eigenaar van een kledingzaak een intocht, waarbij Sinterklaas arriveerde per gondel die door Pieter-me-knecht werd bestuurd. De tot nu toe oudst bekende foto waarop een zwarte knecht voorkomt dateert van 6 december 1891. Hierop is de sinterklaasviering afgebeeld aan boord van het marineschip 'Koningin Emma' op de Atlantische Oceaan. Een jaar later werd deze foto gepubliceerd in het tijdschrift 'Eigen Haard'. In prentenboeken uit deze tijd wordt Zwarte Piet ook wel afgebeeld als rijdend op een ezel, naast Sinterklaas.
Tegen 1895 was de naam Zwarte Piet overal in zwang geraakt. Andere, meest regionale namen bleven echter nog een hele tijd in zwang, zoals Assiepan, Jacques Jour of Sjaak Sjoor (Noord-Brabant), Sabbas (Zeeland), Hans Moef, Hans van Vese (of Hansje van Kese), Heintje Pik, Jan de Knecht, Krik-krak, Micheltje, Nicodemus, Pieterman, Pikkie, Robbert, Trappadoeli, Zwarte Jan of Zwarte Klaas. Al aan het einde van de 19e eeuw werden bij openbare sinterklaasvieringen soms 'zwarte knechten' (en andere figuranten) ingezet. In 1934 waren bij de eerste officiële intocht van Sinterklaas in Amsterdam zes Zwarte Pieten aanwezig; Surinaamse matrozen van een schip dat in de haven lag. Ook in de rest van Nederland en in Nederlands-Indië doken in de jaren dertig Zwarte Pieten op.
Na de Tweede Wereldoorlog organiseerden Canadese militairen in Nederland een sinterklaasviering met een massa Zwarte Pieten. Daarna werd Sinterklaas vergezeld door vele Pieten, tegenwoordig vaak met voor ieder een eigen taak.
Bij de jaarlijkse intocht van Sinterklaas in Amsterdam is het aantal Zwarte Pieten in de loop der jaren sterk gegroeid, tot meer dan 600 (ook vrouwelijke) Zwarte Pieten in 2013. Toch wordt er in liederen en verhalen meestal van één Piet gesproken, de oude teksten werden nooit aangepast.
Sinterklaas is nu altijd statig, soms vergeetachtig, terwijl Pieten zich als acrobaten en grappenmakers gedragen en vaak kwajongensstreken uithalen. Elke Piet heeft een eigen taak in de logistiek van de operatie. Zo zijn er onder andere zeer algemene Inkooppieten, Inpakpieten, Magazijnpieten, Jongleerpieten en Transportpieten. (br.wik )
Er zijn geen bronnen waaruit blijkt dat Sinterklaas in de Lage Landen vóór de tweede helft van de 18e eeuw een knecht had. Een personage in de vorm van een zwarte man of duivelsgestalte bestond in de folklore al langer. Meestal heette hij Klaas, soms was er sprake van namen als Bullebak, Zwarte Man, Piet met de Pooten (1749). Deze man was een vaak bontgeklede gestalte, voorzien van rammelende kettingen, het gezicht soms met roet zwart geschminkt of voorzien van een masker. Soms was hij verkleed als harlekijn en voorzien van belletjes. Hij gaf snoepgoed aan de kinderen, maar werd tevens opgevoerd als boeman om hen tot gehoorzaamheid te bewegen. De zwarte gezichtskleur werd tegelijkertijd in verband gebracht met de schoorsteen waardoor hij het snoepgoed naar beneden zou werpen. Het motief van Sinterklaas als boeman die stoute kinderen komt halen is onder andere te vinden in het gedicht Klaasje en Pietje van Hieronymus van Alphen uit 1778. Klaasje en Pietje zijn in dat rijm overigens de kindernamen. Een dergelijke gestalte met een hoge muts en een korf met geschenken is ook afgebeeld op de prent St. Nicolaas Avond van Simon Andreas Krausz (1770-1825).
De naam zwarte Piet werd tevens gebruikt tevens als een van de bijnamen van de duivel, of zoals hij in Vlaanderen werd genoemd: Pietje Pek. Ook werden onder deze naam koboldachtige wezens of andere aardgeesten begrepen. De bijnaam 'zwarte Piet' werd vroeger bovendien wel vaker door en voor rovers en andere misdadigers gebruikt, zoals Pieter Anthonisz. le Fever alias Swarte Piet van Leiden, die in 1695 in Amsterdam werd opgehangen. Het was echter ook een gewone bijnaam, die veelal betrekking had op de haarkleur of kledij van de betrokkene. In 1787 plaatst de stad Groningen opsporingsadvertenties voor de 58-jarige timmerman Jean Pierre Murguet alias Zwarte Piet uit Maastricht die gezocht werd wegens doodslag. Jacob van Lennep voert in zijn roman Ferdinand Huyck uit 1840 de beruchte Zwarte Piet op, die 'vroeger in de West-Indiën heeft geëxcerceerd het bedrijf van zeeroover, en nu, bij gebrek van beter, zich met straatschenderij geneert'
Allison Blakeley, historicus te Boston, schreef een boek over stereotiepe uitbeelding van zwarte mensen in de Nederland (1993). Hij sluit niet uit dat de sinterklaasgestalte in eerste eeuwen na de Reformatie geregeld opgevoerd werd als een duister figuur, juist vanwege het taboe dat er bestond op het vereren van katholieke heiligen. Dat zou ook verklaren waarom de Ouwe Sunderklazen of Klaasooms op de Waddeneilanden soms zwartgemaakte gezichten of maskers op hebben. Volkskundigen gaan ervan uit dat de boeman – onder invloed van het protestantisme – Sint-Nicolaas heeft verdrongen en ook zijn naam heeft overgenomen. Daardoor kon de gestalte van de zwarte Sinterklaas tegenstrijdige elementen in zich verenigen.
Bronnen uit andere delen van Nederland en het aangrenzende Noord-Duitsland lijken het bovenstaande te bevestigen. Een Groningse beschrijving uit het einde van de 18e eeuw verhaalt hoe op sinterklaasavond mannen verkleed als duivels bij de huizen aanklopten, op zware houten klompen, voorzien van kettingen, met een masker (scherbelskop) op en een koeienhuid met horens omgeslagen. Met holle stem vroegen ze: 'zijn hier ook stoute kinderen?' En als kinderen tegenstribbelden, vroegen de ouders soms: 'nu, als gij stout zijt, dan wil ik de zwarte man, met de lange baard, halen'. Uit de Veluwe stamt een afbeelding van rond 1900 van een zwartgemaakte sinterklaas met een lange bezem en een ketting aan zijn voet; aan zijn hoge hoed hangt een belletje.
In het overwegend protestantse Noord-Duitsland vinden we vergelijkbare gestalten, die – net als in Nederland – eigenschappen van Sinterklaas en een zwarte boeman combineerden. Op het Oost-Friese eiland Wangerooge heette de verbasterde duivelsgestalte Sunnerklaus. Hij ging op kerstavond samen met zijn knecht Greifan alle huizen langs en ondervroeg de kinderen of ze al konden bidden. Ze moesten beloven gehoorzaam te zijn en hem een hand geven. Ze kregen dan een krakeling. Daarbij werd bovendien een verbasterde versie van het bekende Nederlandse sinterklaaslied gezongen: Sünnerklaas, du hilge Mann, Treck die beste Sabbat (tabberd) an. Men meende dat de goedheilig man met zijn schimmel over het wad was komen aanrijden. In het Jeverland deed Knecht Ruprecht omstreeks 1870 de ronde op een wit paard. In de Vierlande bij Hamburg had hij een lange baard, een zwartgemaakt gezicht of een papieren masker, hoge laarzen en een wit laken met een strooien touw omgebonden. Andere namen voor deze gestalte waren Klas Bur, Aschenklas (genoemd naar de buidel met as, waarmee stoute kinderen geslagen werden) of Bullerklas (Westfalen en Nedersaksen; de laatste genoemd naar het lawaai dat hij maakte), Pulterklas (Dithmarschen), Ruhklas of Klingklas (Mecklenburg). Deze Ruhklas, met een koeienvel omgeslagen, werd begeleid door zijn knecht Rumpsack. De hiermee verbonden maskerades en lawaaioptochten die oorspronkelijk op Sint Nicolaas of Sint Maarten plaatsvonden, kregen later een plek op kerstavond of oudejaarsavond.[28] Maarten Luther spande zich persoonlijk in om het katholieke sinterklaasfeest naar kerstavond te verplaatsen. Alexander Tille geeft in zijn boek Die Geschichte der Deutschen Weihnacht (1893) een serie voorbeelden van 17e-eeuwse kerstoptochten, waarbij een Christusfiguur met lange baard werd begeleid door groepen engelen en zwarte knechten verkleed als harlekijn of hansworst. De zwarte gestalten drongen de huizen binnen om de kinderen te intimideren.
In de Nederlanden bestond niettemin een verschil tussen protestantse en katholieke gebieden. De sinterklaasgestalte van een bisschop te paard was in een katholieke streek als Noord-Brabant al aan het einde van de 18e eeuw in zwang. De zwarte boemangestalte die vóór 1800 meestal als Sinterklaas maar soms ook als Zwarte Piet werd betiteld, kwam daarentegen vooral in Noord-Nederland voor. Opvoedkundigen waarschuwden vanaf het einde van de 18e eeuw tegen de negatieve invloed van de traditionele boeman- en sinterklaasgestalten die bij kinderen vooral angst opriepen. In sinterklaasliedjes, teksten en op afbeeldingen (zoals koekplanken) kwam steeds vaker het beeld naar voren van een goedheilig man met een witte baard op een wit paard, die over de daken reed en cadeautjes door de schoorsteen wierp. Er zijn aanwijzingen dat men vanaf het begin van de 19e eeuw (en vooral in katholieke kringen) de goedheilig man daadwerkelijk is gaan uitbeelden als een levend personage, terwijl zijn tegenhanger werd omgevormd tot zwarte knecht en beladen met etnische stereotypen.
Net als in Nederland heeft men ook in Duitsland rond 1800 geprobeerd bestaande tradities 'beschaafder' te maken. Het is mogelijk dat de zwarte helper van de sint – net als het gebruik van de kerstboom – tevens via Duitse immigranten in Nederland bekend is geraakt. Een mogelijke voorloper van de nieuwe zienswijze is een Duits boekje uit 1803 (of eerder), Amaliens Beschäftigung froher Stunden van C.A. Stegmann (pseudoniem voor Georg Peter Dambmann te Darmstadt). Hierin staat het gedicht Der Weihnachtsmann und sein Knecht Ruprecht. De Kerstman wordt hier voorgesteld als 'een Turk', vergezeld door knecht Ruprecht, een als negerslaaf verklede hulp. (br.wik)