Leer en Gedragsproblemen
Leer en Gedragsproblemen
Leer en Gedragsproblemen. ADHD, ADD, PDD-Nos, Autisme, ASS, Asperger, ODD-CD, NLD, Borderline, Hechtingsstoornis/probleem, Hoogbegaafd, Faalangst.
Inhoud blog
  • Hechtingsstoornis
  • Gehechtheid bij kinderen
  • Reactieve hechtingsstoornis
  • Brochures en Lezingen van De Knoop over Hechtingsproblemen
  • Beslissingen over kinderen in problematische opvoedingssituaties: inzichten uit gehechtheidsonderzoek
    We zijn de 18de week van 2024
    Willekeurig SeniorenNet Blogs
    mauro
    blog.seniorennet.be/mauro
    Startpagina !
    Blog als favoriet !
    Zoeken in blog

    Foto
    agenda

    Belangrijke data in mijn agenda

    Nieuws VRT NWS
  • Man in levensgevaar na steekpartij in Antwerpen, politie op zoek naar dader
  • Duits Europarlementslid Matthias Ecke ernstig gewond na aanval tijdens verkiezingscampagne
  • Zestien gewonden bij ongeval met minibus van Brusselse politie
  • Sadiq Khan voor een derde opeenvolgende keer verkozen als burgemeester van London
  • Klimaatactivisten blokkeren Belliardstraat in Brussel
  • Rusland schrijft arrestatiebevel uit tegen Oekraïense president Zelenski
  • Noodweer in Brazilië eist 56 mensenlevens, tientallen anderen nog vermist
  • Tientallen studenten bezetten terrein van prestigieuze Trinity College-universiteit in Dublin
  • Sadiq Khan of Susan Hall, wie wordt burgemeester van Londen? "Spannend tot op het laatste moment"
  • Parket neemt dossier vermoorde Belgische vrouw en haar vermiste man op Tenerife in handen
    20-04-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Hoe ga ik om met opvoedproblemen in de klas?

    Hoe ga ik om met opvoedproblemen in de klas?

    Behandeling van hechtingsproblematiek moet in het gezin plaatsvinden. Daar moet gewerkt worden aan het herstel van de band tussen ouders en kind. Als de behandeling succesvol is dan zal dat zeker in de klas te merken zijn. Anderzijds zal het bieden van veiligheid en structuur in de klas de behandeling thuis natuurlijk sterk ondersteunen.

     

    Voor leerkrachten die te maken krijgen met - meer of minder - onveilig gehechte kinderen op school (en die zal je elk jaar wel tegenkomen) wil ik hier kort een aantal kenmerken en tips geven om ze in de benadering van deze kinderen te ondersteunen.
    Als er sprake is van een hechtingsprobleem dan is er bij het kind veel wantrouwen naar volwassenen en er is angst om gekwetst te worden. Het kind schrikt terug voor het praten over gevoelens, voor het maken van contact.

     

    Ook kan het zijn dat het gedrag van het kind bij jou negatieve emoties oproept omdat het kind je kwetst of omdat je je, door wat hij zegt of doet, afgewezen voelt.

    Probeer te voorkomen dat je het gedrag ervaart als tegen jou, als persoon, gericht maar zie het gedrag als voortkomend uit handhavingpatronen.


    Plaats in de klas

     

    Probeer bedreigende situaties te voorkomen of te verminderen, zodat het kind zich beter kan ontspannen en daardoor meer gewenst gedrag kan laten zien.

  • Houd hem dicht bij je, bijvoorbeeld naast je

  • Zet hem in de buurt van rustige kinderen

  • Geef hem een eigen tafel en stoel (bijvoorbeeld met een sticker erop)

  • Plaats zo mogelijk geen kinderen achter hem (bijvoorbeeld met zijn rug richting muur)

  • Contact

     

    Het is heel belangrijk dat het onveilig gehechte kind zich begrepen voelt en dat het ervaart ‘gehoord’ te worden. Positieve interactie met hem is dan ook essentieel. Schenk hem vertrouwen, opdat hij ook vertrouwen in zichzelf kan krijgen.

    Wijs het kind niet af als persoon, maar benoem zijn ongewenste gedrag en bied daarvoor een alternatief aan. Bouw een relatie met hem op en versterk die. Geef hem het gevoel: ‘jij bent belangrijk voor mij. Ik wil dat het goed gaat met ons en dat jij je prettig voelt in de klas’.

    Verwoord dit bijvoorbeeld door:

  • ‘Ik wil je helpen, daar ben ik voor’

  • ‘Grote mensen zijn er om kinderen te helpen met groot groeien, dus roep maar als je me nodig hebt’

  • ‘Je hoeft niet alles te kunnen of alleen te doen’

  • Het is belangrijk om actief naar het kind te luisteren en zijn gevoelens te verwoorden. Als het hoort dat het best bang, boos of verdrietig mag zijn, voelt het zich begrepen en zal de spanning van hem af vallen.

  • ‘Je vindt het moeilijk hè’

  • ‘Je wilt het zo graag goed doen en dan lukt het toch niet, ook niet als je zo je best doet’

  • ‘Je hoeft nog niet alles te kunnen, grote mensen kunnen ook niet alles’

  • Vertel ook de andere kinderen waarom het kind soms moeilijk doet, bijvoorbeeld: ‘Hij vindt het erg spannend en wordt daardoor druk en giechelig’.

     

    Leren

     

    Probeer het leren voor het kind weer leuk te maken door:

  • Lage eisen te stellen (onder zijn niveau)

  • Veel complimenten te geven

  • Waar mogelijk visuele ondersteuning te bieden

  • Zitten en bewegen af te wisselen (zoals bij heel jonge kleuters)

  • Bij overgangssituaties te helpen, zodat hij niet overspoeld wordt

  • Eventueel een beloningsysteem in te voeren (uiteraard met opdrachtjes die haalbaar voor hem zijn)

  • Extra ‘leuke’ taakjes te geven (bijvoorbeeld planten water geven e.d.)

  • Zijn gevoelens te verwoorden

  • Actief naar hem te luisteren

  • Probeer de dag altijd positief af te sluiten met het kind, zo mogelijk met hem alleen. ‘Het ging goed met ons hè. Fijn dat je morgen weer komt’.

    Het kan nodig zijn hulp te vragen van iemand die jouw aanpak observeert en je zonodig coacht in deze benadering. Schakel daar een VIB-er (video-interactie-begeleider) voor in met ervaring op het gebied van hechting of informeer bij mij over de mogelijkheden!

     

    Als we leerkrachten, die te maken hebben met problematische onveilig gehechte kinderen, begeleiden of coachen horen we van hen vaak terug dat deze manier van werken ook voor de andere kinderen goed werkt. Vaak ontstaat er veel meer rust en een beter werkklimaat in de klas en dit is logisch. Immers; een onveilig gehecht kind heeft behoefte aan een klimaat van veiligheid en geborgenheid en hebben niet alle kinderen behoefte aan een dergelijk klimaat?


    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    20-04-2008, 14:18 geschreven door Webmaster
    Reacties (0)
    18-04-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Leer- en Gedragsproblemen veroorzaakt door aangeboren syndromen

    LEER- EN GEDRAGSPROBLEMEN VEROORZAAKT DOOR AANGEBOREN SYNDROMEN

    Aardoom, H.A.

    Hoogeveen, H.

    Tijdschrift voor orthopedagogiek

    Jrg. 43 (2004), nr. 6 (juni)

    p. 235-242


    Door het toenemen van de diagnostische mogelijkheden worden bij kinderen steeds vaker aangeboren syndromen gevonden als oorzaak van leer-en gedragsstoornissen. Bij het opzetten van een handelingsplan voor deze kinderen kan kennis van de bij een bepaald syndroom behorende specifieke lichamelijke beperking en leer- en gedragskenmerken behulpzaam zijn.

    Overleg hierover van intern begeleider, schoolarts, schoolmaatschappelijk werkende en orthopedagoog kan het vervaardigen van een handelingsplan vergemakkelijken. Als uitgangspunt van dit overleg zijn van een aantal syndromen resumés uit de medische vakliteratuur gemaakt: Neurofibromatose (ziekte von Recklinghausen), Foetaal Alcohol Syndroom (FAS) en Dystrophia Myotonica (ziekte van Steinert).


     


    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (2 Stemmen)
    18-04-2008, 00:00 geschreven door Webmaster
    Reacties (0)
    17-04-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Jonge leerlingen met een risicovolle ontwikkeling
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    D. van der Aalsvoort

    Jonge leerlingen met een risicovolle ontwikkeling

     

    Achtergronden, diagnose en behandeling Ongeveer één op de honderd kinderen loopt jaarlijks al op jonge leeftijd vast op school. In de kleuterklas of het eerste jaar van de lagere school cq de eerste drie jaar van de basisschool lijken deze kinderen niet toe aan formeel onderwijsaanbod. Ze gedragen zich als een kind van drie terwijl ze al zes zijn, lijken niet aanspreekbaar en gaan zichtbaar met weinig animo naar school. Dit boek is vooral gericht op het verhelderen van de achtergrond van het gedrag van deze kinderen. We bespreken in een eerste deel hoe kinderen zich meestal ontwikkelen en gaan vervolgens in op vijf leerlingen die staan voor vijf typen problemen. Wijnand is liever passief dan volop in beweging; Josef durft niets en huilt snel; Kas praat veel maar begrijpt weinig; Victor praat niet maar lijkt veel te begrijpen; Elise heeft geen belangstelling voor boeken. Verder komt de diagnostische besluitvorming om de problematiek van deze kinderen te kunnen duiden aan bod. Het laatste onderdeel van het boek is gewijd aan recente inzichten in de aanpak van problemen bij de doelgroep en in het bijzonder bij de vijf kinderen die eerder werden geïntroduceerd. Het geheel richt zich tot ontwikkelingspsychologen, orthopedagogen, geïnteresseerde schoolbegeleiders en gespecialiseerde leerkrachten.

    Verschenen: september 2006
    Uitgeverij Acco


    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    17-04-2008, 23:41 geschreven door Webmaster
    Reacties (0)
    16-04-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.GEDRAGSPROBLEMEN : ONTWIKKELINGEN EN RISICO'S
      GEDRAGSPROBLEMEN : ONTWIKKELINGEN EN RISICO'S
      Ploeg, J.D. van der
      9e herz. dr. - Rotterdam : Lemniscaat, 2007
      357 p. : Tabel , Grafiek ; 23 cm
      ORTHO
      9789056379278
      :'Wanneer is het gedrag van een jongere nu te beschouwen als een probleem?' Met deze vraag begint de auteur zijn boek.

    Ouders, leerkrachten en andere opvoeders bepalen allen vanuit de voor hen geldende normen wanneer er sprake is van probleemgedrag. In die zin is probleemgedrag een subjectief en normatief begrip.

    Waar de een zich ernstig zorgen maakt over het agressieve gedrag van de jeugdige, zal de ander spreken van een gezonde opstandigheid. Bescheidenheid kan door iemand anders als sterk teruggetrokken gedrag worden ervaren.

    De auteur onderscheidt vier typen kinderen waarin gedragsproblemen besloten liggen: het sociaal angstige kind, het depressieve kind, het hyperactieve kind en het agressieve kind.

    Behalve een definiëring van het begrip probleemgedrag, komen in dit verband ook omgeving en persoonlijkheidsaspecten aan de orde.
     
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    16-04-2008, 00:00 geschreven door Webmaster
    Reacties (0)
    13-04-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Sociaal onhandig: aangeboren of (niet) geleerd

    artikel uit Mobiel 6.

    Sociaal onhandig: aangeboren of (niet) geleerd

    rubriek: Vreemd gedrag!?

    Door: Pim Steerneman, hoofd Centraal Coördinatiepunt Autisme Zuid-Limburg

    MENNO IS ACHT. HIJ WIL GRAAG EEN VRIENDJE HEBBEN, MAAR HET LUKT NIET. OP SCHOOL WORDT HIJ GEPEST. ALS IEMAND IN DE KLAS EEN GRAPJE MAAKT, BEGRIJPT HIJ NIET WAAROM ER GELACHEN WORDT. HIJ MAAKT GRAPJES WAAR NIEMAND OM LACHT EN HIJ LACHT OM DINGEN DIE NIEMAND GRAPPIG VINDT. MENNO ZIT ER STEEDS NAAST. HIJ BEGRIJPT NIET WAT ER IN ANDEREN OMGAAT EN HOE HIJ MET ANDEREN MOET OMGAAN.

    Problemen in de sociale omgang komen vaak voor bij kinderen. Meestal zijn het verstoringen die spontaan of met enige hulp verbeteren. Soms zijn het aangeboren ontwikkelingsstoornissen. We hebben het dan over contactstoornissen. Er is een aantal stoornissen dat samen het autisme spectrum vormt. De belangrijkste zijn autisme, het syndroom van Asperger en de aan autisme verwante stoornis PDD NOS. Bij kinderen met een autistische stoornis verloopt, naast een aantal andere kenmerken, het sociale denken niet normaal. Maar ook kinderen met hechtingsproblematiek kunnen problemen in sociaal denken vertonen. De kwaliteit van de opvoedingsrelatie is belangrijk voor de kwaliteit van het sociale denken.

    Autisme spectrum stoornissen

    In een recente studie beschrijft Lorna Wing(1) de hoofdkenmerken van autistische stoornissen als volgt: ernstige tekorten in contact, in communicatie en een beperkte interesse in activiteiten. Ze beschrijft ook drie vormen van autisten: het teruggetrokken autistische kind, het passieve kind en het actieve maar vreemde kind.

    Het teruggetrokken autistische kind is extreem in zichzelf gekeerd, leeft als het ware in een schelp. Er is geen sprake van wederkerigheid en de cognitieve mogelijkheden, de intelligentie, is laag. Passieve autistische kinderen zoeken niet actief contact, maar ondergaan contact wel. Ook zij hebben een gebrek aan wederkerigheid en zij kampen met duidelijke communicatieve problemen. De derde groep, actief maar vreemd, heeft de beste cognitieve mogelijkheden, de hoogste intelligentie van normaal tot soms hoger dan gemiddeld. De autistische kinderen uit deze groep kunnen heel claimend zijn in aandacht vragen. Ook bij deze groep kinderen bestaan problemen in de wederkerigheid.

    Dé autist bestaat niet, er zijn grote verschillen in problematiek en in intelligentie. Daarnaast heeft ieder kind een eigen karakter en groeit ieder kind op in een unieke opvoedingssituatie. Nóg moeilijker om het beeld autisme scherp te herkennen, is dat er vaak sprake is van meerdere problemen dan alleen autisme, bijvoorbeeld een combinatie met ADHD, met hyperactiviteit, met concentratiestoornissen.

    De aan autisme verwante contactstoornissen is een vage groep stoornissen waarbij de hoofdkenmerken van autisme wel aanwezig zijn, maar in mindere mate. Deze groep heeft vaak een redelijke intelligentie, maar in sociaal opzicht valt ze – net als het autistische kind – uit. Ze zijn vaak (sociaal) angstig, ze hebben moeite met het onderscheid tussen fantasie en realiteit, moeite met het begrijpen van humor en ze hebben – net als het autistische kind en het kind met het syndroom van Asperger – weinig invoelend vermogen.

    Het verschil tussen autisme en het syndroom van Asperger is de aanvang van de stoornis: bij autisme vóór het derde levensjaar en bij het syndroom van Asperger is dat vaak veel later. Daarnaast zijn zowel de taal, als de intelligentie bij kinderen met het syndroom van Asperger goed ontwikkeld, in tegenstelling tot het beeld autisme. Kinderen met het syndroom van Asperger zijn vaak – eenzijdig - zeer intelligent. Maar hun sociale intelligentie is zeer zwak met alle gevolgen van dien. Ze willen wel contact met anderen, maar het lukt niet. Ze spreken niet dezelfde taal, ze gedragen zich anders, ze begrijpen andere mensen vaak niet. Meestal hebben ze een eenzijdige en beperkte belangstellingssfeer en kunnen ze zich niet op empathische, invoelende wijze, in de ander verplaatsen.

    Het sociale denken

    Vanaf hun vroegste jeugd vormen mensen zich een idee van wat anderen denken en voelen. Ze maken zo een 'theorie' over hoe anderen zijn. Om deze theorie te kunnen vormen is het nodig zich te verplaatsen in een ander. Op grond daarvan ontstaat 'invoelen' en 'aanvoelen' van wat er in een ander gebeurt. Zo kan men voorspellen wat een ander zal doen of denken en kan men zijn eigen gedrag daarop afstemmen. Deze theorie over hoe anderen denken en voelen wordt de Theory-of-mind genoemd, kortweg de TOM (2).

    De meeste kinderen kunnen normaliter rond hun derde levensjaar op basis van gedrag van anderen bepaalde gedachten, gevoelens en bedoelingen van anderen afleiden. Ze geven zo betekenis aan het gedrag van die ander. Hiermee hebben kinderen met autisme spectrum stoornissen echter grote moeite. Een voorbeeld: Er staan twee schreeuwende jongens tegenover elkaar en er omheen staat een groep kinderen die ook schreeuwen. Als ik betekenis geef aan wat ik zie en me probeer te verplaatsen in de situatie, maar ook in de gedachten, gevoelens en bedoelingen van deze kinderen zou ik kunnen zeggen dat die twee jongens ruzie hebben en dat de ene boos en de ander bijvoorbeeld bang is, met daar omheen een groepje over en weer roepende kinderen. Als ik alleen maar beschrijf wat ik zie, dan zeg ik dat ik twee jongens tegenover elkaar zie staan schreeuwen, en ik ook nog acht andere kinderen in een kring er omheen zie staan. In plaats van de ruzie en het kijken te benoemen, zou ik kunnen melden dat vier kinderen een blauwe broek aan hebben.
    Deze laatste beschrijving zou de beschrijving door een autistisch kind kunnen zijn, die geen betekenis verleent aan wat hij of zij ziet.

    De kern van autisme spectrum stoornissen is in feite moeite met de goede betekenis te verlenen aan sociale situaties. De basis hiervoor is lichamelijk van aard. We weten nog niet veel over de oorzaken van autisme spectrum stoornissen. Wat we in ieder geval wel weten is dat het een aangeboren stoornis is, waarschijnlijk met een erfelijke basis, waarbij de hersenen niet normaal functioneren, onder andere op het gebied van informatieverwerking van sociale situaties. Het is een prikkelverwerkings stoornis waardoor de kinderen inkomende zintuiglijke prikkels (zien, horen, voelen) niet goed kunnen verwerken: ze zien anders, horen anders, voelen anders en dus reageren ze anders, ook in sociaal opzicht.

    Sociaal denken en TOM

    Een onderdeel van de sociaal-emotionele ontwikkeling is de sociaal-cognitieve ontwikkeling waarbij het denken over sociale gebeurtenissen centraal staat. Andere begrippen die verband houden met sociaal-emotionele ontwikkeling zijn empathie, invoelend vermogen, emotionele intelligentie of sociale intelligentie. De basis van dit alles wordt gevormd door de theorie die ieder mens maakt over hoe anderen denken en voelen, de Theory-of-mind, de TOM.

    De TOM wordt van baby af aan opgebouwd door waarnemen en imitatie (gericht kijken, luisteren en gericht nadoen), emotieherkenning (bijvoorbeeld: wie is boos, bang, blij, verdrietig en waarom?) en het 'doen-alsof vermogen (bijvoorbeeld doen alsof je heel erg boos bent). Kinderen met een autistische stoornis hebben een gebrekkige TOM, hun idee van wat er in anderen omgaat is erg gebrekkig.

    Met behulp van een test, de zgn. TOM-test (2), kan onderzocht worden of de TOM voldoende is ontwikkeld. Deze test maakt een sterkte-zwakte analyse op het gebied van zich verplaatsen in een ander. De uitkomst geeft aan waar het kind extra hulp nodig heeft om een goed beeld te vormen van sociale situaties, en waar het reeds voldoende is ontwikkeld. Vervolgens kan het kind op grond hiervan worden getraind (3).

    Het uitgangspunt van hulp op basis van de TOM is, dat als je sociaal gedrag wilt veranderen, je eerst sociaal inzicht moet oefenen, stimuleren en ontwikkelen. Als je sociale inzichten versterkt, zullen sociale vaardigheden daar logisch uit voortvloeien en misschien niet eens getraind hoeven worden. Het probleem bij kinderen met contactstoornissen zit niet zozeer in hun sociale vaardigheden alswel in hun gebrek aan sociaal inzicht waardoor ze zich niet vaardig gedragen.

    Uit onderzoek blijkt dat werken aan sociaal inzicht mogelijk is, tot op zekere hoogte ook bij autisme spectrum stoornissen. Dit laatste is wel afhankelijk van de ernst van de problematiek en de intelligentie.

    Een gebrekkige TOM alleen bij autisme spectrum stoornissen?

    Problemen met sociaal inzicht komen niet alleen bij autisme spectrum stoornissen voor. Laten we met een voorbeeld uit onderzoek(4) duidelijk maken hoe dit wordt onderzocht.
    In het onderzoek wordt het kind een smartierol getoond, waarbij de vraag wordt gesteld: 'wat denk je dat hier in zit?' Kinderen kennen dit snoepgoed en antwoorden zonder uitzondering: 'smarties' of 'snoepjes'. Vervolgens maakt het de rol open en er blijkt een pen in te zitten. Dan wordt het kind verteld dat er straks een ander kind komt die ook gevraagd wordt wat er in de gesloten rol zit. Het kind moet dus voorspellen wat het andere kind zal antwoorden. Om dat te kunnen moet het kind zich in het andere kind verplaatsen. Als het kind rekening houdt met wat het andere kind daadwerkelijk weet, zal het antwoord luiden: 'smarties'. Het kind onderkent dan dat de misleide persoon een ander idee heeft van de situatie dan hijzelf en dat dit leidt tot een andere reactie. Uit het onderzoek blijkt dat veel kinderen met sociaal onhandig gedrag, maar ook kinderen met sociaal-emotionele problemen, zoals pesten of gepest worden, moeite hebben met deze gevolgtrekking. Ook kinderen met contact- en communicatieproblemen die niet binnen het spectrum autisme vallen hebben vaak een gebrekkige TOM. Een gebrekkige TOM is kenmerkend voor sociaal- emotionele onrijpheid in het algemeen.

    De TOM bij kinderen met hechtingsproblemen

    Hechtingsproblemen hebben hun wortels in een onveilige gehechtheidsrelatie met de opvoeders. Gehechtheid is een duurzame emotionele band tussen kind en verzorger. De kwaliteit van de hechtingsrelatie is niet voor ieder kind gelijk en is afhankelijk van de kwaliteit van de interactie opvoeder – opvoedeling. De gevolgen van hechtingsproblemen die we vaak in meerdere of mindere mate zien bij kinderen in pleeggezinnen variëren onder andere van rusteloosheid, afleidbaarheid, tot prikkelbaar en agressief gedrag, problemen in relatie met leeftijdgenoten en moeite om nauwe contacten aan te gaan.

    Deze kinderen, die vaak in het verleden weinig invoelend op hun behoeften benaderd zijn, reageren vaak ook weinig invoelend op de behoeften van anderen, met alle sociale problemen dientengevolge. Door een falende hechting krijgen ze nauwelijks hulp in het goed ontwikkelen van een correcte TOM. Ze kunnen geen goed beeld vormen van het denken en voelen van andere mensen. Deze kinderen kunnen baat hebben bij een training die niet zozeer gericht is op sociale vaardigheden, maar op het sociale denken, op de TOM.

    Aan de buitenkant gezien bestaat er overeenkomst tussen het sociale gedrag van kinderen met hechtingsproblemen en sommige kinderen met autisme spectrum stoornissen. Belangrijkste verschil is dat kinderen met hechtingsproblemen in principe over een normaal vermogen tot sociale wederkerigheid en invoelende reactie op anderen beschikken.

    Hechting ontwikkelt zich binnen een constante interactie tussen kind en zijn of haar omgeving. Het denkkader dat het kind opbouwt op basis van hechtingservaring bepaalt weliswaar in hoge mate het gedrag van het kind, maar wordt ook door de verzorger op een bepaalde manier geïnterpreteerd. Deze betekenisverlening door de verzorger wordt op zijn beurt beïnvloed door eerdere ervaringen van de verzorger en op deze wijze is er dus sprake van een constante interactie tussen de TOM van het kind en de TOM van de opvoeder. Er wordt steeds aan hechting gebouwd en er wordt steeds aan ieders persoonlijke TOM gebouwd.

    TOM en opvoeders

    TOM heeft betrekking op sociaal begrip, sociaal inzicht en sociale gevoeligheid. Kinderen die over deze vaardigheden beschikken, hebben een kloppend invoelend vermogen. De meeste volwassenen hebben een goed ontwikkeld invoelend vermogen. Alle volwassenen zijn kind geweest. Maar hoe goed kunnen volwassenen zich inleven in de gedachten en gevoelens van een kind? Voor veel volwassenen en dus ook opvoeders is het vaak heel moeilijk zich te verplaatsen in de belevingswereld van kinderen. Als opvoeders zich verplaatsen in het perspectief van het kind, voelt het kind zich geaccepteerd. Bij kinderen met ontwikkelingsstoornissen, evenals bij kinderen met hechtingsproblemen, is het niet altijd gemakkelijk om invoelend te reageren. Ten eerste moet het gedrag van het kind begrepen worden. Als je niet weet dat een kind slecht hoort, hou je daar geen rekening mee en dit geldt ook voor kinderen met autisme spectrum stoornissen en hechtingsproblemen: als je niet weet dat het kind je niet aanvoelt en begrijpt, kijk je anders naar zijn of haar gedrag. Soms betekent het dat je het kind gedrag kwalijk neemt waar het niets aan kan doen.

    Optimale afstemming tussen kind en opvoeder vindt plaats in een veilig, stimulerend en accepterend (opvoedings) klimaat. Een belangrijke voorwaarde is dat de opvoeder inzicht heeft in het eigen handelen, waarbij een goede inschatting gemaakt wordt van de gevoelens van de ander. Sensitiviteit(gevoeligheid) en responsiviteit(invoelend reageren) als bouwstenen van een goed ontwikkelde TOM, zijn hierbij sleutelbegrippen.

    Onderkennen en vervolgens begrijpen van contact- en communicatieproblemen is belangrijk. Een goed ontwikkelde TOM is daarbij een instrument voor zowel het kind als de opvoeder om betekenis te verlenen aan (sociale) gebeurtenissen.

    Pim Steerneman
    GZ Psycholoog / hoofd Centraal Coördinatiepunt (CCA) Autisme Zuid-Limburg en hoofd afdeling Jeugdzorg RIAGG OZL.

    Literatuur/noten

    (1) Wing, L. Leven met uw autistische kind. Een gids voor ouders en begeleiders. Lisse, Swets & Zeitlinger, 2000.
    (2) Steerneman, P., C. Meesters, & P. Muris. TOM test. Leuven/Apeldoorn, Garant, 2000.
    (3) Steerneman, P. Leren denken over denken en leren begrijpen van emoties. Groepsbehandeling van kinderen. Leuven/ Apeldoorn, Garant, 1997.
    (4) Steerneman, P. & P. Muris. Gebrekkig begrip van 'false belief': specifiek voor autisme en aan verwante contactstoornissen? In: Gedrag en gezondheid, 1997, 25, p. 258 – 263.

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    13-04-2008, 22:21 geschreven door Webmaster
    Reacties (0)
    10-04-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Is aan jonge kinderen te zien wie crimineel wordt?

    TROUW

    HetNieuws   | Nederland  | 10-04-2008

    Vroege behandeling kan problemen voorkomen

    Harriët Salm

    Vanaf het zevende jaar loopt de ontwikkeling naar crimineel gedrag van jonge kinderen meestal via een min of meer vastomlijnde weg. Een juiste aanpak kan die ontwikkeling bij sommigen stoppen.

    Interesse in kinderen onder de twaalf jaar die zich al crimineel gedragen, is iets van de laatste vijftien jaar. „Voor die tijd besteedden politiek en media er weinig aandacht aan,” stelt Rolf Loeber, hoogleraar psychiatrie en jeugddelinquentie aan de Vrije Universiteit in Amsterdam en de Amerikaanse Universiteit van Pittsburgh.

    Dat veranderde in 1993 toen ophef ontstond over de gruwelijke moord op de 3-jarige Engelse peuter James Bulger, die door twee 10-jarige jongens werd omgebracht. Ook in Nederland kwam vervolgens de discussie over verharding van jonge kinderen op gang.

    Inmiddels is uit verschillend onderzoek gebleken dat er verband bestaat tussen bepaalde risicofactoren – erfelijk, sociaal-economisch – die kunnen leiden tot een latere criminele carrière, zegt Loeber. Toch is de politiek nog niet genoeg doordrongen van het nut van vroege preventie en vroege behandeling die veel problemen later kunnen voorkomen, vindt hij.

    Is aan een lastige peuter al te zien dat hij later het criminele pad zal kiezen? Hoe herken je onder kinderen jonger dan twaalf jaar de misdadigers van morgen? Deze vragen staan vandaag centraal op een congres dat het Amsterdams Centrum voor Kinderstudies organiseert aan de Vrije Universiteit.

    Loeber, een van de sprekers, stelt dat de wetenschap al aardig zicht heeft op de wegen die kinderen afleggen op weg naar ernstige problemen later. De levens van deze kinderen volgen vanaf hun zevende vaak een herkenbaar patroon.

    Daarin zijn drie hoofdsporen, legt hij uit. Allereerst heb je kinderen met openlijk probleemgedrag. Zij starten met lichte vormen van agressie, zoals pesten. In een volgende fase gaat dat over in vechten en weer later in wapengebruik, verkrachting, ernstige mishandeling.

    Een tweede groep heeft als kind al voor het twaalfde jaar heimelijk probleemgedrag, dat begint met liegen en winkeldiefstal en later overgaat in brandstichting, vandalisme, inbraak en fraude.

    De derde groep zijn de ’gezagsontwijkende probleemkinderen’. Zij zijn eerst halsstarrig ongehoorzaam; dat gaat vaak over in spijbelen en van huis weglopen om autoriteit te ontlopen. Vaak hangen ze op straat rond en stromen vandaar in een criminele loopbaan. Bij sommige kinderen lopen de drie wegen door elkaar.

    Er zijn niet genoeg betrouwbare gegevens over het aantal echt criminele 12-minners en de omvang en aard van hun misdrijven. Uit zelfrapportages en politiegegevens blijkt dat zo’n 130.000 10- en 11-jarigen tot een risicogroep behoren, stellen deskundigen vandaag op het congres. Maar onbekend is bijvoorbeeld in welke regio’s of steden meer of minder potentiële criminelen rondlopen.

    „We zouden kinderen waar al iets mee aan de hand is, beter moeten volgen,” zegt Loeber. „Zetten de problemen door, dan zijn er goede therapieën mogelijk om hen te helpen.”

    Loeber pleit voor een jaarlijks zelfrapportage-onderzoek onder jongeren, zodat er meer bekend wordt over bijvoorbeeld schommelingen in de cijfers. Ook zou er een deskundigenpanel opgericht moeten worden dat de regering adviseert over het strafrechtelijk en pedagogisch beleid met betrekking tot kinder- en jeugdcriminaliteit.

    De waarde van zelfrapportage

    Circa een derde van de 10- en 11-jarigen misdraagt zich minimaal een keer per jaar ernstig of pleegt een misdrijf, stellen onderzoekers vandaag op een congres in Amsterdam. Zij baseren zich onder meer op zogenoemde zelfrapportage-onderzoeken. Daarbij is een steekproef gehouden onder een representatieve groep die een afspiegeling is van alle Nederlandse jongeren.

    De jonge ondervraagden beantwoorden vragen over hun gedrag naar eigen inzicht. Dat kinderen grenzen aftasten door eens een dropje te jatten, betekent niet dat ze meteen crimineel worden. „Maar uit de antwoorden kun je vaak wel opmaken of een kind ernstiger problemen heeft”, zegt hoogleraar Rolf Loeber. Volgens collega Peter van der Laan is op zelfrapportage-onderzoek wel wat af te dingen. Brandstichting bijvoorbeeld kan hoog scoren omdat jonge kinderen redeneren: ik heb een keer een fikkie gestookt en dat was dus brandstichting. „Terwijl een fikkie stoken onschuldig kan zijn en brandstichting zwaar.”

    Toch is het onderzoek in zijn geheel waardevol, zegt hij. „Als een 8-jarige invult dat hij wel eens wat uit de supermarkt steelt, dan is dat een reden om je zorgen te maken. Dat is gedrag dat niet bij zijn leeftijd past en kan een voorbode zijn voor latere zwaardere criminaliteit.”

    http://www.trouw.nl/hetnieuws/nederland/article962479.ece#readmore

    Lees ook: Een op drie 12-minners vertoont wangedrag

    Criminaliteit begint met kattekwaad

    Door: Harriët Salm

     

    Ga hiervoor naar bijgevoegde   http://www.trouw.nl/hetnieuws/nederland/article962474.ece/Een_op_drie_12-minners_vertoont_wangedrag


    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    10-04-2008, 14:17 geschreven door Webmaster
    Reacties (0)
    05-04-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Schoolkinderen meer gepest
    zaterdag, 05 april 2008

    Schoolkinderen meer gepest

    (Novum)
     
    Leerlingen van basis- en middelbare scholen worden steeds meer gepest. Het aantal melding...

    (Novum) - Leerlingen van basis- en middelbare scholen worden steeds meer gepest. Het aantal meldingen bij hulplijn Pestweb is vorig jaar met elf procent gestegen ten opzichte van het jaar ervoor. Bijna 6500 kinderen schakelden de hulplijn vorig jaar in, tegen ruim 5800 meldingen in 2006. De cijfers zijn gepubliceerd in het maandblad van de Algemene Vereniging Schoolleiders.

    De toename van het aantal meldingen ligt volgens Pestweb niet alleen aan de stijging van het aantal pesterijen. Ook zouden kinderen de hulplijn beter weten te vinden.

    Kinderen worden volgens Pestweb steeds vaker digitaal gepest. De meeste meldingen zijn van kinderen uit het basisonderwijs en het vmbo.

    Pestweb is een online en telefonische hulplijn voor kinderen, ouders en leerkrachten die in aanraking komen met pesten. De organisatie wordt gefinancierd door het ministerie van Onderwijs

    http://nieuws.nl.msn.com/algemeen/article.aspx?cp-documentid=7989546


    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    05-04-2008, 11:07 geschreven door Webmaster
    Reacties (0)
    03-04-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Verband met ADHD en andere gedragsproblemen
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Stress tijdens zwangerschap is even slecht als roken 

    Benedict Vanclooster

    Problemen bij kinderen als ADHD, angst- en depressieve gevoelens of agressieve neigingen, lijken steeds vaker voor te komen. Twee decennia geleden begon professor Bea Van den Bergh een onderzoek naar de gevolgen van angst en stress bij de moeder tijdens de zwangerschap: “Toen kon ik niet vermoeden dat zwangerschapsangst en -stress bij de moeder tot dergelijke gedragsstoornissen bij het kind kunnen leiden.” 
     
    Sinds 1986 volgt professor Van den Bergh (Departement Psychologie) 86 moeders die voor de eerste keer zwanger werden. Aan de hand van vragenlijsten liet ze hun angst en stress tijdens de zwangerschap meten. De kinderen van hoog-angstige moeders vertoonden als foetus al een andere ontwikkeling dan die van laagangstige moeders: “In de moederbuik bewogen ze meer. En ook na de geboorte bleken ze actiever en verliep hun voeding- en slaappatroon minder regelmatig dan bij kinderen van laagangstige moeders.” 
    Op latere leeftijd bleven de kinderen van hoogangstige moeders zich onderscheiden: “Ouders en leerkrachten constateerden bij een aantal van hen op acht- en veertien- en vijftienjarige leeftijd gedragsstoornissen. We legden alle kinderen ook neurocognitieve taken voor, waarbij ze bijvoorbeeld een aantal letter moesten terugvinden op een computerscherm.Kinderen van hoogangstige moeders reageerden impulsiever: ze werkten sneller, maar maakten ook meer fouten.” 
    De kinderen van de hoogangstige moeders blijken het moeilijk te hebben om zichzelf te reguleren. “Kinderen met ADHD hebben nood aan een signaal van de leraar om hun aandacht opnieuw bij de les te krijgen”, illustreert Van den Bergh. “Hun problemen met zelfregulatie zijn vermoedelijk het gevolg van een subtiele wijziging in de foetale hersenontwikkeling. Hun aandachtsfunctie als dusdanig is niet verstoord. Kinderen met ADHD kunnen bij sociale activiteiten of tijdens een computerspel heel aandachtig zijn. Maar bij minder intense of voor hen minder interessante prikkels verslapt hun aandacht vlug.”

    Preventie 
    Tussen 8 en 24 weken zwangerschap komen de meeste neuronen in de hersenen tot ontwikkeling en nemen ze een bepaalde plaats en functie aan. “Alleen tijdens deze kritieke zwangerschapsweken heeft angst gevolgen voor het latere gedrag van het kind. We veronderstellen dat bij hoogangstige moeders hormonen vrijkomen. Bereiken die de foetus tijdens deze kritische ontwikkelingsfase, dan kunnen de hersenen negatief beïnvloed worden”, zegt Van den Bergh. 
    Deze vermoedens toetsen aan de realiteit blijkt bij de mens niet eenvoudig. “Bij de adolescenten uit de proefgroep heeft drs. Maarten Mennes in het labo Kinderneurologie van professor Lagae de voorbije zomer event-related potentials gemeten met EEG, namelijk voor, tijdens en na de uitvoering van neurocognitieve taken. Uit een analyse van de hersenpotentialen die werden opgewekt in de verschillende hersenzones zullen eventuele verschillen moeten blijken tussen adolescenten van respectievelijk hoog- en laagangstige zwangere moeders.” 
    Professor Van den Bergh hoopt niet dat haar onderzoek toekomstige moeders nog extra stress bezorgt: “Zwangerschapsangsten resulteren niet per definitie in kinderen met gedragsproblemen. Stress is op zich al een relatief begrip: de een verdraagt meer dan de ander. Ook de genetische aanleg en de opvoeding zullen mee bepalen welke, hoeveel en hoezeer gedragsstoornissen tot uiting zullen komen.”  
    Voorkomen blijft de beste remedie: “Attente ouders die vroegtijdig opmerken dat hun kind zelfregulatieproblemen heeft, kunnen het extra ondersteunen om zo de zelfregulatie te bevorderen en de kans te verkleinen dat zich op latere leeftijd gedragsstoornissen voordoen.” 
    Maar de beste oplossing is zwangere vrouwen zoveel mogelijk van stress te ontlasten: “Relaxatie- en cognitieve herstructureringstechnieken kunnen daarbij helpen. Stress is echter niet alleen een probleem van de zwangere vrouw en haar partner, maar van de hele maatschappij.” Professor Van den Bergh pleit dan ook voor preventiecampagnes en maatregelen van de overheid: “Uit bepaalde studies blijkt immers dat de impact van stress minstens even groot is als van roken tijdens de zwangerschap.”

    http://www.kuleuven.be/ck/2005_06/02/ck17-02-stress.php 


    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    03-04-2008, 14:11 geschreven door Webmaster
    Reacties (0)
    02-04-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Gids voor ouders
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Mijn kind in groep 1 en 2 / 3

    Gids voor ouders

    Zo leren ze

    Co-auteurs: Annemarie van den Brink en Ed van Eeden

    Mijn kind naar school is een serie uitgaven voor ouders met kinderen op de basisschool.

    Mijn kind in groep 1-2 geeft antwoord op alle vragen van ouders over hun kind dat net naar de basisschool gaat. Het boek is bestemd voor ouders die meer willen weten dan zij kunnen vragen tijdens het zogenaamde 10 minutengesprek op school en voor wie de meest prangende vraag is: hoe gaat het eigenlijk met mijn kind op school?

    Ontwikkeling:
    De serie is geschreven door experts en ontwikkeld door een educatieve uitgeverij. Om een juiste toets met de praktijk te waarborgen hebben de auteurs uitgebreid gesproken met leerkrachten, schooldirecteuren, ouders en andere deskundigen. Educatieve uitgeverij ThiemeMeulenhoff is bij uitstek deskundig op het gebied van het basisonderwijs en weet precies welke stappen en stapjes leerlingen maken in hun ontwikkeling.

    Opzet:
    De uitgaven geven ouders niet alleen inzicht in wat hun kinderen leren op school, maar ook hoe zij zich op school ontwikkelen op sociaal en emotioneel gebied. Op deze manier worden ouders geholpen om te begrijpen wat het kind op school meemaakt. Daardoor draagt de reeks eraan bij om het kind zowel optimaal te laten slagen op school als in zijn of haar ontwikkeling als mens.

    In de eerste hoofdstukken wordt het kind stap-voor-stap door het schooljaar heen gevolgd. In een aparte rubriek krijgen ouders antwoord op de meest gestelde vragen van ouders aan leerkrachten, en in aanvullende hoofdstukken volgt actuele informatie over specifieke thema's. Daarnaast leren ouders hoe zij hun kind optimaal kunnen begeleiden. Schrijfpagina's bieden ouders de mogelijkheid een dagboek over de ontwikkeling van hun kind bij te houden.


    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    02-04-2008, 21:53 geschreven door Webmaster
    Reacties (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Opvoeden door stoeien

    Lotens, Y., Opvoeden door stoeienYos Lotens

    Opvoeden door stoeien

    Bewegingsopvoeding - basislessen voor sociaal gedrag - spel- en lessuggesties

    Met een voorwoord door Anton Geesink (IOC)

    Als jonge mensen - en dieren - zich willen uitleven, gaan ze stoeien. Maar stoeien is meer dan alleen een manier om je overtollige energie kwijt te raken. Het is een belangrijk aspect van de (bewegings)-opvoeding.

    Kinderen ontwikkelen al stoeiend hun motoriek en doen tegelijkertijd ervaringen op in de omgang met anderen. Ze leren hun emoties te beteugelen, vertrouwen te schenken en anderen te vertrouwen. 'Alleen zonder pijn is het fijn' is een inzicht dat elk kind zich direct eigen maakt.

    Stoeispelen zijn een verrijking van het bewegingsonderwijs binnen alle schoolmuren. Stoeien is een intensieve manier van bewegen die veel vraagt van de concentratie en de motorische coördinatie. Door het directe lichamelijke contact doet het bovendien een groot beroep op het verantwoordelijkheidsgevoel van en de samenwerking tussen de spelers.

    Aan de andere kant vereist het weinig specifieke technische vaardigheden; iedereen is in staat om op zijn eigen niveau en op zijn eigen manier te stoeien. Stoeien is verbonden aan speljudo en kan worden gezien als voorbereidend judo.

    Stoeispelen blijken niet alleen enthousiasmerend te werken, maar ook de motorische vaardigheid te verbeteren, verloren (geestelijk) evenwicht weer terug te vinden en het geloof in eigen kunnen te vergroten.

    Opvoeden door stoeien behandelt uitgebreid de pedagogische mogelijkheden die het stoeispel biedt en de voorwaarden waaronder men het kan spelen. Tevens bevat het boek een groot aantal in de praktijk uitvoerig getoetste spel- en lessuggesties.


    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    02-04-2008, 21:37 geschreven door Webmaster
    Reacties (0)
    31-03-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Ontwikkeling langs de levenslijnen
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    P.F.A. de Nijs, F. Verheij e.a. (red.)

    Pervasieve ontwikkelingsstoornissen, ook wel autismespectrumstoornissen genoemd, hebben invloed op het sociale contact, de taal, de motoriek en het cognitief functioneren.

    Omdat bij PDD - Pervasive Developmental Disorders sprake is van een levenslange handicap, zijn de uitingsvormen en de implicaties van de aandoening in elke levensfase anders. Een kleuter, een basisschoolkind, een adolescent of een volwassene met autisme zijn in vele opzichten verschillend. Elke levensfase vergt speciale aanpassingen en vaardigheden van patiënten, ouders, docenten, begeleiders, artsen, psychologen en orthopedagogen.

    Dit boek wil deze mensen inspireren om vanuit een breed perspectief naar mensen met een pervasieve ontwikkelingsstoornis te kijken.

    Op basis van een levensverhaal plaatst het eerste deel PDD in longitudinaal perspectief, dus doorheen de levensloop. Er gaat ook aandacht naar de ouders.

    Het tweede deel belicht de diagnostiek van de pervasieve stoornissen. Achtereenvolgens komen de verschillende theorieën over het denken van mensen met PDD, de vroegdiagnostiek, het brede arsenaal aan diagnostische instrumenten, het onderzoeken van spraak en taal en de beleving van de diagnose door de ouders aan bod.

    Uit de Inhoud:
    Levensverhaal - PDD in het jonge leven - Seksuele ontwikkeling op basisschoolleeftijd - Adolescent en zijn milieus - Een leven lang ouderen - Over diagnostiek - Geen verklarende psychologische theorie - Vroege detectie - Breed meetinstrumentarium - Interactie, communicatie en taal-/spraakstoornissen - Over behandeling - Blijde boodschap voor de ouders - Sociale vaardigheidstrainingen - Picture Exchange Communication System - Medicatie - Behandelingsstrategieën bij boosheid - PDD in het regulier onderwijs - Wie past zich aan? - Woondroom.

    De auteur:
    Pieter de Nijs en Fop Verheij zijn kinder- en jeugdpsychiater in het Erasmus MC-Sophia Kinderziekenhuis in Rotterdam. Izak Gelderblom is kinder- en jeugdpsychiater in RMPI in Barendrecht. Jackeline Vlutters is GZ-psycholoog van het SARR Expertise Centrum Autisme Zuid Holland Zuid in Rotterdam.

    Uitgeverij Maklu


    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    31-03-2008, 12:48 geschreven door Webmaster
    Reacties (0)
    30-03-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Scholen: Gezamenlijke aanpak ziekteverzuim op scholen

    Zwolle

    Airplayradio, 27-03-2008 17:39

     

    Bij veel leerlingen die regelmatig verzuimen wegens ziekte blijkt er iets anders achter te zitten, dan alleen maar ziek zijn: een vervelende thuissituatie, pesten, het leertempo niet aankunnen, ruzie met een leraar, ADHD die niet is onderkend. Veel ziekteverzuim kan bovendien leiden tot voortijdig schoolverlaten.

    Daarom is de GGD Regio IJssel-Vecht in samenwerking met de scholen voor voortgezet onderwijs en de gemeenten in de regio Ijssel-Vecht onlangs gestart met het programma ZAS (Zekteverzuim Als Signaal).


    Wilt u meer lezen ga dan naar bijgevoegde link:
     http://www.airplayradio.nl/modules.php?name=News&file=article&sid=5717 

     


    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (1 Stemmen)
    30-03-2008, 15:18 geschreven door Webmaster
    Reacties (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Autisme: CNTN4-gen mogelijk betrokken bij autisme
    26-03-2008
    Het contactine 4 (CNTN4)-gen, een gen dat betrokken is bij het aanleggen van neurale verbindingen, speelt mogelijk een rol bij aandoeningen in het autistische spectrum. Dat ontdekten Amerikaanse wetenschappers.

    Afwijkingen in CNTN4 kunnen de functie van het gen tegengaan en zo de hersenen beperken in het aanleggen van neurale netwerken. Deze afwijkingen zouden een rol kunnen spelen in maximaal 2,5% van de patiënten met een aandoening in het autistische spectrum.

    De wetenschappers baseren hun conclusies op genetische screening bij 92 patiënten met een aandoening in het autistische spectrum uit 81 families en 560 controlepersonen. Zij vonden bij 3 autistische patiënten met slechts één kopie van CNTN4 of juist 3 kopieën.

    Eerder onderzoek heeft al aangetoond dat andere mutaties in CNTN4 kunnen leiden tot mentale retardatie.

    Bron: J Med Genet 2008; online publicatie 18 maart / Reuters Health

    http://www.healthdirect.nl/view.cfm?template=nieuws&id=3432&website_id=92
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    30-03-2008, 14:47 geschreven door Webmaster
    Reacties (0)
    29-03-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Kenmerken van problemen

    Kenmerken van problemen met aandacht die kinderen met ADHD kunnen hebben zijn:

    • Maakt vaak slordigheidsfouten bij schoolwerk of tijdens andere activiteiten en heeft weinig aandacht voor details.
    • Heeft veel moeite om de aandacht bij taken of een spel te houden. 
    • Lijkt vaak niet te luisteren als iemand wat verteld.
    • Slaagt er vaak niet in om aanwijzingen op te volgen of taken te doen die opgedragen zijn.
    • Heeft moeite met het organiseren van taken of activiteiten.
    • Doet liever geen taken waarbij je lange tijd moet opletten.
    • Is vaak (belangrijke) spullen kwijt.
    • Is snel afgeleid door dingen die om zich heen gebeuren.
    • Vergeet vaak dingen die hij of zij zou moeten doen.

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    29-03-2008, 20:37 geschreven door Webmaster
    Reacties (0)
    28-03-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ADHD

    ADHD is een stoornis die de meeste mensen wel kennen.
    Het kind is hyperactief, impulsief en heeft gebrek aan aandacht.

     

    Wat is ADHD?

    ADHD staat voor Attention-Defict Hyperactivity Disorder, dit is de Engelse term voor aandachtstekort-/ hyperactiviteitsstoornis. Kinderen met ADHD hebben een gebrek aan aandacht en/of zijn overbeweegelijk en impulsief. Natuurlijk zijn alle kinderen wel eens druk en hebben alle kinderen wel eens moeite om hun aandacht erbij te houden. Maar bij kinderen met ADHD komt dit vaker voor en is het gedrag ook ernstiger dan je bij een kind van zijn of haar leeftijd zou verwachten.

     

    Voorbeelden van ADHD-gedrag

    Kinderen met ADHD worden vaak getypeerd als ‘druktemakers’ en ‘snel afgeleid’. Voor kinderen met ADHD is het bijvoorbeeld heel erg lastig om in de klas op hun plaats te blijven zitten. Ze dwalen door de klas heen en houden andere kinderen van hun werk. Wanneer ze wel op hun plaats zitten, zitten ze bijvoorbeeld te wriemelen of laten ze constant hun spullen op de grond vallen. Kinderen met ADHD houden vaak niet van spelletjes waarbij ze lang moeten opletten. Als ze met spelletjes of speelgoed spelen doen ze dit op een rommilige manier en gaan ze bijvoorbeeld erg onvoorzichtig met het speelgoed om, waardoor speeltjes snel stuk gaan. Vaak worden kinderen met ADHD ook als flapuit getypeerd, omdat ze alles wat ze denken er meteen uitgooien of anderen onderbreken voordat ze hun zin hebben afgemaakt.

    De kenmerken van ADHD worden vooral goed zichtbaar wanneer er eisen aan het kind worden gesteld, bijvoorbeeld wanneer het kind een opdracht op school moet uitvoeren. Wanneer het kind vrij aan het spelen is en zijn eigen gang kan gaan zullen de kenmerken van ADHD veel minder opvallen.

     
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    28-03-2008, 23:23 geschreven door Webmaster
    Reacties (0)
    27-03-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Leer- en gedragsproblemen

    Tijdens de schoolloopbaan kunnen zich velerlei problemen voordoen. Dit kunnen leerproblemen zijn zoals dyslexie, dyscalculie of de manier van leren is bijvoorbeeld niet effectief. Ook kunen er gedragsproblemen zijn waardoor een leerling niet functioneert. De psychologen en pedagogen van Geldergroep kunnen met behulp van tests en gesprekken achterhalen waar de oorzaak van de problemen ligt en daaraan adviezen koppelen om de problemen aan te pakken.

    Hierin zijn de volgende diensten te onderscheiden;


    Onderzoek naar hoogbegaafdheid
    Dit onderzoek richt zich op de vraag of er sprake is van hoogbegaafdheid en op specifieke vragen die daaruit voort kunnen vloeien t.a.v. het functioneren op school en in sociaal opzicht. In het onderzoek wordt daarom niet alleen aandacht besteed aan de verstandelijke capaciteiten maar ook aan welbevinden, sociaal-emotioneel functioneren en werkhouding.

    Uitgebreid onderzoek dyslexie
    Dyslexie is een stoornis in het lezen en spellen. Deze stoornis kan iemand ernstig belemmeren in zijn school en beroepscarrière. Het onderzoek naar dyslexie is gericht op verstandelijke capaciteiten, schoolvorderingen, leervoorwaarden en sociaal-emotioneel functioneren. Daarnaast worden de mogelijkheden onderzocht van behandeling en/of dispensatie voor examens.

    Basisonderzoek dyslexie
    In tegenstelling tot een uitgebreid onderzoek is er geen behoefte aan een verslag, nagesprek en handelingsplan, maar kan volstaan worden met een dyslexie verklaring. Bij de prijsstelling is ervan uit gegaan dat er geen onderdelen door school worden afgenomen.

    Aanvullingen op basisonderzoek dyslexie
    Afhankelijk van de vraag kunnen aan het basisonderzoek een of meerdere modulen toegevoegd worden die deel uitmaken van het uitgebreid onderzoek. Er is keuze uit drie modulen: een nagesprek, een verslag, een handelingsplan. Ons secretariaat kan u over de prijzen informeren.

    Onderzoek dyscalculie
    Dyscalculie is een stoornis die rekenproblemen veroorzaakt. Onderzoek naar dyscalculie is gericht op verstandelijke capaciteiten waarbij de nadruk ligt op ruimtelijk inzicht. Op het gebied van schoolvorderingen wordt vooral gekeken naar de rekenvoorwaarden en de technische rekenvaardigheden. Er worden adviezen gegeven over behandelmethoden.

    Uitgebreid onderzoek leerproblemen
    Vraagstellingen kunnen zeer divers zijn, maar hebben altijd betrekking op een probleem op het gebied van het schoolse leren, waarvoor een verklaring wordt gezocht en waarbij een advies wordt gevraagd voor (be)handeling. Vraagstelling kan mede betrekking hebben op eventuele doorverwijzing naar speciaal onderwijs.

    Beperkt onderzoek leerproblemen
    Het verschil met een uitgebreid onderzoek is dat het een enkelvoudige en minder complexe vraag betreft, waarbij niet alle aspecten onderzocht hoeven te worden. Ook de rapportage is minder uitgebreid.

    Uitgebreid psychologisch/pedagogisch onderzoek
    Uitgebreid psychologisch/ pedagogisch onderzoek. Het onderzoek richt zich op onderzoek en advisering op velerlei gebied. Gedacht kan worden aan o.a. studieproblemen, problemen in de werksituatie, relatieproblemen, opvoedingsvragen, persoonlijke problemen e.d.

    Beperkt psychologisch/pedagogisch onderzoek
    Dit onderzoek is geïndiceerd wanneer er al een zeker beeld van het probleem bestaat uit bijv. eerder onderzoek of observatie en aanvullend onderzoek gewenst is op een enkel psychologisch of pedagogisch aspect.

    Psychologisch/pedagogisch begeleidingsgesprek
    Leermoeilijkheden en psychosociale problemen op school of thuis kunnen aanleiding zijn één of meerdere gesprekken aan te gaan met een externe deskundige. In een aantal gevallen blijft dit beperkt tot een enkel adviesgesprek, in ander gevallen kan er sprake zijn van begeleiding gedurende meerdere gesprekken.

    Mogelijk raakt u door het lezen van de beschreven dienstverlening geïnteresseerd. Wij kunnen u in een gesprek adviseren in welke vorm de dienstverlening het best antwoord geeft op uw vraag. Naast deze standaardproducten leveren wij vanzelfsprekend eveneens graag maatwerk.

    Bent u geïnteresseerd? Laat het ons weten via de Informatiepagina of neem contact op via onze vestigingen

    Voor meer informatie en of vestigingen ga dan naar de bijgevoegde link:  
    http://www.geldergroep.nl/problemen.php#ppduit

      


    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    27-03-2008, 16:13 geschreven door Webmaster
    Reacties (0)
    Archief per week
  • 27/06-03/07 2011
  • 06/06-12/06 2011
  • 30/05-05/06 2011
  • 28/03-03/04 2011
  • 15/11-21/11 2010
  • 08/11-14/11 2010
  • 25/10-31/10 2010
  • 13/09-19/09 2010
  • 31/05-06/06 2010
  • 26/04-02/05 2010
  • 29/03-04/04 2010
  • 15/03-21/03 2010
  • 08/03-14/03 2010
  • 08/02-14/02 2010
  • 30/11-06/12 2009
  • 19/10-25/10 2009
  • 27/04-03/05 2009
  • 19/01-25/01 2009
  • 05/01-11/01 2009
  • 22/12-28/12 2008
  • 15/12-21/12 2008
  • 08/12-14/12 2008
  • 10/11-16/11 2008
  • 03/11-09/11 2008
  • 27/10-02/11 2008
  • 14/07-20/07 2008
  • 09/06-15/06 2008
  • 26/05-01/06 2008
  • 19/05-25/05 2008
  • 12/05-18/05 2008
  • 05/05-11/05 2008
  • 28/04-04/05 2008
  • 21/04-27/04 2008
  • 14/04-20/04 2008
  • 07/04-13/04 2008
  • 31/03-06/04 2008
  • 24/03-30/03 2008
    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Laatste commentaren
    Foto
    Een interessant adres?
    Zoeken met Yahoo


    Mijn favorieten
  • seniorennet.be
  • Hechtingsprobleem (Forum)
  • forum

    Druk op onderstaande knop om te reageren in mijn forum

    Dropbox

    Druk op onderstaande knop om je bestand naar mij te verzenden.

    Mailinglijst

    Geef je e-mail adres op en klik op onderstaande knop om je in te schrijven voor de mailinglist.



    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!