Ik huur sinds weer een lange tijd een huis, onder de bomen maar tot mijn ergernis én spijt wordt véél luxe mij ontnomen puin, en ieder rotzooiding wordt gedumpt opzij mijn huis en als ik vraag om ordening is het antwoord weer niet thuis dominantie, keer op keer het is om van te wenen en ik betaal mijn huur maar weer al struikelend over stenen het is als praten tegen een muur alles wordt steeds genegeerd alleen de opbrengst van de huur wordt tevree geaccepteerd ......
Als een vroege vogel des morgens weer zijn lied herkent is de late winterwind zijn koude dirigent stilaan, komt er nu verandering buiten, daar in bos en hei dat voorspeld voor ons één ding : de Lieve Lente komt nabij ! en als ik neervlei op m'n buitenbank neem ik verrukt een teugje niet van ene sterke drank maar van dat verkwikkend lentevleugje !!
Eerst dacht ik : " niet aan denken ", dat heb ik toen gedaan maar twee seconden later dacht ik er toch weer aan nee, zo eenvoudig is dat niet want weet je wat je doet ? je denkt er ook aan als je denkt dat je er niet aan denken moet.
Hoe dikwijls ik je nachtrust al bedierf met zeuren over weer een ander griepje en de vele vele malen dat ik stierf aan hartinfarcten of een luchtwegpiepje aan pneumonieën tering enzovoorts aan dikke, dunne, endel, blinde darmen hoe jij dan zeggen kon : je hebt geen koorts en ik in slaap viel in je veilige armen.
Dwalend over heiden en door de lage bosjes denkend aan geen enkel ding fluitend, zacht en blijde kwam ik plotseling bij een huisje doodstil en verlaten dat in de schaduw van dennenbomen sliep waar het lang geleden scheen, en heel tevreden zo stil dat alleen een geitje blaatte en een koekoek riep.
De wind rent razend door de tuin en door de smalle straten en langs de zee, en door het duin er valt niet mee te praten de bomen buigen naar de grond je moet hem horen razen hij maakt het wel wat al te bont hoor die gek eens dazen waar blijven maten en gewicht wat is nog groot of klein als iets, wat je niet eens kunt zien zo koud, en zo brutaal kan zijn ...
Maart is vandaag weer slecht gezind en schilderd woedend koude luchten dat doet zijn prille LENTEKIND bang, en angstig voor hem vluchten sneeuw en hagel strooit hij rond en roept zijn koude WINDEMAKKER PAASBLOEM blijft slapen in de grond en wordt voorlopig ook niet wakker hij heeft ZONNEWARMTE weggestuurd en ook LENTEBRIES heeft moeten gaan heeft voor ons zijn KILTE ingehuurd en roept: DOE UW SKIPAK MAAR WEER AAN !
Als de stille avondschemer zachtjes, weer de dag wegkust begint een kleine ondernemer zijn laat concert, met heel veel lust melodieuze wondertonen vanuit uw kleine vogelkeel gaan mij dan intens belonen natuurlijk Godsgeschenkjuweel ! jubelende trillers, zachte tonen in een schitterend mineur als rivieren die gaan stromen en dat zomaar naast mijn deur ! betoverend zanglijstergezang iedere avond, keer op keer mooier, als elk klokkegeklang raakt u mijn hart, steeds telkens weer
Pavarottivogel, hoog op uw tak bij uw muzikale meesterstuk voel ik me steeds op mijn gemak en schenkt u mij, ultiem, geluk ...
Heeft u vandaag genoten van een warme zonnekuur ? want we werden overgoten door een lentetemperatuur en hij was dus eindelijk daar de bijna vergeten warme zon een hemel, helder, blauw en klaar en géén water in de ton !!
maar het blijkt een eendagsvlieg deze zoete lentegeur want als een nachtelijke dief opent Winter, opnieuw, zijn koudedeur .....
O Maart, o maart o lentebloem u, die het zachte weerkind baart en bijen doet spreken, met stil gezoem wat heb ik naar u uitgekeken wat heb ik de tijd vooruit geduwd bijna door winterkouw bezweken mijn huid door poolwind licht geruwd en al komt u nog met stormen regenvlagen, of weerchagrijn de lente gaat zich toch al vormen in menig hart zal vreugde zijn
o maart, o maart o lentekind ook al roert u met uw staart u bent, én blijft een voorjaarsvrind !
Klein wit wonderlijk winterkapje rustend, in uw tere groen u komt stillekes uit uw bakje wachtend, op een lentezoen u aanschouwend brengt veel vreugde op een speciale toon kleinnood, van kille koning winter u verdrijft veel haat en hoon
u wordt geboren uit de aarde als een witte winterzoen u geeft het leven opslag meer waarde en bent meer waard dan hopen poen ...
Ik verlang naar dronken huisjes scheef leunend, tegen de heuvels aan naar zachte zuidewindenruisjes en waar ik met mijn lief kan gaan de winter begint mij te vervelen en de koude wordt een sleur de zon moet ons kille lijf weer helen en aankloppen nu, bij iedere deur ik wil naar een land waar huisjes klonken met het licht van de zilveren maan en daar heerlijk scheef en dronken leunen, tegen de groene heuvels aan ...