1. Al rijdend: Algemeen regel: houd als veiligheidsafstand de helft van je snelheid in m uitgedrukt Vb: 50 km/u = 50/2: 25m 100km/u = 100/2: 50m Deze veiligheidsafstanden laten je toe tijdig te kunnen stoppen zelfs als je voorligger bruusk remt Opm: indien een andere bestuurder voegt in deze veiligheidsafstand in: reactie: vertragen en opnieuw een veiligafstand houden 2. In een file stilstaand achter een voertuig: Je moet de achterwielen van je voorligger nog kunnen zien ( 4 à 5m) Als je ooit achteraan wordt ingereden zal je voertuig niet tegen de voorligger geduwd worden. Op die manier zou je nog een hindernis kunnen ontwijken 3. Als een bestuurder aan je bumper kleeft Reatie: vertraag en verplicht hem je in te halen 4. 50m = 1/2afstand tussen 2 verlichtingspalen op de auto-snelweg 25m = de breedte van een auto-snelweg 5. Bij slechte weersomstandigheden (sneeuw,ijzel,mist) en vermoeidheid: een grotere volgafstand houden en rijd defensief