Ik heb het je toen voorgelezen Rutger Kopland
Ik schreef een vers over jou gezicht ,
Dat het zo afwezig was , ik vergeleek het
Met water waarin ik het gezicht zag
van een paard , en toen ik opkeek
Was de overkant verlaten .Ik vergeleek
Het met wind waarin ik de adem hoorde
Van een dode hond , en toen ik luisterde
Was het zo godvergeten stil in huis .
Ik heb het vergeleken met veel , met veel
Meer , meer dan ik mij herinner , maar
Ik kan het vers niet meer vinden .
Het was niet alleen maar water , wind ,
Je ziet me nog als ik niet kijk , je ademt
Als ik niet luister , leest wat ik niet schrijf .
Ik heb het je toen voorgelezen .
De ramen stonden open , op het terras
Dronken de vrienden limonade , de appelboom
Bloeide . Ik heb je voorgelezen
Wat ik wilde : weg , met jouw . Naast mijn bed
Een prachtige fruitmand . Geen druif
Nam je , geen sinaasappeltje , nee , nee ,
Die waren allemaal voor mij , voor mij
Alleen . Ik moet in slaap gevallen zijn ,
De ramen waren dichtgedaan , alsof er
Iemand was geweest , de wekker tikte
De maan scheen op het grijze fruit .
Ik heb de volgeschreven papieren waarvan
Ik voorlas , gevonden en verscheurd .