Deel door ons uw liefde uit
aan wie honger heeft en pijn.
Laat ons waar verdeeldheid is
uw vredestichters zijn.
Ons verlangen is alleen,
Heer, maak ons hart bereid,
dat door heel ons leven heen
uw liefde wordt verspreid.
Deel door mij uw liefde uit,
aan een medemens die lijdt.
Leer mij meer vervuld te zijn
met uw bewogenheid.
Mijn verlangen is alleen,
Heer, maak mijn hart bereid,
dat door heel mijn leven heen
uw liefde wordt verspreid.
Openbaar uw koninkrijk
aan wie zoekt, aan arm en rijk.
Giet een stroom van liefde uit,
dat in ons en door ons, o Jezus,
uw liefde wordt verspreid.(2x)
Deel ons door uw liefde uit
tot de einden van de aard'.
Dat zich waar de dood nu heerst
nieuw leven openbaart.
Maak ons als uw werkers klaar
en sterk ons in de strijd,
tot wij mogen oogsten waar
uw liefde wordt verspreid.
Openbaar uw koninkrijk
aan wie zoekt, aan arm en rijk.
Giet een stroom van liefde uit,
dat in ons en door ons, o Jezus,
uw liefde wordt verspreid.(6x)
Deel door ons uw liefde uit,)
maak ons hart bereid. )4x
Deel door ons uw liefde uit,)
ja wij zijn bereid. )2x
Deel door mij uw liefde uit )
ja ik ben bereid. )2x
Wat ogen zien dringt binnenin het hart. Het kan ons blij maken of ook heel verdrietig. Het kan ons soms zo diep raken, dat we er ziek van zijn. Ogen zijn de vensters van ons hart. Wie ze opent voor het licht, voor de zon overdag, voor de mooie dingen en voor de sterren in de nacht, is een blij en gelukkig mens. Met licht en meer moois in onze ogen komt er kleur in ons anders zo grijze leven. Want onze ogen weerspiegelen de liefde van Jezus. Een liefde, door Hem gegeven!
Uit het hart
Jouw Hemelse Vader die je heeft geschapen, die zoveel van je houdt, weet alles wat er zich in jouw hart afspeelt. Hij begrijpt en kent jou volkomen, Hij vraagt je om de juiste keuzes te maken! Hij verlangt niets liever dat Hij fier zou zijn op jou, dat je het pad der wijsheid zou blijven volgen! Het is niet altijd gemakkelijk, en je hebt vooral lef & doorzettingsvermogen nodig, maar dit alles is niet te vergelijken, met het liefdevolle geschenk dat je zal verkrijgen! Hij weet nu wat je denkt & wat je nog zou willen 'plannen'... Daarom vraag ik je : ook voor mij komt de tijd dat ik het aardse zal verlaten. Maar zou je dan niet blij & verheugd zijn als je weet, dat ik in het Hemelse paradijs zal blijven wachten op... jou !!! Filip V. (26-09-04)
IK BEN DE ALFA EN DE OMEGA GEBED IS DE SLEUTEL VAN DE OCHTEND
EN DE GRENDEL VAN DE AVOND.
18-06-2007
Als een rentmeester van God.
11:36Alles is uit hem ontstaan, alles is door hem geschapen, alles heeft in hem zijn doel. Hem komt de eer toe tot in eeuwigheid. Amen.
Als een rentmeester van God.
Wat Paulus aan Titus schrijft over oudsten in de gemeente, geldt ook voor andere gelovigen. In elk geval zijn alle gelovigen rentmeesters. Wat we zijn, zijn we dankzij onze Schepper en Redder, Jezus Christus. Wat we hebben, hebben we van Hem ontvangen: vergeving van onze zonden, eeuwig leven, maar net zo goed talenten en materiële dingen. Onze God wil dat we die zaken voor Hem beheren en Hem ermee dienen. Dat is geestelijk rentmeesterschap. In Gods economie gebruiken we de middelen die Hij ons heeft toevertrouwd en Hij vermenigvuldigt zijn zegen. Het is goed opnieuw te beseffen dat we ons hele wezen, ons hele hebben en houden, mogen inzetten voor onze God. Hij is de Eigenaar. 'Want uit Hem en door Hem en tot Hem zijn alle dingen. Hem zij de heerlijkheid, tot in eeuwigheid' (Romeinen 11:36).
6 Onze tong is net zon vlam: een wereld van onrecht, die onze lichaamsdelen in brand steekt. Want hij besmet het hele lichaam, hij steekt het rad van het leven in brand, met vuur uit de Gehenna
De waarschuwingen in het bijbelgedeelte van vandaag zijn niet van de lucht. Door veel praten wordt er veel kapotgemaakt. Door leugens worden relaties tussen gelovigen verwoest. 'De tong is een vuur, de wereld van de ongerechtigheid,' zegt de Bijbel in Jakobus 3:6. Als Gods Gemeente verziekt wordt door gezwets, moet dat aan de kaak gesteld worden. Gezond geloof: daar draait het om. In plaats van over elkaar te praten, moeten we samen de Heer zoeken. Praten met Hem en met elkaar. Gezond en rein blijven in plaats van besmet raken. 'Zalig de reinen van hart, want zij zullen God zien.' En áls we gezondigd hebben, is er - God zij dank! - altijd vergeving mogelijk, ook onder elkaar.
Paulus maakt zijn broeders geen verwijt dat ze hem in zijn rechtszaak in Rome niet terzijde hebben gestaan. Zouden wij het gekund hebben? Paulus verwijt wél ene Alexander, dat hij de zaak van de Heer schade berokkent en waarschuwt terecht voor zulke mensen. Er kunnen situaties ontstaan waarin mensen gewoon geen hulp kunnen bieden. Maar in dergelijke omstandigheden mogen we vast op onze Heer rekenen. Dat is een kostbare ervaring, die de Heer zo bijzonder voor ons maakt. David kon daar ook van getuigen in Psalm16:8: 'Omdat Hij aan mijn rechterhand staat, wankel ik niet.' En verderop in de Psalmen staat: 'Hij staat aan de rechterhand van de arme om hem te verlossen van wie hem veroordelen' (Psalm109:31).
En ik zeg je: jij bent Petrus, de rots waarop ik mijn kerk zal bouwen,
jij bent Petrus, de rots waarop ik mijn kerk zal bouwen In het Grieks is er een woordspel tussen het woord petra, steen of rotsblok, en de naam Petrus.
en de poorten van het dodenrijk zullen haar niet kunnen overweldigen.
De HERE zal zijn volk niet verstoten.
Nee, God laat zijn volk niet in de steek. Wat gold voor Israël, geldt ook voor de Gemeente van God. Wat er ook gebeurt, de Gemeente is gebouwd op Jezus, de Rots. De poorten van de hades zullen de Gemeente niet overweldigen (Matteüs 16:18). Gods volk mag in het nauw gebracht en aan alle kanten belaagd en verdrukt worden, maar God ziet en hoort het. Er is heel veel onrecht in deze wereld, ook tegen christenen. Velen van hen hebben het hard te verduren in de naam van Christus. De Bijbel prijst hen gelukkig, omdat de Geest van de heerlijkheid, de kracht en de Geest van God op hen rust. Dat is de ongekende kracht van God die boven de situatie uitstijgt en uithoudingsvermogen geeft, om sterk te staan voor God en zijn eer. En Hij ziet het, Hij ziet elke traan en elk stil verdriet.
Het gaat met de mensheid zonder God alleen maar van kwaad tot erger. Het is frappant dat de Bijbel daar heel nuchter in is en dat gewoon vaststelt. De mensen missen wat goed is en wat God van hen vraagt: rechtvaardig met elkaar om te gaan, trouw te zijn en met God door het leven te gaan. Ze zijn meer liefhebbers van genot dan van God. Nu is genieten niet verkeerd. Alles wat God gemaakt heeft, bijvoorbeeld het huwelijk, maar ook eten en drinken, is goed en niet verwerpelijk, áls we God ervoor danken. Dat is nu juist zo mooi, als we God liefhebben om wat Hij ons allemaal geeft, en het niet allemaal maar vanzelfsprekend vinden. God heeft ons alles gegeven en het bewijs is zijn Zoon Jezus Christus. Heb daarom God lief met je hele hart, je hele ziel en je hele kracht.
Het is het voorstel om de Naam van God weg te laten uit de herziene versie van de Europese grondwet, dit is de boodschap die Angela Merkel heeft meegedeeld aan 20 religieuze leiders van Europa.
Op de verkeerde dag en op het verkeerde uur kwamen wij in Jeruzalem aan. Het was vrijdag en het was elf uur. Het Tempelplein waar de Rotskoepel stond en de El-Aksamoskee was niet meer toegankelijk voor de toeristen. Men had besloten om alleen moslims toe te laten, zodat zij rustig konden bidden. We konden over de hoofden van de bewakers heen nog net een mooi plaatje schieten van de glanzend gouden koepel, die stralend afstak tegen een hardblauwe hemel. Omdat om vijf uur de sabbat begon, moesten we zorgen weer voor halfvier bij het busstation te zijn, want daarna zou al het openbaar vervoer stilliggen. Nadat we bij enkele kruiswegstaties - die zich langs de Via Dolorosa bevinden - hadden stilgestaan, kwamen we na twaalven, op het heetst van de dag, bij de Hof van Gethsémané en vonden het gesloten. Op een bordje stond dat we er na halfdrie weer in konden. Dat was heel erg. Mistroostig liepen we de weg verder omhoog en kwamen aan bij het oudste en grootste joodse kerkhof ter wereld. Zo ontzettend veel platte witte grafstenen. Het was er doodstil, er was verder niemand dan wij tweeën.
Boven een heel grote witte tombe boog zich één boom. Daaronder gingen we zitten en haalden brood en drinken uit onze rugzak. Wat waren we dom geweest om niet naar de openingstijden te informeren. Nu waren we veel geld en energie kwijt en konden niets bezichtigen. We vouwden onze handen en vroegen een zegen voor het eten en de rest van de dag. 'Hi! How are you?' We schrokken en keken waar dat geluid vandaan kwam. Een paar meter boven ons stond een jongeman naar ons te lachen. Met één been op het muurtje en met z'n hand z'n hoofd ondersteunend, keek hij lachend op ons neer. 'Oh hi,' zeiden we een beetje geïrriteerd en we zwaaiden wat flauwtjes naar hem en gingen door met eten. Maar hij had echt zin in een praatje en vroeg waar we vandaan kamen en wat we hier deden. We vertelden hem met trots dat we uit Belgie kwamen en - lichtelijk beschaamd - dat we hier nog veel hadden willen bezoeken, maar dat alles pas weer om halfdrie openging en dat we daar niet op konden wachten, want het was nog een uur gaan naar het centrale busstation.
Toen wees hij op een groot hoog hek aan de overkant van de weg en vroeg of we met hem mee wilden gaan om daarachter een tuin en een kerk te bezichtigen en hij toonde ons een grote roestige sleutel. We vonden het heel eng om met zo'n vreemde jongeman mee te gaan, maar we werden tegelijk ook erg nieuwsgierig. Hij droeg geen keppeltje, dus het leek ons geen joodse jongen, misschien een Palestijn? We waagden het erop. Hij bracht ons in een prachtige tuin, waar hij uitleg gaf bij vele planten en bomen. Hij liet ons de struik zien met heel grote scherpe stekels, waar de doornenkroon van was gemaakt. Hij verhaalde van de Johannesbroodboom. En hij toonde mij de verschillende tuinkruiden. Of ik wel wist wat dit was en dat, maar ik haalde de majoraan en de marjolein door elkaar, waarop hij opperde dat mijn man niet tevreden zou zijn over mijn kookkunst en dat het hem niets zou verbazen als hij een andere vrouw zou zoeken. Hij zei allemaal vreemde dingen over hem en ik ging hem verschrikkelijk verdedigen. 'O nee, zo was mijn man niet' en 'O nee, dat zou hij nooit doen' enz. Daarna opende hij voor ons het kerkje 'Dominus Flevit' ('De Heer weende'). Op de koepel van de kerk zijn de grijs leien platen in de vorm van druppels aangebracht. Het was heerlijk koel binnen. Ook daar vertelde hij ons alles over de historie van het bouwwerk en hij leidde ons naar het raam en toonde ons van daaruit Jeruzalem. We kwamen diep onder de indruk toen we de stad zo zagen liggen en op de plaats stonden waar de Heer Jezus de profetie had uitgesproken, wetende hoe ontzaglijk daar geleden zou worden. De jongeman zette ons neer op een kerkbank en gaf ons een plankje met de Engelse tekst van Luk. 19: 41-44 erop: 'Och, of u ook op deze dag verstond wat tot uw vrede dient; maar thans is het verborgen voor uw ogen.' De tranen stroomden mij geluidloos over de wangen. De jongeman nam mij het plankje weer af en begon er mij koelte mee toe te wuiven tot mijn huilen ophield. Toen hij het hek weer achter ons sloot, waren we diep onder de indruk van wat ons was overkomen. We overlegden met elkaar of misschien de Here God ons deze jongeman had gestuurd? Was het wel een gewone jongeman? Dat moest wel, want hij had zulke rare vragen gesteld in de tuin en zulke rare dingen geïnsinueerd. Het was beslist een gewone jongeman geweest. Hoewel? Hij had mij wel een heleboel positieve opmerkingen aangaande mijn man ontlokt! Ik had eigenlijk nog nooit zo nadrukkelijk iemand verteld van zijn trouw, zijn geduld, zijn vergevensgezindheid en nog meer van die goede eigenschappen. Op een vreemde manier was mij eigenlijk gevraagd: 'Heb jij hem echt lief?' En op een bijzondere manier had ik geantwoord: 'U weet toch dat ik hem liefheb!'
Dit jaar mogen Jan en ik vieren dat we 40 jaar lang door God bijeen zijn gehouden. Niet onze liefde, maar zijn liefde deed dat!
We liepen het erf weer op, langs een dood lam. 'Een lijer,' zei de boer. 'Daar was toch niks mee te beginnen.' 'Ik had er best wat aan kunnen doen, denk ik,' zei Jan Koopmans, de veearts, toen we in de auto zaten. 'Maar als ze mij daarvoor hadden opgetrommeld was dat twee keer zo duur geweest als dat hele lam kostte. Geen lam zal ooit een veearts zien.'
Dit citaat uit het boek 'Hoe God verdween uit Jorwerd' van Geert Mak zette me even aan het denken. De Here Jezus vergelijkt in de Bijbel mensen wel eens met schapen en lammeren. In tegenstelling tot hoe mensen soms met hun dieren omgaan, zei Hij: Ik zet m'n leven in voor mijn schapen. Het kostte Hem alles om zijn 'schapen' niet te verliezen. Door onze afkerigheid van God en alle verkeerde dingen die we doen, was het enige lot dat ons wachtte de dood. Er was geen hoop op leven. Jezus offerde Zijn eigen leven op aan een kruis. Door dat te doen nam Hij onze straf over. Na drie dagen stond Hij op om nooit weer te sterven. Wie dat gelooft, krijgt het eeuwige leven.
Voor een gewoon lam is de veearts te duur. Voor u en mij vond Jezus zelfs de prijs van Zijn leven niet te hoog.
Ik moest er door een lieve broeder op gewezen worden:
Gods liefde voor mij (en ook voor u natuurlijk) is onvoorwaardelijk.
Wist ik dat dan niet? Jawel hoor, maar niet genoeg.
Want het betekent?
Heel eenvoudig:
U en ik, wij kunnen niets doen waardoor Hij minder van ons zal houden.
Wij kunnen ook niets doen waardoor Hij meer van ons gaat houden.
We kunnen zijn liefde nooit verliezen: Hij houdt vandaag evenveel van ons als gisteren. Wat we ook doen. We kunnen zijn liefde ook niet verdienen. Zijn onvoorstelbare liefde is een gift, onverdiend. Dat noemen we genade. Nu we het daar toch over hebben: we kunnen God ook niet teleurstellen.
Dacht u van wel?
Nee hoor. Stelt u zich eens voor dat de Heer u iets heel doms, of heel verkeerds, of vooruit, iets heel erg zondigs, ziet doen. Dacht u dan dat Hij reageert met: 'Wat stelt die-en-die mij enorm teleur. Dat had ik van jou niet gedacht. Dat valt Mij vies van hem tegen... terwijl Ik zoveel voor die-en-die heb gedaan.' Onmogelijk!
Hij kent u en mij toch door en door? Iedere gedachte, nog voor wij die zelf denken!, is bij Hem bekend. Hij weet wie we zijn, waar we zijn, hoe we zijn. En vol liefde en bewogenheid kijkt Hij ons aan: Hij wil ons zo graag aan zijn hart hebben, dat Hij Zichzelf gegeven heeft. Durft u te geloven dat Hij gek op u is?
Als u mij niet gelooft, lees maar in Jesaja 30:18: 'De Heer verlangt er naar u genadig te zijn.' Of in Jesaja 43:4: 'U bent kostbaar in zijn ogen en hooggeschat; Hij heeft u lief.'
Toen Paulus en Silas eens vanuit Mysië naar het aan de Zwarte Zee gelegen Bithynië probeerden te gaan, liet de Geest van Jezus het hun niet toe (Hand. 16:7). Spoedig bleek dat het de bedoeling was dat ze naar Europa overstaken, en wel naar Macedonië. Een intrigerende vraag blijft waarom de beide predikers niet naar Bithynië mochten gaan. Op die vraag zullen we het antwoord vergeefs in de Bijbel zoeken. Toch zien we in 1 Petr. 1:1 dat zich daar later wel degelijk christenen bevonden. Kennelijk heeft de Here anderen ingeschakeld om in Bithynië het evangelie te prediken. Ook in de aangrenzende streek Pontus blijken zich christenen te bevinden. Misschien is daar gepredikt door Joden die het Pinksterwonder in Jeruzalem hebben meegemaakt en tot bekering gekomen zijn, want in Hand. 2:9 zien we dat daar ook mensen uit Pontus aanwezig waren. Deze streek wordt ook genoemd als de geboorteplaats van de Jood Aquila, een tentenmaker die samen met zijn vrouw Priscilla met de apostel Paulus heeft samengewerkt. Maar wat is er verder bekend over de christenen aan de Zwarte Zee?
Bithynië en Pontus waren door de Romeinen samengevoegd tot één grote provincie. In de jaren 111-113 werd deze provincie bestuurd door de stadhouder Plinius. Deze Plinius heeft over allerlei aangelegenheden gecorrespondeerd met zijn baas in Rome, keizer Trajanus. Van deze correspondentie interesseert ons vooral de brief die Plinius aan Trajanus schreef over de door hem in Bithynië en Pontus aangetroffen christenen. Deze brief is het oudste heidense document over de verspreiding van het christendom dat we bezitten. Plinius raadpleegt zijn baas omdat hij niet goed weet wat hij met de christenen in zijn provincie moet. Ook het antwoord van Trajanus is bewaard gebleven. Stadhouder Plinius schrijft zijn baas Op zichzelf is het triest dat Plinius juist door mensen die zeiden dat ze nooit echte christenen waren geweest - die daardoor zonder mankeren door zijn test heen gekomen waren - het best geïnformeerd is over het christelijk gemeenteleven in Bithynië en Pontus. Zij verklaarden dat de christenen daar de gewoonte hadden 'op een vaste dag vóór zonsopgang samen te komen en beurtelings ter ere van Christus als voor een god een lied te zingen.' Ook meldden zij dat de christenen later weer samenkwamen voor een gemeenschappelijke en eenvoudige maaltijd, en dat ze gewend waren niet te stelen of te roven, geen echtbreuk of woordbreuk pleegden, en in bewaring gegeven goederen op verzoek prompt teruggaven - allemaal zaken waarin de christenen zich van de niet-christenen onderscheidden. Plinius meldt ook dat hij conform een keizerlijke richtlijn een verbod op vereniging en vergadering had uitgebracht, en dat de christenen zich daaraan hadden gehouden. Helaas was Plinius' mening over het christelijk geloof negatief: hij vond het een verderfelijk bijgeloof, een besmettelijke ziekte. Trajanus dat hij, ondanks de vragen die hij heeft, christenen heeft laten terechtstellen. Hij heeft ze persoonlijk gevraagd of ze christenen waren. Wanneer ze dat erkenden, heeft hij zijn vraag een tweede en een derde keer herhaald, onder dreiging met de doodstraf. We kunnen bewondering opbrengen voor de moed van deze christenen, die met de dood voor ogen trouw bleven aan de Here. Plinius meldt ook dat hem onlangs anoniem een lijst met namen is bezorgd van mensen die christenen zouden zijn. Opmerkelijk is de manier waarop Plinius degenen die ontkenden dat zij christen waren, aan een onderzoek onderwierp. Het was hem namelijk bekend dat sommigen die hun christen-zijn bij een verhoor ontkenden, wel degelijk christen waren. Hij liet ze de Romeinse goden aanroepen, hij liet ze aan de goden en aan de keizer offeren, en hij liet ze Christus vervloeken. Dit laatste was iets waarvan hij gehoord had dat echte christenen daartoe niet kunnen worden gedwongen. Staan ook wij, christenen van 20 eeuwen later, zo bij onze medemensen bekend?
Uit Plinius' beschrijving blijkt dat het aantal christenen zo groot is, dat hij bang is voor consequenties vanuit Rome als hij een beoordelingsfout zou maken. Moet hij het loutere feit dat iemand een christen is, strafbaar stellen? Moet hij onderscheid maken naar geslacht en leeftijd? Moeten christenen de gelegenheid krijgen hun geloof af te zweren? Aan het eind van zijn brief motiveert Plinius nogmaals waarom hij zich tot de keizer wendt. Wat voor hem zorgwekkend was, is in onze ogen juist heel positief: ondanks de vervolging groeide het aantal christenen explosief, niet alleen in de steden en de dorpen, maar ook op het platteland - dat laatste is inderdaad opmerkelijk, want het platteland bleef doorgaans het langst heidens. Toch ziet Plinius een lichtpuntje: zijn aanpak lijkt succesvol, want er wordt weer meer offervlees verkocht en de tempels worden weer bezocht. Inderdaad, waar God een geopende deur geeft, zijn veel tegenstanders. Trajanus' korte antwoord gaat inhoudelijk niet op het christendom in. Behalve een complimentje krijgt Plinius slechts te horen dat hij geen actief opsporingsbeleid moet voeren, en niet moet ingaan op anoniem voorgelegde beschuldigingen. Dat, schreef Trajanus, zou een zeer slecht voorbeeld zijn, en is niet iets van onze tijd. Inderdaad! Maar het beste voorbeeld werd niet door Plinius, maar door de vervolgde christenen gegeven. We mogen, terwijl we het einde van hun wandel beschouwen, hun geloof navolgen.
'Geloven is best, maar je moet het niet overdrijven.' Ik hoor het Piet nog zo zeggen. Hij was een collega met wie ik nauw samenwerkte. We konden het goed met elkaar vinden. 'Hoe bedoel je,' vroeg ik voorzichtig. 'Nou, ik geloof ook in God en ga soms naar de kerk. Maar om nou overal het geloof bij te halen, lijkt me wat te veel van het goede.' Ik was even stil. Wat moest ik daar nu op antwoorden? 'Ik ben het niet helemaal met je eens. Een relatie met de Here is niet iets van een paar momenten in de week, het doortrekt je hele leven. Net als in een huwelijk, in alles houd je rekening met elkaar. Kun je het naar God toe eigenlijk wel maken om te zeggen dat je niet moet overdrijven? Zou Hij ooit vinden dat je Hem te veel in je leven betrekt? En kijk eens naar wat God Zelf deed toen Hij Zijn Zoon stuurde. Hij was niemand verplicht zoveel liefde te geven. Het was Zijn goed recht om ons te laten sterven, omdat wij tegen Hem hadden gekozen. Maar Hij is zo oneindig liefdevol dat Hij een nieuwe mogelijkheid creëerde, zodat we in relatie met Hem kunnen leven. Het is maar goed dat God niet zuinig was in Zijn liefde naar ons toe.'
Gelovigen mogen God danken, omdat ze een bijzondere band met hun broeders en zusters hebben, omdat ze gezien hebben dat ook anderen oprecht geloven in diezelfde God. Sommigen mogen God danken voor ouders en grootouders, in wie hetzelfde geloof heeft gewoond. Dat is best iets om even bij stil te staan. God wil graag dat het geloof en de inhoud ervan, zijn Woord, niet bij een enkeling blijft hangen. Het moet worden doorgegeven. Het is Gods wens voor gelovige ouders, dat zij zijn Woord doorgeven aan hun kinderen. Timoteüs kende van jongs af de heilige geschriften. Daarmee was een belangrijke basis gelegd voor het leren kennen van God. Maar het geloof moet in je wonen, iets van jezelf worden. Het kan niet maar even gekopieerd worden. Uiteindelijk telt alleen waarachtig en echt geloof in God en zijn Woord.
Tijdens een opwekking in Engeland knielde een voorganger naast een jonge vrouw die naar voren was gekomen en nu neergeknield lag. Er was iets wat haar in de weg stond om de Heer Jezus aan te nemen als haar Heer en Heiland. 'Wat is er?' vroeg de voorganger vriendelijk. 'Waarom geeft u uzelf niet helemaal over aan de Heer Jezus?' 'Ik heb het geprobeerd', snikte de vrouw. 'Wat staat u in de weg?' 'Het is de manier waarop christenen me behandelden. Ik ben bang dat ik mijn betrekking bij de familie waar ik nu werk moet opgeven. De meneer is zo wreed en ongeduldig tegenover mij.' De voorganger gaf haar de raad haar betrekking op te zeggen. 'God zal wel zorgen dat u een betere betrekking krijgt. Voor wie werkt u eigenlijk?' De vrouw richtte haar hoofd op, keek de voorganger aan en zei: 'Ik werk voor u, meneer.' Vol verbazing riep de voorganger uit: 'Ben jij dat, Jane?' Tot op dat moment had hij niet gemerkt dat het zijn eigen dienstmeisje was die naast hem neergeknield was. Vol van schaamte beleed hij dat hij haar tot nu toe niet goed behandeld had. Nu was voor het meisje de verhindering weggenomen om tot de Heer Jezus te komen.
Dit is een lied voor de sabbatdag, een lied voor een moment van rust. Het is goed dat een mens rust neemt om de Heer te loven. Er zijn zoveel daden van Hem die ons blij stemmen, zoveel werken van Hem die ons tot eerbiedig nadenken stemmen! Niet dat je overal zo blij van wordt. Als we zien dat het de goddelozen voor de wind gaat, als de bedrijvers van ongerechtigheid bloeien, dan snappen we daar niets van. Maar met grote stelligheid weten we: zo blijft het niet, zij zullen voor immer verdelgd worden. Met vaste zekerheid verkondigt de psalmdichter de toekomst. Wat ook de toestand nú mag zijn, op den duur kan het niet zo blijven. Het is een psalm waarvan we misschien denken dat die alleen aan bejaarden zou moeten worden voorgelezen: 'Zij zullen in de ouderdom nog vrucht dragen.' Niets is minder waar: het is nu juist een bemoediging voor mensen die in het volle leven staan. Ze zullen fris en groen zijn, op ieder moment. Kijk naar een ceder: zó krachtig! Kijk naar een palmboom: zó mooi! Wat zeggen we daarmee eigenlijk? Dat de Heer een bron is in Wie je nooit teleurgesteld raakt, en dat iedereen die er zo goed uitziet, uit die bron heeft geput.
Daar is een sabbatdag goed voor, om blij en eerbiedig Gods daden te overdenken en God te loven. Zeker: er zijn dingen in je leven die je niet begrijpt, maar net zo zeker is dat het beste nog moet komen. Gods kinderen wacht een prachtige toekomst.
Bij het lezen van deze psalm valt op dat er een parallel is met het 'Onze Vader'. Zo leert de Heer Jezus Zelf in het 'Onze Vader' hoe we kunnen bidden:
'Onze Vader die in de hemelen bent.' God is in de hemel, verheven in zijn majesteit, ver boven ons mensen. In deze psalm staat: 'Stromen verheffen hun stem.' Wat er ook gebeurt op deze aarde, God staat erboven. Niets gebeurt buiten zijn wil om.
Het 'Onze Vader' gaat verder: 'Moge uw naam worden geheiligd.' God is niet zo maar iemand. Hij verdient het dat wij Hem eren. Hij heeft ons immers gemaakt. In de psalm van vandaag staat dat de heiligheid een sieraad van Gods huis is. In zijn nabijheid past eerbied en ontzag, niet alleen op zondag.'Moge uw koninkrijk komen', zo wordt het 'Onze Vader' vervolgd. Dat is de wens van iedere discipel. God regeert straks over iedereen, maar ons hart is nu al zijn troon en ons leven zijn koninkrijksgebied, voor altijd. En wij willen graag dat zijn heerschappij zich uitbreidt.
'Moge uw wil gebeuren, zoals in de hemel, zo ook op aarde.' In de hemel wordt er tenminste naar God geluisterd. De vraag aan ons is of wij dat op aarde ook al doen. Het is niet goed om te wachten tot we in de hemel zijn. Nu al naar God luisteren, wordt rijk beloond. Doen wat je zelf wilt, is voor een kind van God ongezond en schadelijk. Het is niet genoeg God onze Heer en Koning te noemen. Alleen als we de wil van God doen, gaan we Gods koninkrijk binnen (Matteüs 7:21). En wie de wil van God doet, blijft tot in eeuwigheid. De wil van onze grote Koning is wet. Wat is de wil van God? Dat alle mensen behouden worden en de waarheid erkennen. Welke waarheid? Dat de mens verloren is en alleen door Jezus Christus en zijn werk op het kruis van Golgota verlossing ontvangt.
Ik ben LUC, en gebruik soms ook wel de schuilnaam Lucky.
Ik ben een man en woon in Moorsele (belgie) en mijn beroep is RUST........
Ik ben geboren op 30/12/1952 en ben nu dus 71 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: computer,,Muziek Fietsen en proberen niet mijn wil te doen maar deze van de Heer.
ben gehuwd met fabienne
De Geest van God is geen spookbeeld of hersenschim. Hij is onder ons aanwezig, voelbaar en tastbaar. Hij spreekt soms uit de blik in onze ogen. Je ziet hem in de mensen die verdraagzaam zijn en respectvol omgaan met elkaar. Je voelt hem in dat liefdevolle gebaar of die hartelijke handdruk. De Geest van God is de scheppende kracht die bruggen slaat over de diepste kloven, die mensen bij elkaar brengt en conflicten ombuigt in begrip en verzoening. Het is de energie die bergen kan verzetten en mensen boven hun kleinheid uittilt - de levensadem van God die mensen bezielt en in beweging zet.
Afscheid nemen is verdrietig, afscheid nemen is niet fijn afscheid nemen is iemand verlaten bij wie je graag zou willen zijn.
Afscheid nemen is die blik vol liefde en die aai over je bol afscheid nemen zijn die tranen je schiet er helemaal van vol.
Afscheid nemen zijn die woorden "Ik hou van jou, dag lieve schat. Je bent altijd bij me, want jij zit hier, diep in m'n hart."
Soms is het afscheid maar voor even soms voorgoed of voor een lange tijd maar wat je samen hebt mogen beleven dat raak je echt, nee nooit meer kwijt.
Parel
Je bent een parel, die zeer kostbaar is je naam staat onuitwisbaar in Mijn hand geschreven. Ik heb je zelf gemaakt om tot Mijn eer te leven je bent een parel, die zeer kostbaar is.
En eens zal Ik je roepen aan Mijn zij Mijn kind die roeping is zo hoog verheven. Uit liefde gaf ik jou Mijn eigen leven, ja, eenmaal zul je stralen aan Mijn zij.
Je bent nu nog op reis, het einddoel is in zicht, houd Mij maar stevig vast en luister naar Mijn stem. Aan d’einder gloort het nieuw Jeruzalem, daar zul je eeuwig leven in Mijn licht.
Je bent een parel, die zeer kostbaar is.
Dit gedicht is voor jou! Als je je alleen voelt je hart gebroken is of bezeerd als je bang bent voor wat komen gaat als je lief hebben hebt verleerd als je jezelf niet durft te zijn als je verteerd wordt door verdriet dan is dit gedicht voor jou want God vergeet je niet Hij wacht op je hij kent je vragen Hij zegt: “geef mij je last, dan kunnen we het samen dragen”. En langzaam zul je merken daar kun je van op aan, dat jij alleen nog je rugtas vasthoudt de inhoud is naar Hem overgegaan Als je je bedrogen voelt eenzaam en heel klein als je door de bomen het bos niet meer ziet en er misschien zelfs niet meer wilt zijn als je verstrikt zit in de netten van de zonde en niet weet hoe je daar uit moet geraken dan is dit gedicht voor jou Jezus zal het in orde maken Hij weet als geen ander hoe pijn voelt en wat een mens soms moet doorstaan Voor jou en mij is Hij uit liefde door enorm zware beproevingen gegaan Hij kijkt naar jou met een bewogen hart en een liefdevolle blik in Zijn ogen en wacht tot je Hem vragen zult je tranen te gaan drogen Dit gedicht is voor jou. Waarom? Is misschien je vraag. omdat God ontzettend van je houdt, grijp toch Zijn uitgestoken hand vandaag….