Deel door ons uw liefde uit
aan wie honger heeft en pijn.
Laat ons waar verdeeldheid is
uw vredestichters zijn.
Ons verlangen is alleen,
Heer, maak ons hart bereid,
dat door heel ons leven heen
uw liefde wordt verspreid.
Deel door mij uw liefde uit,
aan een medemens die lijdt.
Leer mij meer vervuld te zijn
met uw bewogenheid.
Mijn verlangen is alleen,
Heer, maak mijn hart bereid,
dat door heel mijn leven heen
uw liefde wordt verspreid.
Openbaar uw koninkrijk
aan wie zoekt, aan arm en rijk.
Giet een stroom van liefde uit,
dat in ons en door ons, o Jezus,
uw liefde wordt verspreid.(2x)
Deel ons door uw liefde uit
tot de einden van de aard'.
Dat zich waar de dood nu heerst
nieuw leven openbaart.
Maak ons als uw werkers klaar
en sterk ons in de strijd,
tot wij mogen oogsten waar
uw liefde wordt verspreid.
Openbaar uw koninkrijk
aan wie zoekt, aan arm en rijk.
Giet een stroom van liefde uit,
dat in ons en door ons, o Jezus,
uw liefde wordt verspreid.(6x)
Deel door ons uw liefde uit,)
maak ons hart bereid. )4x
Deel door ons uw liefde uit,)
ja wij zijn bereid. )2x
Deel door mij uw liefde uit )
ja ik ben bereid. )2x
Wat ogen zien dringt binnenin het hart. Het kan ons blij maken of ook heel verdrietig. Het kan ons soms zo diep raken, dat we er ziek van zijn. Ogen zijn de vensters van ons hart. Wie ze opent voor het licht, voor de zon overdag, voor de mooie dingen en voor de sterren in de nacht, is een blij en gelukkig mens. Met licht en meer moois in onze ogen komt er kleur in ons anders zo grijze leven. Want onze ogen weerspiegelen de liefde van Jezus. Een liefde, door Hem gegeven!
Uit het hart
Jouw Hemelse Vader die je heeft geschapen, die zoveel van je houdt, weet alles wat er zich in jouw hart afspeelt. Hij begrijpt en kent jou volkomen, Hij vraagt je om de juiste keuzes te maken! Hij verlangt niets liever dat Hij fier zou zijn op jou, dat je het pad der wijsheid zou blijven volgen! Het is niet altijd gemakkelijk, en je hebt vooral lef & doorzettingsvermogen nodig, maar dit alles is niet te vergelijken, met het liefdevolle geschenk dat je zal verkrijgen! Hij weet nu wat je denkt & wat je nog zou willen 'plannen'... Daarom vraag ik je : ook voor mij komt de tijd dat ik het aardse zal verlaten. Maar zou je dan niet blij & verheugd zijn als je weet, dat ik in het Hemelse paradijs zal blijven wachten op... jou !!! Filip V. (26-09-04)
IK BEN DE ALFA EN DE OMEGA GEBED IS DE SLEUTEL VAN DE OCHTEND
EN DE GRENDEL VAN DE AVOND.
06-08-2007
Belofte.
Belofte.
Van Henoch staat geschreven (Gen. 5:22,24) dat hij wandelde met God. En in afwijking van al zijn tijdgenoten die in datzelfde hoofdstuk vermeld staan, eindigt de geschiedenis van Henoch niet met de woorden 'en hij stierf'. Henoch is niet overleden zoals de anderen, God heeft hem opgenomen. Een wandeling met God eindigt nimmer met de dood, maar altijd met het leven. Wie in de Here gelooft en met Hem wandelt, heeft het eeuwige leven. De Heer Jezus heeft ons uitdrukkelijk die belofte gegeven. En Hij heeft ook gezegd dat in het huis van zijn Vader vele woningen zijn. Hij is heengegaan om ons daar plaats te bereiden. En Hij beloofde: 'Als Ik ben heengegaan en u plaats heb bereid, kom Ik weer en zal u tot Mij nemen, opdat ook u zult zijn waar Ik ben.' Wat heerlijk om met die hoop door dit leven te kunnen gaan. Hoe moeilijk onze weg hier op aarde ook mag zijn, die weg eindigt in het Vaderhuis!
David spreekt met God. David houdt van God en weet dat God ook van hem houdt. Dat maakt hem zo blij dat hij wel kan zingen. David wil graag het goede doen, dat wat God fijn vindt. Hij wil in zijn dagelijkse leven geen fouten maken. Eerlijk zijn tegenover God en medemensen.
Maar dat valt niet mee. Voor David niet en voor ons niet. Elke keer mislukken we. Hoe harder we het proberen, hoe minder het lukt. Elke keer moeten we bij God komen en erkennen: 'Heer, ik heb zus en zo gezondigd. Wilt U mij alstublieft vergeven?'
Moet dit zo altijd maar doorgaan? Gelukkig is God een God van liefde. Gelukkig heeft Hij zijn Zoon gegeven als offer voor onze zonden. Gelukkig wil God en kan God ons elke keer weer vergeven op grond van het bloed van Jezus.
Maar gelukkig heeft God nog meer gedaan. Hij kan de macht van de zonde in ons hart breken. Als wij maar onze oude natuur voor dood houden, en als wij maar het nieuwe leven leven dat Hij ons heeft gegeven. Wat betekent dat? Dat wij moeten erkennen dat wij het zelf niet kunnen, en ophouden met het zelf te proberen. Wij moeten God smeken om de kracht van de Heilige Geest, die wel in staat is om ons de overwinning over onze zonden te geven.
De eerste keer dat ik er een zag, was in de auto van mijn broer. Hij had aan het dashboard een paar van die kleine dingetjes geplakt. Een thermometer, als ik me niet vergis, en een klokje. En een klein fotolijstje met daarin een foto van zijn verloofde. Hij vertelde me dat ze hem dat lijstje had gegeven. Kijk maar eens wat er op staat, zei hij. En inderdaad, toen viel het me pas op dat er op het lijstje een spreuk stond. Met wat moeite ontcijferde ik de woorden: 'Rijd voorzichtig'. Hij heeft me toen het nut daarvan uitgelegd. Telkens wanneer hij in de auto stapte, zag hij die foto. En dan herinnerde hij zich dat hij niet alleen meer voor zichzelf leefde. Dat ze op hem wachtte en dat hij dus voorzichtig moest zijn.
Een paar jaar later zag ik naast het lijstje van zijn vrouw er een met twee foto's: van zijn beide kinderen. En er stond iets bij als: 'Wij houden van je'. Zelf was ik toen ook al wat ouder en snapte ik de betekenis beter. Je moet er als mens steeds weer aan herinnerd worden dat je er niet alleen voor jezelf bent. Je leeft voor anderen. Dat is het geheim van een gelukkig leven. Mensen die geen rekening met anderen willen houden, zijn in feite diep ongelukkig.
Pas geleden werd ik weer eens herinnerd aan die fotolijstjes. Ik reed op een doorgaande weg en passeerde een reclamebord. Nu eens worden we gewezen op de geneugten van een goede sigaret en dan weer wordt ons van rijkswege verteld dat we vooral niet de gevaren van het vrijen moeten onderschatten. Of de een of andere stichting brengt de noden van verre hongersnoden onder onze aandacht. Ik weet niet of het allemaal zo nuttig is, want we rijden er met grote snelheid langs en het gevaar bestaat dat we er alleen maar van leren dat we er geen aandacht aan moeten besteden. Want je moet op het verkeer letten. Nu is dat bij de tabaksreclame geen probleem. Het roken is een gevaar voor de gezondheid en dus maakt het niet uit dat mensen leren er geen aandacht aan te besteden. Maar met die hongersnoden en die vluchtelingen zit het anders. Die mogen we nooit vergeten en daarvoor mogen we niet afstompen. Maar goed, daar gaat het nu eigenlijk niet om. Ik reed daar en ineens zag ik weer, nu op zo'n reclamebord, twee van die lijstjes. Met foto's van een lieve vrouw en een klein kind. Het glas was gebroken en de lijst lag slordig op de ondergrond. Onder de foto stond: 'Alcohol maakt meer kapot dan je lief is.'
Hoeveel mensen die met een glaasje te veel op achter het stuur kruipen, weten dat ergens iemand op ze wacht? Maar dat weerhoudt hen er niet van toch dingen te doen waarvan ze weten dat het verkeerd is. De risico's nemen ze op de koop toe, omdat ze niet willen afgaan voor hun omgeving. Veel mensen weten heus wel dat je geen alcohol moet drinken als je nog moet rijden. Maar ze hebben de moed niet in gezelschap fris te drinken. Wat zullen de vrienden wel zeggen? De kans dat het mis zal gaan, schatten ze niet zo groot in. Tenslotte doen ze het al voor de zoveelste keer. En iedereen van de club doet het. Ze zijn heus wel voorzichtig.
Dat het inderdaad mogelijk is dat hun vrouw of hun kind met de brokken blijft zitten, schuiven ze maar van zich af.
Ineens voelde ik me niet meer gemakkelijk. Niet dat ik op dat moment gedronken had. Ik gebruik maar zelden alcohol. Nee, het drong plotseling tot me door dat het wel heel gemakkelijk was in je gedachten af te geven op al die onverantwoordelijke lieden die zich niets aan de liefde van en de verantwoordelijkheid voor hun familie gelegen lieten liggen. Maar er was Iemand die eens tegen mij gezegd had dat Hij van me hield. Jezus, heeft Zijn leven voor mij gegeven. Vaak dacht ik daar niet meer aan. Ik was eraan gewend geraakt dat ik leefde. Ik was eraan gewend geraakt dat Hij voor mij gestorven was. Maar Hij had me gevraagd Hem niet te vergeten en in mijn leven Zijn herinnering levend te houden. Want voor veel mensen was Hij niet meer dan iemand die eens gestorven was voor zijn idealen. Natuurlijk, ik wist heel goed dat Hij niet dood gebleven was. Hij was uit de dood weer opgestaan. Hij leefde bij God en zou eens in zijn volle macht en majesteit aan iedereen zichtbaar worden. Maar tot die tijd, tot dat moment van Zijn openbaring, was Hij voor het gros van de mensen onzichtbaar en dood. Zijn leven moest zichtbaar worden in mijn houding, in mijn levensstijl, in mijn leven.
Wat had ik Hem vaak teleurgesteld. Omdat ik eenvoudig niet aan Hem dacht. Omdat ik veel te veel bezig was met mijn eigen zaakjes. Omdat ik eigenlijk alleen maar niet af wilde gaan voor mijn vrienden. Terwijl ik zo wat ongemakkelijk in mijn auto zat te schuiven, nam ik me weer voor me meer bewust te zijn van Gods liefde voor mij. En sinds dat moment herinnert dat bord langs de weg me steeds weer aan mijn voornemen echt werk te maken van mijn geloof.
De discipelen hadden al eerder wonderen van Jezus gezien. Zij kenden Hem als meester, leraar, de beloofde koning van Israël, ja als de Christus, de Zoon van de levende God. Maar wat dat allemaal betekende, wisten ze niet. Zij hebben verbijsterd toegekeken hoe zelfs de natuurkrachten aan het woord van deze bijzondere Persoon onderworpen zijn. Als zij Gods Woord beter gekend hadden, dan zouden zij niet zo verbaasd zijn geweest. God heeft immers ook bij de schepping gesproken en het was er. Of was het toch nog niet voldoende tot hun hart doorgedrongen Wie Hij was?
Ons geloof ontstaat als een zaadje waarin een toekomstige plant zit opgeborgen. Het Woord van God begint heel klein in ons hart te werken en gaat groeien. Maar soms is er in ons hart hardheid, zodat het woord geen vrucht kan dragen. Gelukkig is de landman er ook nog. Hij verwijdert stenen, kapt dorens weg en ploegt de aarde om. Zo bewerkt hij de grond om haar vruchtbaar te maken. Als God in ons hart werkt, dan kan dat best eens pijn doen. Maar wij zijn achteraf blij als wij daardoor voor Hem meer vrucht gaan dragen.
Er ging geen dag voorbij of er werd door gemeenteleden gebeden of de Here God mensen wilde binnenbrengen, zodat zij de evangelieboodschap konden horen. Op een dag kwam hij in de samenkomst, een antwoord op ons gebed: een heel bijzonder mens. Slecht geschoren, lang vet haar, geen tanden in zijn mond en enigszins haveloos gekleed. Maar hij had een tegenovergestelde houding, op het arrogante af. Hij stond daar in de deuropening en overzag een beetje geringschattend de gemeente. De 'dorpelwachters' ontvingen hem zeer vriendelijk en hem werd een beetje vooraan een plaats gewezen. Genadiglijk ging hij zitten. Geen wonder, want hij kwam om van dat gezeur van zijn zuster af te zijn, die hem steeds weer vroeg om asjeblieft toch eens één keertje mee te gaan. Nou, ze moesten hem dan maar nemen zoals hij was, voor God waren toch alle mensen gelijk? Nou dan! Hij hoorde de boodschap en begreep er niet veel van, maar hij bleef toch regelmatig komen, want waar ter wereld zeiden de mensen elke keer als hij binnenkwam: 'Ha, die Otto, fijn dat je er weer bent!' Nergens! Plotseling bleef hij weken achtereen weg. Zijn zuster zei dat hij uit huis was gezet en ergens in Den Haag zwierf. Toen we hem weer zagen, was het niet goed met hem. Hij had veel last van maagpijn en zag er grauwer uit dan ooit. 'Otto,' vroeg ik, 'heb je al een onderkomen?' Hij deed een vaag verhaal over een vriend, maar ook over op het station slapen. In een opwelling bood ik hem onderdak aan, maar dat wilde hij beslist niet. 'Otto,' zei ik, 'de winter komt eraan, je kunt niet buiten blijven zwerven!' Hij verzekerde mij dat hij tegen die tijd wel een huisje in een hofje had. Daar stond hij voor ingeschreven en hij maakte een heel goede kans. 'Otto, als dat niet doorgaat, kom je dan een poosje bij ons wonen?' Hij beloofde het. Het werd november en er kwam voor hem geen woning in het hofje. En zo stond op een dag Otto voor de deur met een vuilniszak met een beetje kleren erin en wat prullaria. We hadden een gezellige kamer voor hem van ongeveer drie bij drie meter en vroegen hem of hij zich aan enkele huisregels kon houden, zoals om zes uur binnen voor de warme maaltijd, roken alleen op zijn eigen kamer, elke dag scheren en regelmatig onder de douche. Met elke dag scheren had hij moeite, dus na enig onderhandelen werd het: op woensdag en op zondag. Beide dagen beloofde hij ook mee te zullen gaan naar de samenkomst. Tegen de douche maakte hij geen bezwaar, maar ik kreeg in de loop van de tijd wel het vermoeden dat de douche goed liep, maar Otto er niet onder stond. Hij bleef uiteindelijk toch nog vijf maanden bij ons en het was een groot succes. Hij werd wat gezonder, wat dikker en wat schoner. Hij ging naar de kapper en liet dat dikke steile haar van hem kortwieken, waardoor er een nog olijker gezicht tevoorschijn kwam. We kregen hem eindelijk weer terug in het ziekenfonds en we spaarden samen met hem van zijn uitkering voor spulletjes en meubeltjes, voor in het huisje in het hofje. Als men in de gemeente hem een compliment maakte over zijn uiterlijk, dan zei hij: 'Dat komt door mijn nieuwe moeder.' Notabene, hij was van dezelfde leeftijd als ik: 55 jaar! In zijn hele doen en laten, inclusief de smoesjes, was het net een groot kind. Op een dag kwam hij trots en blij met een fiets aan. 'Hoe kom je daar aan, Otto?' Hij deed een verhaal over een vriend op de markt, die van de dokter niet meer mocht fietsen, enz. Het leek mij geen zuivere koffie, maar ik liet het maar zo. Hij vroeg of de fiets aan de trapleuning kon worden gehangen. Maar dat ging niet. Wij hadden zelf onze fietsen met een dikke ketting aan het hek van de kade vastgemaakt, dus moest hij dat ook maar doen. Ik vertelde hem dat die ketting niet afdoende was, want er waren al twee fietsen van ons gestolen. 'Maar,' zei ik, 'ik las een hele poos geleden in de Bijbel, dat God ons beschermengelen heeft gegeven, dus bid ik al heel lang om beschermengelen bij mijn fiets en volgens mij helpt het echt, Otto!' 'Echt waar?' vroeg hij. 'Echt waar!' zei ik. Hij trok zijn jas weer aan en ging naar beneden. Nieuwsgierig volgde ik van tweehoog zijn verrichtingen aan de overkant aan het hek. En wat deed hij? Hij maakte de fietsketting los en ketende vervolgens zijn fiets aan de mijne! Toen hij weer boven kwam, vroeg ik waarom hij zijn fiets aan de mijne had vastgemaakt. 'Moeder,' sprak hij plechtig, 'jij kunt beter bidden dan ik.' Ach en daaruit volgde een heerlijk gesprek over een Vader in de hemel, die iedereen hoort en zijn oor juist neigt naar de stamelende gebeden, want bidden is gewoon heel eerbiedig praten met God. Otto kon voor zijn fiets zelf een plek aan het hek kiezen en zelf bidden, want voor God zijn alle mensen toch gelijk?
We hebben Otto niet bij ons kunnen houden, de verzameling prullaria werd erg groot en het gespaarde geld was plotseling verdwenen en hijzelf verdween ook wel eens dagenlang, ons in grote ongerustheid achterlatend. En daarna kwam de dag dat hij weg bleef. Wij hebben uiteindelijk zijn kamer leeggemaakt: twaalf grote volle vuilniszakken brachten we weg en de niet kapotte spullen mochten in de kelder van zijn zuster. We hebben geen engel gehuisvest, maar gewoon de herbergzaamheid niet vergeten. En dan 'waakt er wat' over je huis! Veel meer dan we ooit hebben kunnen beseffen.
De man had eigenlijk haast. Dat zei hij. Maar aan het woordje 'eigenlijk' kon ik horen dat hij toch niet zoveel haast had dat hij mij niet zijn mening wilde zeggen. We stonden op straat en overhandigden de mensen die voorbijkwamen een klein blaadje waarop iets stond over het christelijk geloof. Soms denk je wel eens dat dat helemaal geen zin heeft. Want niemand leest het en als je jezelf even later met de stroom mensen mee laat drijven, vind je overal je blaadjes terug. Maar goed, zo nu en dan is er iemand die er toch even op door wil gaan. Voor die enkeling doe je het dan. En de troep probeer je na afloop zoveel je kunt op te ruimen.
Deze meneer had zo zijn eigen mening over heel veel zaken. Dat zag je direct. Hij was niet dom en had een goede baan. Van beide zaken was hij zich ook heel goed bewust. Hij sprak met de zelfbewustheid van iemand die weet dat er met aandacht en eerbied naar zijn mening wordt geluisterd. Zijn kritiek op de boodschap van het christendom was tamelijk eenvoudig. Hij stelde dat heel de gedachte dat een mens schuldig was voor God en dus verzoend moest worden, in tegenspraak was met de meest elementaire regels van het recht.
Hij zei: 'In ons rechtssysteem is iemand onschuldig, totdat zijn schuld wettig en overtuigend is bewezen. Maar jullie, christenen, zeggen dat je schuld bij God al vaststaat, nog voordat de berechting begint. Dat is puur onrecht!' Vol verwachting keek hij me aan. Nu had ik al wel een aantal kritische opmerkingen over het christendom gehad, maar deze kende ik nog niet. Dat heb ik hem ook gezegd. Hij meende dat ik hem gelijk gaf en begon al vol zelfvertrouwen aan een volgend punt. Maar daarbij moest ik hem onderbreken. Want hij had me verkeerd begrepen. Het feit dat ik even moest nadenken over zijn argument, betekende niet dat ik er niets op te zeggen zou hebben, legde ik hem uit. Het betekende alleen dat ik niet zomaar een nietszeggend antwoord wilde geven. Want in feite was zijn uitspraak over een veroordeling nog voor de rechtszaak begonnen was, heel goed te begrijpen. Dat zou inderdaad schreeuwend onrecht zijn. Er moet inderdaad een wettig en overtuigend bewijs worden geleverd. Hij had helemaal gelijk. En hij had ook gelijk dat de hemelse rechtszaak nog niet begonnen was. Het oordeel van God over de mensen was nog niet voltrokken. Het zou inderdaad helemaal niet zo rechtvaardig zijn als God nu al de mensen zou veroordelen. 'Dat doet Hij dan ook niet,' zei ik tegen de man. Hij keek me stomverbaasd aan. Hij werd even een beetje boos. Want hij was christelijk opgevoed en hij wist heel goed dat er in de Bijbel stond dat alle mensen schuldig waren voor God. En nu wilde ik beweren dat dat niet waar was!? Heel voorzichtig heb ik toen geprobeerd hem uit te leggen dat er volgens mij een heel andere kwestie speelde. 'Natuurlijk weet ik niet hoe het er met u voorstaat,' zei ik tegen hem, 'maar voor mijzelf weet ik heel goed hoe dat geding voor de troon van God afloopt. Het is geen kwestie van bewezen of onbewezen schuld. Ik weet heel goed dat ik schuldig ben. Ik maak me ook geen illusies dat ik zou kunnen worden vrijgesproken bij gebrek aan bewijs. Want God zal er geen moeite mee hebben de waarheid aan het licht te brengen. Het komt er dus eigenlijk op neer dat ik besef dat ik schuldig ben. En zo wordt het niet meer een kwestie van "bewezen" of "onbewezen" daden, maar van "erkende" of "niet-erkende" schuld.' 'Omdat het weinig zin heeft te hopen op vormfouten voor de hemelse rechtbank, of op een aanklager die zijn werk niet goed heeft gedaan, is het maar beter een schikking te treffen. Want dat is mogelijk. We hoeven niet het onvermijdelijke af te wachten. Het is ook heel goed mogelijk nu al in te gaan op het schikkingsvoorstel van God. Niet dat dat nu zo heel gemakkelijk is. Want Hij laat er geen twijfel over bestaan dat de zaak te ernstig is om door de vingers te zien. Maar wanneer wij bereid zijn te erkennen dat we schuldig zijn, wil Hij onze schuld kwijtschelden. Want er is Iemand geweest die voor die gevallen heeft betaald. Dat was niet maar de eerste de beste; het was God Zelf, die gekomen is om voor onze schuld te sterven.
God vraagt van ons dus in feite een schuldbekentenis. Als we daartoe bereid zijn, kan Hij ons vrijspreken. Maar als we daartoe niet bereid zijn, zullen we niet verbaasd moeten staan wanneer Hij ons in het hemelse gericht zal moeten veroordelen. Want dat we schuldig zijn, dat weten we toch zelf het best.'
Aristoteles was een van de grootste wijsgeren van alle tijden. Hij leefde in Griekenland. In een van zijn geschriften verklaarde hij: 'Het belangrijkste voor de mens is dat hij gelukkig is.' Maar toen hij vlak voor de dood stond, zei hij: 'Ik ben in zonde geboren, ik heb ongelukkig geleefd en ik sterf in twijfel. Heb medelijden met mij.'
Herbert Spencer was een groot en beroemd filosoof. Hij heeft nagedacht over vrijwel alles wat zich in de wereld voordoet. Maar op zijn sterfbed gaf hij de opdracht dat er op zijn grafsteen maar één woord mocht staat: 'Infelicissimus', wat betekent: 'de ongelukkigste'.
Het getuigenis van Paulus aan het einde van zijn leven is totaal anders dan dat van Aristoteles of Spencer: 'Maar ik heb de goede strijd gestreden, de wedloop volbracht, het geloof behouden. Nu wacht mij de krans van de gerechtigheid die de Heer, de rechtvaardige rechter, aan mij zal geven op de grote dag' (2 Timoteüs 4:7,8).
Als ons geloof niet rust in een gekruisigde en opgestane Christus, zijn we inderdaad 'de ongelukkigste van alle mensen'.
Kijkt u ook zo graag naar programma's als 'Het roer om'?
Daarin worden mensen gefilmd die in hun bestaan een radicaal andere koers zijn gaan varen. U weet wel, dat echtpaar dat, nadat alle kinderen het huis uit zijn gevlogen, in Frankrijk een leuke camping begint. Of die drukbezette, succesvolle managers die een 'sabbatical' opnemen om een wereldreis te maken...
En ik benijd ze van harte. Niet persé om wat ze doen - vooral om hun visie. Het kan niet anders of iets heeft hen zo geïnspireerd dat ze bereid zijn om alle zekerheden los te laten en het avontuur aan te gaan. Geweldig om zo'n droom te hebben, en om vastbesloten en doelgericht in je leven die beslissingen te nemen, zodat er nieuwe mogelijkheden groeien. Zo kunnen grote helden geboren worden. Mensen die gedreven zijn door een passie of door een roeping, en die bereid zijn offers te brengen voor dat doel. Maar weet u welke mensen ik minstens zo inspirerend vind? Dat zijn de kleine helden, die dag in, dag uit in hun leven laten zien dat ze ergens voor staan. Mensen die niet zelf op zoek gingen naar een nieuwe uitdaging, maar die zich door omstandigheden voor een nieuwe taak geplaatst zien, en zich daar aan toewijden. Heb je daar eigenlijk niet veel meer inspiratie, passie en liefde voor nodig? Over persoonlijke offers gesproken!
Neem nou bijvoorbeeld mijn buurvrouw. Niets in haar leven heeft haar voorbereid op de taak die plotseling op haar schouders rust: de zorg voor haar man die plotseling blind en gedeeltelijk verlamd is geworden. Ze is zijn ogen, en meer dan dat: zijn troost, zijn houvast. Hij leeft nog, en samen hebben ze het goed. Maar het is wel heel anders dan vroeger, toen hij die sterke man was: nooit moe, nooit onzeker, en altijd voor het gezin in de weer. Ik begrijp (een beetje) hoeveel verdriet zij heeft. Maar tegelijkertijd heb ik nooit een lievere vrouw gezien. Of laat ik u vertellen van Gert. Ik ken hem van de school van mijn kinderen. Gert was al dik tegen de VUT aan, en inmiddels al jaren alleen, toen hij na een noodlottig ongeval plotseling de zorg kreeg voor zijn kleindochters. Nu wonen ze al meer dan tien jaar bij hem in huis. Al die jaren zorgt hij voor hen op een grandioze manier. Op een leeftijd dat de meeste mannen gaan dromen over overwinteren in Spanje, brengt Gert onvermoeibaar de meiden naar zwemles, naar ballet, en naar de kinderboerderij. Hij organiseert verjaardagsfeestjes, is zowel 'leesmoeder' als 'knutselvader' op school, is scheids bij de sportwedstrijden, coach bij de avondvierdaagse, en slaat geen ouderavond over. Dat vind ik groots. Zo'n inzet, voor het geluk en het welzijn van zijn kleindochters. Ik weet het, het is geen in het oog lopende nieuwe carrière of verbazingwekkende en gedurfde nieuwe start. Het leven liep nu eenmaal zo. Maar dat het met deze twee kinderen zo goed gaat, dat komt door deze held (die het overigens zelf allemaal heel vanzelfsprekend vindt wat hij doet). Nu ik er zo over nadenk: ik ken nog veel meer helden. Zoals Suze, die na het opvoeden van vier lastige pubers en een schattig nakomertje, nog tijd en energie heeft om haar huis en haar gezin, en vooral ook haar liefde in te zetten voor de crisisopvang van pleegkinderen. En Netty dan, die in plaats van te genieten van haar pensioen en het wat rustiger aan te doen, onvermoeibaar in de weer is met het inzamelen van geld en hulpgoederen voor de getroffen kinderen van Tsjernobil. Of mijn kapster, die niet alleen met kammen, borstels en scharen, maar vooral met een hart vol liefde de cliënten van een hospis knipt...
Het zijn juist deze levens van doodgewone helden, die mij zo ontzettend inspireren. Ik wilde wel dat dit heldendom meer de media haalde: wat mij betreft mogen deze mensen namelijk best wat meer in het zonnetje gezet worden.
Gelukkig is er ook nog een heel andere kant aan: al is er niemand getuige van dergelijk 'heldendom' en zo'n offerbereidheid, er is er Eén die het wel allemaal ziet, en het ook op waarde schat. Hij weet precies wat we doen, waarom we het doen en met welke instelling van ons hart we het doen. Lees zelf maar, in Efeziërs 6:8 bijvoorbeeld. Of in Hebreeën 6:10. Is Hij niet Degene die in ons 'zowel het willen als het werken uitwerkt' (Filippenzen 2:13)?
Je kunt misschien niet boeiend spreken, je mist er gewoon de vrijmoedigheid voor. En als er iets te organiseren valt, moeten ze ook niet bij jou zijn. Je bent te moe om zieken en ouderen te bezoeken, of te geremd om een jongerenclub te leiden. Misschien heb je geen talent om een boek te schrijven, en is gastvrijheid iets waarvan je wakker ligt. We zijn niet allemaal geboren voor de grote, zichtbare dingen. En dat is ook helemaal niet nodig. De Bijbel geeft een duidelijk voorbeeld van een forse inspanning die in eerste instantie niemand opvalt. God getuigt echter van broeder Epafras dat hij erg veel moeite doet voor de gelovigen. Niet door de dingen die hierboven genoemd zijn, maar door vurig voor de gelovigen te bidden (Kol. 4:12,13).
Je zou kunnen zeggen dat een Romeinse centurio, dat is een hoofdman over honderd soldaten, het ver geschopt heeft in het leven. Deze man hier valt echter op door zijn nederigheid. De oudsten van Kapernaüm zijn lovend over hem: volgens hen is de hoofdman het waard dat de Heer Jezus naar hem toegaat en zijn slaaf geneest. En de Heer gaat inderdaad. Maar als de Heer de eerste stap naar zijn huis heeft gezet, is dat voor de hoofdman al genoeg. Via zijn vrienden laat hij aan de Heer Jezus zeggen dat hij zichzelf niet waard acht dat de Heer al die moeite voor hem doet - hij heeft genoeg aan het woord van de Heer om Hem te geloven en te vertrouwen.
De eerste situatie is een discipel die zich verheft boven zijn meester. De discipel hoort de meester te volgen. Als een discipel denkt het beter te weten dan zijn meester, gaat het mis. Hij raakt verblind. De tweede situatie is als een discipel hout in zijn oog heeft. Balk of splinter maakt eigenlijk niet uit.
Als de ene blinde een andere blinde leidt, zullen ze elkaar de put in helpen.
De bergen zijn plaatsen van eenzaamheid. Beneden in de vlakte wacht een grote menigte om de woorden van de Heer te horen en om genezen te worden. Slechts enkelen zijn meegegaan naar boven. Maar de Heer is niet naar boven gegaan om te prediken. Hij is gegaan om te bidden.
Van de Zoon des mensen lezen wij regelmatig in de Bijbel dat Hij bidt. Hij bidt voordat Hij zijn apostelen roept. Hij bidt voordat Hij gaat prediken. En Hij bidt nu in de hemel nog steeds voor ons.
Laten wij in deze vakantietijd het voorbeeld van de Heer volgen en een eenzame plaats opzoeken om te bidden.
De kasten puilen zo langzamerhand uit. Een plank vol met niet-ingeplakte foto's, een plank met lapjes, papier, verf, gedroogde bloemen, kastanjes van de vorige herfst, schelpen en stenen, en noem maar op. Van alles heeft ze zo langzamerhand verzameld om leuke dingen mee te gaan maken. Ideeën zijn er in overvloed. En elke keer komen er weer nieuwe dingen bij. Haar man verzucht wel eens of er niet wat weg kan, er vallen al bijna nieuwe kastanjes van de bomen. Maar een blik op haar verschrikte gezicht doet hem al z'n mond houden.
In tegenstelling tot wat je zou verwachten, zie je er in haar huis niet zoveel van terug, - wanneer je de kastdeuren tenminste dicht laat. Ze is voortdurend van plan om aan de slag te gaan, alleen de tijd ontbreekt nog. Maar over een paar weken misschien!
Sommige mensen hebben al aardig wat uit de Bijbel verzameld en in hun hart een plaatsje gegeven. Het is de kunst er wat mee te doen. Het liefst zoveel mogelijk, zodat er evenwicht is tussen verzamelen en gebruiken. Want hoe mooi de materialen op zich ook zijn, ze komen beter tot hun recht als je ze gebruikt.
Veel mensen beweren dat het christendom iets is voor zwakke, laffe en onzelfstandige mensen. Ons heeft dit verwijt altijd verbaasd, omdat naar onze ervaring juist het tegendeel het geval is. Er is juist zeer veel moed voor nodig om christen te zijn. In feite is er zelfs al grote moed voor nodig om christen te worden.
In de Bijbel staat dat iedereen die christen wil worden al zijn misstappen voor God dient te belijden, om vergeving moet vragen en Hem de leiding van zijn leven in handen moet geven. Daar is moed voor nodig. Om de eerste stappen op de weg met Christus te zetten, is het nodig Hem je hand toe te steken en Hem vertrouwen te schenken. Er is ook moed nodig om een leven te leiden in gehoorzaamheid aan Christus. Er is moed voor nodig om je behoorlijk te gedragen en aan een diepe relatie met je huwelijkspartner, je kinderen en je vrienden te werken.
Moed - dat hebben we allemaal nodig en God wil dat we moedig zijn. 'Want God heeft ons niet gegeven een geest van bangheid, maar van kracht, liefde en bezonnenheid,' zegt Gods Woord (2 Timoteüs 1:7).
Al kunnen we maar weinig doen, laten we toch doen voor de Here wat we kunnen. Al hebben we maar weinig, laten we toch geven aan de Here wat we kunnen missen. God kan het weinige wat wij kunnen doen en kunnen geven, gebruiken en Hij kan het vermenigvuldigen en zegenen.
Een oude vrouw kon maar weinig geven voor een inzameling voor een bepaalde nood. Een jonge vrouw die zag hoe weinig zij gaf, zei spottend: 'Er is zoveel nood in de wereld. Wat maken nou die paar euros uit die u geeft? Het is maar een druppel in een emmer.' Maar de oude vrouw zei met een blij gezicht: 'Alles wat God van mij vraagt, is een druppel in een emmer te doen. Hij zal er Zelf wel voor zorgen dat de emmer vol wordt.'
In Luk. 21 kunnen we lezen hoe de Here Jezus hierover denkt: 'Hij keek op en zag hoe de rijken hun gaven in de collectekist gooiden. Er kwam ook een arme weduwe. Zij deed er twee koperen muntjes in. 'Kijk,' zei Hij, 'die arme weduwe heeft meer gegeven dan al die anderen bij elkaar. Want de rijken hebben vanuit hun rijkdom gegeven, maar deze vrouw heeft alles gegeven wat zij had' (vers 1-3, Het Boek).
Een tollenaar is iemand die van voorbijgangers belasting mag innen. Dat recht om belasting te heffen, huurt hij voor veel geld van de Romeinen. Logisch dat de Joden deze man niet zien zitten. Zij zien hem als vriend van de vijand en een zondaar met wie je niet mag eten en drinken.
Maar de Heer Jezus ziet de man wél zitten. De Heer neemt hem zelfs op in zijn kring van volgelingen. Het leven van de tollenaar verandert hierdoor radicaal. Hij laat zijn tolhuis en zijn oude leven achter en volgt de Heer.
De Heer Jezus heeft ook u op het oog. Hij kent u en de dingen uit uw leven, en Hij roept u: Volg Mij. En alles zal radicaal anders worden, als u aan die oproep gehoor geeft.
Veel mensen zijn gekomen om naar het onderwijs van de Heer Jezus te luisteren. Sommigen zijn met een kritische houding gekomen. Maar die ene mens voor wie de Heer een bijzonder woord heeft, is niet in staat deze bijeenkomst bij te wonen. Hij kan namelijk niet lopen. Mensen versperren hem de weg. Er is een mogelijkheid om op het dak te klimmen, maar ook daar is iets dat de toegang belemmert. De man heeft gelukkig vrienden die zich door niets laten weerhouden. Zo mogen, nee, moeten gelovigen bidden voor hun vrienden.
Merk op dat van alles wat de Heer deze dag heeft gesproken, alleen de volgende woorden zijn genoteerd: 'Mens, uw zonden zijn u vergeven!'
Ik ben LUC, en gebruik soms ook wel de schuilnaam Lucky.
Ik ben een man en woon in Moorsele (belgie) en mijn beroep is RUST........
Ik ben geboren op 30/12/1952 en ben nu dus 71 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: computer,,Muziek Fietsen en proberen niet mijn wil te doen maar deze van de Heer.
ben gehuwd met fabienne
De Geest van God is geen spookbeeld of hersenschim. Hij is onder ons aanwezig, voelbaar en tastbaar. Hij spreekt soms uit de blik in onze ogen. Je ziet hem in de mensen die verdraagzaam zijn en respectvol omgaan met elkaar. Je voelt hem in dat liefdevolle gebaar of die hartelijke handdruk. De Geest van God is de scheppende kracht die bruggen slaat over de diepste kloven, die mensen bij elkaar brengt en conflicten ombuigt in begrip en verzoening. Het is de energie die bergen kan verzetten en mensen boven hun kleinheid uittilt - de levensadem van God die mensen bezielt en in beweging zet.
Afscheid nemen is verdrietig, afscheid nemen is niet fijn afscheid nemen is iemand verlaten bij wie je graag zou willen zijn.
Afscheid nemen is die blik vol liefde en die aai over je bol afscheid nemen zijn die tranen je schiet er helemaal van vol.
Afscheid nemen zijn die woorden "Ik hou van jou, dag lieve schat. Je bent altijd bij me, want jij zit hier, diep in m'n hart."
Soms is het afscheid maar voor even soms voorgoed of voor een lange tijd maar wat je samen hebt mogen beleven dat raak je echt, nee nooit meer kwijt.
Parel
Je bent een parel, die zeer kostbaar is je naam staat onuitwisbaar in Mijn hand geschreven. Ik heb je zelf gemaakt om tot Mijn eer te leven je bent een parel, die zeer kostbaar is.
En eens zal Ik je roepen aan Mijn zij Mijn kind die roeping is zo hoog verheven. Uit liefde gaf ik jou Mijn eigen leven, ja, eenmaal zul je stralen aan Mijn zij.
Je bent nu nog op reis, het einddoel is in zicht, houd Mij maar stevig vast en luister naar Mijn stem. Aan d’einder gloort het nieuw Jeruzalem, daar zul je eeuwig leven in Mijn licht.
Je bent een parel, die zeer kostbaar is.
Dit gedicht is voor jou! Als je je alleen voelt je hart gebroken is of bezeerd als je bang bent voor wat komen gaat als je lief hebben hebt verleerd als je jezelf niet durft te zijn als je verteerd wordt door verdriet dan is dit gedicht voor jou want God vergeet je niet Hij wacht op je hij kent je vragen Hij zegt: “geef mij je last, dan kunnen we het samen dragen”. En langzaam zul je merken daar kun je van op aan, dat jij alleen nog je rugtas vasthoudt de inhoud is naar Hem overgegaan Als je je bedrogen voelt eenzaam en heel klein als je door de bomen het bos niet meer ziet en er misschien zelfs niet meer wilt zijn als je verstrikt zit in de netten van de zonde en niet weet hoe je daar uit moet geraken dan is dit gedicht voor jou Jezus zal het in orde maken Hij weet als geen ander hoe pijn voelt en wat een mens soms moet doorstaan Voor jou en mij is Hij uit liefde door enorm zware beproevingen gegaan Hij kijkt naar jou met een bewogen hart en een liefdevolle blik in Zijn ogen en wacht tot je Hem vragen zult je tranen te gaan drogen Dit gedicht is voor jou. Waarom? Is misschien je vraag. omdat God ontzettend van je houdt, grijp toch Zijn uitgestoken hand vandaag….