Noch Filips van Valois, noch de graaf echter meenden het ernstig met de Vlamingen en wachten slechts op een gunstige gelegenheid om Vlaanderen in hun macht te krijgen. De graaf saboteerde het gezag van de drie steden. In Scheldelbeke moest het kasteel belegerd worden door de witte kaproenen. De Bruggelingen, o.l.v. Gillis van Coudenbrouc namen het stadje Diksmuide in en verjoegen de graaf naar St. Omaars. Lodewijk toonde zijn ware gelaat. Alles wat hij had beloofd aan de Vlamingen werd nietig verklaard. Ondanks de nutraliteit van Vlaanderen bleef de economische depressie voortwoekeren. Alvoerens definitief met Frankrijk te breken, wilde van Artevelde echter sterk staan. Hij zocht bondgenoten en vondt die, met name Brabant en Henegouwen die ook reeds op oorlogsvoet waren met Frankrijk. De vrije handel tussen de drie vorstendommen werd op die manier in de hand gewerkt, maar ook de militaire steun aan elkaar werd besproken. Er werd ook geen rekening gehouden met de brieven van paus benedictus XII, die op aandringen van de Franse koning op 8 maart 1340 schreef welke zware geestelijke straffen de Gentenaars zich bij rebellie op de hals zouden halen (typisch voor het geloof om de rijken te steunen). Op vraag van van Artevelde en met toestemming van al de bondgenoten, kwam koning Edward van Engeland naar Vlaanderen om hem te huldigen. In gezelschap van zijn zwangere vrouw Filippa, de graven van Suffolk en Salisbury en de bisschop van Lincoln reise hij naar Gent en logeerde in de Sint Baafsabdij. Daar ontmoette hij Jacob en zijn bondgenoten. Op 26 januari 1340 begaf de koninklijke stoet zich naar de vrijdagmark. Daar werd Edward III uitgeroepen tot koning van Vlaanderen door de schepenen van Gent, Brugge en Ieper. De hoofdman van Gent nam het woord:
Sire, Namens de grote en de kleine steden van Vlaanderen, namens de hoofdmannen en schepenen en inwoners van Gent, heb ik de eer U en hare majesteit koningin Filippa welkom te heten. Het verheugt ons, Sire, U hier in het midden van Gent, de hoofdstad van Vlaanderen te mogen ontvangen.
Edward, beloofde Vlaanderen te beschermen tegen aanvallen van buitenaf en zijn nieuwe onderdanen te eerbiedigen, vooral daar zijn vrouw zijn derde zoon baarde te Gent met name "Jan van Gent".
Na zijn aan stelling tot opperhoofdman van Gent, liet Jacob zich steeds vergezellen door een vijf tal gewapende mannen. Dat was nodig, want de Franse koning was woedend. Met intriges, pesterijen en aanslagen trachte hij de Gentenaars op hun knieën te krijgen. Hij liet Gent in de ban van de kerk slaan, hij gaf privileges aan Ieper en Brugge, die dan de grootste concurenten van Gent waren. De bekende Gentse poorter "Seger van Kortrijk" werd gevangen genomen en beschuldigd van anglofilie en werd in de gevangenis onthoofd. De Gentenaars protesteerden. Maar Jacob liet zich niet van zijn stuk brengen. Hij bewapende het Gentse volk en sloot verdragen af met Ieper en Brugge. De graaf van Vlaanderen "Lodewijk van Nevers" was een blinde volgeling van de Franse koning, bracht in stilte een leger ridders en leliaards op de been om de Gentenaars een lesje te leren. In 1332 trok Jacob met zijn "witte kaproenen" naar Brugge, waar hij samen met Brugse- en Ieperse milities onder de Halletoren het leger van de graaf versloeg. Deze laatste vluchte naar zijn kasteel te Male. Door toedoen van de graaf kreeg Gent al zij privileges terug en werden de schulden van de drie steden aan de Franse koning kwijt gescholden. Dat "ruwe, simpele en onwetende volk" zoals Filips de Vlaamingen noemde was niet meer te stuiten met als leider de Gentse opperhoofdman Jacob. Vanaf 13 juni 1338 mocht Vlaanderen handel drijven met handelaars uit zowel Frankrijk en Engeland, en was de invoer van engelse wol exclusief voor Gent. Op 25 juli 1338 werd ook de kerkban opgegeven. Jacob Van Artevelde was zeker geen engeltje (hij was een politieker), hij draaide zijn hand niet om, om tegenstanders uit de weg te ruimen. Een raadsman van de graaf moest er aan geloven toen hij het niet eens was met de strategie van de Gentenaar. De graaf zweeg. Artevelde, mede door de hulp van Ieper en Brugge en samen met de witte kaproenen was hij de man die Vlaanderen leide. Maar hoge bomen vangen veel wind. De kruiperijen van de kant van de Franse koning en de graaf bleven maar voorduren. Ook in eigen stad was niet alles rozegeur en maneschijn.