In het kader van Kulturama 2008 waren in Leuven ook de boekhandels Boekcargo en De dry coppen uitzonderlijk op zondag geopend. Terwijl zich in De dry coppen een deel van de leesmarathon Vijfentwintig jaar 'Verdriet van België' afspeelde, stond Boekcargo even in het teken van de Belgische kwestie. Twee auteurs kwamen er uit hun laatste boek voorlezen. Om 14 u was alvast Johanna Spaey present. Zij las enkele bladzijden voor uit Vlucht, een verhaal over de gebeurtenissen in Leuven tijdens de begindagen van de Eerste Wereldoorlog. Wij hoorden twee fragmenten vanuit het standpunt van de vertelster, en eentje vanuit het standpunt van een Nederlandse vrouw, die de vertelster tijdens de oorlog had opgevangen.
Boekcargo bood ook de mogelijkheid, in welke (geschreven of gesproken) vorm dan ook, zijn eigen visie op België te geven. Ik stuurde hiervoor volgende gedichten in :
1.
Vlaamse
velden, klaprozen groeien overal, tussen de korenbloemen her en der verspreid, de rode klaver welig tiert, gekroond door paardenbloemen, terwijl in bos, en langs de velden, nog steeds het prikkelen van de netels ons de weg verspert.
Deze titel zal zeker herinneringen oproepen bij een aantal lezers. Wie heeft er nooit Couperus in de hand gehad, Van oude mensen, de dingen, die voorbijgaan ... ? Onlangs kon ik een nieuwe uitgave van de belangrijkste van zijn werken op de kop tikken voor een spotprijsje. Sommige dingen gaan nu eenmaal nooit voorbij, zoals mijn belangstelling voor literaire klassiekers (zowel Nederlandstalige als anderen).
Ik herinner mij nog vaag fragmenten van lang geleden uitgezonden T.V.-versies van onder andere De stille kracht. Natuurlijk blijft ook het gebruik van een ander medium slechts één interpretatie van een literair werk, maar in dit geval is het een heel beklijvende ervaring geweest. De zeggingskracht die van de verfilming uitging zindert nog altijd na.
Een landhuis in Ter Beke. Een ibis
streek neer op de nok van het dak. Hij bespiedde de tuin.
De treurwilg stond er nog steeds. De
houten bank ook. Maar sinds enkele maanden zat alleen Adam, de oude man, nog
op de bank. De oude vrouw was op reis. Nooit zou zij meer weerkeren.
Berustend staarde de ibis voor zich uit.
De treurwilg begon zijn bladeren al te verliezen. De winter was op komst. Het was
alsof hij Gerda op de bank zag zitten, terwijl Adam tegen de boom leunde. Ze
praatten over hun kinderen.
De ibis liet zijn gedachten terug naar
het verleden dwalen. Toen Gerda overleden was, wilde Adam haar onder haar lievelingsboom
begraven. De kinderen hadden hem uitgelachen, en gezegd dat zo iets toch niet
kon. Ook wilden zij een luxueuzere kist dan de simpele, zelfgemaakte, kist van
Adam. Hij was voor hun argumenten gezwicht, want anders zou hij de oorzaak, en
onderwerp van een schandaal kunnen zijn. Ook al vond hij dat zijn kinderen wat
meer respect voor zijn ideeën mochten opbrengen.
Op de avond voor de begrafenis maakte
Adam de luxueuze kist leeg, en vulde haar op, opdat de leegheid niet zou
opvallen. Helemaal alleen heeft hij de Gerda in de zelfgemaakte kist gelegd, en
onder de boom begraven.
Op het kerkhof staat een pronkgraf,
Voor onze lieve moeder. Adam komt er nooit. De kinderen vinden hem een oude
dwaas.