Honing en as is
de eerste bundel van Leonard Nolens die ik gelezen heb, en ik was al dadelijk
aangenaam verrast door de beelden- en vormenrijkdom ervan. De lezer krijgt hier
een totaalbeeld van de dichter zelf voorgeschoteld, waarbij heel wat themas
aan bod komen, en met elkaar verweven
worden : herkomst,
jeugd en volwassenheid, de groei als mens en als dichter, het schrijven, de
liefde en het lot. De tegenstellingen waaraan het leven zo rijk is, keren
dikwijls terug in deze gedichten. Zowel mooie (honing - zoet) als minder
mooie momenten (as bitter, vergankelijkheid) komen hierbij aan bod. Men kan
zich echter niet van de indruk ontdoen dat deze laatste overwegen.
De bundel bestaat
uit vier delen : Dagblind, Achttien, Etiquette en Nachtzien, waarbij
het eerste en het vierde als omkadering van het geheel, in tegenstelling (dag /
nacht, blind / zien) kunnen beschouwd worden.
Deel 1, 2 en 4
bevatten telkens 8 gedichten terwijl deel 3 uit 15 gedichten bestaat.
De vorm
Een blik volstaat
om vast te stellen, dat de dichter veel aandacht besteed heeft aan de
vormgeving. Deel 1, 3en 4 sluiten heel
goed bij elkaar aan, door het parallellisme in de strofebouw (hetzij door het
gebruik van steeds hetzelfde aantal verzen, hetzij door de regelmatige
afwisseling van verschillende aantallen verzen). Het rijm is hier niet alom
tegenwoordig. Deel 3 en 4 bevatten ook enkele strofen van slechts 1 vers. Deel
twee is een buitenbeentje. Het bevat allemaal sonnetten, met een strikt
rijmschema : abab/aabc//cdcd/cdee/dcee//efg/eff/efe//fge/gfe/ggh.
De cyclus van
het leven,
zo kan men deze
dichtbundel het beste samenvatten. Of anders uitgedrukt, geboorte, groei naar volwassenheid en dood.
Het zich herinneren speelt in deze (zich telkens weer herhalende) cyclus een
belangrijke rol.
In Dagblind
lezen we, doorheen de jeugdherinneringen over familie, maar vooral over
zichzelf, over de groei van geboorte tot dichter. Het laatste gedicht van dit
deel draagt trouwens de veelzeggende naam Dichterschap. De groei, zowel
psychisch als fysisch, staat symbool voor het scheppen van een kunstwerk, meer
concreet een dichtwerk.Dit mondt uit in
meesterschap, wanneer men zich dichter noemen mag. Termen uit de wereld van
bevruchting, bevalling en familie zijn
hierbij opvallend aanwezig :
Dat komen en gaan van de weeën (uit Bejamin,
vers 2)
Rita de zachtste der zussen (uit Afscheid, vers
1)
Van vuur dat in mijn lenden circuleert (uit Brandbaar,
vers 5)
Mijn afgezaagde geboorte (uit Dichterschap,
vers 9)
Aan de overgang
van tiener naar volwassene wordt een volledig deel gewijd : Achttien.
Eigenlijk blijft de dichter zijn hele leven lang achttien,
Ik ben altijd achttien. (uit Keus, vers 1,
herhaald in Zwart, vers 1)
maar is hij toch
gegroeid naar volwassenheid :
En nadert de vijftig. (uit Dichterschap, vers
2)
Achttien is een
leeftijd waarop men nog twijfelt, en de richting zoekt die men aan zijn leven
wil geven. Anderzijds is men dan in de volle kracht van zijn leven.
En in die leeftijd van de twijfel zit mijn kracht.
(uit Zelfbeklag,
vers 9)
Leven doet men
niet alleen. Een leven in groep is geregeld, of, misschien wat soepeler
uitgedrukt, maakt gebruik van richtlijnen of afspraken. Het sonnet is hiervan
een literaire weerspiegeling, door de strikte vormgeving. Achttien
sluit af met een duidelijke verwijzing naar een groepsgeest, in het gedicht
Samenzang, maar desondanks is daar ook weer de twijfel.
Ik hoor dat ik zijn toonaard niet kan zien, maar dat
er
Samenzang bestaat (uit Samenzang, vers 13-14)
Al hoewel hij
nooit tegengehouden werd, heeft het lang geduurd, vooraleer de dichter een stap
in de wereld zette. Voelde hij zich geremd ? Fragmenten uit het deel Etiquette
wijzen alvast op het ervaren van een zekere nutteloosheid, een teleurgesteld
zijn, misschien zelfs frustratie. De nutteloosheid en de banaliteit van het
leven, de zinloosheid van en onverschilligheid tegenover geweld zijn
belangrijke themas.
Hoe lang heb ik hier niet staan kloppen
Aan de deur van het leven,
(uit Deur, vers 3-4)
Was je .. (uit Voegen 1, vers 1, herhaald in Voegen
2 en 3)
Leven is tijdverlies (uit Maar niet leven is geen
winst, vers 1)
'Nachtzien,
letterlijk het tegendeel van Dagblind, is ook inhoudelijk het
tegengestelde. Terwijl deel 1 herinneringen aan het verleden oproept, bevinden
we ons in deel 4 in het nu. De dichter trekt zijn besluiten uit zijn leven tot
hiertoe.
Zelfgesprek (blz. 53)
Straks (blz. 54)
De dichter
Het leven van
Leonard Nolens staat voor een belangrijk deel in het teken van zijn
kunstenaarschap. Het is dan ook niet verwonderlijk dat hieraan ook in Honing
en as aandacht wordt besteed, en dit in alle delen van de bundel :
Dichterschap (blz. 16)
3.En was je tenslotte een dichter (blz. 32)
Beatrice, Laura, Diotima (blz. 36)
Dichterlijke vrijheid (blz. 37)
Nawoord
Ik zou het mij
gemakkelijk kunnen maken, en gewoon citeren uit wat ik zo al kon lezen op de
rug van deze bundel, maar ik geef de voorkeur aan enkele eigen woorden om deze
bespreking af te sluiten. Wanneer men voor het eerst een dichtbundel van een
auteur leest, weet men meestal nog niet echt waaraan men begint. Wel, in dit
geval is dat enorm meegevallen, zoals ik ook al in de inleiding stelde. Dit is
poëzie om je vingers aan af te likken. Bijna zonder nadenken heeft Leonard
Nolens hier heel sterke gedichten neergezet, die mij alvast overtuigd hebben,
een volgende bundel aan te pakken.
Arthur van Schendel - Het fregatschip Johanna Maria (recensie)
Arthur van Schendel Het
fregatschip Johanna Maria
In deze roman, die
voor het eerst in 1930 gepubliceerd werd, schetst Arthur van Schendel het leven
van het fregatschip Johanna Maria, en van een van de opvarenden, Jacob Brouwer.
In een sobere (maar toch diepgaande), realistische stijl vernemen wij het
verhaal van opkomst en ondergang van zowel het schip, als van zijn laatste
eigenaar.
Het verhaal, onderverdeeld in 19
hoofdstukken zonder titel, begint
met de bouw van het zeilschip, in een tijd dat er van ijzeren schepen nog geen
sprake was. Toch doet het schip heel modern aan : droeg inderdaad een vermetel
tuigage (blz. 8).
Tijdens het laden
voor de eerste tocht wordt een verouderingsproces in gang gezet. Net zoals ook
het verhaal dat, op twee flash-backs na, volledig chronologisch is opgebouwd,
naar zijn einde (en ontknoping) toe groeit, zo is ook de geschiedenis van het
schip er eentje van geboorte naar dood. Een einde, waarin, om de achterflap te
citeren :
Jacob Brouwer
ziet tenslotte zijn dromen (geboren in armoede opgroeien tot wat voor hem
belangrijk is, namelijk het bezit van de Johanna Maria) werkelijkheid worden
maar gaat aan de vervulling ervan te gronde.
Samen leven met
een groep(je) mensen op een beperkte oppervlakte zorgt voor spanningen.
In het eerste deel van het boek komt dit
vooral tot uiting in de relatie tussen Jacob Brouwer, de zeilmaker, en de
eerste kapitein van het schip, Wilkens. Deze beide figuren vormen ook de twee
verhaallijnen in het boek, waarvan de tweede in de eerste op gaat.
Brouwer, hij deed
het werk met de geest zowel als met de handen (blz. 27), terwijl Wilkens, de
kapitein, een goedhartig man, zou bemind zijn gebleven indien zijn gedachten
bij het schip waren gebleven (blz. 31).
Wilkens heeft
echter niet alleen met problemen aan boord te kampen. Ook elke thuiskomst
betekent voor hem ellende. Zo ziet hij een voor een zijn kinderen sterven, en
zijn vrouw wordt gek in een tehuis opgenomen. Aan boord vertaalt zich dat in
sterke drank. Aldus niet geschikt voor zijn gewone taken, moet Brouwer o.a.
inspringen bij het besturen van het schip, wat dan weer hun onderlinge relatie niet
ten goede komt.
Uiteindelijk kan
de kapitein het helemaal niet meer aan, entijdens een van de thuisvaarten springt hij overboord, en wordt de
Johanna Maria op Kijkduin gezien met de vlag halfstok (blz. 65). In zijn
laatste levensuren verzoent hij zich met Brouwer.
Het tweede deel van het boek spitst zich
vooral toe op de verdere lotgevallen van het schip en van Jacob Brouwer. De
reders beslissen namelijk het schip door te verkopen naar Noorwegen, de eerste
etappe in een lange reis rond de wereld.
De naam Johanna
Maria blijft alleen voor Brouwer verder leven, die hier zijn belangrijkste
beslissing neemt. Immers, wanneer Noren het schip kunnen kopen, dan kan hij dat
ook (mits veel en lang te sparen, en te smokkelen). Dit is zijn enige
verlangen, dat zijn verdere leven zal blijven beïnvloeden. Het wordt een
obsessie.
Het schip wordt
regelmatig doorverkocht (en verandert dan ook telkens van naam). Brouwer
vergelijkt de Johanna Maria iemand van goede stand (blz. 71) met de Ingrid
een geringe burgervrouw, of de Feodora verwaarloosde sloof met de Raffaella
een opgeschikte juffer (blz. 92).
Brouwer poogt zo
veel als mogelijk aan te monsteren, de ene keer als zeilmaker, de andere keer
als bootsman. Maar na Rusland raakt hij het spoor bijster, en pas na jaren
zoeken vindt hij zijn Johanna Maria terug in Amerika, als de Lilian Bird.
Ondanks de vele vormveranderingen die het schip ondergaan had, herkent hij haar
onmiddellijk. Hij bezoekt het schip, treft een oude maat, en monstert meteen
als stuurman aan. Dag en nacht zet hij zich aan het herstellen.
Zijn verlangen
komt weer bovendrijven, en in zijn borst voelde hij de zekerheid dat hij niet
zijn eigen baat zocht (blz. 102) Maar het schip, het werd zwak, het kon niet
meer dan zeven of acht mijl halen (blz. 105). Brouwer zit soms bezorgd voor
zich uit te staren.
Op een dag wordt
er zwaar gevochten, er vloeit bloed. En het schip vertrekt, zonder Brouwer. Hij
komt in een hospitaal terecht, samen met een van zijn vrienden. Hij besluit
zijn geld uit Nederland te laten overkomen.
Toen het schip
eindelijk terug kwam, was er een nieuwe kapitein aan boord. Deze licht Brouwer
op, en laat hem achter op een klein eiland. Het verplichte verblijf op dat
eiland geeft hem de tijd om na te denken over zijn leven, terwijl hij de mannen
daar helpt bij het zoeken naar parels. Ze willen allemaal weg, zonder bedrogen
te worden, en samen komen zij tot een overeenkomst.
Wanneer zij
eindelijk van het eiland gehaald worden, komt Brouwer met de eigenaars overeen,
dat hij over een jaar het schip mag overnemen. Wanneer het zover is, eist de
kapitein nog een vaart. Brouwer stemt toe. En hij wordt voor het laatst
bedrogen. Hij is nu de eigenaar van een stuurloos schip met een scheur in de
boeg (blz. 131).
Na een zware storm
leggen zij aan bij een eilandje, om hun schip helemaal op te kalefateren, onder
zijn oude naam Johanna Maria. Een lange reis vangt aan, en onderweg pikken zij
nog een oude maat op.
In Amsterdam
leggen zij aan, om nooit meer uit te varen. Men zag er zelden iemand aan
boord, alleen twee grijze mannen en een neger, en soms klonk er s avonds
muziek. (blz.143).
Het wordt steeds
stiller rond de Johanna Maria, tenslotte blijven zij nog met twee, Brouwer en
de neger. En dan valt Brouwer uit de mast. Hij wordt naar het gasthuis gevoerd,
terwijl de neger alleen achterblijft. Een maand lang blijft hij wachten, dan
moet hij van boord. Hij wordt naar zijn consul gestuurd.
En het schip
blijft alleen achter met zijn romp en zijn masten weerspiegeld in het water,
in regen en wind en zon (blz. 144).
Het gaat in deze
roman in de eerste plaats om de gevoelens en gedachtenvan Jacob Brouwer, die
ons duidelijk gemaakt worden via de beschrijving van wat er allemaal in en rond
het schip gebeurt. Dialogen zijn er in dit verhaal niet. Het verhaal wordt in
de indirecte rede,vanuit de alwetendheid van de schrijver, verteld.
P.S. Enige kennis
van zeevaarttermen is handig, maar de door mij gebruikte uitgave bevat een
uitvoerige verklarende woordenlijst.