Een landhuis in Ter Beke. Een ibis
streek neer op de nok van het dak. Hij bespiedde de tuin.
De treurwilg stond er nog steeds. De
houten bank ook. Maar sinds enkele maanden zat alleen Adam, de oude man, nog
op de bank. De oude vrouw was op reis. Nooit zou zij meer weerkeren. Berustend staarde de ibis voor zich uit.
De treurwilg begon zijn bladeren al te verliezen. De winter was op komst. Het was
alsof hij Gerda op de bank zag zitten, terwijl Adam tegen de boom leunde. Ze
praatten over hun kinderen.
De ibis liet zijn gedachten terug naar
het verleden dwalen. Toen Gerda overleden was, wilde Adam haar onder haar lievelingsboom
begraven. De kinderen hadden hem uitgelachen, en gezegd dat zo iets toch niet
kon. Ook wilden zij een luxueuzere kist dan de simpele, zelfgemaakte, kist van
Adam. Hij was voor hun argumenten gezwicht, want anders zou hij de oorzaak, en
onderwerp van een schandaal kunnen zijn. Ook al vond hij dat zijn kinderen wat
meer respect voor zijn ideeën mochten opbrengen.
Op de avond voor de begrafenis maakte
Adam de luxueuze kist leeg, en vulde haar op, opdat de leegheid niet zou
opvallen. Helemaal alleen heeft hij de Gerda in de zelfgemaakte kist gelegd, en
onder de boom begraven.
Op het kerkhof staat een pronkgraf,
Voor onze lieve moeder. Adam komt er nooit. De kinderen vinden hem een oude
dwaas.
|