WELKOM
Foto
Inhoud blog
  • Dagboek 1933
  • Ingelepeld
  • De reis van onze genen
  • De opgewekte nihilist
  • De meeste mensen deugen
  • De goedheidsparadox
  • De eenzame eeuw
  • De gouden draad
  • De geschiedenis van de slavernij
  • Werk. Een geschiedenis van de bezige mens
  • De mens
  • Grote verwachtingen
  • Wat bomen ons vertellen
  • De barbaren
  • Eeuwen van duisternis
  • Terug naar de feiten
  • Focus AAN/UIT
  • De mythe van de moederliefde
  • Het bestverkochte boek ooit
  • Het menselijk getij
  • 250 jaar over misdaden en straffen. Cesare Beccaria
  • De waarde van alles
  • De opkomst en ondergang van de dinosauriërs
  • Katoen. De opkomst van de moderne wereldeconomie
  • De zijderoutes
    Zoeken in blog

    Categorieën
    Voor u gelezen
    over mens en maatschappij
    16-12-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deze meneer wordt morgen geholpen
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    SPRINGORUM, D., ‘Deze meneer wordt morgen geholpen’. Taalgebruik en communicatie in het ziekenhuis. Haarlem, Aramith, 2002, 144 pp. – ISBN 906834 192 8


    Een ziekenhuisopname is een vervreemdende ervaring, vooral wanneer je er voor een ernstige aandoening terecht komt. De ontreddering en ontregeling die dit voor de patiënt en zijn omgeving meebrengt kan enkel goed beschreven worden door iemand die het zelf meemaakte.

    Dick Springorum, taalkundige aan de KU Nijmegen, werd voor een ernstige aandoening in het ziekenhuis opgenomen. In dit boekje beschrijft hij op indringende en meeslepende wijze zijn eigen ziekte- en ziekenhuiservaringen.


    Een ziekenhuis is een totale institutie. De regie over je eigen leven wordt je vriendelijk maar vastbesloten uit handen genomen. Het ziekenhuis hanteert regels die je leven plotseling tot in detail blijken te bepalen: dagindeling, eten en drinken, lichamelijke verzorging, en talloze grote en kleine en begrijpelijke en onbegrijpelijke onderzoeken.

    Het komt allemaal aan de orde: de confrontatie met ziekte en de overrompelende veranderingen die dit teweegbrengt in je leven, de angst voor de toekomst, het wennen aan de nieuwe situatie, de onzekerheid over wat al dan niet nog zal kunnen, de eindigheid van het leven. Een ziekenhuisopname trekt je ook uit de gewone wereld weg, die doordraait en je blijkbaar niet nodig lijkt te hebben.

    Als taalkundige kan Springorum het niet laten daarbij te letten op de taal en communicatie.

    “Want ze vertellen je een heleboel, maar je moest eigenlijk iemand hebben die dat allemaal voor je vertaalt, iemand met wie je dat allemaal op je gemak, zonder tijdsdruk, eens kon doornemen, bepraten.”

    Het boekje leest enorm vlot, ook al door de grote letters. Het is zeer herkenbaar voor wie al een of meerdere ziekenhuisopnamen achter de rug heeft en enorm leerrijk voor wie niet in het geval was. En het zou verplichte lectuur moeten zijn voor alle hulpverleners, al dan niet in opleiding.


    ©  Minervaria

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    11-12-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Hoe breng ik mijn kind (en mezelf) structuur bij
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    PEERLINGS, W., Hoe breng ik mijn kind (en mezelf) structuur bij. Een gids voor ouders, leerkrachten en hulpverleners. Tielt, Lannoo, 2006, 230 pp. – ISBN 90 209 6518 2


    Structuur in de opvoeding mag weer. Structuur is immers belangrijk in ons leven en in dat van onze kinderen. Met behulp van structuur behaal je immers met minder moeite en in minder tijd een beter resultaat.


    Wendy Peerlings werkt met kinderen die het moeilijk hebben om structuur te brengen in hun leven. Maar structuurproblemen beperken zich niet tot een handjevol kinderen of gezinnen. Elk gezin krijgt ermee te maken. Hoe zorg je er immers voor dat een dag zo rustig mogelijk begint, dat de kinderen op tijd zijn op school, dat ze alles mee hebben? Hoe zorg je ervoor dat ’s avonds het huiswerk wordt gemaakt, de lessen geleerd, ondertussen het avondmaal wordt bereid, er zo gezellig mogelijk wordt gegeten en de kinderen op tijd in bed raken? Hoe worden speelgoed en kamers opgeruimd, of blijft alles liggen tot niemand er nog doen aan ziet?

    Structuur aanbrengen in een kinderleven is niet eenvoudig. Sommige kinderen zijn enorm traag, anderen krijgen de juiste volgorde niet onder de knie. Iets onthouden kan erg moeilijk zijn als je niet weet hoe de informatie te ordenen. Het structureren van tijd en taken is voor veel kinderen één grote chaos. En kinderen van vandaag leven bovendien in een drukke en chaotische wereld.


    In het boek worden eerst de belangrijkste problemen op een rij gezet. Kinderen kunnen moeite hebben met structureren op verschillende manieren. Chaos en orde moeten ook altijd bekeken worden in het kader van de situatie. Er is niet één goede manier om te structureren die voor iedereen geldt. Die aandacht voor individuele verscheidenheid is alvast een positief aspect in dit boek.


    Het leeuwendeel van het boek is praktisch: het is een doe-boek. En het probleem wordt gezien vanuit de ogen van het kind.

    De eerste stap is een grondige observatie hoe een kind verschillende taken aanpakt. Hiervoor krijg je voldoende degelijk materiaal en schema’s aangereikt.

    Verder legt de auteur talrijke methodes en technieken uit om je kind te leren gestructureerd te werken. Daarbij worden positieve bekrachtiging en het ondersteunen van een positief zelfbeeld bij kinderen sterk benadrukt. Dit is zeker belangrijk bij kinderen die door structuurproblemen al heel wat mislukkingen hebben ervaren.


    Leren systematisch en planmatig werken staan daarbij centraal. Dit aspect wordt vooral in het zevende hoofdstuk goed uitgewerkt: werken met schema’s in tijd en ruimte, sorteren, structuur brengen in de leerstof, … Dit hoofdstuk is zeker bruikbaar voor iedereen die het weleens lastig heeft met structureren. Dit alles wordt uitgebreid geïllustreerd met voorbeelden uit de praktijk van de auteur. Volgens mij is dit het sterkste onderdeel van het boek.


    Je zou nu verwachten dat een boek over structuur ook heel gestructureerd is gepresenteerd. Jammer genoeg is dit niet het geval. Zowel de gedachtegang als de lay-out zijn vaak verwarrend.

    De indeling is niet altijd overzichtelijk, soms is er zelfs te weinig spatie tussen de titel en de tekst. De verschillende onderdeeltjes mochten voor mij best nadrukkelijker genummerd zijn. Ik vond verschillende schema’s niet makkelijk terug. Verwijzingen zijn vaak slordig en soms foutief. Er worden naar mijn smaak teveel verschillende lettertypes op één bladzijde gebruikt. Sommige zaken mochten best beter uitgelegd worden. Hoeveel ouders zouden de beertjes van Meichenbaum kennen?

    Een indeling waarbij de tekst en illustraties op resp. rechter- en linkerzijde staan was handiger geweest en beter te volgen.


    ©  Minervaria

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    04-12-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Folklore en volkswijsheden
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    ter LAAN, Folklore en volkswijsheden in Nederland en Vlaanderen. Utrecht, Het Spectrum, 2005 (3e dr.), 542 pp. – ISBN 90 274 1804 7


    Dit boek is in 1949 verschenen als Folkloristisch Woordenboek van Nederland en Vlaams België.

    Kornelis ter Laan was onderwijzer, kamerlid en burgemeester in Zaandam. Hij verzamelde ontelbare wetenswaardigheden, feiten en feitjes op veel terreinen en stelde hiermee verschillende encyclopedische werken samen. Het meest bekende is Nederlandse Spreekwoorden, Spreuken en Zegswijzen.


    Het Folkloristisch Woordenboek past helemaal in die traditie. In zo weinig mogelijk woorden probeert ter Laan alfabetisch gestructureerd zoveel mogelijk informatie over zoveel mogelijk onderwerpen te geven. Dit is meteen een tekort van dit boek: niet het culturele gewicht van de onderwerpen, maar wel de hoeveelheid gevonden informatie bepaalt de omvang van de artikelen. Daardoor krijgen belangrijke elementen vaak niet de uitleg die ze verdienen, en relatief onbelangrijke zaken ten onrechte teveel ruimte.


    Tweede beperking is dat ter Laan de juistheid van zijn gegevens niet heeft getoetst. De informatie in het boek, o.a. over de oorsprong van gebruiken en uitdrukkingen, is dus niet noodzakelijk correct.


    Ook al zijn de opvattingen en inzichten over de volkscultuur sinds het eerste verschijnen van het boek veranderd, toch weet men over veel onderwerpen nog niet veel meer dan toen. Hier staan dus heel veel data uit een grote verscheidenheid aan nauwelijks toegankelijke bronnen handig bij elkaar. Het boek biedt een breed en kleurrijk palet van vooral de Nederlandse en in mindere mate de Vlaamse folklore tot het midden van de vorige eeuw.


    ©  Minervaria

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    30-11-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Denken als de dieren
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    GRANDIN, T. & C. JOHNSON, Denken als de dieren. De visie van een autistische wetenschapster op het gedrag van dieren. (Vert. Animals in Translation) Utrecht, Bruna, 2005, 348 pp. – ISBN 90 229 8785 X


    Temple Grandin is doctor in de zoölogie en autistisch. Menselijke emotie en interactie zijn voor haar moeilijk te begrijpen, maar ze lijkt wel het gedrag van dieren intuïtief te begrijpen. Dit boek is het resultaat van de 40 jaren die ze met en voor dieren heeft gewerkt.


    Volgens haar zijn er heel wat parallellen tussen autistische mensen en dieren. Beiden zijn vooral detailwaarnemers, gericht op verschillen en ze denken in beelden. Niet-autistische (‘normale’) mensen daarentegen zoeken vooral gelijkenissen, generaliseren en verbaliseren. Normale mensen zien en horen schema’s, autistische mensen en dieren krijgen de ruwe zintuiglijke informatie. Vanuit die parallellen meent Temple Grandin dat zij het gedrag van dieren veel beter kan begrijpen omdat zij zich kan verplaatsen in het perspectief van het dier, en ervaren wat het dier ervaart.


    Grandin wijt deze verschillen resp. gelijkenissen aan de werking van de prefrontale cortex, waardoor wij de informatie filteren en selecteren en inpassen in een groter geheel. Bij autistische mensen blijkt die prefrontale cortex niet optimaal te werken, bij dieren is ze afwezig of veel minder ontwikkeld. Deze stelling wordt door haar onderbouwd met resultaten uit  onderzoek in verscheidene disciplines als de neurologie, de zoölogie, de ethologie, de evolutietheorie.


    In het boek komen uitgebreid verschillende onderwerpen aan de orde. Zij verdedigt met verve en zeer degelijk onderbouwd haar stelling dat dieren gevoelens hebben en denken, zelfs in bepaalde opzichten blijk geven van genialiteit. Dieren zijn volgens haar te vergelijken met autistische savants.


    Al heb ik bedenkingen over bepaalde stellingen, toch is het een zeer leerrijk boek. Het bevat een schat aan informatie over de psyche van dieren én mensen, over agressie en angst, pijn en lijden, waarneming en cognitie (o.a. taal). Je zou het boek kunnen beschouwen als een soort naslagwerk over hogervermelde thema’s. Vaak benadert Grandin een probleem van een heel originele kant, waardoor je er meteen een ander zicht op krijgt.


    Omdat autistische mensen vaak sociaal onhandig zijn, wordt hen vaak – ten onrechte –afstandelijkheid en ongevoeligheid toegeschreven. Temple Grandin levert hier het bewijs van het tegendeel: zij is een fervent pleitbezorgster van het dierenwelzijn, maar ook van een positieve benadering van mensen op basis van hun mogelijkheden en niet op grond van hun beperkingen.


    Het werk besluit met een uitgebreide gids voor het begrijpen en aanpakken van problemen bij gedrag en training van dieren. Er is een dito notenlijst en dito bibliografie.

    Het is een origineel en persoonlijk boek, dat bovendien vlot geschreven is en in een begrijpelijke taal. Er komt nogal wat herhaling in voor, maar dat heeft voor- en nadelen. Ik vond dit niet hinderlijk.


    Verwante lectuur: Natuurlijke intelligentie


    ©  Minervaria

                       

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    24-11-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Winnen zonder strijd
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    SUN TZU, Winnen zonder strijd. Een nieuwe interpretatie van beproefde strategische inzichten. (Vert. The Art of War) Haarlem, Uitg. Altamira-Becht, 2003, 260 pp. – ISBN 90 6963 562 3

    Ongeveer 2300 jaar geleden legde in wat nu Noord-China is, een geslacht van militaire leiders hun gezamenlijke wijsheid in geschreven vorm vast. Daarin werd het perspectief vooropgezet dat het mogelijk was te winnen zonder de strijd aan te binden. In China staat deze tekst bekend als de Sun Tzu, naar de stamvader van het geslacht.

    De Sun Tzu maakt duidelijk hoe we kunnen veroveren zonder agressie te tonen, zowel in kleinschalige als grootschalige conflicten. Het boek wil een evenwichtige, vriendelijke en effectieve benadering bieden van strijd. Daarvoor is nodig dat we zowel zelfkennis als kennis van de andere en de context verwerven en benutten. De tekst onthult hoe we op een verstandige manier met strijd kunnen omgaan. De tekst is opgesteld met het oog op militaire overwinningen in een tijd en gebied met veel politieke instabiliteit. Maar we kunnen de inzichten ook toepassen op de strijd in en buiten onszelf in het dagelijkse leven.

    Strijd en conflicten zijn een wezenlijk onderdeel van het menselijk bestaan. Strijd zit in ons en omringt ons. Conflictsituaties negeren, onderdrukken of weg wuiven is geen oplossing. Met de juiste vaardigheden kunnen we in sommige situaties een conflict uit de weg gaan, maar in andere is het noodzakelijk de strijd aan te gaan. Agressie heeft echter beperkingen. Ze kan heel destructief werken, zowel in de persoonlijke levenssfeer als op maatschappelijk en mondiaal niveau. Het is dus altijd interessant te leren hoe op een grondiger en effectievere wijze met strijd om te gaan.

    De Sun Tzu is in de loop der eeuwen in China herhaaldelijk bewerkt en aangevuld. De meeste becommentarieerde vertalingen zijn hierop gebaseerd. Recent zijn echter oudere bamboedocumenten ontdekt, die beter aansluiten bij de oorspronkelijke tekst. Deze uitgave is een becommentarieerde vertaling van de oorspronkelijke Chinese Sun Tzu.

    Het boek bestaat uit drie delen. Het eerste deel bevat de vertaalde oorspronkelijke teksten. In het tweede deel zijn 3 essays van de auteurs opgenomen, die de grondgedachten van de Sun Tzu weergeven. Hieruit valt zeker te onthouden ‘het geheel nemen’ en ‘shih’. De wereld is een geheel, bestaande uit een groot aantal veranderende, onderling verbonden aspecten. Wie de overwinning wil behalen moet bedachtzaam alle elementen van de situatie observeren, leren kennen, en ermee rekening houden. Het trof mij hoe modern deze inzichten aandoen. Wij zouden spreken over systemisch en methodisch handelen. In het laatste deel worden de teksten uit deel 1 becommentarieerd, en volgens de auteurs verruimd.

    Ik ben gestart met het tweede deel. Dit geeft meteen een kader waarbinnen de oorspronkelijke teksten kunnen worden geïnterpreteerd. De Chinese teksten zijn in versvorm opgesteld en niet zonder meer goed te begrijpen. Ze komen vaak saai over en bevatten veel herhalingen. Het eerste en het derde deel kunnen samen worden gelezen, vermits ze nauw bij elkaar aansluiten.

    Dit laatste was vrij teleurstellend. De commentaren bij de teksten bevatten nagenoeg geen nieuwe elementen. De auteurs blijven zeer dicht bij de oorspronkelijke teksten, beperken zich vaak tot herhaling, en komen niet verder dan de militaire sfeer waarbinnen de Sun Tzu is ontstaan. Een vertaling van de teksten naar conflicten in de algemeen menselijke sfeer, zoals de auteurs min of meer beloven, zit er niet in. Dit wordt dus helemaal aan de lezer overgelaten. Voor een training in het omgaan met conflicten kunnen de hoofdgedachten van de Sun Tzu wel een basis leveren.

    Het is dus een ‘achtergrondboek’. Voor de praktische toepassing van de inzichten kan je beter terecht bij de literatuur over methodische conflicthantering.

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De betovering van het geloof
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    DENNETT, D., De betovering van het geloof. Religie als een natuurlijk fenomeen. (Breaking the Spell. Religion as a natural phenomenon) A’dam, Uitg. Contact, 2006, 447 pp. – ISBN 90 254 2687 3


    Kan een notoire atheïst iets zinnigs zeggen over godsdienst? Nee, zeggen theologen en veel gelovigen. Wetenschappelijk onderzoek van buitenaf naar religie wordt door ettelijke godsgelovigen op zijn minst wantrouwig bekeken. Een buitenstaander zou er niets van begrijpen, hem zou de finesse ontgaan.


    Daniel Dennett is natuurlijk een andere mening toegedaan. Gelijk heeft hij. Religie speelt zo’n belangrijke rol in het leven van iedereen, gelovig of niet, dat we er best zoveel mogelijk van weten. Het is een van de meest invloedrijke fenomenen op sociaal, politiek en economisch gebied en vormt voor enorm veel mensen de zin van hun bestaan. Het is dus de hoogste tijd dat er meer werk wordt gemaakt van de wetenschappelijke studie van religie als natuurlijk fenomeen, net zoals andere menselijke culturele uitingen.


    Velen zijn echter bang dat wetenschappelijk onderzoek de betovering van religie zal verbreken en dat dit een ramp zal zijn. Is dat gevaar reëel? We weten het niet, aldus Dennett, we moeten het onderzoeken. De vraag of God bestaat is onbeantwoordbaar gebleken. Desondanks blijven veel mensen geloven in religie of het geloof in God. Het is de vraag waarom dit zo is en of het goed is dat het zo blijft. Het is dus nodig de betovering te verbreken.


    In de eerste plaats onderzoekt hij hoe religie is ontstaan en geëvolueerd tot georganiseerde religie. Als memeticus hanteert hij daarvoor een evolutionair perspectief, niet zozeer van genen maar van memen. Dit zijn cultureel overgedragen ontwerpen die zich, evenals genen, onbewust voortplanten en verspreiden waar er een ‘gat in de markt’ is. De vraag die wij ons over dit proces moeten stellen is: Cui bono?, of waartoe, waarvoor en voor wie is die verspreiding goed. Het gaat hier niet over goed in de morele zin, wel over goed voor het voortbestaan en de verspreiding van het meem ‘geloof’.


    Trouw aan die vraag ontwikkelt Dennett een visie op de evolutie van religie zoals die door de huidige stand van het wetenschappelijk onderzoek wordt gesuggereerd en ondersteund. Hierbij staan nog veel vragen open. Hij levert een boeiende uiteenzetting, waarin veel relevante begrippen en theorieën worden verhelderd. Hij waakt er ook zorgvuldig voor niet in de val van het biologisch reductionisme te trappen.


    Mensen geloven in God, maar ze geloven evenzeer dat hun georganiseerde geloof in God, of de georganiseerde religie, het ware is. Ze nemen zonder meer aan dat hun versie van dat geloof, hun religie, de enig juiste is. De geschiedenis toont echter aan dat een dergelijke opvatting gemakkelijk leidt tot uitslaande politieke branden. Religie is helemaal niet onschuldig. Er moeten dus goede redenen zijn om ze te blijven handhaven.

    Dus gaat Dennett na waarom de huidige religie zoveel betekent voor zoveel mensen. Dit blijkt eigenlijk niet erg duidelijk want niet voldoende onderzocht. Het enige tot nu toe enigszins aanwijsbare ‘goed’ is een zeker gezondheidsvoordeel. Of religie mensen moreler maakt is op zijn minst problematisch en ook nog niet echt beantwoord.


    Tenslotte formuleert hij een aantal voorstellen over hoe we nu, in afwachting van verder onderzoek, het best met religie omgaan. Speciale aandacht gaat naar de opvoeding. Kinderen worden nu zonder meer in de religie van hun ouders opgevoed. Dennett stelt voor dat kinderen op school zouden leren over alle religies van de wereld, zodat ze later met kennis van zaken hun keuze kunnen maken. Hij waarschuwt tegen de huidige tendens die het onbevooroordeeld onderzoek naar religie zou willen verbieden en voorbehouden aan de religies zelf, want dit zou kunnen leiden tot het verglijden van de democratie in een soort theocratie. Voor wie dit overdreven vindt gesteld: Dennett heeft zijn boek geschreven vanuit en voor de Amerikaanse situatie.


    Zoals in al zijn andere werken zijn ook hier al zijn betogen grondig uitgewerkt en beargumenteerd, en zeer degelijk gedocumenteerd. Dennett hoedt er zich nadrukkelijk voor om standpunten in te nemen die religie zonder meer verwerpen. Hij houdt zich strikt aan zijn uitgangspunt: de studie van religie op wetenschappelijke werkwijze, en formuleert zowel antwoorden als vragen. Hij hoopt hiermee gelovige mensen te verleiden tot nadenken over hun geloof. Ik vrees echter dat dit niet realistisch is. Zijn boek zal hoofdzakelijk diegenen aanspreken die reeds kritisch zijn.


    Het is een zeer rijk boek. Voor zijn betoog maakt Dennett gebruik van de inzichten van de meest vooraanstaande onderzoekers op dit gebied. In vergelijking met zijn vorige werken is dit boek aanzienlijk vlotter leesbaar.

    Voor diegenen die zich willen verdiepen in bepaalde onderwerpen, werden vier bijlagen opgenomen die bepaalde thema’s’ op een meer academische wijze uitdiepen.


    ©  Minervaria

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    16-11-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Onrechtmatig leven?
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    BUIJSEN, M. (red.), Onrechtmatig leven? Opstellen naar aanleiding van Baby Kelly. Uitg. Valkhof Pers, 2006, 237 pp. – ISBN 90 5625  221 6


    Kelly is elf jaar geleden meervoudig geestelijk en fysiek gehandicapt geboren als gevolg van een chromosomale afwijking. Haar ouders hebben in haar naam een wongful life-rechtszaak aangespannen. Had de verloskundige, die wist dat er een chromosomale afwijking in de familie was, de moeder verwezen naar genetisch prenataal onderzoek, dan was vroeg in de zwangerschap ontdekt dat de vrucht beschadigd was. Met die wetenschap zou de moeder hebben besloten tot abortus.

    De verloskundige moest, overeenkomstig de toen geldende maatstaven, de moeder doorverwijzen. Had ze dit gedaan, dan zou het meisje niet hebben bestaan. Haar bestaan, zo pleitten de ouders, was dus onrechtmatig, een wrongful life.


    De ouders spanden in naam van Kelly een rechtszaak aan. Het hof wees de vordering van Kelly toe, en veroordeelde de verloskundige tot vergoeding van de materiële en immateriële schade die zij zal lijden. De Hoge Raad, de hoogste gerechtelijke instantie in Nederland, heeft op 18 maart 2005 het beroep van de verloskundige verworpen en dus het vonnis bevestigd.In het boek van Buijsen krijgen verschillende deskundigen het woord over de rechtmatigheid van deze toewijzing.


    De bijdragen zijn de schriftelijke neerslag van een symposium dat over deze kwestie werd gehouden. Een aantal ervan zijn van rechtskundige aard, andere van rechtsfilosofische en ethische en nog andere van politieke aard.


    Het lezen van dit boek was niet zonder meer gemakkelijk, vooral door de geheel eigen terminologie van de rechtskundige bijdragen. Toch heb ik hierdoor meer inzicht gekregen in de soms erg ingewikkelde rechtsprocedures en –overwegingen in rechtszaken verbonden aan levenskwesties.


    Drie bijdragen zijn mij vooral bijgebleven door hun helderheid en doordachtheid. Wim Eyck, bisschop van Groningen, heeft het vanuit een christelijk perspectief over de ethische aspecten van prenatale diagnostiek en foetale therapie. Rechtsfilosoof J.M. Piret van de Erasmus Universiteit Rotterdam betoogt op overtuigende wijze dat het leven beschouwen als schade niet betekent dat de waarde van een gehandicapt bestaan wordt ontkend. Tenslotte apprecieerde ik het bijwijlen ontroerend betoog van de politicologe Margot van Trappenburg en haar standpunten over wenselijke depolitisering van dergelijke levenskwesties.


    Het geheel vormt een zeldzaam evenwichtige, serene en genuanceerde bijdrage aan het debat over een heikel onderwerp als wrongful life.


    ©  Minervaria


                                                                                                                                                                                    

                                            

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    12-11-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Godsdienst en samenleving
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    DEKKER, G. & H.C. STOFFELS, Godsdienst en samenleving. Een introductie in de godsdienstsociologie. Kampen, Uitg. Kok, 2005 (6e dr.), 239 pp. – ISBN 90 435 0398 3


    Deze inleiding is een grondig herziene uitgave van een vorig studieboek. Het boek heeft niet alleen een andere indeling gekregen, het is ook geactualiseerd en beter afgestemd op het onderwijs. Het is in de eerste plaats bestemd voor studenten in het wetenschappelijk en het hoger beroepsonderwijs.


    Godsdienstsociologie is de wetenschap die de wederkerige relatie tussen godsdienst en samenleving bestudeert, meer bepaald de invloed die zij op elkaar uitoefenen. Studie van de religieuze factor in de samenleving is belangrijk omdat godsdienst in veel situaties en met betrekking tot veel problemen en levensterreinen een min of meer sterke rol speelt.


    De moderne godsdienstsociologie bestudeert godsdienst als maatschappelijk verschijnsel, en schenkt niet alleen aandacht aan de traditioneel christelijke godsdienstigheid en groeperingen binnen kerken. Ook andere vormen van godsdienstigheid en de nieuwe religieuze bewegingen zijn onderwerp geworden van onderzoek. Godsdienstsociologie bestudeert ook het ontstaan en bestaan van godsdiensten in samenhang met het hele samenleven.  Dit wordt in sommige kringen als bedreigend ervaren, en roept verzet op tegen een sociologische bestudering van godsdienst en kerk.

    Godsdienstsociologie doet echter geen uitspraken over het waarheidsgehalte van een bepaald geloof of de superioriteit van de ene godsdienstige traditie boven de andere. De godsdienstsociologie houdt zich ook niet bezig met het toetsen van de echtheid van religieuze ervaringen.


    Godsdienst wordt door de auteurs omschreven als “de betrokkenheid van mensen op een als transcendent ervaren werkelijkheid”. Hiermee maken ze geen onderscheid tussen religieuze bewegingen met meer of minder geïnstitutionaliseerde vorm of een duidelijke godservaring. Deze omschrijving laat toe een grote verscheidenheid van religieuze bewegingen in het onderzoek te betrekken.


    Zoals het een inleiding betaamt, krijgt de lezer van het hele gebied slechts de hoofdlijnen gepresenteerd, en dan nog vooral de stand van zaken in Nederland. Het is duidelijk dat die tijdsgebonden is, en daarom wordt in het laatste hoofdstuk een poging gedaan om toekomstige ontwikkeling  te schetsen. Een belangrijke vaststelling is dat de religiositeit in en ondanks de (post)moderne samenleving niet afneemt. Kerkelijkheid en godsdienst in het algemeen zullen waarschijnlijk wel aan invloed inboeten. De toekomst zal echter in belangrijke mate gekenmerkt worden door godsdienstige pluraliteit en individualisering. Er is ook een sterke tendens naar vage transcendentie, het monotheïstische godsbeeld krijgt minder bijval.

    Ondanks het inleidende aspect van dit boek, is de inhoud zeer rijk zowel aan terminologie als aan inzichten. Het fenomeen godsdienst wordt zeer genuanceerd en veelzijdig benaderd. Enkele thema’s: godsdienst en modernisering, secularisatie, ontkerkelijking, de functie van godsdienst in de samenleving, veranderingen op godsdienstig gebied.


    Temidden de verhitte discussies over de voors en tegens van godsdienst, is deze objectieve benadering een verademing!

    Het boek is makkelijk te lezen. De lopende tekst staat aan de rechterkant, op de tegenoverliggende pagina zijn illustratieve teksten opgenomen bij de hoofdtekst.


    ©  Minervaria

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    08-11-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Lichamelijke oefening
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    DEKKERS, M., Lichamelijke oefening. A’dam/A’pen, Uitg. Contact, 2006, 352 p. – ISBN – 90 254 2733 2


    Voor wie wekelijks puffend en hijgend het onderste uit de kan wil halen in een fitnesscentrum of joggend in het bos, kan het nieuwste boek van Midas Dekkers misschien een opluchting betekenen. Als je het leuk vindt kan je ermee doorgaan, voor de gezondheid hoef je je echter niet af te jakkeren, integendeel. De strijd tegen de lichamelijke beperkingen is een uitputtingsslag die meer slechts dan goed met zich brengt. Dekkers heeft, zoals vele anderen, nooit het nut ingezien van de verplichte sport en gym op school, noch er veel genoegen aan beleefd.


    Hij vindt dat je die tijd beter besteedt aan het verrijken van de geest, want dan heb je meer kans dat je er een gezonde leefwijze op na houdt. Als er iets is wat de conditie van het lichaam onderhoudt, is het dit wel: een gevarieerde voeding en dagelijkse beweging. Daarvoor hoeven we niet veel meer te doen dan de auto vaker te laten staan en ons te voet of per fiets te verplaatsen, de trap nemen in plaats van de lift en het gewone huishoudelijke werk zelf doen.


    De recalcitrante en hoogst sceptische bioloog trekt op zijn eigen cynische en spitsvondige wijze ten strijde tegen de heersende misvattingen over het nut voor de mens van vooral intensieve en excessieve sport en gym. Ongenuanceerd maar met een behoorlijk sluitende argumentatie doorprikt hij menige mythe over de noodzaak lichamelijke functies te oefenen. Onderweg doe je enorm veel informatie op over de anatomie en fysiologie van ons lichaam. En als je het allemaal al wist, is dit alles een welkome en aangename opfrissing. Alleen al voor de massa prachtige foto’s zou je het boek doornemen.


    Dekkers heeft zich zeer goed gedocumenteerd, wat blijkt uit een uitgebreide literatuurlijst en dito register.


    Net als de vorige boeken van Dekkers is Lichamelijke opvoeding weer een en al leespret. Een aanrader zonder meer!


    ©  Minervaria



     

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    05-11-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Vriendelijkheid
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    FERRUCCI, P., Vriendelijkheid als levenshouding en helende kracht. (Vert. Survival of The Kindest) Utrecht, Kosmos Z&K, 2004, 218 pp. – ISBN 90 215 4126 2


    Vriendelijkheid? In een wereld vol geweld, oorlog, terrorisme en vernietiging lijkt dat een absurd onderwerp, te absurd voor woorden. En toch is het zo dat het leven doorgaat omdat we vriendelijk zijn voor elkaar. Zuivere, belangeloze vriendelijkheid, hoe bijzonder het ook mag klinken, het is niet eens zo uitzonderlijk. Integendeel, een groot deel van onze menselijke interactie valt onder deze noemer. Ons leven bestaat in essentie uit zorg, samenhorigheid en wederzijdse hulp. We besteden er alleen niet zoveel aandacht aan.


    Eigenschappen als hardheid, zakelijkheid, efficiëntie, achterdocht en daadkracht worden geprezen en aangeleerd, terwijl eerlijkheid,vertouwen, warmte, goedgeefsheid en geduld vandaag de dag niet goed in de markt liggen. Simpele vriendelijkheid wordt vaak gezien als een beetje dom, want wie laat zich nou vrijwillig de kaas van het brood eten?


    Het is echter precies andersom: vriendelijkheid is nodig voor je gezondheid en welbevinden. Gewoon aardig zijn, zonder verdere bedoeling, is goed voor jezelf en anderen. We worden er letterlijk en figuurlijk beter van. Vriendelijkheid is een kracht die ons niets kost en die ons gezond en heel maakt. Er is geen enkel verschil tussen aardig zijn voor anderen en onszelf: het komt op hetzelfde neer.


    Ferrucci, psycholoog en filosoof, stelt ons vriendelijkheid voor in haar vele gedaantes: oprechtheid, warmte, contact, vergeving, vertrouwen, dankbaarheid, dienstbaarheid en nog zoveel meer. Hij toont overtuigend aan hoe ze ons welzijn bevorderen, want we zijn altijd tegelijk gever en ontvanger.


    De laatste alinea van het slothoofdstuk geeft de essentiële boodschap weer van dit boek. “Vreemd wellicht, en ook paradoxaal, maar waar: de verstandigste manier om onze eigen belangen te behartigen, onze eigen vrijheid te vinden en een glimp op te vangen van ons eigen geluk, is niet het direct najagen van deze dingen, maar voorrang geven aan de belangen van anderen, anderen helpen vrij te worden van angst en pijn, bijdragen aan hun geluk. Eigenlijk is het allemaal vrij eenvoudig. Er is helemaal niet zoiets als kiezen tussen vriendelijk zijn voor anderen en vriendelijk zijn voor onszelf. Het is hetzelfde.”


    Met een voorwoord van de Dalai Lama.

    Het boek leest als een trein. Een eerste klas aanrader!


    ©  Minervaria

     

     

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (2)
    30-10-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Lachen als levensvisie
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    WIJNBERG, J., Lachen als levensvisie. Humor en uitdaging in de psychologische praktijk. Utrecht/A’pen, Uitg. Kosmos-Z&K, 1999, 159 pp. – ISBN 90 215 3280 8


    Een boek van Jeffrey Wijnberg is altijd pret, ook voor wie niet in de psychologische praktijk staat. Want lachen is en maakt gezond. Lachen en spotten verdrijven de duivel, zo had Maarten Luther het ook al begrepen.


    Mensen zien zichzelf graag als complexe en diepzinnige wezens. Vooral psychische ellende kan als ingewikkeld en indringend ervaren worden. Wie problemen heeft, wil daarom – op zijn minst – serieus genomen worden. En natuurlijk moet dat. Maar is een warme blik van acceptatie wel voldoende om verder te komen?


    Jeffrey Wijnberg vindt van niet. Mensen in psychische nood draaien rond in hun enge wereld van problemen. Ernst versterkt het onvermogen van een mens om daaruit te komen. De mens is meer gebaat bij een ‘hersenschudding’. Want heimelijk voelen we ons vaak goed in onze situatie. Lachen biedt een nieuw perspectief.


    Want het leven is een zoektocht vol verrassingen. Het maakt niet uit wat je beperkingen zijn, de kunst blijft om op de been te blijven. We zitten allemaal in hetzelfde schuitje, en we maken allemaal hetzelfde mee. We maken ons allen regelmatig belachelijk, we zijn allemaal inconsequent, we blijven allemaal de verkeerde dingen doen, we hebben het allemaal moeilijk met veranderen.


    Het leven zit vol met onzinnigheden, en mensen worden dan boos of depressief. Maar waarom zou je boos worden als je even goed kan lachen? Lachen om jezelf relativeert, en dat is nodig. Want niemand is zó belangrijk dat de wereld eeuwig zou treuren als hij voor de mensheid verloren ging. Humor schept verbondenheid, geeft perspectief en is gezond. Lachen geeft ons (weer) plezier in het leven.


    En lachen valt te leren. Wijnberg laat zien hoe lachen een levensvisie kan zijn, en daarmee net zo wezenlijk en diepgaand als pijn en verdriet. Wie kan lachen om zichzelf, steekt anderen aan. En dat geeft de levensvreugde, verbondenheid en ook de kracht om lief te hebben.

    Met talloze voorbeelden uit de eigen psychotherapeutische praktijk.

    Leest als een trein. Een aanrader zonder meer!


    ©  Minervaria

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    28-10-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Niet zonder religie
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    SMITH, H., Niet zonder religie. Het belang van religie in de postmoderne maatschappij. (Vert. Why Religion Matters) Utrecht/A’pen, Uitg. Servire, 2001, 269 pp. – ISBN 90215 9719 5


    Huston Smith, is de auteur van het boek De religies van de wereld. In Niet zonder religie probeert hij aan te tonen dat religie van wezenlijk belang is voor de mensheid. Alleen religie geeft volgens hem zicht op vragen als: wie zijn wij, waarheen gaan wij, hoe moeten we leven?

    De titel van dit boek intrigeerde mij, omdat ik vaststel dat men religie de laatste tijd minder verdedigt vanuit een waarheidsbetrachting dan wel vanuit het oogpunt van functionaliteit. Religie wordt heel vaak verantwoord als antwoord op fundamentele menselijke behoeften.


    Volgens Smith verkeert de wereld, zowel in Oost als West, in een spirituele crisis. Die wordt veroorzaakt door de teloorgang van religieuze zekerheden en van het geloof in transcendentie. Aan de grondslag daarvan ligt het wetenschappelijke wereldbeeld, dat gekenmerkt wordt door materialisme en in mildere vorm naturalisme. Aanhangers van dit wereldbeeld matigen zich volgens hem het recht aan voor te schrijven waaruit kennis bestaat en welke opvattingen gerechtvaardigd zijn. Daarvoor gebruikt hij de metafoor van een tunnel: de tunnel van het modernisme. De factoren die deze tunnel veroorzaakt hebben en ondersteunen komen in het eerste deel van het boek aan de orde: het sciëntisme, het hoger onderwijs, de media en de wetgeving. Hier beschrijft Smith hoe onder invloed van deze factoren de samenleving geseculariseerd is en religie gemarginaliseerd.


    In het tweede deel probeert hij het traditionele wereldbeeld in ere te herstellen. Hierin is de mens en zijn onmiddellijke leefomgeving onderdeel van een metafysische werkelijkheid, die transcendent is, en niet afhangt van materie. Mensen ontlenen de zin van hun bestaan aan het deel uitmaken van een geheel dat veel groter is dan zijzelf en al het bestaande overkoepelt. Temidden de wisselvalligheden van het leven voelen zij zich gesteund door de idee dat dit alles past binnen het opzet van een grotere orde.


    Smith toont hier overtuigend aan dat veel mensen troost en hoop halen uit deze gedachte. Het geeft hen de zekerheid dat hun bestaan en de kosmos een gelukkige afloop zal kennen, dat hun leven betekenis heeft. Deze overtuiging verschaft hen een gevoel van geborgenheid. Het traditionele wereldbeeld maakt de vervulling mogelijk van een elementair verlangen naar emotionele intimiteit in het diepste van het menselijk hart. Hij legt hierbij een zeer zinvol verband met de psychodynamische visie op de menselijke ontwikkeling. Aan dit diepmenselijke verlangen komt de religie tegemoet.


    Tot zover deel ik de redenering van de auteur. Religie spruit voort uit een ingebouwde behoefte, en is voor veel mensen de vervulling van het “gat in het midden van het menselijk hart”. Toch ga ik niet mee met hem wanneer hij ervan uitgaat dat dit de beste manier is waarop mensen hun leven echt zin kunnen geven.  Steeds meer mensen geven een immanente betekenis aan hun bestaan, en hoeven daarvoor geen beroep te doen op en transcendente werkelijkheid.


    Maar is religie waar? Het traditionele wereldbeeld kan volgens Smith alleen maar effect hebben als we geloven dat het waar is. De vraag is dus of religie berust op een echte werkelijkheid dan wel werkt zoals een placebo. Een wereldbeeld is immers wat het is, zegt hij: een beeld van de wereld, niet meer of minder. Het maakt dit beeld nog niet waar, het is alleen een voorstelling van zaken. Religie aanschouwt de wereld door de ogen van het geloof en ziet daardoor een andere wereld.


    Deze vraag pakt Smith, zelf religieus, ook aan. Natuurlijk komt hij tot de conclusie dat het geloof berust op waarheid. Hij is er echter niet in geslaagd mij te overtuigen.

    In de eerste plaats hangt volgens hem geloven in een immateriële werkelijkheid samen met persoonlijkheidstypes. Als dat zo is, wat is dan de waarde van een werkelijkheid die enkel voor een deel van de mensheid werkelijk is?

    Ten tweede moet hij voor het aantonen van diezelfde werkelijkheid gebruik maken van een ingewikkeld gedachte-experiment, dat slechts door vergezochte argumenten ondersteund wordt. Dit komt neer op een soort hertovering van de wereld (Bauman, 1992).

    Een derde bezwaar heb ik tegen zijn stelling dat wetenschap het grootste deel van ons normale leven bagatelliseert. Een argument voor de waarheid van het religieuze wereldbeeld is volgens hem dat de wetenschap ons alleen iets kan leren over wat ‘inferieur’ is. Deze terminologie heb ik al vaker gehoord: een meer omvattende werkelijkheid, ongeacht of ze al dan niet bestaat, wordt superieur geacht aan een werkelijkheid die ondubbelzinnig is aangetoond als zijnde waar. Dit argument leidt regelrecht naar morele oordelen over mensen die niet religieus zijn: de atheïst, een van zijn persoonlijkheidstypen.

    Ten vierde verwijst hij volgens mij te nadrukkelijk naar het monotheïsme en het christelijk geloof als zijnde superieur. Dit is natuurlijk begrijpelijk vanuit zijn eigen achtergrond, maar toch zeer beperkend als het gaat over religie in het algemeen.

    Ten vijfde beweert hij ten onrechte dat van geen van beide wereldbeelden, traditionele en moderne, kan bewezen worden dat het meer waarheid bevat dan het andere. Het traditionele wereldbeeld is volgens hem royaler dan het modernistische, en dat klopt zeker. Maar hij noemt het ook accurater, en dat durf ik te betwisten. Het is gebaseerd op speculatieve stellingen, die binnen het traditionele wereldbeeld geen bewijs nodig hebben omdat het om geloof gaat. Voor de verdediging ervan voert hij ook paranormale ervaringen aan, die van particuliere aard zijn, gebaseerd op dubieuze bronnen en in sommige gevallen wetenschappelijk weerlegd. Illustratief hiervoor zijn de uitschuivers met betrekking tot de evolutietheorie, die volgens S. een geloof is en niets verklaart, en de verdediging van ID.


    Het treft mij toch telkens weer dat gelovigen het nodig vinden hun geloof op een rationele manier te onderbouwen, zelfs met bewijsmateriaal, ook al geven ze toe dat het gaat om geloof. Deze paradox treft ook de redeneringen van Smith. Hij had zich evengoed kunnen houden bij de waarde van religie voor het leven van de mens en het welzijn van individuen en een samenleving.


    Dit boek biedt een aantal interessante inzichten. De indeling van wereldbeelden in functie van de problemen waarmee mensen worden geconfronteerd is er een van. De vergelijking tussen het traditionele en moderne wereldbeeld is verhelderend, en de kritische reflectie op het modernisme. De uiteenzetting over de aansluiting van religie bij diepmenselijke behoeften is ook het lezen waard. Dit geldt ook voor de nadruk op de betekenis van mythen.

    Het betoog zelf is echter weinig doorzichtig. De auteur maakt teveel anekdotische zijsprongetjes, waardoor de gedachtegang niet meer helder verloopt. Al te vaak moet hij dan verwijzen naar een van de volgende hoofdstukken waar de aangehaalde vraag aan de orde zal komen. Kortom: het boek leest niet vlot.


    Een echte oplossing of uitweg uit de impasse stelt Smith niet voor. Hij volstaat met de opmerking: “We zullen elkaar nooit vinden.” Misschien is enkel  een soort vreedzame coëxistentie haalbaar?

    Ook al haalt hij in zijn boek zeer veel bronnen aan, een bibliografie ontbreekt. Dit is een belangrijk manco.


    ©  Minervaria

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    27-10-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Als je kind NLD heeft
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    BAERT, K. & G. VANDERBECK, Als je kind NLD heeft. Gids voor ouders, leerkrachten en hulpverleners. Tielt, Lannoo, 2006, 166 pp. – ISBN 90 209 6635 9


    NLD staat voor Non-verbal learning Disability. De term werd 20 jaar geleden geïntroduceerd door de Amerikaanse neuropsycholoog Rourke. NLD is de term voor een complex van leer- en ontwikkelingsstoornissen, die vooral het visueel-ruimtelijk inzicht betreffen. Vroeger sprak men over ontwikkelingsdyspraxie.

    De problemen komen bij kinderen vooral tot uiting op 2 belangrijke gebieden: problemen met wiskunde en problemen met sociale interactie. Deze kinderen zijn vaak onhandig en houterig. Het lukt hen nooit om te eten zonder knoeien. Ze kunnen vaak het hele radionieuws navertellen, maar hebben de grootste moeite om iets na tekenen. Ze hebben een hekel aan puzzelen en het lukt ze maar niet om een kasteel te bouwen met hun blokken. Ze passen zich moeilijk aan nieuwe situaties aan en maken weinig vriendjes.


    Over de precieze biologische oorzaken hiervan is niet veel meer bekend dan het vermoeden van een slechte samenwerking tussen linker- en rechterhersenhelft. In dit boek laten de auteurs deze discussie voor wat ze is. Ik denk dat dit een verstandige keuze is, want we worden tegenwoordig bijna om de oren geslagen met nieuwe syndromen en etiketten. Ze willen vooral vanuit de praktijk zoeken naar houvasten om deze groep kinderen te begeleiden.

    In dat laatste zijn ze zeer goed geslaagd. Na een korte oriëntatie over NLD en de relatie met andere leer- en ontwikkelingsstoornissen gaan zij meteen op de praktische toer: hoe begeleid je deze kinderen? Omdat de doelgroep zo verscheiden is en dito de problemen, blijven de algemene adviezen beperkt. Maar het boek biedt wel een schat aan concrete tips om de meest diverse moeilijke situaties aan te pakken. Zoals het voor omgaan met NLD-kinderen betaamt, is alles systematisch en gestructureerd aangepakt, en duidelijk geïllustreerd. Zeer interessant is het hoofdstuk over de aanpak van deze kinderen in de klassituatie, want leerkrachten blijven vaak in de kou staan.


    Er volgt nog een kort hoofdstuk over volwassenen met NLD, maar dit beperkt zich tot een aantal statische gegevens over school- en beroepsloopbaan en een reeks tips.

    Het geheel wordt aangevuld met een becommentarieerde lijst van adressen en websites van verenigingen voor ouders van kinderen met leer- en ontwikkelingsstoornissen in Vlaanderen en Nederland. Een leeslijst van andere boeken over leerstoornissen met bondige evaluatie en een algemene bibliografie sluiten dit praktische boek af.


    Karl Baert is pedagoog en inspecteur gespecialiseerd in leerproblemen en –stoornissen. Gudrun Vanderbeck is moeder van een NLD-kind en oprichtster van de NLD-vereniging vzw. Zij hebben een handig en inspirerend werk neergezet voor opvoeders en leerkrachten.


    ©  Minervaria

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    23-10-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Natuurlijke intelligentie
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    van de GRIND, W., Natuurlijke intelligentie. Over denken, intelligentie en bewustzijn van mensen en van andere dieren. A’dam, Uitg. Nieuwezijds, 2004 (2e dr.), 347 pp. – ISBN 90 5712 186 7


    Honden- of paardenliefhebbers kunnen je eindeloos vertellen hoe verstandig en gevoelig hun viervoeter wel is. Maar is dat wel zo? Kan een hond denken? Kan een paard bang zijn? Kan een kat verliefd zijn? Kunnen vissen pijn lijden, kunnen apen een taal leren, hebben dolfijnen sociale gevoelens? Zijn dieren intelligent of leren ze die vaardigheden enkel door middel van niet-bewuste conditioneringsprocessen? Hebben dieren gevoelens of reageren ze alleen reflexmatig op prikkels?


    Hierover zijn de meningen verdeeld. Aan de ene kant staan diegenen die alleen aan de mens een ‘geest’ toekennen, aan de andere kant diegenen die ook dieren met ‘geest’ willen bedelen. Het gaat hier niet zomaar om een theoretische kwestie, want die visie is ook relevant voor de wijze waarop er met dieren wordt omgegaan.


    Volgens van de Grind kan deze kwestie alleen worden beantwoord als je psychische verschijnselen op natuurwetenschappelijke wijze bestudeert. Want dergelijke vragen roepen tegenvragen op: wat bedoel je met pijn lijden, wat bedoel je met een taal leren, wat versta je onder intelligentie? Zijn studie beweegt zich dus op de grens tussen psychologie en natuurwetenschap: de cognitieve neurowetenschap. En ze gaat niet alleen over intelligentie, maar ook over denken, gevoelens en bewustzijn bij dieren en mensen.


    van de Grind is emeritus hoogleraar Vergelijkende Fysiologie aan de Universiteit Utrecht.  De vergelijkende fysiologie bestudeert het leven en de levensprocessen in evolutionaire context en interesseert zich voor alle dieren, inclusief mensen. Deze discipline kan ons zeer veel leren over universele psychische verschijnselen. Bijdragen uit dit gebied vormen dan ook het zwaartepunt van dit boek.


    Volgens de auteur kunnen alle problemen betreffende cognitie en emoties in principe aangepakt worden met de normale methoden van de natuurwetenschappen. Hij doet dus beroep op wetenschappen als biologie, de evolutietheorie, de ethologie en de neurowetenschappen om meer inzicht te verkrijgen in de aard van psychische verschijnselen bij mensen en dieren. Maar dit zijn niet de enige invalshoeken die hij hanteert. Ook de filosofie, psychologie, theorievorming over kunstmatige intelligentie en robotologie kunnen ons iets vertellen over hoe psychische verschijnselen in elkaar zitten.


    Binnen deze algemene vraagstelling pakt van de Grind op een systematische en strikt wetenschappelijke wijze verschillende thema’s aan: denken en intelligentie, waarneming, gevoelens en emotie en tenslotte bewustzijn. Het is nagenoeg onmogelijk om de veelheid aan inzichten in dit boek samen te vatten. Het is ongelooflijk rijk, zowel inhoudelijk als methodisch. De auteur neemt nooit genoegen met een algemene vraagstelling, maar formuleert die steeds opnieuw zo dat ze voor natuurwetenschappelijk onderzoek in aanmerking komt. Voor de houdbaarheid van een theorie is wetenschappelijkheid voor hem immers de toetssteen. In een afzonderlijke paragraaf licht hij daarom op inzichtelijke wijze toe wat wetenschappelijke kennis is, en verheldert hij het onderscheid met subjectieve kennis (zoals geloof). Hier maakt hij ook een zijsprongetje naar de controverse tussen evolutietheorie en creationisme.


    Voor zijn stellingnames baseert van de Grind zich vooral op de studie van de waarneming, omdat via deze weg fysische prikkels omgezet worden in betekenisvolle waarnemingen die aanzetten tot betekenisvol gedrag. Betekenisgeving is immers een zeer krachtige indicator voor een psychisme, ook en zelfs wanneer het gaat om eenvoudig toenaderings- en vermijdingsgedrag. Waarom immers zouden dieren bepaalde prikkels opzoeken resp. vermijden als ze geen aanleiding gaven tot (on)aangename gewaarwordingen?

    Aangezien gedrag slechts betekenis krijgt binnen een specifieke context, moeten we het psychisme van dieren dan ook relateren aan deze context. Het waarnemings- en denkvermogen van dieren is immers afgestemd op hun eigen wijze van leven in hun eigen habitat. Willen we dus de vraagstelling naar het psychisme van dieren kunnen beantwoorden, dan moeten we diersoortonafhankelijke criteria kunnen hanteren. Dit gebeurt dit door de ecologische fysica, waarin de studie van de waarneming een belangrijke plaats inneemt. De auteur beperkt zich hierbij tot de visuele waarneming, omdat deze het meest nauwkeurig is bestudeerd.


    Op strikt wetenschappelijke wijze betoogt van de Grind welke hypothesen uit filosofie, psychologie, kunstmatige intelligentie en robotologie vanuit de natuurwetenschappelijke studie al dan niet houdbaar zijn. Op systematische en nauwkeurige wijze toont hij aan hoe uit een diepgaande studie van de neurologische en fysiologische aspecten van de waarneming conclusies te trekken vallen over zeer verscheidene psychische verschijnselen als cognitie, gevoelens en bewustzijn. Een belangrijke conclusie lijkt te zijn dat de extreme standpunten van de computationele richting in de psychologie en kunstmatige intelligentie, alsook bepaalde filosofische visies zoals die van D. Dennett, onhoudbaar zijn, omdat zij geen rekening houden met het feit dat dieren en mensen dynamische organismen zijn.

    et is een ongeloofkHetHet boek is oorspronkelijk opgezet als studieboek bij een multidisciplinaire cursus aan de Universiteit Utrecht, waar biologiestudenten enige filosofische grondslagen leren en studenten cognitieve kunstmatige intelligentie enige biologische grondslagen.


    Toch is het best leesbaar. Bepaalde onderdelen vond ik zeer boeiend geschreven, zowel naar inhoud als naar stijl. Natuurlijk is enige neurologische voorkennis wel noodzakelijk om alles goed te begrijpen. Ik heb er in elk geval zeer veel uit geleerd.

    De auteur is een ongelooflijk erudiet man, die zich in zijn betoog zeer strikt houdt aan wetenschappelijke criteria. Vaagheid en onduidelijkheid staan niet in zijn woordenboek, en worden telkens vertaald in concrete vraagstellingen en onderzoek.


    Er is een uitgebreide verklarende woordenlijst, en een dito literatuurlijst en trefwoordenregister.


    ©  Minervaria

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    22-10-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het zelfgewilde einde van oude mensen
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    DRION, H., Het zelfgewilde einde van oude mensen. A’dam, Uitg. Balans, 2001 (3e aangevulde dr.), 141 pp. – ISBN 90 5018 170 8


    ‘De pil van Drion’: een geladen begrip dat de oud-hoogleraar burgerlijk recht niet eens zelf heeft gebruikt. Het is een beetje uit de actualiteit geraakt, zeker nu er in Nederland en België een euthanasiewet van kracht is. Maar daarmee is het probleem dat Drion aan de orde stelde helemaal niet opgelost, integendeel. Het duikt in een ander kleedje weer op, nl. in de kwestie van euthanasie bij dementerende mensen.


    Op 19 oktober 1991 publiceerde NRC Handelsblad een essay van H. Drion, Het zelfgewilde einde van oude mensen. In dit artikel bracht de auteur de wenselijkheid ter sprake om oude mensen de gelegenheid te geven – bij een arts – middelen te verkrijgen, waarmee zij op een moment dat hun zelf aangewezen voorkomt een einde aan het leven te kunnen maken, op een manier die voor henzelf en voor hun omgeving aanvaardbaar is.


    Drion sloot zich met deze publieke verkondiging van zijn opvatting aan bij een ontwikkeling in het denken over menselijk leven en dood in een vergrijzende maatschappij die getekend wordt door (medisch)-technische mogelijkheden die uniek zijn in de geschiedenis.

    Zijn mening haakte ook aan bij de (weinige) toen reeds bestaande publicaties, ook buitenlandse, ten aanzien van de morele, psychologische en wettelijke aspecten van zelfdoding. Op het specifieke punt van ‘zelfbeschikkingsrecht’ voor oude mensen was  Drion met zijn publicatie echter bij uitstek voorloper en kenner.

    Het essay deed een stroom van reacties losbarsten en resulteerde in talloze ingezonden en persoonlijke brieven, commentaren-, reportages en interviews.


    In dit dunne boekje zijn de belangrijkste stemmen verzameld die in die tijd als luide echo hebben geklonken op de uitdagende stem van de auteur. In de herdruk zijn een drietal later gepubliceerde artikelen opgenomen die de auteur belangwekkend genoeg vond om aan het boek toe te voegen.


    Deze teksten zijn van uiteenlopende lengte en strekking. Zij maken duidelijk dat er toen een begin van discussie op gang is gekomen over een beladen thema. Welk standpunt men als lezer ook inneemt tegenover de stelling van Drion, dit boekje is een gids om de eigen visie grondig te overdenken en te funderen. Ik kan mij voorstellen dat het onderwerp niet echt uitnodigend is, maar ik vind het een must voor iedereen die bewust wil leven en reflecteren op de dood, die voor iedereen op een bepaald moment realiteit wordt.


    Het onderwerp zal immers altijd actueel blijven. De argumenten pro en contra van toen zijn nog steeds geldig


    ©  Minervaria

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    21-10-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Wat vrouwen willen en mannen niet willen weten
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    GURIAN, M., Wat vrouwen willen en mannen niet willen weten. (Vert. What Could He Be Thinking: How a Man’s Mind Really Works) Vianen/A’pen, The House of Books, 2004, 319 pp. – ISBN 90 443 0918 8


    “Dat is echt iets voor een man.” Of: “Typisch een mannenredenering.” Mutatis mutandis wordt hetzelfde over vrouwen gezegd.

    Blijkbaar voelen we intuïtief aan dat mannen en vrouwen niet alleen verschillend handelen maar ook anders denken en voelen. Toch is onze cultuur de laatste 30 jaar heel erg ‘gefeminiseerd’: de ideale mens is vrouwelijk geworden. We leven in een cultuur die op romantiek gebaseerd is en we denken in termen van het vervolmaken van intimiteit en nabijheid. Intimiteit van welk soort dan ook wordt altijd als middel tegen alle kwalen beschouwd. Maar toch blijkt de zogenaamd ‘nieuwe man’ geen succesnummer. Je ziet wel meer jonge vaders dan vroeger met kinderen zeulen, maar de taak- en tijdsverdeling in huishoudens ziet er in het algemeen nog hetzelfde uit als 20 jaar geleden.


    Dit boek gaat over de mannelijke hersenen en psyche. Gurian baseert zich in  gezins- en huwelijkstherapie op de inzichten uit de biologie over het verschil tussen vrouwelijke en mannelijke hersenen. Volgens hem brengt de biologie de menselijke natuur in kaart, en dus ook de vrouwelijke en de mannelijke. Hij noemt het laatste de ‘wetenschap van het man-zijn’. Die kan ons op het spoor brengen van de ‘mannelijke natuur’. Een hachelijke onderneming. Een beetje scepticus is meteen op zijn/haar hoede.


    Toch vind ik het uitgangspunt van Gurian terecht. Volgens hem is een van de grootste gevaren voor de man-vrouwrelatie en het huwelijk van tegenwoordig, dat onze populaire cultuur ideologieën over mannen en vrouwen huldigt die geen rekening houden met de biologie. Mannen en vrouwen zitten niet alleen anatomisch anders in elkaar, hun hersenen verschillen in bouw en werking. Deze verschillen komen tot stand onder invloed van seksespecifieke hormonen. Mannen en vrouwen denken en voelen anders omdat hun hersenen anders in elkaar zitten. Het laatste is ondertussen aangetoond door middel van hersenscans.


    In dit boek werkt Gurian deze stelling uit. De thema’s in volgorde van uitwerking: hoe zitten de mannelijke hersenen in elkaar, welke consequenties heeft dit voor de mannelijke psyche, welke invloed heeft dit voor de wijze waarop een doorsnee man omgaat met gevoelens, (vaste) relaties en vaderschap. Hij besteedt telkens ook aandacht aan wat hij ‘bruggenbreinen’ noemt: mannen die uitzonderingen vormen op de regel, de mannen die voldoen aan het beeld van de ‘moderne man’. Volgens Gurian blijven dat echter uitzonderingen.


    Wat mij in zijn zienswijze bijzonder heeft aangesproken is de theorie van de nabije afstand. In langdurige relaties zijn er natuurlijke ritmes voor verbinding en losmaking, die steunen op de werking van de hersenen en die we moeten respecteren. In de afgelopen 30 jaren ging men er stilzwijgend van uit dat stress verminderde door intimiteit en dat menselijke liefde erdoor toenam. Maar onderzoek van de hersenen wijst uit dat het natuurlijk patroon in menselijke relaties een ritmische afwisseling vertoont tussen verbinding en loslaten. Gurian noemt dit relationele intelligentie. Komen we te dicht bij elkaar dan ervaart het brein stress, raken we te ver van elkaar af, dan ervaart het brein ook stress. Het brein is op zoek naar evenwicht tussen nabijheid en afstand.

    Dit is trouwens in overeenstemming met observaties van baby’s. Er wordt  gemeenzaam aangenomen dat baby’s zich vooral hechten en nabijheid zoeken. Maar als je zo'n hummel goed observeert zie je toch ook zo’n patroon van afwisseling tussen nabijheid en contact zoeken en zich afwenden. De baby moet dan even tot rust komen. Als hij daarin verhinderd wordt gaat zo’n kind wenen. Dit is een uiting van stress.


    Een belangrijk verschil in de wijze waarop doorsnee mannen en vrouwen zich in relaties voelen en gedragen is, dat vrouwen eerder nabijheid zoeken en mannen geneigd zijn meer afstand te houden. Als we hiermee rekening houden, hebben we een veel grotere kans dat man-vrouwrelaties lukken. Gurian besteedt dan ook in elk hoofdstuk aandacht hoe vrouwen en mannen door het zorgvuldig hanteren van dat evenwicht kunnen komen tot een beter begrip voor elkaar.


    Bij de uitwerking van het thema heb ik een paar bedenkingen.

    In de eerste plaats ergerde ik me gaandeweg meer aan het onnauwkeurig gebruik van terminologie. Het is natuurlijk niet gemakkelijk om de complexe werking van de hersenen en het verband met gedrag in een dergelijk bestek exact weer te geven. Maar toch worden termen als brein en hersensysteem te slordig gehanteerd. Ten onrechte ‘psychologiseert’ Gurian biologische functies en processen. Dit geeft de indruk alsof de mens samenvalt met zijn hersenen, en suggereert een onverantwoord reductionisme. Op p. 229 zegt hij bijvoorbeeld: "Het menselijk brein heeft evenzeer behoefte aan onafhankelijkheid als aan afhankelijkheid." Het is echter niet het brein dat hieraan behoefte heeft, wel de mens. Het brein is ook niet op zoek naar een evenwicht tussen nabijheid en afstand (zie hoger), maar er zijn wel processen waarneembaar die wijzen op verhoogde stress wanneer er teveel van het ene of het andere is voor die specifieke mens.


    Een tweede bedenking gaat over de polarisatie van de behoefte aan intimiteit en afstand. Mannen mogen dan wel in doorsnee meer afstand willen dan vrouwen, het is net als bij de vele andere eigenschappen waarin ze van elkaar verschillen. Er zijn vrouwen die meer van afstand houden en mannen die zich beter voelen bij nabijheid. De sekse mag het gedrag van mensen wel in hoge mate bepalen, ze vallen er niet mee samen en zijn in de eerste plaats een individu met een eigen persoonlijkheid.


    Tenslotte heb ik moeite met de nadruk die gelegd wordt op de verantwoordelijkheid van vrouwen. Omdat vrouwen zich beter kunnen inleven in de gevoelswereld van andere mensen, zouden zij meer begrip moeten tonen en zich aanpassen. Vrouwen moeten volgens Gurian hun verwachtingen naar mannen op het gebied van verbondenheid en intimiteit bijstellen en zich voor deze zaken meer richten tot andere vrouwen. Daar zit wel iets in, maar het lijkt mij te eenzijdig. Als je dergelijke redenering doortrekt kom je tot uitspraken als: “Waarom zou ik moeite doen, ik ben nu eenmaal zo gemaakt.”


    Naarmate ik verder kwam in het boek kreeg ik steeds meer een déja-vu gevoel. Eenmaal de hoofdzaken uitgelegd, komt er eigenlijk niet veel nieuws meer. De basisinzichten worden alleen nog toegepast op de verschillende domeinen van het leven (van mannen). Een belangrijk gebied is hierbij onderbelicht gebleven: mannenvriendschappen. In het licht van recente onderzoeken lijkt mij dat een interessant en maatschappelijk relevant thema. Het is wellicht een goede zaak als ook mannen meer werk zouden maken van een sociaal netwerk ‘onder gelijken’, en dan niet alleen met professionele doeleinden. In niet-westerse culturen is dit gemeengoed. In onze maatschappij wordt dit vaak als achterhaald beschouwd, maar het kan man-vrouwrelaties wel minder beladen maken.


    De titel van de Nederlandse vertaling tenslotte is bijzonder slecht gekozen, en geeft helemaal niet weer wat in dit boek besproken wordt.

    Ondanks deze bedenkingen heb ik in dit boek veel geleerd. Vrouwen durven nogal eens meewarig doen over mannen en typisch mannelijke bezigheden, en die als onvolwassen bestempelen. Gurian geeft ons echter een ander beeld, menselijk, volwassen en bijwijlen ontroerend.


    ©  Minervaria

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    20-10-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Magie van het gezond verstand
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    CHARPAK, G. & H. BROCH, Magie van het gezond verstand. Wetenschap, wonderen en paranormale verschijnselen verklaard. A’pen, Standaard Uitg., 2003, 199 pp. – ISBN 90 581 4005 9

    Mensen zijn al altijd gefascineerd geweest door de wonderbaarlijke wereld waarin het lot hen heeft geworpen. Ze leren dat universum gaandeweg kennen en er vat op te krijgen door overtuigingen, godsdiensten, filosofieën en wetenschappen te construeren.

    Uiteindelijk is echter alleen de wetenschap in staat gebleken ons een betrouwbaar beeld te geven van de wereld waarvan wij deel uitmaken. Toch roept het duizelingwekkende tempo waarin wetenschappelijke ontdekkingen en hun toepassingen elkaar opvolgen bij velen negatieve reacties en weerstand op. Die vijandigheid wordt ingegeven door een helaas soms terechte apocalyptische voorspelling van sommige gevolgen van de wetenschappelijke vooruitgang. Maar de ingeboren drang van mensen om vast te houden aan niet-wetenschappelijke denkbeelden zorgt evenzeer voor problemen. Wetenschappelijke onwetendheid leidt tot irrationele beslissingen, die ook rampzalige gevolgen kunnen hebben. Ook ideologische vooringenomenheid kan leiden tot verbluffende verdraaiingen van de werkelijkheid.

    Charpak, Nobelprijswinnaar natuurkunde 1992,  en Broch, docent aan de universiteit van Nice, zijn beide natuurkundige. Zij willen met dit boek een ‘eye-opener’ leveren en door de magie van het obscurantisme te ontsluieren meewerken aan een mentaliteitsverandering. Wetenschappelijke onwetendheid is immers een lucratieve bron van bijgeloof en bedriegerij.

    In hun boek tonen zij aan dat de uitbaters van de occulte wereld niets anders doen dan gebruik maken van natuurlijke fenomenen, die de gewone mens echter niet doorziet. Zij ontmaskeren de trucs van illusionisten en fakirs, van astrologen, van zogenaamd paranormaal begaafden en goeroes. Ze hebben het ook over de moedwillige verdraaiing van de werkelijkheid door machthebbers en invloedrijke bewegingen (bv. de ecologische beweging).

    Zelfs voor wie sceptisch is ingesteld en niet bereid in de val te lopen, is het zeer boeiend kennis te maken met het vernuft van deze mensen om anderen te misleiden en te bedriegen.

    Het boek leest zeer vlot. Toch zitten er hier en daar slordigheden in, en gaan de auteurs veel te snel over verschijnselen die toch vragen oproepen.

    In de bijlagen zijn een paar interessante voorbeelden opgenomen van kansberekening. Dit zou volgens de auteurs moeten deel uitmaken van het basispakket wiskunde in het onderwijs. Ik ben het hiermee volledig eens. 

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    18-10-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het rijk van de angst
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    BARBER, B., Het rijk van de angst. Oorlog, terrorisme en democratie. (Vert. Fear’s Empire. War, Terrorisme and Democracy) A’dam, Ambos/Anthos, 2003, 256 pp. – ISBN 90 7634 173 7


    Met de herdenking van de 5e verjaardag van de aanslag op het WTC te New York is dit boek van Barber weer verbazend actueel. In feite is er sedert de publicatie ervan, nu 3 jaar geleden, nog nauwelijks iets veranderd. De VS blijven het wereldterrorisme op dezelfde manier bestrijden als ze sinds 9 september 2001 hebben gedaan: door middel van preventieve oorlog tegen soevereine staten (Afghanistan, Irak). Toch is dat volgens Barber de slechtste manier om het terrorisme te bestrijden.


    Terrorisme is immers niet gebonden aan een staat, ook als die direct of indirect steun verleent. Terrorisme beweegt zich in een wereld van wederzijdse afhankelijkheid soepel tussen en door staatsgrenzen heen.

    Bovendien is het belangrijkste wapen van het terrorisme de angst. Terroristen die anders geen enkele macht kunnen uitoefenen hebben zich in de verbeelding van de Amerikanen genesteld door in elke uithoek ervan angst te zaaien. Terreur heeft succes door de dreiging die ervan uitgaat, en minder door wat er feitelijk wordt bereikt. Angst zorgt juist voor verveelvoudiging en vergroting van terroristische aanslagen, die op mondiaal niveau weinig voorkomen en minder beduidend zijn dan het jaarlijks dodental in het verkeer of het aantal huis- en tuinongelukken.

    Toch heeft Amerika door de wijze van aanpak van het terrorisme juist de angst opgeroepen en versterkt die het belangrijkste wapen van het terrorisme is. De leiders tonen een roekeloze strijdbaarheid, die de VS maakt tot een rijk van de angst van veel ontzagwekkender proporties dan de terroristen zich maar kunnen voorstellen.


    Om het wereldwijde terrorisme te bestrijden is preventieve democratie volgens Barber een veel betere strategie. Hij stelt met klem dat terrorisme moet bestreden worden, maar dan niet door een oorlog te voeren tegen soevereine staten, hoe slecht die ook functioneren.


    In een eerste deel van zijn boek legt hij uitvoerig uit wat het begrip preventieve oorlog inhoudt, hoe deze de belangrijkste strategie is geworden van de leiders van de VS, en wat hiervan de nadelige gevolgen zijn voor het Amerikaanse volk, voor de wereldpolitiek en de positie van de VS. De VS leggen met de preventieve oorlog hun dictaat op aan een internationale gemeenschap, en overtreden daarmee flagrant de afspraken en wetgeving die de wederzijdse afhankelijkheid van staten waarborgen. Dit dictaat noemt hij de Pax Americana. Door een unilaterale interventie zonder overleg met de internationale patners (de VN), hebben de VS zich eigenlijk buiten de internationale rechtsorde geplaatst. Het is logisch dat de andere staten dit niet nemen.


    Een interessant hoofdstuk in dit deel gaat over de achtergronden van deze visie. De VS hebben zich lang afzijdig gehouden van de internationale politiek, en hebben voor zichzelf een mythe gecreëerd van exceptionalisme, een eiland van onschuld en deugdzaamheid. Dit is overigens herkenbaar bij elk volk dat zichzelf als uitverkoren beschouwt, en geeft aanleiding tot een arrogante bekeringsijver die door anderen niet in dank wordt afgenomen. Dit leidt natuurlijk tot een onterechte polarisatie: de as van het kwaad.


    In het tweede deel bespreekt Barber hoe de preventieve democratie het terrorisme veel efficiënter en duurzamer kan bestrijden, doordat de wortels ervan worden aangepakt. Het installeren van een instant-democratie door middel van een militaire interventie is weggegooid geld, want kan niet werken.

    Een democratie is geen importartikel, kan niet opgelegd worden, maar moet geleidelijk uit het volk zelf groeien. Mensen moeten in staat worden gesteld hun lot in eigen handen te nemen. Dit kan volgens hem door initiatieven hiertoe te ondersteunen. In plaats van miljarden uit te geven aan militaire operaties die alleen maar weerstand van de bevolking oproepen, moeten veel meer uitgaven gaan naar de uitbouw van degelijk onderwijs en gezondheidszorg. Mensen worden immers niet als burger geboren, maar moeten daartoe worden gevormd, opgeleid.

    Barber pleit voor een versterking van de internationale organisaties als de VN, omdat alleen de erkenning van wederzijdse afhankelijkheid van de staten een werkelijke democratie kan realiseren. Een democratische staat is alleen levensvatbaar wanneer zij omringd en ingebed is in andere democratische staten. Een democratisch eiland werkt niet.

    In zijn betoog hekelt hij ook het feit dat de VS met hun politiek in feite vooral het neo-liberale vrije marktkapitalisme ondersteunen en exporteren, wat opnieuw begrijpelijke weerstand oproept.


    Zoals in zijn vorige werk, ontpopt Barber zich ook in dit boek als een democraat in hart en nieren. Het is zeer degelijk gedocumenteerd en leest heel vlot. Een aanrader.


    ©  Minervaria

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    11-10-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Lichaam en eigendom
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    DICKENSON, D., Lichaam en eigendom. (Vert. Why We All Have ‘Feminised’ Bodies Now: the Ethics, Law and Politics of Human Tissue). A’dam, Uitg. Boom, 2006, 102 pp. – ISBN 90 8506 282 9


    Donna Dickenson kreeg in 2005 de vierde Spinozalens, een belangrijke Europese tweejaarlijkse prijs op het gebied van de humane wetenschappen. Deze onderscheiding wordt verleend aan een denker die een belangrijke bijdrage levert aan de kritische reflectie en het publieke debat omtrent grote normatieve kwesties in onze maatschappij.

    De Amerikaans-Engelse ethica is heeft belangrijk werk verricht over de ethische en politiek-filosofische betekenis van eigendom en over complexe bio-ethische kwesties rondom risico en toeval in het medisch handelen.


    Zij hanteert veelzijdige invalshoeken en methodes voor het ontwikkelen van haar denkbeelden. Belangrijke thema’s in het werk van Dickenson zijn verantwoordelijkheid, rechtvaardigheid en aandacht voor kwetsbare groepen. In haar werk buigt ze zich over de inconsequenties en onrechtvaardigheden in het recht en in de antwoorden die door de medische ethiek worden gegeven.

    Bijzondere aandacht geniet de positie van de vrouw, en haar eigendomsrecht in het algemeen en in het bijzonder over haar lichaam. De laatste jaren is er immers veel te doen over stamceltechnologie, maar wordt er nauwelijks aandacht besteed aan het feit dat de benodigde eitjes door vrouwen worden gedoneerd, en dat zij hiervoor inspanningen moeten doen en gezondheidsrisico’s lopen.


    In het boekje is, naast een interview met Donna Dickenson en een impressie van een ontmoeting, ook een essay van haar hand opgenomen. Hierin stelt zij dat het lichaam van de mens gefeminiseerd is. Zij bedoelt hiermee dat nu ook het mannenlichaam, net als eeuwenlang en in veel samenlevingen het vrouwenlichaam, onderworpen dreigt te worden aan eigendomsrechten. Immers, DNA is niet geslachtsgebonden, alsook organen. Die dreigen verkwanseld te worden aan de markt en gecommercialiseerd. Hiertegen verzet zij zich met klem, en maakt hiervoor gebruik van de inzichten die de feministische beweging biedt. Zij pleit voor het eigendomsrecht als een bundel rechten, die telkens opnieuw geëvalueerd dienen te worden, in functie van de relatie van de persoon tot het goed. Tot slot besteedt zij ook speciale aandacht aan de positie van de vrouw. Commercialisering dreigt voor alle lichamen, maar die van vrouwen lopen het grootste risico.


    Dickenson is een veelzijdige filosofe met groot vakmanschap. Zij schrijft ook gedichten waarin zij haar ervaringen en ideeën over menselijke relaties tot uitdrukking brengt. Aan het slot zijn drie gedichten van haar opgenomen.

    Dit dunne en makkelijk leesbare boekje is een uitnodiging om zich verder te verdiepen in het omvangrijke werk van een filosofe die, net als Spinoza, de filosofie relevant wil maken voor de wereld. Jammer dat verder geen werk van Dickenson in het Nederlands is vertaald. Dit zou werkelijk een aanwinst zijn.


    ©  Minervaria


     

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    06-10-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Verhalen presenteren
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    OOSTERHOUT, B., Verhalen presenteren. De kunst van het vertellen. Rijswijk, Uitg. Elmar, 1999, 115 pp. – ISBN 90 389 0856 3


    Mensen vertellen elkaar verhalen. Het is een sociale activiteit die al sinds mensenheugenis wordt bedreven. Verhalen vertellen past binnen een orale traditie, en heeft daarin verschillende functies. Als het vertellen van verhalen een culturele activiteit is wordt het kunst. Het boek richt zich vooral op het laatste: de kunst van het vertellen, als een theatervorm dus.

    Oosterhout begint zijn verhaal in het eerste hoofdstuk met een theoretisch kader van alle begrippen die voor het vertellen van belang zijn. Hij maakt hiervoor gebruik van de theaterwetenschap, de communicatiewetenschappen en de semiotiek.

    In de volgende hoofdstukjes bespreekt hij telkens een aspect van de opbouw van een vertelvoorstelling. Daarin worden vooral de technieken behandeld en de keuzes die daarvoor gemaakt moeten worden.


    Wie vooral belangstelling heeft voor het schrijven van verhalen komt aan zijn trekken in het 5e hoofdstuk. Daarin zijn de keuze en de structuur van het verhaal aan de orde.

    Het voorlaatste hoofdstuk is gericht tot vertellers in een niet-theatrale context, in het onderwijs of een lezing. Hier worden suggesties gegeven om een inhoud al vertellend op een boeiende manier over te brengen.


    Als afsluiter krijgt de lezer 25 speloefeningen, opgesteld voor de professionele vertelkunst, maar evenzeer bruikbaar voor opleidingssituaties (bijvoorbeeld supervisie).

    Oosterhout studeerde Nederlands, theaterwetenschappen en psychologie, schreef verschillende sprookjesboeken en is zelf werkzaam als verhalenverteller. Hij heeft zich goed gedocumenteerd, en verwijst naar werken die ook voor schrijvers interessant zijn. Er is een uitgebreide begrippenlijst opgenomen en een notenlijst.


    Dit is een tegelijk handig en handzaam boekje. In een zeer kort bestek worden op een heldere wijze de belangrijkste aspecten van het vertellen voorgesteld. Het is makkelijk mee te nemen en door de inzichtelijke structuur en de korte hoofdstukjes vlot door te nemen. Wie dieper wil graven kan beroep doen op de literatuurlijst.

    Het is een aanrader voor al wie zijn gehoor wil boeien.


    ©  Minervaria


     

     

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)


    BESTE BEZOEKER
    Foto


    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Mijn favorieten
  • Minervaria
  • Dit is POTS
  • Geen dag zonder lach
  • Gedachten

  • Archief per jaar
  • 2023
  • 2022
  • 2021
  • 2020
  • 2019
  • 2018
  • 2017
  • 2016
  • 2015
  • 2014
  • 2013
  • 2012
  • 2011
  • 2010
  • 2009
  • 2008
  • 2007
  • 2006
  • 2005
  • 2004
  • 2003
  • 2002
  • 2001
  • 2000
  • 1999
  • 1998
  • 1997


    Blog als favoriet !


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!