Mijn muze is wijlen mijn grootvader, mijne pepé.
Van kindsbeen zag ik hem halfgebogen over tafel schrijven aan zijn gedichten en biografie. Tijdens het krassen van pen over gelijnd papier verscheen soms een lach over zijn gelaat. Dan weer streek een schijn van ernst neer dat langzaam plaats ruimde voor bleke droefheid. Soms daalde traag een traan in de diepte van een lachplooi. Waar de rimpel overging in een plekje gladde huid, droogde het verdriet in een glinstering als de zon kwistig door het venster haar stralen strooide. Zijn lippende trilden ietwat uit elkaar.
Herinneringen schitteren, weet ik nu.
Pepé, waarom huil jij? vroeg ik op een dag.
Mijn meiske,' antwoordde hij, 'luister goed naar wat ik je ga vertellen en vergeet het nooit.
Er hing een zachte glans over zijn gezicht, de huidplooien werden milder.
In het leven loopt niet alles naar wens', vervolgde hij, 'ik was heel jong toen ik met memé trouwde. Er was een kind op komst. De plicht riep, ik moest naar het leger. Ondanks de armoede bleek Irma sterk genoeg om voor zichzelf en mijn kind te zorgen.
Voor mijn vertrek vroeg ze of we nog eens mijn zelfverzonnen liedje zouden zingen dat ik haar leerde toen we als tortelduiven door de kouters wandelden. Ze beloofde me dat ze elke dag voor het slapengaan dat liedje zou zingen.'
Pepé zong streelzacht:
Kom bij mij, mijn kleine lieve
kom bij mij, hier aan mijn zij
kom bij mij ten aller tijde
kom bij mij, blijf bij mij
je bent van mij.
Er viel een stilte waarna pepé met een schokkende zucht een zakdoek bij de punt uit zijn broekzak trok.
En weet je, Marleentje, wat memé vroeg en zong voor ze stierf? vroeg hij plots. Zijn stem haperde en zijn ogen keken mij oneindig aan. Hij merkte dat ik zowel verstomd als aangeslagen op het antwoord wachtte en ging meteen verder:
Zij vroeg... (het werd drie tellen stil)... zij zong (hij zong):
Kom bij mij, mijn kleine lieve
kom bij mij, hier aan mijn zij
kom bij mij ten aller tijde
kom bij mij, blijf bij mij
je bent van mij.
Toen kroop ik heel dicht tegen hem aan. Hij glimlachte, stak zijn waarschuwende wijsvinger in de lucht en voegde eraan toe:
"Wie dàt voor jou zingt of wie jou dàt vertelt in een simpel mensengebaar of in ogentaal, wordt jouw grote liefde."
Hij legde zijn arm om me heen en samen zongen we:
Kom bij mij, mijn kleine lieve
kom bij mij, hier aan mijn zij
kom bij mij ten aller tijde
kom bij mij, blijf bij mij
je bent van mij.
© Marleen De Smet