Foto
Foto

Lees mijn Geraardsbergse gedichten en gedachten via een klik op bovenstaande foto of klik op de foto hieronder voor een reeks fotogedichten.

Foto
Klik op onderstaande foto en lees enkele persberichten.
Het is niet veel maar toch iets, dus meer dan niets.
Foto
Kom effe bij je zitten

Ik koos bewust voor geen gastenboek. Je kan reageren onder elk gedicht via de reageerknop of via E-mail.

Inhoud blog
  • Poezie tijdens retrospectieve van Daniel Janssens
  • Ode aan de mattentaart
  • Woordje vooraf
  • Voorleesmoment van Marleen De Smet
  • Spiegels
  • Spiegels
  • Spiegels
  • Gedichtendag 2013 te Geraardsbergen - Thema muziek
  • Muzikale gedichtendag 2013 te Geraardsbergen: Wat zingt, klinkt.
  • Gemis in een roodblozende herinnering
  • Poëzie langsheen de biZARroute van Zarlardinge (Geraardsbergen)
  • Marleen in dichtbundel: Zalig in de strandstoel van haar adem (samengesteld door Thierry Deleu)
  • De biZARroute
  • Kopzorg bij een schilderij van Peggy Wauters
  • Gaby Desmyter en Marleen De Smet in levende lijve
  • Galmaarden
  • Annie M.G. Schmidt - Een dichter
  • Bestendiging dorpsgedicht op de tuinmuur van het Galmaardse Baljuwhuis
  • kruisje
  • Marleen op Meander
  • Stromen en stormen
  • Herfst
  • Rozentuin, klavierklanken & Spiegels, bakens
  • Tweede jaarboek van de Vlaams-Nederlandse Dichtergenootschap 'De 50 Meesterdichters van de Lage Landen bij de zee'
  • Marleen op Meander
  • Marleen De Smet en Willie Verhegghe in 'Dichter bij mijn stad'
  • Dichter bij mijn stad
  • Avondluchten in Diepenbeek door Hannie Rouweler
  • Inleiding bij voorstelling 7de roman van Thierry Deleu
  • vanzelfsprekend
  • "Vanzelfsprekend" in De Vallei
  • Viviane Burssens veert met de veerman
  • Van alles 1 + 1 (nieuwe verzamelbundel Demer Uitgeverij)
  • Twee dorpsdichters en een stadsdichter verzamelden bij Marnixring
  • Ebbe en vloed - nieuwe dichtbundel van Thierry Deleu
  • De drie stadsdichters - poëzie uit de Denderstreek
  • De drie stadsdichters
  • Gedichtendag te Geraardsbergen
  • Galmaardse Dorpsdichter 2011
  • Dichters dromen Lucide (2de druk) door Thierry Deleu
  • Puppie
  • Poëzie is overal gelijk - Gesprek met Thierry Deleu
  • Die Liebe in Holland und Flandern (Liefde in Holland en Vlaanderen)
  • Klein festival van de Europese dichtkunst te Antwerpen
  • Gewoon lekker
  • Tussen schaduw en schittering (Magazine Info Geraardsbergen - september)
  • Klein festival van de Europese dichtkunst
  • Tussen schaduw en schittering
  • Vleesbrochette en een wesp (door Eddy Keyaerts)
  • Vlaamse poëzie na 1975 - Een andere bedding?
  • Ik ben grote fan van Nicole Van Overstraeten
  • Dichterlijk Vlaanderen (door Thierry Deleu)
  • Postergedichten t.g.v. Curieuse kunstroute Geraardsbergen 'Home Art'
  • Een bewogen gebaar: Zacht (door Thierry Deleu)
  • Bellen Blazen
  • Hond en kat en andere beestjes
  • Op de schommel met Didier De Deken
  • 'Klaprozen en Kamermuziek' & 'Poppies and Chamber Music'
  • De zee, het water (Hannie Rouweler)
  • Verslag 'Poorten van de avondzon - Pforten der Abendsonne
  • insomnia
  • Rue Haute
  • zelfportret
  • Rietje rijmt (nieuw boek van Viviane Burssens)
  • Mijn muze is hij die voor mij zong
  • Hagelanddichter Ina Stabergh
  • zuivering (met Duitse vertaling door Fred Schywek)
  • spiegelbeeld
  • winterwandel (met papa)
  • De 50 Meesterdichters van de Lage Landen bij de zee
  • schaduwlopen
  • Camellia Japonica
  • Marie-Thérèse
  • Wat maakt je groot in letterenland?
  • Zintuiglijk avontuur
  • applaus (met dank aan Steven en Ben)
  • Dat wie zich poëet noemt, het eerste woord werpe.
  • land zonder ooievaars
  • Viviane Burssens laait in sterrenstof
    © Niets mag overgenomen of verveelvoudigd worden op eender welke wijze zonder de schriftelijke toestemming van de auteur.
    Mailinglijst

    Geef je e-mail adres op en klik op onderstaande knop om je in te schrijven voor de mailinglist.


    Onderweg met Marleen De Smet

    11-06-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Viviane Burssens veert met de veerman

    Viviane Burssens veert met de veerman



     
     

     

    April 2011. De nieuwe veerdam van Schellebelle werd plechtig geopend.

    Ook het nieuw gebrouwde 'Schellebellebier' werd bij de inhuldiging voor het eerst geschonken.

    Een gedicht van Viviane Burssens hing tussen de vele foto's en enkele gedichten van lokale (Achiel Janssens, Willy Van Doorselaer) en bekende (Hanny Michaëlis) schrijvers.



      

     


    Sinds november 2009 werd de veerdienst op zijn vertrouwde plek stilgelegd en tijdelijk –vervangen door een drijvend ponton. Intussen werden grootschalige werken  opgestart die anderhalf jaar en anderhalf miljoen later ter beschikking staan van de bevolking. De veerdam in Schellebelle zorgde in 2009 voor liefst 85.000 overzetten, maar was eigenlijk moeilijk toegankelijk. Om aan dat euvel iets te verhelpen werd beslist om een drijvend ponton in de Schelde aan te brengen dat enkel op en neer kan bewegen met de stand van de Schelde tussen twee vaste peilers. Een 30-meterlange loopbrug zorgt voor de toegankelijkheid waardoor voortaan ook mindervaliden probleemloos tot aan de veerboot kunnen raken.

     


    11-06-2011 om 09:52 geschreven door Marleen De Smet


    Tags:Viviane Burssens, Schellebelle, poëzie
    >> Reageer (1)
    12-05-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Van alles 1 + 1 (nieuwe verzamelbundel Demer Uitgeverij)


    Jubileum uitgave Demer Uitgeverij

    (gedichten van dichters uit Nederland en Vlaanderen)

     

    Van alles 1 + 1

     

     

      

    Preview

     

     

    Ieder met twee reeds eerder gepubliceerde gedichten. Keuze a.d.h.v. eigen bundels (publicaties) bij Demer Uitgeverij, en/of deelname aan diverse groepsbundels.

     

    Catharina Boer, Piet Brak, Frans August Brocatus, Bernard de Coen, Frank Decerf, Jenny Dejager, Thierry Deleu, Maarten van den Elzen, Gijs Gellings, Paul Gellings, Julie Goderis, Christina Guirlande, Albert Hagenaars, Paula Hagenaars, Tine Hertmans, Guy van Hoof, Joris Iven, Roger Nupie, Francis De Preter, Hannie Rouweler, Marleen De Smet, Rose Vandewalle, Willie Verhegghe, Lief Vleugels.

    MET EEN NAWOORD van THIERRY DELEU.

     


    Editie: 2012 (vanwege driejarig bestaan)

    ISBN nummer 978-1-4476-2894-1
    Pocketboek, 64 pagina's


    LEVERBAAR VANAF HEDEN
    : € 14,00 (INCLUSIEF verzendkosten binnen BE en NL)

     

    Demer Uitgeverij

    Hannie Rouweler

    info@demerpress.be

    Boek website www.lulu.com/content/10479421

    12-05-2011 om 19:38 geschreven door Marleen De Smet


    Tags:Van alles 1 + 1, Demer Uitgeverij, jubileum dichtbundel
    >> Reageer (0)
    29-04-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Twee dorpsdichters en een stadsdichter verzamelden bij Marnixring



    Afgelopen woensdag verzamelden niet minder dan drie stads- en dorpsdichters uit de regio in de Kalvaar in Voorde. Willie Verhegghe, de Ninoofse stadsdichter, Gaby Desmyter, de dorpsdichter uit Lierde en Marleen De Smet, de Zarlardingse die dorpsdichter is in Galmaarden lazen er voor uit eigen werk. Dat gebeurde tijdens een gezellige avond op uitnodiging van de Marnixring Ninove, de serviceclub die cultuur hoog in het vaandel draagt.

    Foto en tekst: Marino Verbeken

     

    29-04-2011 om 13:56 geschreven door Marleen De Smet


    Tags:stadsdichter, dorpsdichter, Willie Verhegghe, Gaby Desmyter, Marleen De Smet
    >> Reageer (0)
    23-04-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Ebbe en vloed - nieuwe dichtbundel van Thierry Deleu



    Gesprek met Thierry Deleu naar aanleiding van zijn zoveelste nieuwe bundel

     

    Ebbe en vloed

     

     

    We beginnen met een biografisch overzicht van Thierry Deleu. De auteur woonde tot 1976 in Wevelgem. In 1966 richtte hij met Lionel Deflo het tijdschrift Kreatief op. Daarna leerde hij de kunstschilder Marcel Coolsaet kennen, met wie hij het tijdschrift Boulevard oprichtte in 1970. Vanaf 1976 was Deleu woonachtig in Harelbeke, aan de Vlaanderenlaan, en bij zijn oppensioenstelling in 2000 verhuisde hij naar Oostduinkerke. Deleu stond beroepshalve in het onderwijs, respectievelijk als leerkracht, directeur en kabinetsattaché. Als auteur publiceerde hij gedichtenbundels, essays, romans, biografieën, bloemlezingen en leerboeken Nederlands. Thierry Deleu stond aan de wieg van meerdere literaire en culturele activiteiten. Hij organiseerde tentoonstellingen en belichtte uitvoerig de Harelbeekse burgemeester, wijlen Marc Bourry, de dichter André Velghe en de Antwerpse auteur Guy van Hoof. Met deze laatste begon hij de kleinschalige uitgeverij Het Schaap, als een uitloper van het tijdschrift Boulevard, waarin hij samenwerkte met beeldend kunstenaar Marcel Coolsaet. Hij publiceerde bijdragen in de belangrijkste tijdschriften van de Lage Landen bij de zee. De evolutie van zijn werk is terug te vinden in de twee essays die Guy van Hoof over hem schreef: Aan wat overblijft heb ik genoeg (1986), en Thierry Deleu, jager in zijn grondgebied (2000).

    Ebbe  en vloed is je laatste gedichtenbundel. Ik merk dat je af en toe bundels publiceert als netbook. Waarom?

    Internet is een uitstekend medium om velen te bereiken. Maar ik beschouw deze wijze van publiceren ook als een soort van dankbaarheid aan mijn vele lezers. Een gratis cadeau uit erkentelijkheid. Maar dit is zeker geen signaal dat het boek in papiervorm zou zijn afgedaan, zeker niet, ik blijf het boek in zijn verpakte vorm koesteren. Eb en vloed zijn gedichten over reizen en thuiskomen, weggaan en terugkeren, ook in gedachten. De bundel kan als netbook worden gelezen op
    http://www.knightsrazor.be/xDocs/EvEnVloed.pdf

    Geen heimwee naar Harelbeke?

    Neen, wij wonen nu een kleine tien jaar aan zee in Oostduinkerke, op enkele stappen van de duinen, het strand en het water. Op het einde van een rustige, doodlopende laan. In een klein appartementsgebouw met slechts vijf gezinnen. Allen gepensioneerd, de meesten komen uit het onderwijs.
    Natuurlijk volg ik nog een beetje de politiek in Harelbeke. Ten slotte heb ik er veertien jaar een actieve rol gespeeld, vooral echter achter de coulissen, als tekstschrijver en campagneleider. Tot 2006 stelde ik hier ook altijd mijn boeken voor in de stadsbibliotheek.
    Bovendien heb ik er tweeëntwintig jaar les gegeven. In 1988 werd ik directeur secundair onderwijs in Tielt.

    Wat denk je van het huidige politieke landschap in je oude gemeente?

    Ik heb de coalitie CD&V en SP.a helpen op de rails zetten. Maar waar ik bijzonder trots op ben, is de verjonging van de lokale SP.a. Ik heb uitgevoerd wat ik altijd beloofd had: mijn generatie een stap opzij doen zetten voor een jonge, ambitieuze nieuwe generatie.

    Van jou wordt gezegd dat je geen socialist was in hart en nieren. Is dat zo?

    Dit moet ik toch even nuanceren. Indien je bedoelt dat ik enerzijds voor een links-liberale koers kies en anderzijds een Vlaming ben in hart en nieren, dan heb je gelijk. Radicaal links ben ik nooit geweest, maar wel sociaalvoelend en een fervente verdediger van de belangen van de kleine man. Op voorwaarde dat hij zich gedraagt en er niet op uit is om te profiteren van de sociale zekerheid. Laat ons zeggen dat deze houding mijn persoonlijk socialisme is. Bovendien heb ik nooit de ambitie gekoesterd om op een lijst te staan, wat gezien mijn plaats in de partij had gekund. Ik ben geen modale politicus.

    Mag ik weten welke stem je nu uitbrengt?

    Dat is privé. Maar laat mij het zo stellen: ik wil een doordacht confederaal België. Een land met vier deelstaten: Vlaanderen, Wallonië, Brussel en het Duitstalig landsgedeelte. België hoeft niet op te houden te bestaan, maar de gemeenschappen moeten bijna alle bevoegdheden in handen krijgen. Ook de koning mag blijven, maar dan met een bevoegdheid die nauwelijks indruk maakt en met een koninklijke familie die geen dotatie meer krijgt. Wie steenrijk is, hoeft geen beroep te doen op de kleine man, dit is immoreel.

    Nu een eerste vraag over de aanleiding tot dit gesprek: je schrijft je te pletter.

    Ja, ik geef toe: ik ben een veelschrijver. Ik schrijf gepassioneerd. Schrijven is geen hobby, maar een passie geworden sinds ik met pensioen ben. Vijf uur per dag. Drie dingen overheersen mijn laatste winter: reizen, schrijven en de kleinkinderen. Schrijven dus. Sinds ik met pensioen ben, schreef ik zes gedichtenbundels en zeven romans. Ook een paar essays waarvan er een al aan zijn tweede druk is.

    Waarom zoveel gedrevenheid?

    Of bedoel je: moet dit nog? Waarom niet? Ik zou kunnen antwoorden met een cliché: ‘om mij te bevestigen’, maar er is meer: schrijven is een nieuwe wereld creëren, een middel om je af te reageren, een extra kans om te overleven.

    Een nieuwe wereld, zeg je. Je gedichten en je romans zijn pure fantasie?

    Ik wist dat je dit zou vragen. Mijn boeken zijn deels autobiografisch, onder andere omdat ik kapstokken nodig heb om mijn verhaal aan op te hangen. Vele personages zijn deels fictief, deels niet-fictief. Vele situaties en personages zijn echt, maar met kleine wijzigingen om niemand te kwetsen. Vaak versmelt ik twee bekenden tot één fictief personage. Maar altijd heb ik bekende mensen in mijn blikveld. Tussen alle fictie ontwaart een aandachtige lezer veel herkenningspunten en dat maakt het lezen ook zoveel boeiender.

    Dat je een goede schrijver bent, daar is iedereen het erover eens. Dat je veel schrijft, ook. Als dichter heb je je literaire sporen verdiend, je bent zonder meer een van de betere liefdespoëten van de Lage Landen bij de zee. Ook als essayist en biograaf ben je niet meer aan je proefstuk. Ik wil het echter hebben over Deleu als romanschrijver.

    In 2002 verscheen je eerste roman, Eindterm, het eerste deel van een trilogie.
    Die eerste roman ging in hoofdzaak over de tijd dat je op het kabinet Onderwijs werkte van 1995 tot 1999. Na dit eerste deel van de Creuse Trilogie verscheen in 2003 Amélie Laforêt en in 2004 de historische roman Arsène du Frêne, heer van La Vallade.
    In Amélie Laforêt is het decor de Creuse, spec. de streek rond Confolent en La Vallade. Ook de historische roman Arsène du Frêne, heer van La Vallade speelt zich daar af, in de jaren na de opheffing van de Orde van de Tempeliers.

    In Arsène du Frêne, heer van La Vallade onthul je ook inwijdingsrituelen, waarbij opvalt dat zij verwant zijn met die van de Loge. Is dit fictie?

    Ik ben een niet meer actief lid van de Vrijmetselarij, maar ik zie ook wel de realiteit achter de boodschap. Ook hier, zoals in elke vereniging of genootschap, heb je met mensen te doen. Ik moet je niet uitleggen hoe mensen zijn. Of toch? Mensen hebben goede en slechte eigenschappen, deugden en ondeugden.
    Mensen creëren complexe sociale structuren, die bestaan uit talrijke samenwerkende en concurrerende groepen. In dezelfde groep verschillen mensen opnieuw van elkaar vanwege onverenigbare ideeën. In dezelfde groep vind je tolerante mensen en fanatici. Ik heb de waarheid altijd gezocht tussen deze twee extremen.

    Terug naar je romans. Na de Creuse trilogie kwam er een roman over psychiatrie en schizofrenie. Ook autobiografisch?

    Klamme handen verscheen in 2006. Het is het verhaal van een zachtmoedige, enigszins eigenzinnige psychiater. Ik heb mij hiervoor grondig gedocumenteerd en ook met bevriende dokters gepraat. Ik kan niet verhelen dat ik de toestanden in een psychiatrische instelling goed ken. Ik heb mij vlot kunnen inleven in de wereld van de schizofrenie.

    De vraag echter naar de verhouding tussen feit en fictie is een vraag die door de lezer vaak wordt gesteld en die ook nooit naar complete voldoening beantwoord wordt. Is dit niet zo?

    Ja, dat is juist. Een roman zegt veel over de schrijver.

    Na Klamme handen waag je je aan een politieroman, De doden zwijgen niet uit 2008.

    Moord en wedermoord is de rode draad in het verhaal. Het is een literaire politieroman, waarbij ik probeer het onderzoek te beschrijven zoals dat het in de werkelijkheid zou plaatsvinden. Het wordt echter ingebed in een homofiele relatie en in de spielerei van een vrouwelijke rechercheur.

    Ook “Wie schrijft, die blijft” breng je dikwijls te berde.

    Ik besef dat ook mijn eigen leven voorbijgaat. Met mijn werk wil ik sporen laten in de tijd en zo een vorm van “onsterfelijkheid” bereiken.
    Daarnaast probeer ik ook greep te houden op de werkelijkheid die mij omringt. Naar mijn overtuiging zijn mens en werkelijkheid heel complex. De mens is een mysterie en steeds is hij op zoek naar het eigen “ik”. Wie ben ik? Waar kom ik vandaan? Waar ga ik naar toe?
    Schrijven is voor mij een zoektocht naar de eigen identiteit. Daarom heb ik het in mijn boeken - vooral in de romans, maar ook wel in mijn poëzie - over mijn eigen afkomst en over machten en machthebbers die mijn leven mee hebben bepaald. Macht staat niet los van personen, instanties en stelsels.

    Je zesde roman, Liefde en dood op Sint-André, wordt door critici de beste tot op heden genoemd.

    Voor mij zijn Eindterm en Liefde en dood op Sint-André de betere romans van de zes. In Liefde en dood op Sint-André richt ik een virtuoos vergrootglas op de gapende wonden die de liefde kan opleveren. Ik probeer aan te tonen dat het thema nog even vers is als in de tijd van de Grieken.
    Het verhaal breng ik met zoveel ironische distantie, humor, liefde en intelligent gemopper dat de lezer er zich in herkent.
    Behalve over de liefde, gaat dit boek ook over de schaamte, de wroeging, de spijt.

    Fictie toch?

    Ik stoei met het autobio-genre dat zich toelegt op de adem van het onechte. Op een wonderlijke manier lijken het heerlijke leugens, verzonnen verhalen.

    Is Liefde en Dood op Sint-André een therapeutisch sprookje? Wordt hier de verbeelding ingezet om een diepere werkelijkheid te verdoezelen?

    Ik heb al eerder semi-autobiografische romans geschreven, maar deze keer lijkt de noodzaak voor deze roman urgenter te zijn dan voorheen. Pijn is een terugkerend element in het boek: de pijn om achtergelaten te worden. Deze pijn moet ongedaan worden gemaakt en dat kan alleen door na te denken over wie je bent en waar je vandaan komt en door onder woorden te brengen waardoor de relatie zou kunnen zijn stukgelopen.
    Liefde en dood op Sint-André gaat echter niet alleen over de liefde, maar ook en misschien vooral over eenzaamheid, ontgoocheling, zelfonderzoek, verraad, verlies, verbittering, negatieve gevoelens die even rap weer omkeren in nieuwe liefde.

    Vindt je werk, zowel je poëzie als je romans, een breder publiek?

    Nu nog meer dan vroeger. Dat zal - hoop ik - te maken hebben met de kwaliteit van mijn werk zelf, maar ook met de verbreding van mijn actieradius. Een tafelspringer word ik echter nooit.
    Ik probeer de regie over mijn leven te behouden zodat ik niet hulpeloos rondzwerf, maar mijn leven nu verschilt echter hemelsbreed met het leven voordien. Ik sluit mij minder af van de literaire wereld. Ik durf de lat hoger leggen.
    Liefde en dood zijn thema’s van alle tijden. Niet voor niets is dood het laatste woord in de titel, want na liefde volgt onherroepelijk de dood.

    Ik zou het niet beter kunnen zeggen.

    Liefde is altijd binnen handbereik en vormt meestal het thema, al loert onvermijdelijk de dood om de hoek en daar moet nog mee worden afgerekend. Liefde geeft mij een nieuw elan, een andere visie, terwijl onrust om de dood wordt omgezet in vitaliteit.

    Wat staat er in 2011 op het getouw?

    Binnenkort komt een biografie uit over een bekend politicus aan de Westkust. In mei geeft Demer Uitgeverij mijn nieuwe verzamelbundel Strandjutter uit. In september verschijnt een nieuwe roman, Niets is wat het lijkt en einde jaar redigeer ik het 2de jaarboek van “De 50 Meester-dichters van de Lage Landen bij de zee”. Deze drie uitgaven worden voorgesteld op het gemeentehuis van Koksijde.

    Dank voor dit gesprek.

    Georges de Courmayeur

     

    Zie ook op De Geletterde Mens 

    23-04-2011 om 20:37 geschreven door Marleen De Smet


    Tags:Thierry Deleu, Ebbe en vloed, dichtbundel
    >> Reageer (0)
    14-04-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De drie stadsdichters - poëzie uit de Denderstreek

     

    Bijlagen:
    dNB_april_2011.pdf (139.4 KB)   

    14-04-2011 om 00:00 geschreven door Marleen De Smet


    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De drie stadsdichters
       
     
     

    14-04-2011 om 00:00 geschreven door Marleen De Smet


    Tags:Marleen De Smet, Gaby Desmyter, Willie Verhegghe, Marnixring, stadsdichter, dorpsdichter, Kalvaar
    >> Reageer (0)
    28-01-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Gedichtendag te Geraardsbergen



    Muzikale begeleid door 'Smet à porter’ (Stefan De Smet) uit Geraardsbergen

      


    Insomnia

     


    Die avond liet de maan

    haar kraters zelfs de achterkant

    van haar tong zien. De nacht

    wordt lang, sprak ze zelfvoldaan,

    wie niets afwerpt is gezien.

     

    De onrust wild hield niets

    voor bekeken en wolken

    rafelend tot lippen

    hebben zich hoogweg

    verzoenend afgewend.

     

    Een duif in de nok

    van de kerk sloeg

    haar vleugels rond haar nek

    voor de nacht zo lang,

    zo bang.  

     

     

     

     

    Nacht

     


    De nacht breekt open. Hoor hoe

    duister zich vergaapt aan het afwentelen

    van de dag. In een boomkruin sikkelt

    de maan een hangmat tussen

    kale takken. Ik lig

     

    in de gloedholte, goudgeel.

     

    Aan elke uiteinde wiegen dromen van

    oost naar west. Ik verlies het noorden,

    word het wakker zijn moe en zink

    dieper en dieper naar  morgen

    is vandaag een herinnering

     

    © Marleen De Smet

     

     

    28-01-2011 om 00:00 geschreven door Marleen De Smet


    Tags:Gedichtendag 2011, Smet à Porter, Marleen De Smet, Nacht, country
    >> Reageer (0)
    24-01-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    Galmaarden: de uitreiking van de Bronzen Urbanus 2010 en bekendmaking Dorpsdichter 2011.

    (Opname video: Interactiefbosmans)

    24-01-2011 om 00:00 geschreven door Marleen De Smet


    >> Reageer (0)
    23-01-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Galmaardse Dorpsdichter 2011





    Dorpsdichter Galmaarden 2011

     

     

     

    Tijdens de uitreiking van de Bronzen Urbanus aan Luc Ooghe voor zijn terechte muzikale verdienstelijkheden werd ik officiëel aangesteld als dorpsdichter Galmaarden 2011. Hiermee treed ik in de voetsporen van mijn grote broers Roland Bourguignon, Albert Schrever, Jan Heyvaert en Rik Wouters. De avond was tot in de puntjes verzorgd. Galmaarden weet van wanten!



     


    De Galmaardse beek

     

    De Mark

     

     

    Gewiekst soms wulps soms wispelturig

    slingert de markiezin in de greep van

    haar oevers. Heerlijk hoe de lage zon

    haar beloop verzilvert en goudlagen

    legt in de kruinen. Een knotwilg kruist

    de knokige takken voor de nesteling.

     

    Luister, het land galmt waar water

    stoeit zoals het stoeien moet met

    de spiegeling van een wolkenstoet.

    De aarzeling de razernij nabij klotst

    en kringelt de ruigte tot lispelen.

    En als een pianist bespeelt regen haar

    golvende dijen. Welke slagvaardige waagt

    de dans? De watermolen -van malen

    moe- walst het troebele tot bruidsbruis.

    Alles goed en wel, maar geradbraakt

    blaast een vis een laatste bel. Rietkragen

    buigen door de deining aangeslagen.

     

    Tot wie dit leest:

    water is drachtig van komen en gaan.

    En wij, wij zijn of worden weer kinderen

    starend naar later, naar waar het maanlicht

    glinstert in haar nachtelijk geklater, naar

    waar alle sterren op haar zijn gericht.

     

    Marleen De Smet





    Rik Wouters geeft het dorpsdichterschap door.



    Alle Galmaardse dorpsdichters op een rij (van links naar rechts: Albert Schrever,
    Roland Bourgoignie, ikzelf, Rik Wouters en Jan Heyvaert).



    Luc Ooghe neemt de Bronzen Urbanus in ontvangst.

    23-01-2011 om 00:00 geschreven door Marleen De Smet


    Tags:Marleen De Smet, dorpsdichteres Galmaarden, Albert Schrever, Roland Bourguignon, Rik Wouters, Jan Heyvaert
    >> Reageer (0)
    20-01-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Dichters dromen Lucide (2de druk) door Thierry Deleu

    Essay DICHTERS DROMEN LUCIDE

     

    van Oostduinkerkenaar Thierry Deleu krijgt 2de druk!

     


     

     

    Demer Uitgeverij stelt herziene druk in het vooruitzicht voor 2011

     

    DICHTERS DROMEN LUCIDE

    10 JAAR NEDERLANDSTALIGE POËZIE -

    EEN EIGENGEREIDE KEUZE

    ESSAYS

     

    Thierry Deleu bespreekt uitvoerig gedichtenbundels van François Vermeulen, Edith Oeyen, Bert Bevers, Jenny Dejager, Eric Rosseel, Peter Theunynck, Francis De Preter, Frans Depeuter, Christine D’haen, Bärbel Geijsen (N), Frans Kuipers (N), Jan Lauwereyns, Bert Lema, Xavier Roelens, Lies Van Gasse, Ina Stabergh, Philippe Cailliau, Job Degenaar (N), Mark Meekers, Tine Hertmans, Hannie Rouweler, Joris Iven, Joris Maurits Vanhaelewyn, Gerry van der Linden (N), Fernand Florizoone, Catharina Boer (N), Marleen De Smet en Julie Goderis.

     

    In zijn Ten Geleide schrijft Deleu:

    “Algemeen is schrijven voor de meeste schrijvers en dichters ontsnappen uit de rauwe werkelijkheid, ver weg van desillusies, agressie en domheid. Schrijven is ook afrekenen met clichés, (waan)beelden, foute interpretaties, verkeerd imago, opdringerigheid, overregulering. Therapeutisch? Ja, zeker! Schrijven is afreageren. Schrijven is ook een nieuwe werkelijkheid creëren waar het aangenaam is om te vertoeven, waar personages opduiken die je anders nooit zou ontmoeten, waar je van twee, drie mensen uit je omgeving één nieuwe mens maakt, met ofwel alle deugden ofwel alle ondeugden van hen. Schrijven is ook taboes doorbreken, jezelf de kans gunnen om in de fout te gaan, om dagelijkse tot doodzonden te verheffen, om aan je verbeelding macht te delegeren om er een personage mee onderuit te halen. Schrijven is dichten, vertellen, overtuigen, wenen, uitbundig leven, anderen beoordelen, loven, kritisch bijsturen, te boek stellen.

    In dit essay beperk ik mij echter tot de poëzie. Een recensie heeft twee doelen: enerzijds consumentenvoorlichting en anderzijds duiding. In een goede recensie gaan die twee samen. Door de bundel historisch, maatschappelijk en cultureel een plaats te geven, maakt de recensent zich tot een consumentenvoorlichter.

    Volgens smaak, perceptie en voorkeur, of je nu zelf dichter bent, of je herhaaldelijk uitspreekt over (de waarde van) poëzie, of als gewone lezer, sommige gedichten zullen jou aanspreken en andere zullen jou niets zeggen, sommige dichters zullen jou verrassen of bekoren, of jou de bevestiging brengen van een (eeuwige) belofte of een vaste waarde. Eigenlijk maakt dit niet veel uit. Belangrijker is de aandacht die dit essay wil vestigen op de literaire ongelijkheid waardoor “alle dichters niet gelijk zijn voor de wet”. Het kan niet zijn dat elementen zoals leeftijd (debuterende dichter of outsider, favoriet of verguisde), uitgeverij (in welke vorm ook: van eigen beheer, printing-on-demand tot erkende uitgeverij), mediabelangstelling, vriendendienst, meespelen bij de beoordeling van het werk. “Niet alle dichters zijn gelijkwaardig” is een beter statement, op strikte voorwaarde dat de parameter hier de kwaliteit is. We weten echter hoe vaak de subjectiviteit een rol speelt.

    Het is moeilijk, maar we geraken er wel uit. De perfectie is (nog) niet van deze wereld.

    De dichters die ik eigengereid gekozen heb, hebben mij aangenaam verrast of de bevestiging gebracht van hun talent.”

     

    Achteraan het essay werpt Deleu zich nog eens op als de advocaat van de gediscrimineerde auteurs in zijn pleidooi voor gelijkwaardige behandeling.

    “Geconfronteerd met de malaise in de literaire wereld durf ik nogmaals stellen dat vooral de overheid verantwoordelijk is.

    Niet het distributiesysteem stel ik in vraag, maar wel de afwezigheid in de rotatie van debutanten en auteurs die geen “gevestigde” uitgeverij vonden of die niet bij een “commerciële” uitgever wensen te publiceren, vind ik discriminerend.

    Uitgevers voelen zich bedreigd door de overschotten, door de terugval van het aantal lezers (hun klanten), door de concurrentie op het Internet en vragen een verhoging van de overheidssteun. Indien hun analyse de juiste zou zijn, dan is hun diagnose zeker fout.

    Ik bied nogmaals een oplossing aan: start het “Plan Boek” op en vertrek vanuit drie prioriteiten. Primo: een collegiale en transparante procedure tot aankoop van boeken, en/of subsidiëring van de auteur, secundo: een overheidscommissie die de ingestuurde boeken beoordeelt en afhankelijk van dit oordeel een aantal boeken aankoopt en/of de auteur bijkomende steun verleent, tertio: de creatie van een label van “Onafhankelijke Auteurs” (dit kunnen debutanten zijn, maar zeker degenen die in eigen beheer, onder welke vorm ook, uitgeven).

    Deze drie prioriteiten kunnen enkel efficiënt werken mits het aanwenden van drie werktuigen. Eén: de samenwerking (juister: de inspanningsverplichting) tussen overheid, uitgevers, auteurs en bibliotheken. Twéé: de coöptatie van auteurs in alle overheidscommissies die (ook) boekenbevoegdheid hebben; alle auteurs betekent hier: gekazerneerde én dakloze auteurs. Drie: een overheidsdistributiesysteem voor de uitvoering van prioriteit twee.

    Wat is de positie van de uitgever in dit voorstel? Nergens. De uitgever hoort thuis bij de commerciële ondernemers. Overheidssteun aan bedrijven hoort niet thuis in dit pleidooi voor gelijkwaardigheid. Daarom stel ik meteen ook voor om een nieuw decreet te schrijven, waarin de rol van elke overheidscommissie, die boeken onder haar bevoegdheid heeft, wordt beschreven en waarin de auteur op de eerste plaats komt.

    Een officiële recensiedienst wordt in het leven geroepen die korte recensieberichtjes doorstuurt en/of doormailt naar alle bibliotheken. Deze dienst zorgt ook voor de informatie naar de boekhandel die daardoor niet alleen wordt gestuurd vanuit de uitgeverijen, maar ook geïnformeerd wordt over de publicaties die het label “Onafhankelijke Auteurs” dragen.

    Samengevat: De prijs van de boeken is geen zaak van de overheid. De uitgever bepaalt de prijs en zodoende ook de winst. In slechte tijden, wanneer zijn winst vermindert of niet meet vergroot, moet hij zich bezinnen over zijn winstmarge, de productiekosten, de distributiekosten, het aantal titels.

    Hij moet overleg plegen met de boekhandel, zijn rechtstreekse afnemer. De uitgever drijft handel in ideeën en brengt hem winst op. Ook hij moet een strategie ontwikkelen om zijn producten aan de man te brengen. Dit is een puur economische realiteit.

    De bibliothecaris is niet langer (ongewild) de handlanger van de uitgever en de boekhandel, maar hij treedt, in overleg met de gemeentelijke overheid, ongebonden op. Dat kan hij door beide kanalen van informatie te raadplegen, die van de uitgever en die van de overheid (recensiedienst).”

     

    2e editie maart/april a.s.

    Boekprijs € 18

    Website boek: www.lulu.com/content/8345598

    Editie: 2010, herziene druk 2011

    ISBN: 978-1-4452-9469-8

     

    20-01-2011 om 00:00 geschreven door Marleen De Smet


    Tags:Thierry Deleu, dichters dromen lucide, essay
    >> Reageer (0)
    02-01-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Puppie




    Puppie

    Jayda's ogen keffen
    het niet beseffen wat het is
    het niet weten wat het wordt.

    mds

    02-01-2011 om 21:04 geschreven door Marleen De Smet


    Tags:Puppie, kind, Marleen De Smet
    >> Reageer (0)
    20-11-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Poëzie is overal gelijk - Gesprek met Thierry Deleu

     

    Poëzie is overal gelijk

     

    Gesprek met auteur Thierry Deleu in ‘vrij Maldegem’ van 5 en 12 november 2010

     

    Door Iris Van De Casteele

     

     

     

    In je zogenaamde fictie-autobiografische roman Liefde en dood op Sint-André, in het hoofdstuk ‘Ongeposte brieven’, psalmodieert de auteur (jij dus), als een weeklacht, zijn verdriet en zijn verzuchtingen om de geliefde weggelopen vrouw. Kun jij je ermee verzoenen dat er ‘soms in enkele passages een melodramatische ondertoon doorschemert.’ Zou het niet kunnen dat de lezer dezelfde weg moet afleggen om in de huid van de auteur te kunnen kruipen?

     

    Ik heb deze opmerking over een melodramatische ondertoon ook gelezen. Niet terecht  Ik vind geen melodramatische passages. Ook niet in het eerste deel. Of is het melodramatisch, als ik schrijf dat het hoofdpersonage (Dirk), door zijn vrouw (Marie) in de steek gelaten, verdrietig is en hartenleed voelt ? Hij zag zijn vrouw dolgraag. Nooit had hij signalen opgevangen van mentale of lichamelijke ontrouw. Is de partner niet vaak de laatste die het hoort ? Dirk was overrompeld, uit zijn lood, gepakt, hij kon het niet plaatsen, ook niet na de eerste maanden na haar vertrek. Melodramatisch?

    Patricia De Landtsheer schrijft: « Het eerste deel ‘Ongeposte brieven’ beantwoordt aan een soort van lange lamentatie waarin Dirk Vandezande zijn verdriet, gemis en verlangen om de weggelopen vrouw, die hij nog steeds liefheeft, als het ware uitschreeuwt. Verschillende delen grijpen werkelijk naar de keel omdat ze van een diepe melancholie doordrongen zijn. Deleu beschrijft dit gemis, dat eigenlijk al twee jaar aan de gang is, op een zo eenvoudige maar indringende manier, gewoon zoals de mens is, dat het je niet onberoerd kàn laten.

    Vele lezers zullen zich hierin trouwens herkennen omdat het verhaal zo sterk aanleunt bij de belevenissen des levens, de eb en de vloed, de gelukkige en de ongelukkige periodes in een mensenleven.”

    Hervé Casier schrijft in VKH-info van januari 2010: “In de 20 bladzijden lange of korte epiloog vernemen we wat er aan drama is gebeurd, eerder vaststellend, afstandelijk bijna soms, zonder al te veel vraagstelling... De auteur leeft zich duidelijk in zijn personages in. De fragmentarische opbouw van het eerste deel, gevolgd door de meer chronologische opbouw in het tweede deel en de afronding in de epiloog, lijkt mij een goede keuze. Graag gelezen.”

     

     

    In dezelfde beschouwing krijg je een minpuntje voor het gebruik van sommige typische Vlaamse woorden, ‘al stoort mij dit als Vlaams auteur niet echt,’ schrijft dezelfde beschouwster. Dat typische Vlaamse woorden haar ‘niet echt storen’, doet me huiveren. Daaraan herkent men meteen de ja-knikker; de kuddegeest. Ons prachtig lijster- en nachtegaalgezang, met Tijl Uilenspiegel als pittige kern, is Vlaams, hoeveel etiketten er ook mogen opgeplakt worden, zo denk ik erover. Hoe denk jij daarover, Thierry?

     

    Ik gebruik graag typische Vlaamse woorden en bovendien ben ik een Vlaamse auteur. Zei men dat van Claus ook niet en van Louis-Paul Boon? Ik stoor mij toch ook niet aan het AN van de Nederlandse schrijvers.

    Ik ben geen purist en houd mij niet altijd aan het AN. Dialectwoorden geven kleur aan de taal. In Nederland doet men altijd net alsof in Vlaanderen een soort Nederlands wordt gebezigd dat ‘achterloopt’ (altijd diezelfde paternalistische houding). Taal draagt de sporen van zijn gebruiker. Al generaties woon ik in Vlaanderen. Ik ben niet bereid om mij onderdanig op te stellen.

    Bovendien wil ik geen geïdealiseerd beeld van Nederland in stand gehouden. Ik wens mij niet aan de Nederlanders te spiegelen door hun taal, stijl en culturele gewoonten over te nemen.

    Dat wij, Vlamingen, geen fijnheid hebben, in alles even grof zijn, is larie en apekool. Wij spreken geen brabbeltaaltje, maar een taalvariant van het Nederlands.

    Ik hou niet van taalzuiveraars die het onkruid tussen de tarwe wieden.

     

     

    In jouw essay ‘Een andere bedding?’ Vlaamse poëzie na 1975, schrijf je: “Met dit essay wil ik geen overzichtswerk schrijven, maar ik heb toch gezocht naar voldoende samenhang, naar maatschappelijke inbedding”. Ik stel vast dat je daarmee uitstekend werk hebt geleverd. Kun je naar schatting zeggen hoeveel tijd en energie je in je opzoekingen, en het essay zelf, hebt gestoken?

     

    Een moeilijke vraag, maar ik vermoed dat je van mij niet verlangt dat ik het aantal uren of dagen opgeef, dat ik aan dit essay bezig was. Ik ben een gepensioneerde auteur en deze status biedt vele voordelen: ik maak tijd, ik ben gedreven (voor sommigen klinkt dit negatief) en bijna al mijn korte essays  hebben als kerngedachte “de discriminatie van de auteur”. De auteur wordt in Vlaanderen niet gelijkwaardig behandeld. Dus ook als ik met literatuurgeschiednis bezig ben , gaat mijn aandacht (glijdt mijn aandacht af) naar dit strijdpunt.

     

    Ik wil voorop zetten dat het literaire product in de eerste plaats een menselijk product is. Het wordt in een bepaalde tijdruimtelijke situatie door een persoon van vlees en bloed op papier gesteld, krijgt door bemiddeling van uitgever en drukker een commerciële vorm, wordt door de boekhandelaar in de handel gebracht, totdat het eindelijk naar de lezer doorgespeeld wordt, die het in een bepaalde tijdruimtelijke en existentiële context ontvangt. Het fenomeen literatuur is met andere woorden een sociale relatie, een intermenselijk communicatieproces.

    De auteur is uiteraard de eerste schakel in het interactieproces. Welke plaats neemt de auteur in de maatschappij in?

    Mijn (kleine) essays, - zij die geen boek vormen, - nemen een groot deel van mijn literair werk in beslag. Ik schrijf veel recensies, inleidingen tot gedichtenbundels, voor- en nawoorden, literaire bijdragen, artikels over literaire fenomenen. Daarnaast schrijf ik poëzie en publiceer romans (volgend jaar verschijnt de zevende). Ik ben een veelschrijver, maar dit etiket stoort mij niet, ik maak tijd, alles kan, niets moet (nog), maar mijn dagtaak is schrijven, werk en hobby zijn één. Hobby? Passie, obsessie, zegt mijn vrouw. 

    Ik kom terug op je vraag:hoeveel tijd besteedde je aan dat essay? Veel tijd, weinig dagen. Ik schrijf gedisciplineerd vier à vijf uur per dag.

     

     

    In ditzelfde essay lees ik (..) Een mooie illustratie daarvan is de samenwerking tussen dichters en schilders, zoals Hugo Claus, Roger Raveel en Antoon De Clerck.(…) Had Paul Snoek er als schilder en dichter ook bij gekund?

     

    Ja, natuurlijk, maar Snoek vormde met zichzelf een tandem. Snoek was een androgyne mens.

    In dit essay heb ik het in eerste instantie over de vraag: “Wat is groot? En hoe word je groot?”

    De collegialiteit onder de auteurs is niet voorbeeldig. Het zijn individualisten. Ze beconcurreren elkaar graag, maar ze verenigen zich niet graag. Nochtans “eendracht maakt macht”: macht in de vorm van inspraak, controle, medebeheer, beleid.

    Ik ben geen ‘groot’ schrijver geworden. (Of ik een ‘goed’ schrijver ben, laat ik aan anderen over om hierover te oordelen.) Ik heb niet (hard) aangeklopt bij bekende (erkende) uitgeverijen, met als gevolg: over mij wordt nauwelijks geschreven en gepraat in de nationale media, ik krijg geen ronkende recensies in vakbladen, ik word niet geldelijk gesteund door de overheid. Waarom is het mij niet gelukt? Ik had toch alles in handen om te slagen.

    Wat had ik niet? Een gunstige wind? Toeval? Toeval bestaat niet, maar ik kwam nooit terecht in “gunstige omstandigheden”. Hugo Claus kwam Henri Vandeputte tegen, enkele kleinkunstenaars vonden genade bij Johan Anthierens, Magritte en Delvaux liepen Gustave Nellens tegen het lijf, Paul Snoek had veel te danken aan Anton van Wilderode en schurkte zich tegen Hugues C. Pernath… Wat ik wil zeggen, is simpel: via via is de juiste weg naar succes. Op één voorwaarde: de persoon die jou wil helpt, mag zelf niet hulpbehoevend zijn! Bovendien blijven veel getalenteerde auteurs ter plaatse trappelen, omdat zij te lang en te gretig onder “zuchtigen” hebben geleefd enerzijds, of komedianten hebben opgezocht die veinsden en valse hoop creërden anderzijds.

    De wereld van auteurs is een komedie en een groot circus.

    Wat mij echter stoort, is te moeten aanzien hoe jonge debutanten en begaafde auteurs niet aan hun trekken komen, omdat ze niet behoren tot het establishment en/of het kleine kransje critici en academici en/of de literaire elite in Vlaanderen en Nederland.

    Alles in het literaire wereldje is perceptie. Een goed boek kan helpen, maar het is geen voorwaarde om in de belangstelling te komen. Mooi en mediageil zijn, is even belangrijk. En dit laatste is niet evident: je moet een vriend hebben die een vriend kent die bevriend is met…

     

     

    Nog een stuk verder kom ik de naam Fernand Florizoone tegen die voor mij ver van een onbekende is, tevens iemand die ik in het hart draag. Indien ik het niet mis heb, Thierry, heb jij deze dichter altijd een grote genegenheid betuigd. Mag ik zeggen een soort aanhankelijkheid?

     

    Fernand Florizoone is Koksijdes bekendste cultureel ambassadeur, hij is de dichter-nestor van de Westhoek, ik mag hem mijn vriend noemen, voor mij is hij de grootste levende dichter van de Lage Landen bij de zee.

    Zijn gedichten doen je vermoeden dat “de woorden over zijn lippen vloeien”, maar dit is maar schijn: Florizoone zwoegt, schrapt, twijfelt, vraagt raad, hij vecht met het woord, hij stelt zich niet kwetsbaar op, hij is kwetsbaar.

    Zijn gedichten zijn zo herkenbaar, zo identificeerbaar, enerzijds en zo verrassend, zo verrijkend anderzijds. De kernwoorden van zijn poëzie zijn gemakkelijk opspoorbaar, de dichter maakt het de lezer niet moeilijk: hij reikt hun de sleutels aan van alle kamers waar hij verblijft, hij is een open boek, een vervolgverhaal dat nooit verveelt, dat je doet meewiegen op het ritme van de natuur, de zee, de Westhoek. Kind, lente, wolken, wei, stilte, water, tijd, licht, een bos sleutels dat zijn poëzie toegankelijk maakt, maar niet alleen de dichter onthult, maar ook de mens Florizoone, de bewoner van het huis met de vele kamers.

    Ik heb Fernand beter leren kennen en waarderen sinds wij aan zee wonen, in Oostduinkerke, we ontmoeten elkaar meer, we zijn graag in elkaars gezelschap, wij genieten van dichterlijke (atmo)sfeer in onze gemeente, we weten wat wij aan elkaar hebben, wat wij in elkaar appreciëren, wij zijn geen “dikkenekken”. En nog veel meer dan ik blijft Fernand “de dingen onbevangen benoemen”. Hij vertikt het eelt op zijn ziel te kweken.

    Dit is de paradox van zijn poëzie: het economisch gebruik van woorden om de weelde van het landschap te evoceren. De synthese naast het detail.

    Dit is belijdenislyriek van eerste rang. Geen postmodernisme, geen hermetische poëzie, geen nieuw-realisme of neoromantisme, maar lyriek in een uitgepuurde vorm en een wijdse inhoud.

    Het dichterlijk woord is voor Fernand Florizoone het instrument waarmee hij zijn (droom)wereld gestalte geeft in klanken, beelden, in weemoed en bijna mystisch verlangen naar eenheid, één zijn met het Goddelijke, de natuur, de mensen, het land dat leeft en leven geeft, en opvallend hierbij is dat de dichter verwonderd blijft. Dit betekent niet dat hij zich nooit eenzaam voelt, of onbegrepen, maar meestal voelt hij zich gedragen door de mensen om zich heen, door zijn lieve Ida.

    Fernand Florizoone is niet de enige dichter in de Westhoek: ook anderen schrijven poëzie op een behoorlijk niveau. Soms denk ik dat dit iets te maken heeft met het gesloten gebied van de Westhoek, tussen de IJzer en de zee, twee sterke grenzen. De mens hier is minder expansief, veeleer bezit hij een ingesloten geest. Stilaan wordt het land opengegooid, maar dit kent een traag verloop. De dichter hier is nederig, bescheiden, de mens, zijn lezer, is gevoelig voor poëzie. Dit heeft niets te maken met valse bescheidenheid, de mensen hier, in de Westhoek, zijn eenvoudig in woord en daad, zij zetten zich af tegen het erudiete, zij willen als het ware een gat vinden om de poëzie in te duikelen. De dichter hier is niet elitair, hij is allergisch voor dit woord. Geen mens of  dichter springt hier op elke trein die voorbijrijdt.

    Dichten is voor Florizoone een trip, een reis, een tocht vanuit de buitenwereld naar de binnenkant van zichzelf en hij maakt van dit reisverhaal een ode aan zijn habitat in het algemeen en aan zijn vrouw in het bijzonder. De wijze waarop hij dit doet, onderscheidt zich van de overenthousiaste verteller: Florizoone probeert zijn gevoelens te beheersen, hij probeert vat te hebben op de emoties die hij (be)noemt.

    Wij zijn laat de beste vrienden geworden (ik ben zeventig, hij is vijfentachtig), maar onze vriendschap is eerlijk en inspirerend.

     

     

    De opsomming van namen valt altijd te vergelijken met een half gevuld glas; met teveel of te weinig. Zo mis ik in jouw essay de naam Dirk van Babylon tussen de dichters/schrijvers van na 1975. Het is me vooral opgevallen omdat ik hem persoonlijk ken. Las jij nooit één of méér van zijn honderden sonnetten?

     

    Ik geef toe dat ik ten onrechte Dirk Babylon ben vergeten in mijn ‘namenlijst’. Ik noem nog maar eens ‘mijn keuze’: Dirk Babylon, Dirk van Bastelaere, Bert Bevers, Lut de Block, Geert Buelens, Marc Bungeneers, Viviane Burssens, Gunnar Callebaut, Martin Carrette, Hervé J. Casier, Guy Commerman, Patrick Cornillie, Frank Decerf, Jenny Dejager, Patricia De Landtsheere, Thierry Deleu, Alain Delmotte, Ferre Denis, Joris Denoo, Didi De Paris, Frans Depeuter, Francis De Preter, Frans Deschoemaeker, Marleen De Smet, Astrid Dewancker, Bernard Dewulf, Charles Ducal, Fernand Florizoone, Peter Ghyssaert, Luuk Gruwez, Stefan Hertmans, Peter Holvoet-Hanssen, Guy van Hoof, Philip Hoorne, Joris Iven, Roland Jooris, Tom Lanoye, Patricia Lasoen, Ruth Lasters, Patrick Lateur, Jan Lauwereyns, Herman Leenders, Bert Lema, Frédéric Leroy, Roel Richelieu van Londerseele, Sylvie Marie, Luc C. Martens, Mark Meekers, Edith Oeyen, Paul Rigolle, Xavier Roelens, Willem M. Roggeman, Hedwig Speliers, Willy Spillebeen, Erik Spinoy, Ina Stabergh, Lucienne Stassaert, Achilles Surinckx, Peter Theunynck, Henri Thijs, Marc Tritsmans, David Troch, Yerna Vandendriessche, Roos Vandewalle, Eric Vandenwyngaerden, Jozef Vandromme, Iris Van de Casteele, Lies Van Gasse, Miriam Van hee, Jan Van Loy, Dirk Vekemans, Willie Verhegghe, Peter Verhelst, Dimitri Verhulst, Herwig Verleyen, François Vermeulen, Eriek Verpale, Hugo Verstraeten en Rik Wouters.

    Welke criteria heb ik aangelegd om deze dichters te kiezen? Mijn criteria? Moeilijke vraag, of beter het antwoord zal altijd controversieel zijn. De geselecteerden nemen gemakkelijk de kleur aan van de bloemlezer en andersom. Ik kan een dichter niet verkiezen, wanneer ik zijn/haar gedichten niet heb gelezen. Dit is nogal wiedes.

    Waarvoor val ik niet? Voor retorische gezwollenheid of sentimentaliteit. Waarvoor wel? Ik heb een voorkeur voor aansprekende, hartstochtelijke poëzie. Gedichten moeten een zeker ritme hebben, een metrum, ze moeten klinken en de woorden moeten esthetisch en inhoudelijk smaken en interpretatie toelaten. Opgelet, ik zoek niet naar metrum, strofenbouw en rijm, maar als die er zijn en ze hinderen niet, dan heb ik geen probleem. Poëzie mag zich niet reduceren tot betekenisloos brommen van klank en ritme. Poëzie kan zich wel laven aan de muziek, het muzikale ritme en de klankstructuur van de taal. Ik maak bij mijn keuze geen analyse die de vorm aanneemt van vivisectie (je maakt zo het gedicht dood). Als ik een gedicht meerdere keren moet lezen om het te begrijpen, dan hoeft het voor mij niet meer. Poëtisch taalgebruik is voor mij strikt genomen niet anders dan normaal taalgebruik, maar dit neemt niet weg dat het lezen van een gedicht een andere houding vereist: de lezer moet zich durven open te stellen voor twijfel, ambiguïteit en onbeslistheid. De grote kracht van een goede dichter is zijn empathie. Poëzie is woordkunst, een in het metafysische geankerd spel. Poëzie is zeggingskracht. Poëzie moet zich tevreden stellen met de plaats die ze toebedeeld krijgt: moraal, consumptie, politiek zijn vreemde domeinen. In poëzie wordt onderzocht wat elders “voortdurend aan het zicht onttrokken wordt”. In poëzie primeert de betekenaar op de betekenis, maar de betekenis is nooit afwezig. Van belang zijn het taalgebruik, het gedicht moet verrassend zijn, zowel op woordniveau als op het niveau van de syntaxis. Indien de dichter een meer hermetische weg inslaat, dan nog moet hij narratief te karakteriseren zijn.

     

     

    Ik vind jouw uitgebreid essay ‘Een andere bedding?’ één volwaardig geschrift. Niet omdat er voor elk wat wils inzit, maar vooral omdat je niet schuwt talent en minder talent naast elkaar te plaatsen. Ook omdat je er een gedurfde maar eerlijke mening op nahoudt. Er zal wel veel oprechte Westvlaamse inborst mee gemoeid zijn?

     

    Zijn West-Vlamingen oprechte mensen? De West-Vlamingen zijn de andalusiërs van Vlaanderen. De West-Vlaamse tram pendelt heen en weer tussen De Panne en Knokke zonder een duimbreed af te wijken van de kust en draagt zo bij tot het isolement van de Westfluten.

    De West-Vlaming ziet zichzelf in de eerste plaats als een 'harde werker'; de Antwerpenaar ziet de West-Vlaming vooral als 'arrogant' en 'koppig'.

     

    En nu terug naar je appreciatie van het essay ‘Een andere bedding’.

    Hoe stelde ik een blauwdruk samen van het poëtisch landschap in Vlaanderen?

    Ik wilde geen schoolvos, waanwijze, betweterige bloemlezers zijn. Ik wenste geen nieuwe Michelingids van de beste dichters samen te stellen. Ik wou alleen een kleurrijk beeld schetsen van de Vlaamse poëzie en daarbij de verrekijker niet omgekeerd voor mijn ogen houden.

    Ik wilde geen afrekening maken, geen soort van pamflet, polemiek of kritisch opstel.

    Poëzie is overal gelijk. Gedichten zeggen iets over de cultuur van een land of een regio, maar de spraakverwarring ontstaat bij de vraag: wat verstaat men onder poëzie en welke plek neemt zij in de cultuur in?

    Vermoedelijk, neen, zeker, zal het buitenland - ik bedoel onze bovenburen en enkele Zuid-Afrikanen - dichters vinden die overduidelijk waan-zin-nig bekend zijn in Vlaanderen, maar waar zij in het beste geval met moeite één weetje over kunnen bedenken.

    Het punt is: valt dit nog te begrijpen? Ja. Denk eens aan het feit dat het centrum overal traditioneel weinig aandacht heeft voor de periferie. Ver gezocht, helemaal niet, denk er nog eens over na. Hoe kunnen wij dit veranderen? Door harder te werken, dat is een wet van alle tijden. 

    Wij hebben ons al te lang vol beate bewondering blindgestaard hebben op Nederland. Er bestaat maar één remedie tegen deze ziekte: de Vlamingen mogen best wat meer zelfvertrouwen hebben.

    Ik ambieer niet dat dit essay en de keuze van de dichters een zicht geeft op het poëtische veld in Vlaanderen. Dichters horen te beseffen dat er geen fatwa over je is uitgesproken wanneer je naam niet of te weinig voorkomt. Misschien moeten de niet-aanwezigen zich laten horen (lezen) en hun gedichten laten circuleren in een beter gekozen circuit. Opgelet, aan doodzwijgen ergeren wij ons ook! En ijdelheid kruipt waar talent niet komen kan.

    Ik heb gedichten getoetst aan mijn persoonlijke poëzieopvatting. De poëzie laboreert voort, hoewel dient gezegd dat ook de gedichten een retrobeweging maken tot kort voor de opkomst van het nieuw-realisme. De dichters hebben het cool gedoe ingeruild voor een nieuw-romantisch, bijna metaforisch engagement. Maar ook in de poëzie staat het persoonlijke drama het vaakst centraal. Nog altijd zoeken de dichters het dicht bij huis, het navelstaren wordt wel eleganter opgediend.

    Algemeen is schrijven is voor de meeste dichters ontsnappen uit de rauwe werkelijkheid, ver weg van desillusies, agressie en domheid. Dichten is ook afrekenen met clichés, (waan)beelden, foute interpretaties, verkeerd imago, opdringerigheid, overregulering. Therapeutisch? Ja, zeker? Gedichten schrijven is afreageren, vaak een nieuwe werkelijkheid creëren waar het aangenaam is om te vertoeven, taboes doorbreken, aan je verbeelding macht delegeren.

    Volgens smaak, perceptie en voorkeur, of je nu zelf dichter bent, of jou herhaaldelijk uitspreekt over (de waarde van) poëzie, of als gewone lezer, sommige gedichten zullen jou aanspreken en andere zullen jou niets zeggen, sommige dichters zullen jou verrassen of bekoren, of jou de bevestiging brengen van een (eeuwige) belofte of een vaste waarde. Eigenlijk maakt dit niet veel uit. Belangrijker is de aandacht die deze bloemlezing wil vestigen op de literaire ongelijkheid waardoor “alle dichters niet gelijk zijn voor de wet”. Het kan niet dat elementen zoals leeftijd (debuterende dichter of outsider, favoriet of verguisde), uitgeverij (in welke vorm ook: van eigen beheer over printing-on-demand tot erkende uitgeverij), mediabelangstelling, vriendendienst, meespelen bij de beoordeling van het werk. “Niet alle dichters zijn gelijkwaardig” is een beter statement, op strikte voorwaarde dat de parameter hier de kwaliteit is. We weten echter hoe vaak de subjectiviteit een rol speelt. Het is moeilijk, maar we geraken er wel uit. De perfectie is (nog) niet van deze wereld.

     

     

    Wat betekent voor jou status verwerven? Bekend worden omwille van de grootheid (of veelheid) van je geschriften? Of zie je dat als een blok aan het been van de auteur waarvan verwacht wordt dat hij met de regelmaat van de klok nieuw werk aflevert. Gevestigde uitgeverijen, die vaak als bloedzuigers tewerk gaan, en de auteur in de koude laten staan van zodra zijn inspiratie het voor een stuk laat afweten. Wat kan hij dan nog met zijn status aanvangen?

     

    Een groot aantal dichters profileren zich onvoldoende. Omdat ze dit ook niet wensen, of omdat zij niet publiceren bij gevestigde uitgeverijen. Dit laatste heeft grote nadelen: als dichter kom je niet in bij grote uitgeverijen gepubliceerde bloemlezingen, je krijgt heel wat minder aandacht in de media, je wordt minder gevraagd voor lezingen op scholen of in verenigingen. In één woord: je verwerft geen status.

    Bovendien zijn literaire tijdschriften - dé mogelijkheid bij uitstek voor aankomende auteurs die vaak zelf aan het roer staan - aan het uitdoven. Een dichter kiest meestal en frequenter voor het internet.

     

     

    We kennen je niet alleen als waardevol schrijver, Thierry, maar insgelijks als talentvol dichter. Vind jij dat het oeuvre zelf méérwaarde krijgt wanneer de auteur een zekere status heeft verworven?

     

    De kwaliteit verbetert niet omdat je een “erkende” schrijver bent. Erkend = uitgegeven door erkende (gevestigde uitgeverijen die door de Overheid worden gesubsidieerd). De meerwaarde zit hem in de bekendheid waardoor organisatoren, boekhandels, bibliotheken, culturele centra hun deuren openen.

    Status is aanzien, mee tellen, niet gediscrimineerd worden.

    Geconfronteerd met de malaise in de literaire wereld durf ik nogmaals stellen dat vooral de overheid verantwoordelijk is. Niet het distributiesysteem in se stel ik in vraag, maar wel de afwezigheid in de rotatie van debutanten en auteurs die geen “gevestigde” uitgeverij vonden of die niet bij een “commerciële” uitgever wensen te publiceren, vind ik discriminerend.

    Uitgevers voelen zich bedreigd door de overschotten, door de terugval van het aantal lezers (hun klanten), door de concurrentie op het Internet en vragen een verhoging van de overheidssteun. Indien hun analyse de juiste zou zijn, dan is hun diagnose zeker fout.

    Ik bied nogmaals een oplossing aan: start het “Plan Boek” op en vertrek vanuit drie prioriteiten. Primo: een collegiale en transparante procedure tot aankoop van boeken, en/of subsidiëring van de auteur, secundo: een overheidscommissie die de ingestuurde boeken beoordeelt en afhankelijk van dit oordeel een aantal boeken aankoopt en./of de auteur bijkomende steun verleent, tertio: de creatie van een label van “Onafhankelijke Auteurs” (dit kunnen debutanten zijn, maar zeker degenen die in eigen beheer, in welke vorm ook, uitgeven).

    Deze drie prioriteiten kunnen enkel efficiënt werken mits het aanwenden van drie werktuigen. Eén: de samenwerking (juister: de inspanningsverplichting)) tussen overheid, uitgevers, auteurs en bibliotheken. Twéé: de coöptatie van auteurs in alle overheidscommissies die (ook) boekenbevoegdheid hebben; alle auteurs betekent hier: gekazerneerde én dakloze auteurs. Drie: een overheidsdistributiesysteem voor de uitvoering van prioriteit twee.

    Het resultaat van “Plan Boek” moet leiden tot een aangenaam retrogevoel: de tijd van administrateur-generaal Walter Debrock (de jaren ’70), toen boeken werden aangekocht van elke auteur en verdeeld over scholen en bibliotheken.

    Wat is de positie van de uitgever in dit voorstel? Nergens. De uitgever hoort thuis bij de commerciële ondernemers. Overheidssteun aan bedrijven hoort niet thuis in dit pleidooi voor gelijkwaardigheid. Daarom stel ik meteen ook voor om een nieuw decreet te schrijven, waarin de rol van elke overheidscommissie, die boeken onder haar bevoegdheid heeft, wordt beschreven en waarin de auteur op de eerste plaats komt.

    Ik besef dat criteria aanleggen waarmee de aankoop van boeken en de steun aan de auteur worden gemeten heel moeilijk is. Geen enkel meetinstrument kan honderd percent objectiviteit of beoordelingscorrectheid garanderen. Daarom opteer ik om de lat niet te hoog te leggen en de marge breed te houden.

    Een officiële recensiedienst wordt in het leven geroepen die korte recensieberichtjes doorstuurt en/of doormailt naar alle bibliotheken. Deze dienst zorgt ook voor de informatie naar de boekhandel die daardoor niet alleen wordt gestuurd vanuit de uitgeverijen, maar ook geïnformeerd wordt over de publicaties die het label “Onafhankelijke Auteurs” dragen.

    Ik besef dat er nooit zekerheid zal bestaan over hert onthaal van een boek bij de lezer. Dat is ook afhankelijk van de stijl, de impact van het onderwerp op de lezer, van de publiciteit, van de kritiek, de vakpers.

    Samengevat: de dominantie van de “gevestigde” uitgeverijen wordt met het nieuwe decreet en het “Plan Boek” in de kiem gesmoord. De prijs van de boeken is geen zaak van de overheid. De uitgever bepaalt de prijs en zodoende ook de winst. In slechte tijden, wanneer zijn winst vermindert of niet meet vergroot, moet hij zich bezinnen over zijn winstmarge, de productiekosten, de distributiekosten, het aantal titels. Hij moet overleg plegen met de boekhandel, zijn rechtstreekse afnemer. De uitgever drijft handel in ideeën en brengt hem winst op. Ook hij moet een strategie ontwikkelen om zijn producten aan de man te brengen. Dit is een puur economische realiteit.

    De bibliothecaris is niet langer (ongewild) de handlanger van de uitgever en de boekhandel, maar hij treedt, in overleg met de gemeentelijke overheid, ongebonden op. Dat kan hij door beide kanalen van informatie te raadplegen, die van de uitgever en die van de overheid.

    Ik wil een oproep doen tot de media om meer aandacht te besteden aan het boek, aan de auteur, aan de literatuur in het algemeen. Deze fel verminderde interesse is bovendien mede oorzaak van de malaise in onze literaire wereld.

    Ik behoor tot de generatie die 1968 heeft beleefd en hoopvol gestemd was om de verbeelding de macht te gunnen die haar toekwam. Na ’68 werd de kapitalist echter een neo-kapitalist en de liberaal een neoliberaal. Dat betekende dat zij opteerden voor een vrije markt, maar nu met groeiende overheidssteun. En bizarre interpretatie van “sociale markt”.

     

     

    Sinds iedereen vrij kan publiceren op Internet klinkt het woord “status” bijna belachelijk. Jij zult er wellicht ook al prachtige gedichten (en andere geschriften) gelezen hebben van totaal onbekende auteurs, of navigeer je weinig op Internet en verkies je te snuffelen in boeken?

     

    Natuurlijk navigeer ik op internet en bezoek ik de literaire e-zines. Bovendien heb ik al vier gedichtenbundels gepubliceerd als e-book, respectievelijk bij Het Prieeltje Online Diest en bij De Geletterde Mens Oostduinkerke. Zo bied ik de lezer de kans mijn gedichten te lezen zonder (alweer) beroep te moeten doen op hun “vrijgevigheid”.

    Als ridder bij het online riddergenootschap “The Knights of the Razorblades” www.knightsrazor.be zoek ik naar de Ultieme Verbinding.

    Beide mogelijkheden bieden meer kansen: in boekvorm of als netbook. In beide is status te verwerven. Nogmaals, hiermee bedoel ik niet dat er een maatschappelijke ladder moet zijn: gelijkwaardigheid is staus.

     

     

    Indien ik mij niet vergis heb je in 2007 uitgeverij Demer opgericht. Gaat het erom alleen dichtbundels uit te geven? of ook novelle, roman, etc.? Kun je mij daar iets meer over vertellen?

     

    Ik heb Demer Uitgeverij niet opgericht. Dit is het initiatief van Hannie Rouweler. Met haar heb ik een verzamelbundel gepubliceerd, die ook in het Engels werd vertaald, Klaprozen en Kamermuziek. Daarnaast gaf Demer Uitgeverij mijn essay Dichters dromen lucede uit.

    Van 1981 tot 1987 was ik, samen met de Antwerpenaar Guy van Hoof, verantwoordelijk voor uitgeverij Het Schaap die zich vooral heeft gefocust op gedichtenbundels.

    Mijn boeken verschijnen (verschenen) bij Boulevard-Uitgaven, Het Schaap, Pablo Neruda Fonds, Paradox Pers, De Gebeten Hond, Razor’s Edge Editions en demer Uitgeverij.

     

     

    In je essay onder ‘Mijn keuze’ vermeld je zowel dichters die papieren bundels bij reguliere en niet-erkende uitgeverijen uitgaven, als dichters die voor eigen beheer kozen, evenals dichters die gedichten plaatsten in tijdschriften en magazines. Je noemt 89 dichters bij naam. Het duizelde mij voor de ogen, niet alleen omwille van het aantal (dat ik tot drie keer toe moest hertellen) maar ook omwille van jouw smaak en jouw gevoel voor het gedicht. Kun je jouw keuze misschien wat nader toelichten?

     

    Het is nooit mijn bedoeling geweest als een alweter en een geschifte poëziepaus de beste dichters van Vlaanderen aan te duiden. Ik heb gewikt en gewogen, mijn lijst gewijzigd na overleg met dichters en recensenten. Deze lijst zal nooit volledig zijn, noch in aantal noch in juiste keuze. Dit kun je bovendien zeggen van elke bloemlezing of die nu namen of gedichten selecteert.

    Poëzie is overal gelijk. Gedichten zeggen iets over de cultuur van een land of een regio, maar de spraakverwarring ontstaat bij de vraag: wat verstaat men onder poëzie en welke plek neemt zij in de cultuur in?
    Het soort opwinding bij het “lezen” van “Mijn keuze” en de commentaren achteraf zijn welkom. De ervaring leert dat de meeste energie gestoken wordt in de poging de tegenstellingen zo te arrangeren (of ze nu daadwerkelijk bestaan of niet) dat het publiek denkt dat er nog iets anders aan de hand is dan de publicatie van het essay.

    Ik hoop dat de criticaster dan verder komen dan hun “ironische” benadering en beter doen dan het verspreiden van lijkenlucht.

    Ik wil ruimte scheppen voor alle (goede) poëzie en mij niet laten verstikken in een poëtisch canon. Ik wil geen dominantie, geen impact van invloed, gezag en zichtbaarheid. Het gaat voor mij niet om het verwerven van fondsen of honorering in welke vorm ook, maar uitsluitend om respect voor elke dichter die voor zichzelf opkomt. Het is geen bloemlezing van gedichten maar van namen waardoor ik mijn persoonlijke voorkeur uitdruk.

    En ja, ik heb mijn dichters getoetst aan mijn persoonlijke poëzieopvatting. De poëzie laboreert voort, hoewel dient gezegd dat ook de gedichten een retrobeweging maken tot kort voor de opkomst van het nieuw-realisme. De dichters hebben het cool gedoe ingeruild voor een nieuw-romantisch, bijna metaforisch engagement. Maar ook in de poëzie staat het persoonlijke drama het vaakst centraal. Nog altijd zoeken de dichters het dicht bij huis, het navelstaren wordt wel eleganter opgediend.

     

     

    Omtrent het verschil tussen Nederlandse en Vlaamse dichters stel jij je zelfs de vraag of wij - Vlaamse dichters - minder degelijk, minder intellectueel, minder beschaafd zijn. Je stelt vast dat wij muzikaler zijn, met meer mystieke overgave, elan en spontaniteit dichten. (Het Vlaamse gevoel versus het Hollandse verstand (Paul van Ostaijen). Ik denk dat van Ostaijen er volledig naast zit, alsof wij minder verstand zouden hebben dan de Nederlander, en de Nederlander minder gevoel dan wij. Ja, dat verwenste minderwaardigheidsgevoel waar ik een onbeschrijflijke hekel aan heb. Jij schijnt er ook ten dele mee behept te zijn, of vergis ik mij?

     

    Ik ben er van overtuigd dat Vlaamse dichters een andere bedding hebben dan onze bovenburen, ja. Dit heeft niets met arrogantie te maken, maar, zeg nu zelf, Vlamingen dichten met meer charme, de problematiek is herkenbaarder, soms zijn ze stereotiep, maar de ondertoon is minder moraliserend. Zijn Vlaamse dichters minder degelijk, minder intellectueel, minder beschaafd? Ik stel vast dat zij muzikaler zijn, met meer mystieke ove

    20-11-2010 om 00:00 geschreven door Marleen De Smet


    Tags:Thierry Deleu
    >> Reageer (0)
    24-09-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Die Liebe in Holland und Flandern (Liefde in Holland en Vlaanderen)

     

    Het gedicht zuivering werd door Fred Schywek naar het Duits vertaald en opgenomen in de verzamelbundel “Die Liebe in Holland und Flandern”. De voorstelling gebeurde tijdens het Klein festival van de Europese dichtkunst te Antwerpen.

     




     

    zuivering

     

     

    het was de sprong in het water

    het uitstervend geklater dat haar denken

    deed aan het verdwijnpunt, de serene lichtstip

     

    de beek sloeg met zachte heupslagen

    de wildgroei langs haar oevers weg

     

    en toen in vlinderslag haar lichaam

    weelde werd, bleek de beek in de zon

    haar spiegelpaleis, haar bron

     

    © Marleen De Smet

     

     

     

    Reinigung

    es war der Sprung ins Wasser

    das sterbende Plätschern das sie denken

    ließ an den Fernpunkt, den heiteren Lichtklecks

     

    der Bach schlug mit sachten Hüftschwüngen

    den Wildwuchs an ihren Ufern weg


    und einst im Schmetterlingsgeflatter ihr Körper

    üppig wird, bleich der Bach in der Sonne

    ihr Spiegelpalais, ihre Quelle

     

    (vertaling: Fred Schywek)

     

     

    24-09-2010 om 20:25 geschreven door Marleen De Smet


    >> Reageer (0)
    19-09-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Klein festival van de Europese dichtkunst te Antwerpen



    Marleen De Smet



    werd muzikaal begeleid door Sofie Vander Heyden



    KLEIN FESTIVAL VAN DE EUROPESE DICHTKUNST  


    met dichters uit Duitsland, Nederland, Bretagne & Vlaanderen.

    Deze voorstelling kaderde in een internationaal  vertaalproject van Fred Schywek i.s.m. Cultuurhoofstad Europa, Ruhrgebiet 2010 (Duitsland). 


    Auditorium Permeke Bibliotheek, De Coninckplein 25, 2060 Antwerpen. 

    Dichters

    Wilfried Bienek, Catharina Boer, Olivier Cousin, Marleen de Crée, Job Degenaar, Marleen De Smet, Frank De Vos, Paul Gellings, Peter Holvoet-Hanssen, Charles Kléber, Roger Nupie, Willem Persoon, Hilde Pinnoo, Annie Reniers, Tony Rombouts, Annmarie Sauer, Fred Schywek, Lucienne Stassaert, Bart Stouten, Rose Vandewalle & Lief Vleugels.


    m.m.v. Patricia Van Nunen (zang), Jean Demey (muzikale omlijsting) & Lynn Peeterson (dans) en Sofie Vander Heyden (zang). 


    Presentatie: Roger Nupie. 


    Voor meer info en foto's zie: http://www.hetstillepand.be/seppion_dichtkunst_festival.htm

    19-09-2010 om 00:00 geschreven door Marleen De Smet


    >> Reageer (2)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Gewoon lekker


    Demer Uitgeverij heeft het blijde genoegen een fraaie en boeiende nieuwe verzamel - poëziebundel aan te kondigen, met als thema liefde en erotiek:

     

     

    Gewoon lekker

     

    Want de liefde schept een band

    en (on)rust.

    (HR)






    Samenstellers: Roger Nupie en Hannie Rouweler.

     

    Publicatiedatum: oktober 2010.

    Boekwebsite: www.lulu.com/content/8598478

    by Hannie Rouweler en andere dichters

     

    Dichters:

    Thierry Deleu, Mark Meekers, Roger Nupie, Theo van der Wacht, Ina Stabergh, Joris Iven, Marleen De Smet, Johan Van Cauwenberge, Job Degenaar, Rik Wouters, Hannie Rouweler, Guy van Hoof, Maria Sesselle, Erik Verstraete, Paul Gellings, Hilde Pinnoo, Tjarda Eskes, Lisette Waterschoot, Boudewijn Knevels, Tine Hertmans, Michiel van Kempen, Francis De Preter, Lupo Barca, Lief Vleugels, Frank Despriet, Patty Scholten en Bert Deben.

     

     

    Preview

    Price:

    €16.00

    Ships in 3–5 business days

    Liefdespoëzie. Enkele illustraties zijn opgenomen. Dichters: Thierry Deleu, Mark Meekers, Roger Nupie, Theo van der Wacht, Ina Stabergh, Joris Iven, Marleen De Smet, Johan Van Cauwenberge, Job Degenaar, Rik Wouters, Hannie Rouweler, Guy van Hoof, Maria Sesselle, Erik Verstraete, Paul Gellings, Hilde Pinnoo, Tjarda Eskes, Lisette Waterschoot, Boudewijn Knevels, Tine Hertmans, Michiel van Kempen, Francis De Preter, Lupo Barca, Lief Vleugels, Frank Despriet, Patty Scholten en Bert Deben.

     

    Product Details

    ISBN

    978-1-4461-6487-7

    Copyright

    all poets / alle dichters (Standard Copyright License)

    Edition

    2010

    Publisher

    Demer Uitgeverij

    Language

    Dutch

    Pages

    72

     

    Binding

    Perfect-bound Paperback

    Interior Ink

    Black & white

    Weight

    0.34 lbs.

    Dimensions (inches)

    6.1 wide × 9.2 tall

     

     

    De uitgave is direct leverbaar via boekwebsite. Drukkerij Lulu, Londen.

     

    Te bestellen bij Demer Uitgeverij en leverbaar v.a. december a.s.

     

    € 18, (incl. e 2 verzendkosten)

     

     

    Met vriendelijke groeten,

     

    Roger Nupie en Hannie Rouweler

    (samenstellers)

     

     

    19-09-2010 om 00:00 geschreven door Marleen De Smet


    Tags:Gewoon lekker, Marleen De Smet, Hannie Rouweler, Demer Uitgeverij, dichtbundel
    >> Reageer (0)
    13-09-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Tussen schaduw en schittering (Magazine Info Geraardsbergen - september)


     

    13-09-2010 om 19:59 geschreven door Marleen De Smet


    Tags:Marleen De Smet, Schaduw en Schittering, Rudy Baeten, Info Geraardsbergen
    >> Reageer (0)
    03-09-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Klein festival van de Europese dichtkunst


    KLEIN FESTIVAL VAN DE EUROPESE DICHTKUNST  


    met dichters uit Duitsland, Nederland, Bretagne & Vlaanderen.

    Deze voorstelling kadert in een internationaal  vertaalproject van Fred Schywek i.s.m. Cultuurhoofstad Europa, Ruhrgebiet 2010 (Duitsland). 

    18 september 2010, 19u.
    Auditorium Permeke Bibliotheek, De Coninckplein 25, 2060 Antwerpen. 

    Dichters

    Wilfried Bienek, Catharina Boer, Olivier Cousin, Marleen de Crée, Job Degenaar, Marleen De Smet, Frank De Vos, Paul Gellings, Peter Holvoet-Hanssen, Charles Kléber, Roger Nupie, Willem Persoon, Hilde Pinnoo, Annie Reniers, Tony Rombouts, Annmarie Sauer, Fred Schywek, Lucienne Stassaert, Bart Stouten, Rose Vandewalle & Lief Vleugels.


    m.m.v. Patricia Van Nunen (zang), Jean Demey (muzikale omlijsting) & Lynn Peeterson (dans) en Sofie Vander Heyden (zang). 


    Presentatie: Roger Nupie. 


    Gratis, maar wel reserveren! 03 260 38 00. 

    www.dichtkunst.eu (vanaf 1 september 2010).

     

    03-09-2010 om 22:42 geschreven door Marleen De Smet


    >> Reageer (0)
    18-07-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Tussen schaduw en schittering



    foto: Marino Verbeken


    Het is  zover! Mijn 3de dichtbundel is een feit.


    Tussen schaduw en schittering

    een uitgave van Demer Uitgeverij

     

     

    Door Mark Eyskens,
    Minister van Staat
     

    Marleen beseft ten volle dat poëzie nooit af is en dat de poëzielezer verondersteld is het gedicht ‘mee te maken’, in de dubbele betekenis die dit werkwoord in het Nederlands heeft. Aldus ontstaat een creatieve intimiteit tussen de dichter en de poëzieminnaar. De bundel ‘Tussen schaduw en schittering’ getuigt van een uitzonderlijke fijngevoeligheid. …

     

    ~~~

     

    Fragment van Thierry Deleu (uit het nawoord)

     

    “Marleen De Smet slaagt erin om het heel persoonlijke toch in universele gedichten te verwerken. Door middel van taal schept zij een eigen universum, waarin je (bijna moeiteloos) kunt doordringen tot onbekende gebieden, die verrassen. Woorden zijn de handvatten die toegang geven tot een niet-eindigend leven. Haar poëzie is zo rijk aan beelden, vergelijkingen dat je spontaan bij de gedachte komt dat de dichter een picturale geest heeft. Schrijven is eigenlijk het lezen van beelden, die voortdurend om je heen veranderen. Van deze overweging zijn de gedichten in Tussen schaduw en schittering een bijzonder geslaagd voorbeeld.”

     

      

    De cover is een ontwerp van Geraardsbergse kunstschilder Rudy Baeten.


    Er zijn twee uitvoeringen:


    Hardcover, hardcover formaat 20 x 27 cm - 48 pages - €18.00 (exlusief verzendingskosten)

    www.lulu.com/content/8283963

     

       

     


     

    Paperback, gebonden uitgave formaat 19 x 19 - 48 blz. - €12.95 (exclusief verzendingskosten)

    www.lulu.com/content/8453383


     

    U kunt een exemplaar bestellen via een mailtje naar desmet.marleen@telenet.be

    of via:

    www.lulu.com/content/8453383

    voor de uitvoering paperback - formaat: 19 x 19 cm, gebonden uitgave. 
    Boekprijs via website: €12,95 (exlusief verzendingskosten)

     

    www.lulu.com/content/8283963

    voor de uitvoering hardcover - formaat: 20 x 27 cm

    of via
    info@demerpress.be

    hannierouweler@telenet.be

    www.demerpress.be

     

    18-07-2010 om 19:06 geschreven door Marleen De Smet


    Tags:Marleen De Smet, Tussen schaduw en schittering, Demer Uitgeverij
    >> Reageer (2)
    17-07-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Vleesbrochette en een wesp (door Eddy Keyaerts)

     

    Vleesbrochette en een wesp

     

     

    Eddy Keyaerts

     

     

    Twee vleesbrochettes, een potje tartaar en zigeunersaus'.

    'Inpakken mijnheer?'

    'Ja graag.'

    De frietkotman heeft een brede rug en halflang vettig haar. Een frietvetvakman.

    Op mijn schaduwbank in het park zit een man rond de dertig.

    'Mag ik erbij?' vraag ik hem.

    'Ja doe maar' antwoordt hij.

    Hij heeft vriendelijke ogen. Zijn haar is met een purperen elastiek in een staart gebonden.

    Ik heb honger en geen geld.' zegt hij.

    'Een brochette met zigeunersaus of tartaar?'

    Er kruipt iets in mijn flodderbroek. Wanneer ik uit nieuwsgierigheid mijn broekspijp naar boven trek steekt ze mij. Het was een wesp.

    De jongeling kan erom lachen. Dan gaat hij weg. Ik had nooit verwacht dat hij dankjewel zou zeggen. Zoiets doet een straatloper niet.

    De bank is nu van mij voor een gedesoriënteerde middagrust.

     

    17-07-2010 om 00:00 geschreven door Marleen De Smet


    Tags:Eddy Keyaert
    >> Reageer (0)
    16-07-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Vlaamse poëzie na 1975 - Een andere bedding?



    VLAAMSE POËZIE NA 1975

     

    EEN ANDERE BEDDING?

     

     

    Thierry Deleu

     

     

     

     

    Na de oorlog

     

    Met dit essay wil ik geen overzichtswerk schrijven, maar ik heb toch gezocht naar voldoende samenhang, naar maatschappelijke inbedding. Ik wil niet vervallen in een opsomming van stromingen die elkaar aflossen met als cesuur het publicatiejaar van een bundel. Ik heb vermeden om te veel nadruk te leggen op scholen en -ismen.

     

    De gedichten die tijdens de oorlog (1940-1945) werden geschreven, hebben veeleer een cultuurhistorische dan een literaire waarde.

    Aanvankelijk leek het erop dat de poëzie verder zou bouwen op de vooroorlogse stromingen. De gedichten van Hubert van Herreweghen, Christine D’haen en Anton van Wilderode sloten aan bij de poëzie van vlak vóór de oorlog.

    Ook in de volgende decennia blijft deze traditionele poëzie aanwezig, onafhankelijk van de heersende tendensen (Fernand Florizoone).

     

    Andere dichters breken met alle wetten van de traditionele kunst. Zij passen niet in de chaos van een verwoeste wereld. Zij grijpen terug naar de avant-gardestromingen uit de jaren twintig: expressionisme, dadaïsme en surrealisme. Deze invloeden komen niet alleen in de literatuur, maar ook in de schilderkunst tot uiting. Een mooie illustratie daarvan is de samenwerking tussen dichters en schilders, zoals Hugo Claus, Roger Raveel en Antoon De Clerck.

     

    In Nederland verzamelen jonge dichters zich rond het tijdschrift Podium en noemen zich vijftigers (met een duidelijke allusie op de Tachtigers, die ook een totale breuk met het verleden beoogden). Ze verwerpen het verloederde, gemanipuleerde taalgebruik en de dichtvormen van de traditionele poëzie. Ze ontwikkelen een dichtkunst die het woord, het gedicht als taaluiting, centraal stelt.

    De vijftigers stellen, al experimenterend met taal, de spontane creativiteit voorop.

     

    In Vlaanderen breekt vanaf 1955 het poëtische modernisme door in het tijdschrift Tijd en Mens (Hugo Claus, Ben Cami). Vanaf 1955 in experimentele tijdschriften, zoals Gard Sivik (Hugues C. Pernath, Paul Snoek, Gust Gils) en De Tafelronde (Paul de Vree).

     

    De experimentelen vertolken een sociaal engagement, maar klinken niet moraliserend. Ze exploreren nieuwe gebieden van het onbewuste en het onderbewuste.

    De experimentele dichter kiest voor een nieuwe vorm. Hert woord wordt autonoom en staat niet meer in een logisch zinsverband. Deze grammaticale en syntactische onlogica verhoogt de interpretatiemogelijkheid voor de lezer. Beelden en klanken staan niet in dienst van de inhoud. Ze zijn zelfstandig en essentieel: ze maken de inhoud uit van het gedicht. Experimentele poëzie wil de lezer aanzetten tot nadenken en hem verplichten zelf creatief te zijn en, afhankelijk van zijn eigen kennis en ervaringen, het gedicht zelf te interpreteren.

    De experimentele poëzie legt ook nadruk op de klank (assonantie, alliteratie) en de vorm van woorden.

     

    Tot kort na 1975 zijn het vooral de neo-experimentelen (Willy Spillebeen, Hedwig Speliers, Marcel Van Maele, Thierry Deleu, Walter Haesaert, Guy van Hoof, Willy Verhegghe) die het poëzielandschap in Vlaanderen beheersen.

     

     

    De jaren 60

     

    In de jaren zestig verdwijnen stilaan de gevoelens van angst en onlust die de oorlog had gebracht. In deze sfeer van ontspanning en materiële zekerheid kijken dichters om zich heen en reageren tegen onrecht. Zij willen het publiek laten meeleven met de poëzie. Zij herontdekken het directe contact met de toehoorders. Poëtische manifestaties, readings, happenings en “Nachten van de Poëzie” zijn in.

    De jaren zestig staan voor de “Verbeelding aan de macht”, voor provo, voor democratisering, voor verruiming van alles wat kan.

     

    Ook in de poëzie zelf treffen wij uitingen van maatschappelijke onvrede. Deze dichters behoren tot een nieuwe generatie dichters, die zich ook afzetten tegen de steeds meer ontoegankelijke poëzie van de postexperimentelen. Zij stellen zich tot doel de vervreemding tussen de poëzie en de lezer op te heffen en de dichtkunst te democratiseren. De alledaagse werkelijkheid wordt hun onderwerp, en wat ze te zeggen hebben, willen ze direct, eenvoudig en herkenbaar weergeven. Zij worden getypeerd als de nieuw realisten. Vooral Herman de Coninck, Roland Jooris en Patricia Lasoen getuigen van een speelse omgang met de werkelijkheid.

     

    De nieuw-realisten gebruiken geen ingewikkelde beeldspraak, geen exuberante associaties, geen sentimentele lyriek, maar heldere formuleringen, alledaagse ervaringen in gewone taal.

     

    Rond de jaren zestig is er in Vlaanderen echter ook sprake van een nieuwe belangstelling voor het maniërisme. Als een constant verschijnsel in de literatuur, dat opduikt wanneer er sprake is van classicisme. Kenmerkend zijn een overladen stijl (als tegenhanger voor het klassieke), ingewikkelde en gezochte woorden en woordvormingen en een berekenend verrassingseffect. Dit fenomeen sluit nauw aan bij de nieuwe romantiek.

    Er treedt daarbij een nieuw levensgevoel op de voorgrond, dat sterk afwijkt van dat wat eraan voorafgaat. Sommige maniëristen evolueren naar de parlandopoëzie, de pop-art en het neorealisme, en gaan op deze manier aansluiten bij de Nederlandse Gard Sivik-groep.

     

    In 1965 verschijnt een maniërismebijdrage van de Tafelronde, waarin o.a. gedichten van Patrick Conrad en Franse vertalingen van Henri-Floris Jespers en Freddy de Vree zijn geplaatst. Ook Werner Cranshoffs bloemlezing Pijn en Puin Verdwenen uit 1966 geeft al in de ondertitel (jonge Vlaamse esthetische poëzie) aan dat het om een nieuw soort poëzie gaat.

    De poëzie van de in zijn bloemlezing opgenomen jongeren (naast Nic Van Bruggen, Patrick Conrad, Werner Spillemaeckers, ook Tony Rombouts, Werner Cranshoff zelf en Herman De Coninck) ziet Cranshoff als een objectpoëzie: het object duidt, met zijn moeilijk verborgen autonoom karakter, in het gedicht uiterst nauwkeurig en zonder enige restrictie de plaats aan waar de dichter zich gevoelsmatig bevindt en brengt daardoor praktisch de hele poëtische transpositie tot stand.

     

     

    In hun Proeve tot een Impuls-manifest uit 1974 verwijzen ook Wilfried Adams en Michel Bartosik (beiden uit de academische sfeer) naar een maniëristische traditie. De poëzie beoogt een ritueel te zijn: magische en tegelijkertijd (en juist daarom) scherp uitgekiende bezwering van het toeval, integratie van het disparate en tegenstrijdige en de versmelting van alle tegengestelden.

    Deze maniëristische tendens is een overwegend Antwerps verschijnsel (Jan de Roeck, Hugues C. Pernath, Henri-Floris Jespers, Gust Gils). De meesten van hen waren lid van het artistieke genootschap Pink Poets.

     

    Sommigen onder de maniëristen werden aanvankelijk beïnvloed door de tweede generatie experimentelen: de zogenaamde 55'ers. Gaandeweg is hun poëzie esthetischer geworden, weelderiger en barok, maar ook verziekt decadent. Centraal in hun poëzie staat de bijna tijdloze cultus van de schoonheid, meerbepaald de artificiële schoonheid als zelfverweer tegen de massificatie, lelijkheid en banaliteit van het gewone.

     

    De zestigers verhouden zich m.a.w. anders tegenover de werkelijkheid dan hun voorgangers. Na de na­oorlogse malaise stellen zij enerzijds een esthetische poëzie en anderzijds het nieuw-realisme voorop.

    Je zou ook kunnen stellen dat de poëzie van de jaren 60 de tijd is van de bekentenispoëzie. De ervaringen van de oorlog en een slechte jeugd zijn een goudmijn voor de dichters en schrijvers.

    Aan het eind van de jaren zestig wordt de poëzie in Vlaanderen nog altijd gedomineerd door enerzijds de traditionele dichters en anderzijds de erfgenamen van het experiment, verspreid over tal van kleine tijdschriften. Daartussen tref je, enigszins verloren in de marge (Yang, Ruimten, Kreatief), echter ook sporen aan van en nieuw type van poëzie, waarin de nadruk veeleer ligt op de directe werkelijkheid en op de communicatie met de lezer dan op de subjectiviteit van de dichter en de taal als en autonome structuur.

     

     

    Na 1970 

     

    De jaren zeventig luiden een nieuwe periode in. Enerzijds bleek de tijd van de studentenrevoltes en de zachte generatie van de “flower power” achteraf maar en periode van illusie en schijnwerkelijkheid geweest te zijn. Anderzijds heeft de verwondering om de alledaagse werkelijkheid afgedaan. Sommige dichters keren terug naar de emotie in de poëzie. De intieme band tussen de emoties van de dichter en zijn poëzie is hier kenmerkend.

     

    De golf van nieuwe romantiek die vanaf 1975 ontstond, richtte zich tegen de banaliteit van de nieuw-realisten en tegen het formalisme van de neo-experimentelen. Deze stroming betekent een terugkeer naar een traditionele poëzie en een plechtig taalgebruik.

     

    De nieuwe romantische dichters in Vlaanderen (Luuk Gruwez, Miriam Van hee) vormen echter geen hechte groep (omwille van hun uitgesproken individualisme).

     

    Rond 1975 deed zich het verschijnsel van het zogenaamde academisme voor: gedichten schrijven op een bestudeerde manier. Niet alleen in taal maar ook in opzet, compositie. Gestileerde beeldspraak, gezochte metaforen.

     

    In de jaren zeventig kiezen veel dichters - naast de neoromantische poëzie - voor een persoonlijker getinte vertellende poëzie (Mark Dangin). Zij zijn vooral geïnteresseerd in psychische observatie. De gevoelens van de dichter zelf zijn weer onderwerp van hun poëzie. De toon van hun gedichten is vaak licht ironisch en vertellend.

     

    Daarnaast heb je de taalgerichte poëzie. Deze poëzie is veel onpersoonlijker en geconstrueerder dan die van de vorige groep dichters (Mark Insingel).

     

    De jaren zeventig zijn voor wat de poëzie betreft, rijk aan diversiteit. Het kenmerk van de zoekende mens, hij staat voor keuzes. Kiest hij voor de (neo)romantiek, voor de epische poëzie of de taalgerichte?

    Of kunnen wij analoog aan het proza ook gewagen van modernisme en postmodernisme in de poëzie? Dichters twijfelen aan de macht van de taal om de wereld af te beelden. Kunnen zij alleen een persoonlijk universum beschrijven? Of zijn zij getuige van het feit dat er geen onderscheid bestaat tussen waarheid en fictie, tussen heden en verleden?

    De Vlaamse poëzie is als een fluctuatie, een opeenvolging van stromingen. Het experiment van de jaren 50 werd afgewisseld door het neorealisme van de jaren 60 en de romantiek van de jaren 70. De postmoderne poëzie in de jaren 80 vormt het laatste moment van een uitdrukkelijk geëxpliciteerde poëzie (Philip Hoorne, Bernard Dewulf, Charles Ducal, Erik Spinoy). De periode daarna wordt gekenmerkt door een naast elkaar bestaan van verschillende soorten van poëzie.

     

    Moet literatuur, en hier specifiek de poëzie, het dagelijks leven beschrijven, realistisch en anekdotisch zijn? Of gaat het er in de eerste plaats over taal en de (on)mogelijkheden daarvan, is poëzie talig en autonoom?

     

    De belangrijkste dichters die ook na 1975 nog publiceren zijn ongetwijfeld: Paul Snoek (1933-1981), Roel Richelieu van Londersele (1952), Willie Verhegghe (1947), Hugo Claus (1929-2008), Gust Gils (1924-2002), Lut de Block (1952), Miriam Van hee (1952), Stefan Hertmans (1951), Marcel van Maele (1931-2009), Roland Jooris (1936).

     

    Recente Vlaamse dichters als Erik Spinoy, Stefan Hertmans, Dirk van Batselaere, Charles Ducal, Bernard Dewulf benadrukken opnieuw het esthetisch-stilistische karakter in hun poëzie. Ze creëren zelf een werkelijkheid, via een taal die verschillende stijlen door elkaar haalt en vaak ironisch is, afstandelijk en sceptisch.

     

     

    Nu

     

    “Hoe stel ik een blauwdruk samen van het poëtisch landschap in Vlaanderen nu?”

    Vooreerst en voor alle duidelijkheid: deze blauwdruk is niet afhankelijk van voorwaarden die niets (of weinig) te maken hebben met de kwaliteit van de gedichten.

    Ik wil ook geen waanwijze, betweterige “bloemlezer” zijn. Ik wil enkel een kleurrijk beeld schetsen van de Vlaamse poëzie en wil daarbij de verrekijker niet omgekeerd voor mijn ogen houden.

     

    Het is niet mijn bedoeling om te proberen een agenda te realiseren. Zeker niet als dat ten koste van een aantal dichters moet gaan.  

     

    Poëziegeschiedenis wordt geschreven vanuit een visie op literatuur. De essayist wordt bloemlezer. Mijn missie - hoe goed bedoeld ook – zal leiden tot commotie. Een dichter kan zich gepasseerd voelen of zich onvoldoende naar waarde geschat. Ik ben geen beëdigde landmeter, maar toch kun je geen “selectie” maken zonder visie op de literatuur.

     

    Deze “bloemlezing” ambieert dat zij een zicht geeft op het poëtische veld in Vlaanderen. Dit lukt echter nooit ten volle, omdat sommige dichters niet ingedeeld willen worden bij anderen die minder status hebben verworven. Debutanten, dichters in eigen beheer, gebruikers van printing-on-demand, zij die (nog) niet hebben uitgegeven bij gevestigde uitgeverijen en daardoor niet zijn geplaatst in officiële bloemlezingen. Sommige dichters zullen ofwel om die reden hun selectie aanvechten, ofwel andere geselecteerde dichters uitspuwen.

     

    Ik wil in dit overzicht ruimte creëren voor alle (goede) poëzie en mij niet laten verstikken in een poëtisch canon. Ik wil geen dominantie, geen impact van invloed, gezag en zichtbaarheid. Het gaat voor mij niet om het verwerven van fondsen of honorering in welke vorm ook, maar uitsluitend om respect voor elke dichter die voor zichzelf opkomt. Ik maak geen bloemlezing van gedichten maar van namen.

     

    De poëzie laboreert voort, hoewel dient gezegd dat ook de gedichten een retrobeweging maken tot kort voor de opkomst van het nieuw-realisme. De dichters hebben het cool gedoe ingeruild voor een nieuw-romantisch, bijna metaforisch engagement. Het persoonlijke drama staat het vaakst centraal. Nog altijd zoeken de dichters het dicht bij huis, het navelstaren wordt wel eleganter opgediend.

     

    Een groot aantal dichters profileren zich onvoldoende. Omdat ze dit ook niet wensen, of omdat zij niet publiceren bij gevestigde uitgeverijen. Dit laatste heeft grote nadelen: als dichter kom je niet in bij grote uitgeverijen gepubliceerde bloemlezingen, je krijgt heel wat minder aandacht in de media, je wordt minder gevraagd voor lezingen op scholen of in verenigingen. In één woord: je verwerft geen status.

    Bovendien zijn literaire tijdschriften - dé mogelijkheid bij uitstek voor aankomende auteurs die vaak zelf aan het roer staan - aan het uitdoven. Een dichter kiest meestal en frequenter voor het internet.

     

    Volgens smaak, perceptie en voorkeur, of je nu zelf dichter bent, of jou herhaaldelijk uitspreekt over (de waarde van) poëzie, of als gewone lezer, sommige dichters zullen jou aanspreken en andere zullen jou niets zeggen, sommige dichters zullen jou verrassen of bekoren, of jou de bevestiging brengen van een (eeuwige) belofte of een vaste waarde. Eigenlijk maakt dit niet veel uit.

     

    Welke criteria heb ik aangelegd om ‘mijn’ dichters te kiezen? Moeilijke vraag, of beter: het antwoord zal altijd controversieel zijn.

     

    Waarvoor val ik niet? Voor retorische gezwollenheid of sentimentaliteit.

    Ik heb een voorkeur voor aansprekende, hartstochtelijke poëzie. Gedichten moeten een zeker ritme hebben, een metrum, ze moeten klinken en de woorden moeten esthetisch en inhoudelijk smaken en interpretatie toelaten. Poëzie mag zich niet reduceren tot betekenisloos brommen van klank en ritme. Poëzie kan zich wel laven aan de muziek, het muzikale ritme en de klankstructuur van de taal.

    De grote kracht van een goede dichter is zijn empathie. Poëzie is ook woordkunst, een in het metafysische geankerd spel.

     

    Ik ben - als essayist - nu het zoveelste voorbeeld van een eigenwijze bloemlezer. Ken jij er anderen? Omdat ik de dichter kies en niet één of meerdere gedichten van hem/haar bloemlees, is mijn aanpak gericht op de totale (kwaliteits)waarde, op het gezamenlijke werk.

     

    Elke namenbloemlezing kent zijn beperkingen. De eerste beperking is van geografische aard: louter Vlaamse dichters. Andere beperkingen: het engagement van de dichter en de persoonlijke voorkeur van de bloemlezer, een beter woord hier is de essayist. Geen beperking is het medium van publicatie: zowel dichters die al “papieren” bundels bij reguliere en niet-erkende uitgeverijen uitgaven, als dichters die voor eigen beheer kozen, als dichters die gedichten plaatsten in tijdschriften en magazines.

     

    Mijn keuze:

    Dirk van Batselaere, Bert Bevers, Lut de Block, Geert Buelens, Marc Bungeneers, Viviane Burssens, Gunnar Callebaut, Martin Carrette, Hervé J. Casier, Guy Commerman, Patrick Cornillie, Frank Decerf, Jenny Dejager, Thierry Deleu, Alain Delmotte, Ferre Denis, Joris Denoo, Didi De Paris, Frans Depeuter, Francis De Preter, Frans Deschoemaeker, Marleen De Smet, Astrid Dewancker, Bernard Dewulf, Charles Ducal, Fernand Florizoone, Peter Ghyssaert, Luuk Gruwez, Stefan Hertmans, Peter Holvoet-Hanssen, Guy van Hoof, Philip Hoorne, Joris Iven, Roland Jooris, Tom Lanoye, Patricia Lasoen, Ruth Lasters, Patrick Lateur, Jan Lauwereyns, Herman Leenders, Bert Lema, Frédéric Leroy, Roel Richelieu van Londerseele, Sylvie Marie, Luc C. Martens, Mark Meekers, Edith Oeyen, Eric Rosseel, Paul Rigolle, Willy Roggeman, Xavier Roelens, Willem M. Roggeman, Hedwig Speliers, Willy Spillebeen, Erik Spinoy, Ina Stabergh, Lucienne Stassaert, Peter Theunynck, Henri Thijs, Marc Tritsmans, David Troch, Yerna Vandendriessche, Roos Vandewalle, Eric Vandenwyngaerden, Jozef Vandromme, Lies Van Gasse, Miriam Van hee, Jan Van Loy, Dirk Vekemans, Willie Verhegghe, Peter Verhelst, Dimitri Verhulst, Herwig Verleyen, François Vermeulen, Eriek Verpale, Hugo Verstraeten en Rik Wouters.

     

    Dat er ook nu weer commotie zal zijn bij het verschijnen van deze selectie is onvermijdelijk. Van één zaak ben ik zeker: in deze “namenbloemlezing” staan geen “geweerde dichters”.

     

     

    Verschil tussen een Nederlandse en een Vlaamse dichter

     

    Ik ben er van overtuigd dat Vlaamse dichters een andere bedding hebben dan onze bovenburen. Dit heeft niets met arrogantie te maken, maar, zeg nu zelf, Vlamingen dichten met meer charme, de problematiek is herkenbaarder, soms zijn ze stereotiep, maar de ondertoon is minder moraliserend.

    Zijn Vlaamse dichters minder degelijk, minder intellectueel, minder beschaafd? Ik stel vast dat zij muzikaler zijn, met meer mystieke overgave, elan en spontaniteit. Het Vlaamse gevoel versus het Hollandse verstand (Paul van Ostaijen).

     

    Eigenlijk maakt dit niet veel uit: enerzijds stel ik een namenlijst samen met uitsluitend Vlaamse dichters en anderzijds schrijven deze dichters ook Nederlandse poëzie.

     

     

    Thierry Deleu

     

    16-07-2010 om 14:19 geschreven door Marleen De Smet


    >> Reageer (0)


    Eigen publicaties. Klik op de respectievelijke afbeeldingen voor meer informatie.


    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Je kan me ook lezen bij Meander & Opspraak. Enkele spinsels werden  in de bundel bekroonde gedichten “Wat zoudt gij zonder ’t werkvolk zijn”, Bloemlezing “Vlaamse Feestgedichten”, bundel “Een gebloemde lezing” en “Vreemd” van Schrijversplaza, het Koerszakboekje, bloemlezing van de 52 Meesterdichters van de Lage Landen bij de zee 'Hoe de dichter zich een weg geselt tegen wind', verzamelbundel "Beestjes", "verzamelbundel "Klaprozen en Kamermuziek" en de Engelse vertaling "Poppies and Chambermusic", verzamelbundel "Bellen Blazen", verzamelbundel "Toekomst", verzamelbundel "Die Liebe in Holland und Flandern" (Duits en Nederlands) en verzamelbundel "Gewoon lekker", enzovoort... Voor meer info, klik op de respectievelijke afbeeldingen.


    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Ik schreef bij werken van onderstaande kunstenaars:

    Hieronder samen met Rudy Baeten, kunstschilder, beeldhouwer en keramist.

    Voor meer info, klik op onderstaand kunstwerk.


    Foto

    Samen met Jacky Duyck, kunstschilder
    Voor meer info, klik op onderstaand kunstwerk.

    Foto

    Foto

    Yves Poelman, kunstschilder en beeldhouwer.
    Voor meer info, klik op onderstaand kunstwerk.


    Foto

    Foto

    Samen met Remy Victor, kunstschilder
    Voor info, klik op onderstaand kunstwerk.

    Foto

    Foto

    Samen met Rob DeLange, kunstschilder
    Voor info, klik op onderstaande kunstwerk.

    Foto

    Foto

    Toon Torrekens, kunstschilder en bronssculpteur.
    Klik op de afbeelding voor meer info.

    Foto

    Keramiekatelier "Den Boelover"
    Marnic De Lange

    Foto

    Henri Victor, kunstschilder
    Klik op de afbeelding voor meer info.

    Foto

    Enkele dichters/schrijvers uit mijn kennissenkring.
    Viviane Burssens, dichteres
    Voor meer info, klik op de foto.


    Foto

    Dichter Rik Wouters


    Foto


    Welkom op de site van
    Lidy De Brouwer.


    Foto

    Thierry Deleu, dichter/schrijver
    Voor meer info, klik op de foto.

    Foto

    Frank De Vos, dichter.
    Klik op de afbeelding voor meer info.

    Foto

    Ruud Poppelaars, dichter.
    Voor meer info, klik op de foto.


    Foto

    Bob van Laerhoven, schrijver
    Foto

    Nicole Van Overstraeten, dichteres


    Foto

    Paul Bernhard, poëzie en fotografie.
    Voor meer info, klik op de foto.

    Foto

    Sabine Luypaert, verhalen en gedichten.
    Voor meer info, klik op de foto.

    Foto

    Marc Eyskens
    Voor meer info, klik op onderstaande foto.


    Foto

    Lin, dichteres.
    Klik op de afbeelding voor meer info.

    Foto

    Stater, dichter.
    Klik op de afbeelding voor meer info

    Foto

    Hannie Rouweler, dichteres
    Voor meer info, klik op de foto.

    Foto

    Muzikanten:

    Michel Kuijken, bezieler van Rue Haute, een geweldig ensemble, sloot de partituren voor iets nieuw in ontwikkeling.
    Michel Kuijken: zang, gitaar speelt samen met Laurent Bynens (accordeon) nieuwe akkoorden. Later meer.
    Maak alvast kennis via een klik op de eerste foto.

    Foto

    Foto

    Jan Oelbrandt, gitarist, componist, producer.
    Voor meer info, klik op de foto.
     


    Foto

    Mixart is een ondersteuningproject voor kunstenaars.
    Bezieler is Hugo Tanghe.

    Foto

    Mijn overige links
  • Verbruikte toekomst van Warket
  • Vereniging van Vlaamse Letterkundigen


  • View My Stats
    Site Meter
    Een interessant adres?


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!