Didier De Deken werd geboren te Antwerpen in april 1963 en woont te Mortsel.xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Hij is onderwijzer in het buitengewoon onderwijs en fiere vader van drie kinderen. Gedichten schrijven en schilderen zijn onafscheidelijk met elkaar verbonden. Wat hij niet kan schilderen, verklaart hij met woorden. Wanneer woorden tekort schieten, schildert hij zijn emoties.

Op de schommel van schilderen en dichten
Permanent schommelend tussen schilderen en dichten, pendelend van de schildersezel naar de schrijftafel is Didier De Deken steeds op zoek naar het soberste woord en naar een manier om zijn schilderijen zo strak mogelijk te houden. Zijn gedichten zijn als impressies zonder dwang voor de lezer, de doeken prikkelen de kijker en sporen aan tot ontdekken.

Didier is een autodidact die een permanente queeste heeft: zichzelf herontdekkend doorheen woorden en penseelstreken, soms twijfelend maar mateloos en onbegrensd gedreven.
De laatste 4 jaar verliet hij het figuratieve rustgevende aquarellen en de te beperkende acryltechnieken. Hij zocht vrijheid en diepte, textuur en beweging én rust, maar voor vooral de essentie van details om hem heen: een barst in een muur, een romp van een vergeten boot, een momentopname van verouderd stucwerk. Warmte en tastbaarheid doorheen details die op het eerste zicht een abstract geheel lijken.
Gedichten horen weggegeven te worden, zegt Didier, schilderijen behoren de huiskamers toe..
Herhaaldelijk nam Didier deel aan groepstentoonstellingen waarna onverwachts naar zijn werken werd gevraagd. Sommige doeken staan permanent in een kunstwinkel te Mortsel. Andere werken worden gekozen door mensen die een nageltje teveel hebben aan de muur.
Kunst is doen, vervolgt Didier, en geen verzuchting naar erkenning of aanvaarding. De mooiste bevestiging is te weten dat mijn doeken een 60 tal gezinnen her en der gelukkig maken."
Dit schaduwland heb je doorkruist
Springend over brokstukken
Emoties als versnipperd
Puzzelend over je bestaan
Je vaders hand zo open
Je ogen, blikkend, wakend
Twijfelend, wroetend in je hoofd
En dan weer rechtgestaan.
We lijken zoveel op elkaar
Ach, broer
dezelfde woorden
Dat aarzelend gebaar
En die vraag of we rechtschapen zijn
Tussen trachten en herinneren
Zwoegen wij schoorvoetend
Alles heeft nog een plaats
En wat niet past?
Tja, dat dragen we wel als latere last.
©Didier De Deken
|