xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Vincent Brümmer , Ultiem geluk, 2005, rijgt leuke, losse weetjes tot een moslim kroes, een paternoster aan elkaar. Mag ik een beeld gebruiken, over een tekst die handelt over beeldgebruik?
V. Brümmer ziet de oppervlakte van het water in de ketel bobbelen, voortdurend opwelven en ziet bubbels uiteenspatten. Maar heeft hij ook het vuur onder de ketel gezien? Ik vrees het. Hij raakt dat vuur, de bron, de oorzaak pas zijdelinks, nauwelijks terloops, p. 36, onderaan, verwijzend nar 1Tim, 6.16: God bewoont een ontoegankelijk licht. Hij had beter Jn. 1,18 vermeld: Niemand heeft ooit God gezien, en verwezen naar de vele formuleringen van de Bijbel die zeggen dat God niet te benaderen is, dat wie God ziet, vergruisd wordt, verdampt tot niets. Dat is de gloed die onder al de beelden woedt.
Brümmer heeft het over vele praktische aspecten van het probleem van de beeldspraak, van de metaforen; maar verzwijgt de bron, de oorzaak! N iemand doorstaat de gloed van de Exuberante! Niemand! Daarbij laaft hij zich aan tweederangs bronnen! Paul Ricoeur vind je bij een voetnoot! Zijn magistraal: xml:namespace prefix = st1 ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:smarttags" />La Métaphore Vive! kent hij blijkbaar zelf niet!
Hij gaat voorbij aan het feit dat God in zich uiteraard niet benaderbaar is. Dat hij enkel via, via genaakbaar is. Enkel via eindige wezens, die ons als een hitteschild tegen de gloed beschermen. Dus nooit in zijn oneindigheid! Nooit in zijn overvloed! We ervaren nooit rechtstreeks zijn gloed.
De titel Vader, is meer een smeekbede, een vragen om zich voor ons op enige manier benaderbaar te maken! Want in de oudheid was zelfs een vader een potentaat, die vrijelijk beschikte over leven en dood. Maak van die term geen modern slapjanusvader, die al de grillen van zijn kinderen moet inlossen!
We kennen wel Abba, maar die titel komt nooit voor in O.T.! Nooit! In het N.T. enkele bij Mc. 14, 36, en dan nog wel enkele in Jezus mond. En volgens Rom. 8.15, Gal. 4.6, is die naam enkel onder impuls van de Geest te gebruiken! Vader is meer een soort smeekbede om enige vorm van toenadering te krijgen! Via de Geest, de Paracleet, de Voorspreker, de gloeddemper, de dimmer.
Daaruit volgt logisch dat alle, alle, alle spreken over God maar via, via gaat. Via omwegen. Mislukte pogingen zijn, uiteraard mislukte pogingen, om de Onbepaalde in bepaalde beelden te vatten. Metaforen!
Metaforen die helpen, maar die ook dreigen ons te ont-voeren! Die dreigen ons te mis-leiden.
Alleen metaforen zijn voor ons beschikbaar; stellen wij ons zelf beschikbaar. Alleen stalmelend als infantes, = kinderen die niet kunnen spreken. ( Fari = spreken )
Daaruit volgt ook logisch dat we metaforen steeds, steeds moeten wantrouwen. Ze zeker nooit tot dogma mogen verheffen! Zelfs in en Credo moeten wantrouwen. En ze dus zeker nooit iemand als ketter op de brandstapel mogen brengen voor een metafoor! En we er zeker geen oorlog voor mogen ontketenen!
Ook (mijn) begrippen als kenosis, epifanie, openbaring, apotheose, queeste, Aufbau, zelfs Exuberante, zijn te wantrouwen metaforen. Zijn mààr metaforen. Zij dreigen ons te ont-voeren, ( meta-ferein ),te mis-leiden. We hebben echter niets beters! Per essentie! We kunnen niet anders dan stamelen! We moeten het met deze krukken doen! Onze armen blijven te kort om te boksen met God!
De rest zijn weetjes! Leuke weetjes, daar niet van! Maar weetjes. Weetjes die je tot een samenhangend systeem kunt samen husselen. Maar het blijven weetjes, over protheses.
Over stamelen. De grammatica van het stamelen is vlug geschreven!
We moeten ons bewust blijven van het volgende: het zijn vooral weetjes over onszelf. Over de manier waarop wij ons zelf zien; over hoe wij in de wereld staan, en tegenover de Exuberante. Elk systeem is een in kaart brengen van onze onmacht, van ons spartelen in het bad. Weetjes over ons onvermogen, onze onmacht, onze eindigheid. En over ons verzet daartegen. En die weetjes moeten de kurk zijn waarop ELKE religie drijft. Die elke religie ver moet houden van alle geweld, van alle zieltjeswinnerij, van alle vormen van missionering. En zeker van alle uitsluiting, van elke vorm van pretentie, zoals die vorm kreeg in Extra ecclesiam nulla salus. Wat een verwaandheid! Die weetje moeten ons brengen tot bescheidenheid, tot openheid voor en aanvaarding van andere metafoor-systemen over de Onzegbare.
Dit is mijn stamelen over stamelen, naar aanleiding van het eerste hoofdstuk van V. Brümmers Ultieme Geluk.
|