De bal of kloot genoemd.
Tijdens onze fietsvakantie in Drenthe hebben we kennis gemaakt met een, voor ons, nieuw balspel: 'het klootschieten'. Het spel klootschieten bestaat al sinds de dertiende eeuw in Nederland. Het was blijkbaar bijzonder populair, want rond 1500 werd in Enkhuizen een verbod uitgevaardigd tegen het "colven, clootschieten of andere wansturigheid, 't sy ook met stenen te werpen, op verbeurte van dertig stuyver". In die tijd was de kloot een gewone ronde steen of een ijzeren of houten bal. Binnen de stad Leiden mocht men alleen "doer die stede cloeten dan mit houten cloeten". Blijkbaar waren er al te veel beschadigingen of ongelukken gebeurd. Om de houten ballen zwaarder te maken werden ze verzwaard met lood. Het spel werd min of meer zoals het huidige golf gespeeld: er werd punt afgesproken waar men naar toe zou gooien. Het ging er dan om wie met de minste worpen het punt raakte. Er wordt nog steeds klootgeschoten (of is het geklootschiet?) en alhoewel er reglementen opgesteld werden, zijn er nog vele spelvarianten. Een hedendaagse kloot is een houten bal waarin drie gaten van gelijke diameter geboord worden en gevuld met lood. De minimum diameter bedraagt 50 mm en aan een maximum diameter wordt geen eis gesteld, evenmin aan een minimum of maximum gewicht. Het spreekt voor zich dat een te grote of zware kloot niet erg gegooid kan worden. De meeste kloten hebben de afmeting van een petanquebal en wegen zo'n 500 gr.
De wedstrijd bestaat erin de kloot over een bepaald traject tot aan een afgesproken punt te gooien. De winnaar van de wedstrijd is een speler of een groep spelers die de wedstrijd besluiten met de beste score volgens vooraf besproken regels. Men kan punten geven op het minst aantal worpen (schoten) tot aan het eindpunt, het gemiddeld aantal meter per schot (de totaal afgelegde afstand delen door het aantal schoten) of zelfs de snelheid waarmee het eindpunt bereikt wordt.
|