In het spoor van Heidegger zoeken naar de zin van Zijn.
03-06-2006
Een denker is een rugzaktoerist
Vandaag ben ik maar weer eens in M. Heideggers Zur Sache des Denkens gedoken. De eerste 25 pp. onder de titel Zeit und Sein, zijn afgrondelijk diep! Dat is een voordracht van januari 1962 en zou de uitwerking zijn van het deel van Sein und Zeit, dat hij in 1927 niet publiceerde en zou verbrand hebben. Ik lees het voor de zoveelste keer!
Vandaag blijf ik ander half uur hangen bij p 1 & 2. Je kunt je niet voorstellen hoe secuur M. Heidegger zijn inzichten formuleerde! Zelfs de terzijdes. En juist daarin verraadt hij zich nog het meest! In dat 'en passant' gezegde.
In het begin denkt hij na over wat denken is, waartoe denken dient, wat denken inhoudt, hoe het werkt, welke middelen het aanwendt en welke resultaten het oplevert.
Om daarover iets te kunnen zeggen, vraagt hij zich af hoe we naar een schilderij van Paul Klee kijken, hoe wel een gedicht van Georg Trakl lezen of een mathematisch-fysische uiteenzetting van Werner Heisenberg.
Telkens sluit hij dat voorbeeld af met het refreintje dat we telkens : "jeden Anspruch auf unmittelbare Verständlichkeit preisgeben." Iedereen aanvaardt grif dat afzien van onmiddellijk begrip voor poëzie, voor schilderkunst, voor natuurwetenschappelijke uiteenzettingen. Daartegenover vinden we dat het filosofische denken voor iedereen onmiddellijk en zo maar bereikbaar is en moet zijn! Dat daar onmiddellijke inzichten en levenswijsheden onmiddellijk voor het oprapen liggen.
Ik vind dat M. Heideggers visie dicht aanleunt bij de Tao: voorbij onze woorden, voorbij ons spreken, voorbij taal, voorbij kennen en weten, voorbij denken ligt een gebied waarvoor wij 'ni voile ni barque' (Littré ) hebben. Iets dat ons totaal ontsnapt, dat we nooit in de greep krijgen of zullen krijgen. Iets dat we nauwelijks kunnen vermoeden, waar we naar kunnen verlangen, naar kunnen hunkeren, maar dat zoals de einder, wijkt bij elke benadering. Door elke benadering. Het schilderij, het gedicht, de beschouwing verwijzen naar iets dat daar voorbij ligt. Ze zijn zelf , alleen, allenig, op zichzelf, niets; ze hebben zelf geen inhoud, zijn louter verwijzing. Het zijn weg-wijzers. Door-verwijzers. Ze zetten ons op weg naar een onbestemd gebied.
Ze trekken onze aandacht, geven aanzetten, leggen merkstenen, vlondertjes, waar je over moet stappen. Maar de oversteek moeten we zelf voltrekken! En ook het zien dat het maar verwijzers zijn, moeten we zelf voltrekken. Die oversteek is riskant en zonder zekerheid noch grond. Zelfs de hulpmiddelen zijn maar van betwijfelbaar allooi, met onvoorspelbare uitkomst. Grassprietjes waaraan we een vol vertrouwen moeten aan op hangen. De overkant valt amper te vermoeden. We moeten wel zelf de weg-wijzer ontcijferen.
Heidegger zegt dat de luisteraars naar Aussagesätzen moeten 'zugehören, weil es gilt, Unvergängliches, aber Vorläufiges zu denken."
Dat is dus denken!
Je overleveren aan krakkemikkige middelen ( géén feilloos werkende oorzaken! ). Maar het 'moet': Unumgängliches, al blijft het resultaat maar 'Vorläufiges'. Opvallend dat de laatste woorden van zijn voordracht tot het publiek luiden: 'Er had nur in Aussagesätzen gesprochen."
Er volgt een verslag van een seminarie over deze voordracht , en dat verslag sluit af met een citaat van H. E. Nossach: " Man müsse da sein, sagte er, wenn man angerufen werde, .. "
Denken: wat een riskante, onzekere, en toch zijns-noodzakelijke bezigheid!
Het denken reikt voorbij alle hulpmiddelen. Reikt tot in de buurt van het enige echte, noodzakelijke.
Tot nabij het Unumgängliche;
Maar het blijft 'Vorläufiges'.
Met ontoereikende middelen.
Op basis van door-verwijzingen.
Je moet de wegwijzer wel zien, en dan zelf interpreteren!
Dat subtiele spel van zien en interpreteren! Van krijgen en zelf realiseren.
Dat citaat van Nossach heb ik afgebroken, en gaat verder: " doch selbst anrufen, das sei das Verkehrteste, was man tun könne."
Denken blijft een riskante onderneming! Een klontje suiker verdwijnt onontkoombaar in de koffie. Daar komt geen denken bij te pas. Daar is geen uitweg mogelijk, geen wijkende einder, geen weg ernaast of erover!
We mogen ons op schilderijen , op gedichten, op theorieën niet blind staren. Ze zijn HET niet. We moeten er voorbij proberen te kijken! Tao!
De weg die niet te volgen is! ( P. de Martelaere )
De wegwijzers achter ons laten, onze schepen achter ons verbranden, het onbekende tegemoet.
Voorbij taal en weten.
M. Heidegger denkt totaal buiten elk natuurcausaal verband! Denken is geen causaal proces, met vast verloop en vooraf vastgelegde uitkomst, Ge-volg-en. Denken verloopt totaal anders. Blijft in het ongewisse. Zonder bewijzen, zonder dwingende argumenten, zonder logica, zonder strenge methodes, zonder routines of afspraken of geplogenheden. Geen evidentie, geen gronden, geen steunpunten, geen fundamentum inconcussum.
Denken is grabbelen naar houvast, ronddraaiend en meegesleurd naar het hart van de maalstroom.
M. Heidegger geeft zijn gehoor dan ook vooraf een 'Wink': "Es gilt, nicht eine Reihe von Aussagesätzen anzuhören, sondern dem Gang des Zeigens zu folgen."
Heidegger noemde zijn boeken ook : "Geen Werken, maar Wegen".
Denken is op weg zijn, onder weg zijn. Homo viator.
Een denker is een pover uitgeruste rugzaktoerist.
Heidegger zegt zelfs nog scherper: "Aussagesätzen" zijn Hindernisse, die zu überwinden sein, want op zich unzureichend . Hij besluit zijn voordracht met de bedenking: ze zullen zeggen: "Er hat nur im Aussagesätzen gesprochen!" p.25.
Hoe vaak voelen we ons zo, zonder stevige houvast? Welke zekerheid? Hoe ver voorbij de gegeven feiten moeten we zelf denken, enkel steunend op onszelf. Rugzaktoerist in eigen ziel!
Vandaag ben ik maar weer eens in M. Heideggers Zur Sache des Denkens gedoken. De eerste 25 pp. onder de titel Zeit und Sein, zijn afgrondelijk diep! Dat is een voordracht van januari 1962 en zou de uitwerking zijn van het deel van Sein und Zeit, dat hij in 1927 niet publiceerde en zou verbrand hebben. Ik lees het voor de zoveelste keer!
Vandaag blijf ik ander half uur hangen bij p 1 & 2. Je kunt je niet voorstellen hoe secuur M. Heidegger zijn inzichten formuleerde! Zelfs de terzijdes. En juist daarin verraadt hij zich nog het meest! In dat 'en passant' gezegde.
In het begin denkt hij na over wat denken is, waartoe denken dient, wat denken inhoudt, hoe het werkt, welke middelen het aanwendt en welke resultaten het oplevert.
Om daarover iets te kunnen zeggen, vraagt hij zich af hoe we naar een schilderij van Paul Klee kijken, hoe wel een gedicht van Georg Trakl lezen of een mathematisch-fysische uiteenzetting van Werner Heisenberg.
Telkens sluit hij dat voorbeeld af met het refreintje dat we telkens : "jeden Anspruch auf unmittelbare Verständlichkeit preisgeben." Iedereen aanvaardt grif dat afzien van onmiddellijk begrip voor poëzie, voor schilderkunst, voor natuurwetenschappelijke uiteenzettingen. Daartegenover vinden we dat het filosofische denken voor iedereen onmiddellijk en zo maar bereikbaar is en moet zijn! Dat daar onmiddellijke inzichten en levenswijsheden onmiddellijk voor het oprapen liggen.
Ik vind dat M. Heideggers visie dicht aanleunt bij de Tao: voorbij onze woorden, voorbij ons spreken, voorbij taal, voorbij kennen en weten, voorbij denken ligt een gebied waarvoor wij 'ni voile ni barque' (Littré ) hebben. Iets dat ons totaal ontsnapt, dat we nooit in de greep krijgen of zullen krijgen. Iets dat we nauwelijks kunnen vermoeden, waar we naar kunnen verlangen, naar kunnen hunkeren, maar dat zoals de einder, wijkt bij elke benadering. Door elke benadering. Het schilderij, het gedicht, de beschouwing verwijzen naar iets dat daar voorbij ligt. Ze zijn zelf , alleen, allenig, op zichzelf, niets; ze hebben zelf geen inhoud, zijn louter verwijzing. Het zijn weg-wijzers. Door-verwijzers. Ze zetten ons op weg naar een onbestemd gebied.
Ze trekken onze aandacht, geven aanzetten, leggen merkstenen, vlondertjes, waar je over moet stappen. Maar de oversteek moeten we zelf voltrekken! En ook het zien dat het maar verwijzers zijn, moeten we zelf voltrekken. Die oversteek is riskant en zonder zekerheid noch grond. Zelfs de hulpmiddelen zijn maar van betwijfelbaar allooi, met onvoorspelbare uitkomst. Grassprietjes waaraan we een vol vertrouwen moeten aan op hangen. De overkant valt amper te vermoeden. We moeten wel zelf de weg-wijzer ontcijferen.
Heidegger zegt dat de luisteraars naar Aussagesätzen moeten 'zugehören, weil es gilt, Unvergängliches, aber Vorläufiges zu denken."
Dat is dus denken!
Je overleveren aan krakkemikkige middelen ( géén feilloos werkende oorzaken! ). Maar het 'moet': Unumgängliches, al blijft het resultaat maar 'Vorläufiges'. Opvallend dat de laatste woorden van zijn voordracht tot het publiek luiden: 'Er had nur in Aussagesätzen gesprochen."
Er volgt een verslag van een seminarie over deze voordracht , en dat verslag sluit af met een citaat van H. E. Nossach: " Man müsse da sein, sagte er, wenn man angerufen werde, .. "
Denken: wat een riskante, onzekere, en toch zijns-noodzakelijke bezigheid!
Het denken reikt voorbij alle hulpmiddelen. Reikt tot in de buurt van het enige echte, noodzakelijke.
Tot nabij het Unumgängliche;
Maar het blijft 'Vorläufiges'.
Met ontoereikende middelen.
Op basis van door-verwijzingen.
Je moet de wegwijzer wel zien, en dan zelf interpreteren!
Dat subtiele spel van zien en interpreteren! Van krijgen en zelf realiseren.
Dat citaat van Nossach heb ik afgebroken, en gaat verder: " doch selbst anrufen, das sei das Verkehrteste, was man tun könne."
Denken blijft een riskante onderneming! Een klontje suiker verdwijnt onontkoombaar in de koffie. Daar komt geen denken bij te pas. Daar is geen uitweg mogelijk, geen wijkende einder, geen weg ernaast of erover!
We mogen ons op schilderijen , op gedichten, op theorieën niet blind staren. Ze zijn HET niet. We moeten er voorbij proberen te kijken! Tao!
De weg die niet te volgen is! ( P. de Martelaere )
De wegwijzers achter ons laten, onze schepen achter ons verbranden, het onbekende tegemoet.
Voorbij taal en weten.
M. Heidegger denkt totaal buiten elk natuurcausaal verband! Denken is geen causaal proces, met vast verloop en vooraf vastgelegde uitkomst, Ge-volg-en. Denken verloopt totaal anders. Blijft in het ongewisse. Zonder bewijzen, zonder dwingende argumenten, zonder logica, zonder strenge methodes, zonder routines of afspraken of geplogenheden. Geen evidentie, geen gronden, geen steunpunten, geen fundamentum inconcussum.
Denken is grabbelen naar houvast, ronddraaiend en meegesleurd naar het hart van de maalstroom.
M. Heidegger geeft zijn gehoor dan ook vooraf een 'Wink': "Es gilt, nicht eine Reihe von Aussagesätzen anzuhören, sondern dem Gang des Zeigens zu folgen."
Heidegger noemde zijn boeken ook : "Geen Werken, maar Wegen".
Denken is op weg zijn, onder weg zijn. Homo viator.
Een denker is een pover uitgeruste rugzaktoerist.
Heidegger zegt zelfs nog scherper: "Aussagesätzen" zijn Hindernisse, die zu überwinden sein, want op zich unzureichend . Hij besluit zijn voordracht met de bedenking: ze zullen zeggen: "Er hat nur im Aussagesätzen gesprochen!" p.25.
Hoe vaak voelen we ons zo, zonder stevige houvast? Welke zekerheid? Hoe ver voorbij de gegeven feiten moeten we zelf denken, enkel steunend op onszelf. Rugzaktoerist in eigen ziel!
Vandaag ben ik maar weer eens in M. Heideggers Zur Sache des Denkens gedoken. De eerste 25 pp. onder de titel Zeit und Sein, zijn afgrondelijk diep! Dat is een voordracht van januari 1962 en zou de uitwerking zijn van het deel van Sein und Zeit, dat hij in 1927 niet publiceerde en zou verbrand hebben. Ik lees het voor de zoveelste keer!
Vandaag blijf ik ander half uur hangen bij p 1 & 2. Je kunt je niet voorstellen hoe secuur M. Heidegger zijn inzichten formuleerde! Zelfs de terzijdes. En juist daarin verraadt hij zich nog het meest! In dat 'en passant' gezegde.
In het begin denkt hij na over wat denken is, waartoe denken dient, wat denken inhoudt, hoe het werkt, welke middelen het aanwendt en welke resultaten het oplevert.
Om daarover iets te kunnen zeggen, vraagt hij zich af hoe we naar een schilderij van Paul Klee kijken, hoe wel een gedicht van Georg Trakl lezen of een mathematisch-fysische uiteenzetting van Werner Heisenberg.
Telkens sluit hij dat voorbeeld af met het refreintje dat we telkens : "jeden Anspruch auf unmittelbare Verständlichkeit preisgeben." Iedereen aanvaardt grif dat afzien van onmiddellijk begrip voor poëzie, voor schilderkunst, voor natuurwetenschappelijke uiteenzettingen. Daartegenover vinden we dat het filosofische denken voor iedereen onmiddellijk en zo maar bereikbaar is en moet zijn! Dat daar onmiddellijke inzichten en levenswijsheden onmiddellijk voor het oprapen liggen.
Ik vind dat M. Heideggers visie dicht aanleunt bij de Tao: voorbij onze woorden, voorbij ons spreken, voorbij taal, voorbij kennen en weten, voorbij denken ligt een gebied waarvoor wij 'ni voile ni barque' (Littré ) hebben. Iets dat ons totaal ontsnapt, dat we nooit in de greep krijgen of zullen krijgen. Iets dat we nauwelijks kunnen vermoeden, waar we naar kunnen verlangen, naar kunnen hunkeren, maar dat zoals de einder, wijkt bij elke benadering. Door elke benadering. Het schilderij, het gedicht, de beschouwing verwijzen naar iets dat daar voorbij ligt. Ze zijn zelf , alleen, allenig, op zichzelf, niets; ze hebben zelf geen inhoud, zijn louter verwijzing. Het zijn weg-wijzers. Door-verwijzers. Ze zetten ons op weg naar een onbestemd gebied.
Ze trekken onze aandacht, geven aanzetten, leggen merkstenen, vlondertjes, waar je over moet stappen. Maar de oversteek moeten we zelf voltrekken! En ook het zien dat het maar verwijzers zijn, moeten we zelf voltrekken. Die oversteek is riskant en zonder zekerheid noch grond. Zelfs de hulpmiddelen zijn maar van betwijfelbaar allooi, met onvoorspelbare uitkomst. Grassprietjes waaraan we een vol vertrouwen moeten aan op hangen. De overkant valt amper te vermoeden. We moeten wel zelf de weg-wijzer ontcijferen.
Heidegger zegt dat de luisteraars naar Aussagesätzen moeten 'zugehören, weil es gilt, Unvergängliches, aber Vorläufiges zu denken."
Dat is dus denken!
Je overleveren aan krakkemikkige middelen ( géén feilloos werkende oorzaken! ). Maar het 'moet': Unumgängliches, al blijft het resultaat maar 'Vorläufiges'. Opvallend dat de laatste woorden van zijn voordracht tot het publiek luiden: 'Er had nur in Aussagesätzen gesprochen."
Er volgt een verslag van een seminarie over deze voordracht , en dat verslag sluit af met een citaat van H. E. Nossach: " Man müsse da sein, sagte er, wenn man angerufen werde, .. "
Denken: wat een riskante, onzekere, en toch zijns-noodzakelijke bezigheid!
Het denken reikt voorbij alle hulpmiddelen. Reikt tot in de buurt van het enige echte, noodzakelijke.
Tot nabij het Unumgängliche;
Maar het blijft 'Vorläufiges'.
Met ontoereikende middelen.
Op basis van door-verwijzingen.
Je moet de wegwijzer wel zien, en dan zelf interpreteren!
Dat subtiele spel van zien en interpreteren! Van krijgen en zelf realiseren.
Dat citaat van Nossach heb ik afgebroken, en gaat verder: " doch selbst anrufen, das sei das Verkehrteste, was man tun könne."
Denken blijft een riskante onderneming! Een klontje suiker verdwijnt onontkoombaar in de koffie. Daar komt geen denken bij te pas. Daar is geen uitweg mogelijk, geen wijkende einder, geen weg ernaast of erover!
We mogen ons op schilderijen , op gedichten, op theorieën niet blind staren. Ze zijn HET niet. We moeten er voorbij proberen te kijken! Tao!
De weg die niet te volgen is! ( P. de Martelaere )
De wegwijzers achter ons laten, onze schepen achter ons verbranden, het onbekende tegemoet.
Voorbij taal en weten.
M. Heidegger denkt totaal buiten elk natuurcausaal verband! Denken is geen causaal proces, met vast verloop en vooraf vastgelegde uitkomst, Ge-volg-en. Denken verloopt totaal anders. Blijft in het ongewisse. Zonder bewijzen, zonder dwingende argumenten, zonder logica, zonder strenge methodes, zonder routines of afspraken of geplogenheden. Geen evidentie, geen gronden, geen steunpunten, geen fundamentum inconcussum.
Denken is grabbelen naar houvast, ronddraaiend en meegesleurd naar het hart van de maalstroom.
M. Heidegger geeft zijn gehoor dan ook vooraf een 'Wink': "Es gilt, nicht eine Reihe von Aussagesätzen anzuhören, sondern dem Gang des Zeigens zu folgen."
Heidegger noemde zijn boeken ook : "Geen Werken, maar Wegen".
Denken is op weg zijn, onder weg zijn. Homo viator.
Een denker is een pover uitgeruste rugzaktoerist.
Heidegger zegt zelfs nog scherper: "Aussagesätzen" zijn Hindernisse, die zu überwinden sein, want op zich unzureichend . Hij besluit zijn voordracht met de bedenking: ze zullen zeggen: "Er hat nur im Aussagesätzen gesprochen!" p.25.
Hoe vaak voelen we ons zo, zonder stevige houvast? Welke zekerheid? Hoe ver voorbij de gegeven feiten moeten we zelf denken, enkel steunend op onszelf. Rugzaktoerist in eigen ziel!
Vandaag ben ik maar weer eens in M. Heideggers Zur Sache des Denkens gedoken. De eerste 25 pp. onder de titel Zeit und Sein, zijn afgrondelijk diep! Dat is een voordracht van januari 1962 en zou de uitwerking zijn van het deel van Sein und Zeit, dat hij in 1927 niet publiceerde en zou verbrand hebben. Ik lees het voor de zoveelste keer!
Vandaag blijf ik ander half uur hangen bij p 1 & 2. Je kunt je niet voorstellen hoe secuur M. Heidegger zijn inzichten formuleerde! Zelfs de terzijdes. En juist daarin verraadt hij zich nog het meest! In dat 'en passant' gezegde.
In het begin denkt hij na over wat denken is, waartoe denken dient, wat denken inhoudt, hoe het werkt, welke middelen het aanwendt en welke resultaten het oplevert.
Om daarover iets te kunnen zeggen, vraagt hij zich af hoe we naar een schilderij van Paul Klee kijken, hoe wel een gedicht van Georg Trakl lezen of een mathematisch-fysische uiteenzetting van Werner Heisenberg.
Telkens sluit hij dat voorbeeld af met het refreintje dat we telkens : "jeden Anspruch auf unmittelbare Verständlichkeit preisgeben." Iedereen aanvaardt grif dat afzien van onmiddellijk begrip voor poëzie, voor schilderkunst, voor natuurwetenschappelijke uiteenzettingen. Daartegenover vinden we dat het filosofische denken voor iedereen onmiddellijk en zo maar bereikbaar is en moet zijn! Dat daar onmiddellijke inzichten en levenswijsheden onmiddellijk voor het oprapen liggen.
Ik vind dat M. Heideggers visie dicht aanleunt bij de Tao: voorbij onze woorden, voorbij ons spreken, voorbij taal, voorbij kennen en weten, voorbij denken ligt een gebied waarvoor wij 'ni voile ni barque' (Littré ) hebben. Iets dat ons totaal ontsnapt, dat we nooit in de greep krijgen of zullen krijgen. Iets dat we nauwelijks kunnen vermoeden, waar we naar kunnen verlangen, naar kunnen hunkeren, maar dat zoals de einder, wijkt bij elke benadering. Door elke benadering. Het schilderij, het gedicht, de beschouwing verwijzen naar iets dat daar voorbij ligt. Ze zijn zelf , alleen, allenig, op zichzelf, niets; ze hebben zelf geen inhoud, zijn louter verwijzing. Het zijn weg-wijzers. Door-verwijzers. Ze zetten ons op weg naar een onbestemd gebied.
Ze trekken onze aandacht, geven aanzetten, leggen merkstenen, vlondertjes, waar je over moet stappen. Maar de oversteek moeten we zelf voltrekken! En ook het zien dat het maar verwijzers zijn, moeten we zelf voltrekken. Die oversteek is riskant en zonder zekerheid noch grond. Zelfs de hulpmiddelen zijn maar van betwijfelbaar allooi, met onvoorspelbare uitkomst. Grassprietjes waaraan we een vol vertrouwen moeten aan op hangen. De overkant valt amper te vermoeden. We moeten wel zelf de weg-wijzer ontcijferen.
Heidegger zegt dat de luisteraars naar Aussagesätzen moeten 'zugehören, weil es gilt, Unvergängliches, aber Vorläufiges zu denken."
Dat is dus denken!
Je overleveren aan krakkemikkige middelen ( géén feilloos werkende oorzaken! ). Maar het 'moet': Unumgängliches, al blijft het resultaat maar 'Vorläufiges'. Opvallend dat de laatste woorden van zijn voordracht tot het publiek luiden: 'Er had nur in Aussagesätzen gesprochen."
Er volgt een verslag van een seminarie over deze voordracht , en dat verslag sluit af met een citaat van H. E. Nossach: " Man müsse da sein, sagte er, wenn man angerufen werde, .. "
Denken: wat een riskante, onzekere, en toch zijns-noodzakelijke bezigheid!
Het denken reikt voorbij alle hulpmiddelen. Reikt tot in de buurt van het enige echte, noodzakelijke.
Tot nabij het Unumgängliche;
Maar het blijft 'Vorläufiges'.
Met ontoereikende middelen.
Op basis van door-verwijzingen.
Je moet de wegwijzer wel zien, en dan zelf interpreteren!
Dat subtiele spel van zien en interpreteren! Van krijgen en zelf realiseren.
Dat citaat van Nossach heb ik afgebroken, en gaat verder: " doch selbst anrufen, das sei das Verkehrteste, was man tun könne."
Denken blijft een riskante onderneming! Een klontje suiker verdwijnt onontkoombaar in de koffie. Daar komt geen denken bij te pas. Daar is geen uitweg mogelijk, geen wijkende einder, geen weg ernaast of erover!
We mogen ons op schilderijen , op gedichten, op theorieën niet blind staren. Ze zijn HET niet. We moeten er voorbij proberen te kijken! Tao!
De weg die niet te volgen is! ( P. de Martelaere )
De wegwijzers achter ons laten, onze schepen achter ons verbranden, het onbekende tegemoet.
Voorbij taal en weten.
M. Heidegger denkt totaal buiten elk natuurcausaal verband! Denken is geen causaal proces, met vast verloop en vooraf vastgelegde uitkomst, Ge-volg-en. Denken verloopt totaal anders. Blijft in het ongewisse. Zonder bewijzen, zonder dwingende argumenten, zonder logica, zonder strenge methodes, zonder routines of afspraken of geplogenheden. Geen evidentie, geen gronden, geen steunpunten, geen fundamentum inconcussum.
Denken is grabbelen naar houvast, ronddraaiend en meegesleurd naar het hart van de maalstroom.
M. Heidegger geeft zijn gehoor dan ook vooraf een 'Wink': "Es gilt, nicht eine Reihe von Aussagesätzen anzuhören, sondern dem Gang des Zeigens zu folgen."
Heidegger noemde zijn boeken ook : "Geen Werken, maar Wegen".
Denken is op weg zijn, onder weg zijn. Homo viator.
Een denker is een pover uitgeruste rugzaktoerist.
Heidegger zegt zelfs nog scherper: "Aussagesätzen" zijn Hindernisse, die zu überwinden sein, want op zich unzureichend . Hij besluit zijn voordracht met de bedenking: ze zullen zeggen: "Er hat nur im Aussagesätzen gesprochen!" p.25.
Hoe vaak voelen we ons zo, zonder stevige houvast? Welke zekerheid? Hoe ver voorbij de gegeven feiten moeten we zelf denken, enkel steunend op onszelf. Rugzaktoerist in eigen ziel!
Bestaat er een metafysica van het kennen, van het weten, van het talige leven? Dat is in elk geval een enigmatisch Zijn, zo hoorden we de jonge Martin Heidegger reeds beweren.
Er is wel dat fameuze eerste zinnetje van Aristoteles in zijn Metafysica Alfa:
« Alle mensen streven van nature naar kennis. » (Thomas a Kempis citeert die zin letterlijk, zonder verwijzing, als eerste zin van het tweede hoofdstuk van zijn Navolging van Christus, als een aanloop naar een lange tirade tegen de verwaandheid van de wetenschap!) En wat te denken van die rake oneliner van Parmenides
« Waarnemen en Zijn zijn identiek. »
Wat 'n stellingen. Wat 'n durf. Wat 'n inzichten. En wat 'n stellingen vol tegenstellingen. Je hebt aan de ene kant de onbuigzame, harde-lijn-wereld van de deterministische kosmos, van de natuur die geen Ego's kent, herkent noch waardeert, en geen aanziens des persoons heeft. Een kosmos met enkel onderkoelde universalia die zonder enige zweem van empathie particulariteiten tot pulp vermalen. Onverbiddelijk, onbewogen, onbeweegbaar voert de natuur met brute kracht haar eigen wetten uit. De natuur kent geen voorkeuren. Geen onderscheid, geen verschil. Niets mag boven het maaiveld uitsteken. Ze volgt zelfvoldaan en blindelings alleen haar eigen wetten en niets dan die wetten. Zonder enig respijt walst 'Moeder' Natuur over elke uitzondering op de universele regels. Elke vorm van streven is een laagtebod, de slappe houding van een loser. Wie enkel maar streeft, is verloren voor hij begint, wordt vermalen in het globale kosmische gebeuren.
Daartegenover staat het kennen. Dat lijkt wel het Zijn in z'n slapste statuut. Kennen lijkt het gekende een schimmig parallel bestaan op afstand te bezorgen. Lijkt een soort morganatisch huwelijk te orchestreren tussen het gekende en het echte Zijn. Kennis beweegt zich in de bressen in het bolwerk van het Zijn. Kennis is een vrijplaats, een speelplaats. Daar is ruimte voor overleg, voor vragen, voor onzekerheid: 'To be or not to be?', voor een parallel of virtueel bestaan; voor planning met ruimte voor afwijzing of aanvaarding, voor beslissingen of verwerpingen. In het kennen, in het weten, in het inzien ontstijgen we de concrete gebondenheid aan de kosmos, aan de individuele, factische Sein. In kennis krijgen Zelf, Ego, Sein een hogere, virtueel-reële zijnsmodus die je vrij laat, die je laat kiezen tussen aanvaarden en verwerpen. Er is geen fysische dwang, geen onontkoombare 'kosmische' contactcausaliteit. In die virtueel-reële ruimte verliest het noodlot, verliest het factische, verliest het sterven zijn angel. De virtueel-reële zijnsmodus maakt het harde 'kosmische' week, kneedbaar, manipuleerbaar, handelbaar en beschikbaar. De virtueel-reële zijnsmodus transponeert de keiharde 'kosmische' zijnsmodus tot een humane zijnsmodus waarin speelruimte ontstaat voor vrijheid, voor individualiteit van het Ego, bevrijdt het Ego uit de greep van het universele. Dit virtueel-reële leidt daarom een frêle en kwetsbaar bestaan. Het moet daarom door de gemeenschap gedragen en beschermd worden; in tradities, in rituelen, in gemeenschappelijke visies, in een taal, in instituties, in een cultuur, in folklore bewaard en vertroeteld worden.
Ik wil uit dit laatste lijstje van voorbeelden de taal naar voren halen. Welk speciaal zijnde is de taal? Is taal een vaste substantie of een flux? Welk speciaal zijnsstatuut heeft taal? En wat betekent het voor de mens dat hij taal heeft, dat hij met taal kan denken en via taal kan communiceren? Kan de mens humaan mens zijn zonder taal? Kan hij humaan leven zonder taal? Het zijn vele vragen, waarop ik steeds weer weifelend naar antwoorden tast.
Wat betekent iets te weten? Wat voegt kennis toe aan de kenner of aan dat wat gekend wordt? Wat voor iets is wetenschap over iets naast het reële fenomeen zelf. Wat veranderden de wetten van Newton aan de kosmos toen hij deze opschreef?
Mag ik me die vragen stellen? Zijn deze vragen absurd? Mogelijk. Toch heb ik behoefte aan een antwoord op die mogelijks absurde vraag. Ik kom er via M. Heideggers beschouwingen in §44 van SuZ (over de wetten van Newton) niet uit. Wat is de zijnsmodus van het bekende? Van het 'be-taal-de'? Van het bedachte? Wat betekent, op zijnsniveau, DENKEN? Welke ruimte geeft het bedachte, tegenover dat waarover gedacht wordt?
Mag ik voor deze vermetele onderneming een intro bedelen bij en een beroep doen op een andere filosoof? Ik vond mijn visie bevestigd in volgende beschouwing van Corn. Verhoeven bij het vijfde fragment van Heraclitus. Hij schrijft: « In misschien iets te moderne termen gezegd: de logos kan overtuigend en zelfs min of meer gebiedend zijn, omdat hij als het ware van subjectieve smetten gezuiverd is: hij is een instantie, of een aanzet daartoe, buiten het 'ik' waaruit het 'ik' weggefilterd of waarbinnen het minimale proporties heeft aangenomen. »
Denken 'universaliseert', decontextualiseert, abstraheert. Dat weten we al eeuwen. Maar dat universaliseren gebeurt dan niet op de 'kosmische' wijze. Het is een universaliseren dat niet deterministisch, 'natuurlijk' ('fusei') werkt, bindend aan de kosmos, maar dat bevrijdend werkt. Dat ruimte laat voor afwijkingen, voor muiterijen, voor strikt individuele interpretaties en toepassingen. Hoe dat uit te leggen? Mag ik daartoe een gedurfde, eigenzinnige, vergelijking maken. Mag ik denken vergelijken met het alfabet of met geld? (Het kan ook met muziek en muzieknoten. Maar dat is voor mij te onbekend terrein.)
Alle menselijk kennen is een transponeren van zintuiglijke waarnemingen. Denken voltrekt een zijnstranspositie op dat wat waargenomen werd, op de waarneming. Die steeds concreet, singulier gesitueerd is. Door het kennen wordt het waargenomene op een hoger/ander zijnsniveau of zijnsmodus getild, losgewrikt uit de kleverige, ('poisseux' zegt Sartre) te haperige, altijd particuliere, individuele concreetheid. Geen cirkel bereikt de perfectie van de ideale, gedachte cirkel, dat wist Plato reeds. Het ideële hinkt nooit. Vergelijkingen echter wel!
Nu de vergelijking met het alfabet of de euro. Het alfabet is niet gebonden aan een taal. Het is in se in alle talen toepasbaar, wordt door geen concrete taal gehinderd. Het alfabet is zo algemeen, zo universeel, zo neutraal dat het voor elke taal geschikt is. Want op het niveau van het alfabet wordt taal tot neutrale en universele elementen herleid: losse klanken. Op dat niveau zijn alle talen gelijk. (Zoals muziek opgebouwd wordt uit neutrale, inhoudsloze trillingen.) Hetzelfde geldt ook voor de euro: hij is, binnen de EU, aan geen enkel land gebonden. Hij kan voor alle producten of diensten in alle aangesloten landen voor alle aankopen door iedereen gebruikt worden, omdat hij tot zijn meest abstracte functie herleid is: het pure ruilen. Ruilen, zonder te blijven haperen aan allerlei hinderlijke concrete accidentia. De euro is het 'verzilverd' ruilen. Los van de concreetheid, van de broosheid, van het volumineuze of andere hinderende aspecten van alle andere mogelijke ruilmiddelen, los van weegschalen of maten. Deze manier van beschouwen geldt ook voor het kennen of het denken. In het denken of door het kennen wordt het waargenomene getransponeerd tot puur kennis, tot pure beschouwing, los van de kosmische zwaartekracht of enig ander determinisme. Tot een andere zijnsmodus. Tot een zijnsmodus waarin zelfs niets verhindert het 'Niets' te denken.
Is enige vorm van geloof mogelijk zonder taal? Zegt Augustinus niet: « fides ex auditu »? Wat impliceert dit gevleugelde gezegde? « Fides ex auditu »: het geloof komt dus niet uit de brute ervaring, uit de overrompelende aanvaring met de opdringerige realiteit. Neen. « Ex auditu »: geloof komt uit de gemeenschap, geput uit de miljarden overgeleverde, geoogste ('engrangées'), verwerkte, geordende, in mythen tot aanvaardbare samenhang gestructureerde, tot netwerken geweven en zo bruikbaar gemaakte ervaringen van de gemeenschap. Dit alles gebeurde in en via taal. Via taal werd die rijkdom aan ervaringen ooit getransponeerd in de zijnsmodus van het 'kennen', en kreeg in de taal een bewarende en overdraagbare gestalte. Deze tot inzichten getransponeerde ervaringen (aanvaringen met de kosmos) van miljoenen anderen kunnen via taal aan de nu levenden ter lering aangeboden worden:«ex auditu».
Voltrekt begrijpen dan de tegengestelde proces? « Comprendere c'est se rapporter au particulier qui seul existe, par la connaissance qui est toujours connaissance de l'universel. (Im. Levinas, Entre nous, 1991, p. 17) Dat is niet niks. We stapelen via taal en via in taal verwerkte ervaringsinzichten van de gemeenschap bovenop onze actuele ervaringen, en zo ontstaat een « excès ». Een tekst van P. Aulagnier die J. Greisch (p. 217) citeert in zijn commentaar bij SuZ, heeft indruk op me gemaakt. Door ons denken, door onze kennis, door taal ontstaat een: « excès de sens, excès d'excitation, excès de frustration, mais aussi bien excès de gratification ou excès de protection. »
In dit excès, in dit méér ontspringt de bron van alle humaniteit, bloeit alle cultuur op. Maar dit leidt me voorlopig te ver. Slot