In het spoor van Heidegger zoeken naar de zin van Zijn.
25-02-2006
Humanitas is man-made
2. Humanitas is man-made.
Humanitas is man-made. Is het product van menselijk inzicht en menselijke inspanning. Van de gecoördineerde inspanningen en zorgen van alle mensen, van hoog tot laag. Géén bijdrage kan gemist worden, want menselijkheid is een te kwetsbare en te tere kasplant. Het Nazisme is het duidelijkste voorbeeld van wat er gebeurt als niet iedereen er zorg voor draagt, als naast de kerken, de universiteiten, de intelligentia ook de gewone man in de straat het laat afweten en niet voor zijn eigen humaniteit en voor de humaniteit van de gemeenschap zorg draagt: dan gaat ze teloor, of erger, dan verkeert ze in inhumaniteit, en die is gruwelijker dan de animaliteit.
Humanitas krijgt elk mensenkind aangeboden, bijgebracht, toegevoegd door andere mensen die er rond staan. Vanaf de eerste ogenblikken na de geboorte, in de intimiteit van het koesterend zogen en verzorgen door de moeder. Een kind de borst geven is niet een spijsverteringskanaal voorzien van voldoende grondstoffen. Door de liefde, de warmte, de koestering, de intimiteit, de erotiek die gepaard gaan met 'het aanleggen' wordt de baby ingeleid op de moeilijke weg ter verovering van de humanitas. Vrij vlug verrijken het lachen, het lieflijke toespreken van de baby zijn louter biologische leven en opgroeien en tillen het naar een hoger niveau. Opvoeden omvat warempel meer dan het kind voorzien van voldoende voedsel. Opvoeden betekent zo'n kind humaniteit bijbrengen het inpassen in de humanitas van de gemeenschap.
Een mens leeft vanuit drie niveaus. Op het laagste niveau is hij een kosmisch wezen en daarom zoals elk kosmisch wezen, zoals elke ster onderworpen aan de rigide, lineaire, universele wetten van de kosmos, 'zonder aanzien des persoons' b.v. onderhevig aan de zwaartekracht. Als een fysisch wezen is de mens onderworpen aan alle onverbiddelijke fysische wetten, zoals b.v. druk in hart en bloedvaten. Hij is ook een chemisch wezen, en als dusdanig gehoorzaamt b.v. zijn homeostase aan alle universele wetten van de scheikunde. Deze kosmische wetten staan los van en onverschillig boven alle particuliere 'belangen' van de individuen. Ze kennen geen autonome Ego's.
Als je rond je kijkt, dan ontmoet je overal leven. Alle aseptische ruimten zijn man-made. Zijn artefacten en gaan blijkbaar tegen de gang van de natuur in. Het lijkt er sterk op dat alle materie 'hogerop' wil; dat alle materie het zuiver kosmische niveau wil overstijgen, dat alle materie per se naar het vitale organische niveau wil opklimmen en leven wil worden. Heel de evolutie lijkt erop gericht de fysische en chemische wetmatigheden te coördineren en te doen samenwerken om 'Stardust' tot 'Vital Dust' (Chr. de Duve)V te promoveren.
En zelfs op het niveau van het leven lijkt de werking van de universele wetmatigheden getransponeerd naar een hoger niveau, naar het niveau van de mens. Naar het niveau van de humaniteit. Toch is humaniteit beslist geen zoölogische eigenschap. Ze stoelt wel op een zoölogische sokkel, op een nauw bij de kosmos aansluitend zoölogisch fundament en structuur. Humaniteit is echter zelfs geen metafysische eigenschap.
Humaniteit is een typisch labiele menselijke eigenschap die gaande de evolutie (door 'muiters' aangevoerd) door de opeenvolgende generaties beetje bij beetje werd opgebouwd en ontwikkeld. Die evolutie bracht heiligen en wijzen voort, dichters, denkers en kunstenaars, geleerden en vaardige vaklui en gewone goede mensen.
Humaniteit is een labiele, door elk individu steeds weer 'from scratch' op te bouwen constructie van inzichten, onderscheidingen, oordelen, gedragingen betreffende de dingen van de wereld, de anderen en zichzelf. In die opbouw spelen verhalen en dus vooral taal een bepalende, en bewarende rol.
Die labiele constructie wordt op een kwetsbare wijze overgedragen, niet door een onfeilbare causaliteit. Ze wordt iedereen aangereikt door tradities, door taal, door gebruiksvoorwerpen, door rituelen, door werkorganisaties en werkverdelingen, door voorbeelden van heiligen, helden en antihelden. Die constructie wordt niet overgedragen door koude, neutrale, universele causaliteit volgens onverbiddelijke kosmische, fysische of chemische wetten, maar heeft oog voor de privé-belangen en voor de zelfstandige eigenwaarde van elk individu apart.
Daarom is humaniteit een zo kwetsbare schat die alle mensen, afzonderlijk als individuen en samen als mensdom, door de geschiedenis moeten dragen en continu in stand moeten houden en beveiligen. Juist omdat humanitas geen stabiel kosmisch noch een efficiënt fysisch noch een veilig chemisch product is dat zonder aandacht voor de individuen ontstaat en bestaat, maar omdat humanitas voortdurend in vrije val verkeert. Humanitas immers dreigt daarom continu in die vrije val op een lager niveau te pletter te storten. Het moet daarom steeds weer tot leven worden gewekt, onafgebroken beschermd en beveiligd, zonder onderbreking in stand gehouden worden. Humanitas kan nooit in een luie stoel lekker achteruit leunen, de handen werkloos in de schoot.
Humanitas is een efemeer gemeenschapsproduct. Een mens, een humane mens is niet in isolatie te vinden. Humanitas is niet los verkrijgbaar. En de heilge woestijnvaders dan? Er bestaan geen woestijnbewoners in isolatie. Woestijnbewoners verkeren steeds in verheven gezelschap: je vindt ze verzonken in oude teksten, gebogen over oude boekrollen. Eremieten leven van die oude teksten meer en intenser dan van haute-cuisine-schotels. Ze ontvluchten de wereld, maar niet de werkelijkheid. Ze proberen te ontsnappen aan hun te opdringerige, te kleverige concrete kosmische Umwelt. Maar in de naakte woestijn of de naakte cel bloeit boven oude folianten een weelde aan inzichten over wereld, mensen en de wisselwerking ertussen. Alleen in verheven gezelschap floreert humanitas.VI
Humane mensen zijn nooit los verkrijgbaar. Ze worden enkel per gros aangeboden, en dan moet er steeds een flinke hap goed belegen bij zijn. Mens-zijn is steeds ingeschaard zitten in een omvangende, dragende, beschermende kudde. Zonder de voedende wijsheid van ouderen vastgelegd in oude wijsheidsgeschriften verpietert alle menselijkheid. Daarom zijn teksten zo onmisbaar. Elke mens leeft weliswaar op een zoölogisch substraat, maar uit onversneden zoölogie en 'pure natuur'-biologie bloeit geen humaniteit op. We krijgen die humanitas van andere mensen. Ze komt tot ons in verhalen over helden en antihelden, in heiligenlevens die tonen hoe mensen de dwingelandij van het blote zoölogische bestaan overstegen. Voor die gemeenschapspool heeft M. Heidegger onvoldoende aandacht gehad, vind ik. M. Heidegger schrijft in Zur Sache des DenkensVII (2000) p. 15, «Die Zeit ist nicht. Es gibt die Zeit.» We zouden hem kunnen parafraseren en zeggen: «Die Humanität ist nicht. Es gibt die Humanität. » Dat geven, dat gebeurt door de mensen. Door vele mensen samen, als mensdom, verspreid (en verzameld) over de ruimte en over te tijd. Uitzonderlijke individuen hebben daarin wel een bepalende rol gespeeld, zoals wetgevende en religieuze genieën: b.v. Hammoerabi, Mozes, Soloon, Lao Tse, Boeddha, Confutse, de profeten van Israël, Jezus; en verder heiligen, wetgevers, rechters; maar ook dichters, filosofen en priesters droegen hun steentje bij. De filosofie speelt hier een vormgevende rol: zij coördineert, structureert, zorgt voor cohesie en consequentie en voor overdracht, voor communiceerbaarheid. Ze zorgt ook voor het contact met de harde realiteit, met de overige cultuurfactoren, met de kosmos, de fysica en de chemie.
Even mijn onmiddellijke inspiratiebronnen vermelden. Een artikel van Hans Achterhuis I DE UTOPIE VAN PETER SLOTERDIJK:' REGELS VOOR HET MENSENPARK' stak de vlam aan de lont. Ik kocht dat boek van P. Sloterdijk. Van het Davidsfonds ontving ik die dagen van Daniel de Smet, & al., De islam is modern.II Deze lectuur wakkerde een oude, walmende wiek op tot uitslaande brand. Aansluitend nam ik weer Martin Heideggers Brief über den HumanismusIII ter hand, en bleef weer haperen aan die enigmatische eerste zin: « Wir bedenken das Wesen des Handeln noch lange nicht entschieden genug. » Daarin schrikt een reeks ingebouwde tegenstellingen en vraagtekens de aandachtige lezer al meteen af. Hij begint aan een tekst en wordt al vanaf de eerste zin op het verkeerde been gezet. Hij heeft niets in handen om die enigmatische eerste zin enigszins te duiden, en dus om verder begrijpend, meedenkend of kritisch te lezen. Uit vorige lectuur van de Brief weet de lezer dat M. Heidegger zich tegen Sartre zal keren, tegen diens bewering dat: « en faisant l'homme se fait ». Maar verder blijven het rinkelende belletjes, waarvan je de klepels slechts vaag kunt vermoeden. Daarover straks misschien meer.
Hoe staat b.v. het steeds particuliere 'Handeln' tegenover het steeds universele 'Wesen'? Voltrekt elk 'Handeln' zich niet steeds tussen concrete, particuliere, in het Hic et Nunc geïncarneerde zijnden? Dat beweerde al Aristoteles. En is elk 'wezen' niet per definitie universeel? Hoe staat 'bedenken' tegenover 'entschieden'? En dit tegenover handelen? En heeft humaniteit niet steeds met particuliere dingen of mensen te maken? En toch ook met particulier handelen? Hoe is die relatie tussen particulier en universeel? En wat is een brief? Is dat een natuurproduct? En wat is de zijnsdensiteit van 'humanisme'? Welke zijnsaard heeft dat fenomeen? Of is ook dat een puur artefact? Puur man-made?
Het Humanum
In ons dagelijks doen en denken gaan we er te vlotjes vanuit dat humane mensen ons omgeven. We vinden het feit dat mensen humaan zijn en zich humaan gedragen vrij vanzelfsprekend en vrij voor de hand liggend. Humane mensen zijn er, zoals er bomen zijn, zoals er lucht en zon zijn, wind en zee. Probleemloos. Beschikbaar. Steeds uit voorraad leverbaar. Althans, vanuit die opvatting oordelen we, handelen we en leven we.
Maar de opvatting dat humanitas probleemloos, vanzelfsprekend steeds zo maar uit voorraad leverbaar is, werd me dezer dagen plots ontnomen. Ik ontwaakte uit mijn 'Schlummer '. Het leek wel een ontluistering.
Humanitas lijkt me ineens geen essentia meer te zijn die naadloos op de existentia van de mens plakt. Humanitas is geen monolithische, statische eigenschap van de mens zoals b.v. zijn soortelijk gewicht.
Bij de geboorte van een mensenkind komt weliswaar volgens Midas DekkersIV een larf ter wereld, een biologisch wezentje dat alles in zich draagt om, bij gunstige omstandigheden, tot mens, tot een humaan wezentje uit te groeien. Maar dat wonder van de humaniteit kan pas gerealiseerd worden na heel, heel veel samenwerkende en elkaar bekrachtigende inspanningen van de ouders en de hele omringende gemeenschap: « It takes a village to raise a child. » Ervaring echter leert dat deze inspanningen jammerlijk kunnen falen.
Met elk mensenkind wordt een autonoom en eigenzinnig centrum van initiatief, beslissingen en acties geboren; een Ego, dat zijn bestaan op vele manieren zal affirmeren en daar onmiddellijk alle ruimte voor zal opeisen. Hoor maar hoe een baby zich luidkeels meldt zodra hij zich niet lekker voelt of honger heeft. Zijn doordringend krijsen kan de zenuwen van de ouders tot de uiterste grenzen van hun draagkracht aftasten. Elke baby is een zich assertief affirmerend wezentje. Maar is het ook een menselijk wezen? Neen. Wel een vitaal wezen. Wel een actieve entiteit. Wel een autonoom en zelfbewust centrum van beslissingen en acties. Maar humaan? Neen!
De humaniteit komt niet via zoölogische processen ter wereld. Zijn humanitas krijgt dat jonge wezentje van buitenaf toegeschoven, aangeboden van elders. Humanitas is nooit het resultaat van een interne, autonome ontwikkeling noch een zelfstandige verovering, maar is een erfenis van de gemeenschap, een aangereikt patrimonium.
Humanitas is geen essentia bij de existentia van de mens.
Humanitas kan enkel een erg bros en dun laagje vernis zijn, voor iedereen afzonderlijk en voor allen samen. Wie er zich over beklaagt dat de menselijkheid van een volk of cultuur maar een bedrieglijk laagje vernis was of is, die weet niet wat humaniteit is. Humanitas plakt niet naadloos als essentia op de menselijke existentia. Het is iedere dag opnieuw het moeizame resultaat van de zorg van ieder en van allen samen.
Je plukt Humanitas niet van een boom of struik. Ze priemt niet nijdig als 'onweerstaanbaar gras' (Tomas Tranströmer) tussen muur en tegel. Ze vloeit ons niet aan via zefier noch föhn. Geen hele vluchten zwaluwen noch reeksen ganzen-V's kondigen haar komst aan. Geen visser strikt haar in zijn netten en vist haar op uit de zee. In de donkerste en diepste mijnen hakken kompels haar niet vrij uit de tektonische druk van de aardlagen; geen zeef spoelt haar als goudkorrels uit slijk en rivierwater. Humanitas komt niet uit de diepte van de woestijn aangeschommeld op de bulten van een karavaan kamelen als een specerij. De hemelen dauwen haar niet als zachte groene regen (Roemi) op ons neer. Humanitas is geen aangeboren wezenseigenschap.
Humanitas is man-made. Menselijkheid is mensenwerk. Uitsluitend als mensenwerk verkrijgbaar. Is dus een uiterst kwetsbaar en teer kasplantje dat liefdevol vertroeteld moet worden. Ze wordt elk mensenkind door zijn omgeving geschonken, toegeschoven in voorbeelden, in reflecties, in goed- en afkeuringen, in emotionele reacties, in houdingen, in blikken, in gedichten, in verhalen, in roddels, in jeugdboeken en schoolboeken, in kranten of weekbladen, in glossy's, in romans, toneel, opera's, soaps, films, in massamanifestaties en besprekingen ervan. In verkiezingprograms en -toespraken, in feesten en vieringen. In geschenken en wensen. In overgangsriten, in rituelen, in gebruiken en folklore, in taal en woordenschat.
Humanitas staat op je te wachten op de rekken van bibliotheken, hangt te kijk in onze musea of staat in reserve opgeborgen in de kelders. Humanitas wordt aangeleerd in gezinnen en buurten, in duivenclubs en tijdens koffiekletsen, in besturen en comités, ligt voorgetekend in statuten, regels en tradities, blijkt uit verslagen en verzamelingen van souvenirs. Ouders, ooms en tantes, dichters, mystici, filosofen en theologen, priesters, professoren, opvoeders, leraren, rechters en politieagenten verkondigen, verspreiden en handhaven de Humanitas.
Humanitas is alleen veilig in de deugden, vooral in de 'kleine' deugden van barmhartigheid, van mildheid, van ootmoed, in daden van vergevingsgezindheid, in een houding van tederheid, in de attitude van genegenheid en in gunnende liefde. Dit zijn deugden die je wegleiden van de rigide weg van de onbuigzame rechtlijnigheid. Afwijkende deugden. Fronesis of verstandigheid gaat in tegen de universaliteit ook al bij Aristoteles.
Humanitas voelt zich nooit thuis in onverzoenlijke gestrengheid.
Ongeborenen, vluchtelingen, gehandicapten, zieken, daklozen, dementen en terminalen testen voortdurend de veerkracht en vitaliteit van onze menselijkheid. Ze wordt, hopelijk, gecultiveerd in ziekenhuizen, rusthuizen, opvangcentra en gestichten allerhande. (Wordt vervolgd.)
De mens, hij is nooit voldaan. Nooit tevreden met zichzelf. Nooit bevredigd door of voldaan met de dingen rondom hem: hij blijft steeds lijdend aan een fundamenteel manco aan Zijn. Hij verkeert in de onmogelijkheid dit manco aan Zijn definitief aan te vullen. Is dit manco een vloek of een zegen? Is dit manco geen 'Felix culpa'? Geen fortuinlijk deficit? Want ontspringt daaruit niet onze vrijheid? Gaapt daar niet de ruimte voor onze verantwoordelijkheid om onszelf te maken tot een zinvol wezen. We zijn zeker onvolledig, maar dat is totaal buiten onze verantwoordelijkheid. We zijn in het bestaan geworpen, dat wel. Maar dat geworpen-zijn maakt ons vrij. Dat maakt dat we niet vast gemuurd zitten in het Zijn. Dat we verantwoordelijk zijn voor onze eigen, vrij te kiezen zijnsaanvullingen. En dat we dus verantwoordelijk zijn voor de gestalte van het eigen Ego.
Toch blijft de vraag: waarom ligt de mens dan zo breed uitgesmeerd over de dingen van de wereld? Is dat een voordeel alleen voor onszelf? Of is het ook een voordeel voor de wereld, voor de dingen van de wereld, voor het Zijn zelf? Of voor beide samen? Ik denk dat beide samen er hun voordeel uit kunnen puren. Waarom ligt het Zijn van de mens zo ostentatief breed uitgesmeerd over de dingen? M. Merleau-Ponty heeft ooit iets geschreven dat me elke dag begeleidt:
"De mens vertolkt wat in het Zijn op hem wacht om gezegd te worden."
We zagen al dat de mens leeft als een bedelaar, als een nooddruftige, met behoefte aan lucht in de longen, en kosmisch zonnelicht in de ogen, bedelend om de liefde en nabijheid van zijn geliefden, om vriendschap van gelijkgestemden, verlangend naar gerechtigheid, naar vergeving en vrijheid en mentale rust.
Maar door de mens, met de mens, in de mens komen de elementen en de dingen van de wereld tot hun recht, tot hun zin, tot hun eer, tot hun voltooiing, tot hun volle wasdom, tot openbarende verbanden en interacties.
Mensen openbaren en verheerlijken de elementen b.v. in het genot van een glas wijn, in de bekoorlijkheid die uitgaat van een mooie vrouw, maar ook in de aanwending van de materialen. Kijk maar hoeveel materialen tot hun eer, tot hun eigenheid, tot zinvol verband en tot vruchtbare interacties komen in de bouw van een huis, in de fabricatie van een tv-toestel, in de constructie van een vliegtuig of een scantoestel. Stap een warenhuis binnen en sta in bewondering voor de brede waaier van materialen die ons daar in duizenden vormen overvloedig ter beschikking staat. Bekijk een muziekinstrument: hoe een vioolkast de specifieke structuur en mogelijkheden van verschillende houtsoorten coördineert en tot hun volle ontplooiing laat opbloeien. Bedenk dan hoe zo'n viool kattendarmen (in feite schapendarmen.) verplicht iets te produceren dat zonder de mens gewoon niet zou bestaan: uit hout, kattendarmen en paardenstaartharen doet zo'n viool Mozart opklinken. Bewonder de statige vlucht van een vliegtuig dat boven je tuin scheert en bedenk hoe de mens daarin materialen en natuurwetten dwingt tot prestaties waartoe geen enkel stoffelijk ding op zichzelf in staat zou zijn. Bekijk het samenspel van planten en kleuren in een park of bloementuin. Bedenk tot welke prestaties wij de elementen tijdens een onderzoek in een ziekenhuis dwingen, of tijdens een tv-uitzending, of bij de verkenning van de interstellaire ruimten. Telkens brengt de mens de elementen en de dingen tot hun voltooiing, openbaart hij hun eigenschappen en beklemtoont hij hun specificiteit en hun sublieme en creatieve interacties. Wij doen de materie spreken en handelen, ver boven haar eigen mogelijkheden als ze aan zichzelf waren overgelaten. We doen de elementen en materialen uitstijgen boven hun eigen Zijn, vaak door een oneigenlijk gebruik ervan. Zoals kinderen gewoonlijk doen met hun speelgoed."De mens vertolkt wat in het Zijn op hem wacht om gezegd te worden."En niet alleen gezegd. Ook doorleefd en beleefd te worden.
Spreken wij daarom niet te denigrerend over de materie. Want ze is duidelijk meer dan louter materie. En hebben we het niet aan de materie te danken dat deze cliffhangers met zulke vervoering elkaar kunnen liefhebben. Leven we niet in vruchtbare symbiose met een onoverzienbare verscheidenheid aan materialen? Drijft zorg ons niet tot vruchtbare en openbarende en zinonthullende interacties met de kosmos? ·