Inhoud blog
  • Bodifée, God en het gesteente
  • Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Zijnzoeken
    In het spoor van Heidegger zoeken naar de zin van Zijn.
    04-02-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    4. Welke wereld ontdekte Heidegger achter de lijst?

    "In-de-wereld-zijn"

    Zou ook een langere tekst ons op het spoor van Heideggers verdoken code kunnen brengen? Nemen we in ‘Sein und Zeit’ de eerste alinea van § 24 op p. 110, die handelt over een thema waarmee iedereen vertrouwd is: om over ruimtelijkheid te spreken of te lezen beschikt immers iedereen over duidelijke ijkpunten en denkschemata. Zou Heidegger in deze tekst de lezer ertoe verleiden zijn vertrouwde opvattingen over de driedimensionale ruimte achter zich te laten en met hem door de ‘lijst’ heen te stappen op zoek naar een nieuwe wereld met derouterende verbanden?

    1. 1. "Erzijn heeft als in-de-wereld-zijn steeds al een ‘wereld’ ontdekt. 2. Dit ontdekken, dat is gefundeerd in de werkelijkheid van de wereld, werd gekarakteriseerd als het vrijgeven van het zijnde met het oog op de loop van een geheel. 3. Het vrijgevende op-zijn-beloop-laten vindt plaats op de wijze van het omzichtig volgen van de verwijzingen, dat steunt op een voorafgaand verstaan van de beduidendheid. 4 Inmiddels is het volgende duidelijk geworden: omzichtig in-de-wereld-zijn is iets ruimtelijks. 5. En alleen omdat het erzijn ruimtelijk is op de wijze van ont-verring en oriëntering, kan wat in de omringende wereld terhand is in zijn ruimtelijkheid tegemoet treden. 6. Het vrijgeven van de loop van een geheel is gelijkoorspronkelijk een ontverrend-oriënterend op-zijn-beloop-laten bij een streek, dat wil zeggen: vrijgeven van de ruimtelijke plek waar het terhandene thuishoort. 7. In de beduidendheid waarmee het erzijn als bezorgend in-zijn vertrouwd is, ligt naar zijn aard tevens de ontslotenheid van de ruimte." ( Zijn en Tijd, 1998, p. 149 )
      1. "1. Dasein hat als in-der-Welt-sein jeweilig schon eine ‘Welt’ ent-deckt. 2. Dieses in der Weltlichkeit der Welt fundierte Entdecken wurde charakterisiert als Freigabe des Seienden auf eine Bewandtnisganzheit. 3. Das freigebende Bewendenlassen vollzieht sich in der Weise des umsichtigen Sichverweisens, das in einem vorgängigen Verstehen der Bedeutsamkeit gründet. 4. Nunmehr ist gezeigt: das umsichtige In-der-Welt-sein ist räumliches. 5. Und nur weil Dasein in der Weise vom Ent-fernung und Ausrichtung räumlich ist, kann das umweltlich Zuhandene in seiner Räumlichkeit begegnen. 6. Die Freigabe einer Beandtnisganzheit ist gleichursprünglich ein ent-fernend-ausrichtendes Bewendenlassen bei einer Gegend, das heisst Freigabe der räumlichen Hingehörigkeit des Zuhandenen. 7. In der Bedeutsamkeit, mit der das Dasein als besorgendes In-Sein vertraut ist, liegt die wesenhafte Miterschlossenheit des Raumes. ( Sein und Zeit, 1986, p. 110 )

    Voorwaar, een derouterende tekst. Zoveel is duidelijk. Bij een eerste lectuur voelt de onvoorbereide lezer de vaste grond onder de voeten wegzinken. Deze tekst schoffeert alle verwachtingspatronen en ijkpunten waarmee elke intelligente lezer in een tekst over dit bekende thema duikt. Plots bevindt de lezer zich in een ruimte die bruist van vreemde maar intens gestructureerde verbanden, verwijzingen en samenhangen. En die verbanden blijken op de koop toe nog vrijheids-gevend te zijn. Het moge duidelijk zijn dat deze tekst niet gesteld is in het ‘genus humile’. Er wordt in verrassende, niet alledaagse termen over ruimte gesproken, en de logica van de verbanden tussen de begrippen ligt niet voor de hand. Daarom proberen we zin na zin tot de tekst door te dringen. Het blijkt dat Heideggers teksten toch wel moeilijk te lezen zijn zonder een gepaste sleutel om de code te breken.

    Veel interpretatoren lopen in de valstrik van de taal en de tekst: ze lezen verbatim, enkel de woorden van de tekst, zien enkel de tatoeage op de opperhuid. Weinigen hebben ‘voorbij’ de tekst gelezen en wat tussen de regels, op de achtergrond een vaag vermoeden wekt. Weinigen hebben immers gezien dat er nergens sprake is van oorzakelijke verbanden, dat er nergens een spoor van een verwijzing naar een begin te bespeuren valt. Heidegger is een 'ecologisch' denker. Een ‘oecumenisch’ denker. De relaties tussen de zijnden lijken op die tussen golf en zee: de golf is in de zee, de zee is in de golf. ( Cf. Boeddha. ) Er is geen punctueel beginpunt noch zijn er sneescherpe scheidingen aan te wijzen; alles vloeit in alles over. Daarom dat deze korte passage barst van de termen die op samenhang duiden, op wederzijdse wederkerigheid en wederkerige wederzijdsheid, op intense interacties:’ Welt’, ‘Raum’, ‘Gegend’, ‘Bewandtnisganzheit’. Op actief op elkaar betrokken zijn: ‘Bedeuten’, ‘Verweisen’, ‘Orientieren’, ‘Umsicht’, ‘Zuhandene’, ‘Freigeben’, ‘Entdecken’. Erg opvallend in deze context van nadenken over ruimtelijkheid is de term ‘Freigabe’.

    Laten we de tekst zin na zin volgen:

    1."Erzijn heeft als in-de-wereld-zijn steeds al een 'wereld' ontdekt."

    "Dasein hat als in-der-Welt-sein jeweilig schon eine ‘Welt’ ent-deckt."

    Alles is er al: ‘jeweilig schon’. Er moet niets meer geschapen worden. Er is ook geen begin. Alles lijkt er ‘je schon’ te zijn van in der eeuwigheid. En wel als een coherent geheel, als een ‘Welt’. En dat samenhangend geheel, die ‘Welt’ is altijd al 'entdeckt'. En daarbij blijkt dat het geheel er niet zomaar is, chaotisch, zoals wegstuivend duinzand. Alles is 'in-de-wereld': dwz het hangt samen, constitueert altijd al een intens samenhangend geheel, een wereld. Zonder meer. Geen begin, dus geen oorzaak, dus ook geen schepper. Geen deus faber. Hier speelt een soort van gelijktijdigheid, de verwaarloosde Gleichursprünglichkeit. Als alles er al is, dan moet in dat geheel het individuele nog ontdekt worden. Dat 'ontdekken' is hier de opmaat voor de volgende gedachte in de volgende zin, de band tussen de verschillende stappen van het denkproces. Daartussen is geen zweem van causale relaties te bespeuren.

    2." Dit ontdekken, dat is gefundeerd in de werkelijkheid van de wereld, werd gekarakteriseerd als het vrijgeven van het zijnde met het oog op de loop van een geheel."

    " Dieses in der Weltlichkeit der Welt fundierte Entdecken wurde charakterisiert als Freigabe des Seienden auf eine Bewandtnisganzheit."

    Weer ontbreek hier elke vermelding van enige dwingende causale relatie. Maar de focus zoekt wel naar 'Ent-decken'. Dat 'Ent-decken' is geen oorzaak, maar realiseert wel een 'Freigabe'. 'Freigabe des Seienden'. En welke soort van 'Freigabe'? 'Freigabe auf eine Bewandtnisganzheit'. Het vrijgeven op/in/naar een geheel. Niet een opsluiten, niet een inkluisteren of gevangen houden in dwingende causale verbanden binnen een compact gesloten geheel, maar vrijgeven in de openruimte van intense verbanden. Een vrijgeven waardoor de elementen in de ruimte met elkaar vrij nieuwe interacties aan kunnen gaan en toch op samenhang binnen een geheel gericht blijven. En toch lijkt die 'Ganzheit' opgave voor de toekomst. En zo rolt die 'Freigabe auf Ganzheit' de rode loper uit voor de volgende gedachte in de volgende zin. De schakel in de tekst en in het denkproces is geen oorzakelijk verband. Het blijkt dat Heidegger veel belang aan samenhang hecht, meer dan aan enig 'begin' of 'oorzaak', meer belang aan wederkerigheid, aan wederzijdse interacties, waarin geen ver beginpunt te ontwaren is. Want dat ontdekken zit zelf in een continuïteit, komende van … en gaande naar …. Zijnden zijn niet uitsluitend met zichzelf begaan, maar ook met hun 'buren', hun mede-zijnden, in interacties, en zijn zo als polen op elkaar afgestemd, om samen een geheel te vormen, een 'mobiel atelier' waardoor we ons allen samen boven water houden. Hier schiet elk mogelijke vertaling onvermijdelijk te kort: 'loop' noch 'beloop' kunnen de weelde van de betekenis van 'Bewandtnis' onmogelijk dragen.

    3." Het vrijgevende op-zijn-beloop-laten vindt plaats op de wijze van het omzichtig volgen van de verwijzingen, dat steunt op een voorafgaand verstaan van de beduidendheid."

    "Das freigebende Bewendenlassen vollzieht sich in der Weise des umsichtigen Sichverweisens, das in einem vorgängigen Verstehen der Bedeutsamkeit gründet."

    Nogmaals ontbreekt elke verwijzing naar een dwingende causale relatie en weer ligt de nadruk op samenhang met ingebouwde vrijmakende distantie: 'Folgen', 'Verweisen', ‘Verstehen’, ‘Bedeutsamkeit’. Daarin passen ook dat ‘umsichtigen’, dat 'gründet’, dat 'vorgängigen’, alle met ingebouwde distantie. Allemaal begrippen die betrokkenheid impliceren, die op onderlinge verbondenheid wijzen, zonder echter een causaal verband te bevatten. Zonder dat je ergens een begin of een scheiding aan kunt wijzen. Dat sluit aan bij wat in de voorafgaande zinnen staat: 'steeds al', ( ‘jeweilig schon’ ) 'met het oog op'. Dat individualiserende, situatie-verbindende 'je' bleef door de interpretatoren en vertalers te vaak onopgemerkt, beweert Th.Kisiel in The Genesis of Heidegger’s Being & Time, 1995, p. 27 . Ook ‘Freigabe’ uit de voorgaande zin krijgt hier een vervolg. Al in de voorgaande zin bekoorde ons die 'Freigabe'. Geen oorzaak. ‘Freigabe’ past echter niet in ons Westers denkstramien dat volgens A. N. Whitehead nog steeds in de meester-slaaf relatie gevangen zit. Oorzaak onderwerpt, maakt afhankelijk, verknecht. Toch blijft die Freigabe me intrigeren: tegenover een creatio ex nihilo blijkt nu een creatio in nihilum te staan, als een emergentie in een vrij te veroveren en in te richten ruimte.

    'Freigebende Bewendenlassen’. De Nederlandse vertaling 'op-zijn-beloop-laten' sluit goed aan bij één aspect van het begrip. Maar let toch goed op dat schuchter weggedoken 'umsichtig'. Er worden in de dicht bevolkte ruimte tussen de zijnden niet zo maar blindweg interacties aangegaan, met om het even wat of wie. Er wordt omzichtig, zorgvuldig, oordeelkundig en vrij, zelfbepalend gekozen. Wat we ter interactie vrij ‘aanspreken’ ( Let op het niet-oorzakelijke verband. ), wordt aangesproken met het oog op zijn compensatoire bijdrage in onze strijd om te overleven. Om zijn aanvullende zijnsbijdrage. Alleen wat voor ons contingente, zijnsbehoeftige Zijn compensatoire zijnstransfusies, zijnsaanvullingen in de aanbieding heeft, wordt aangesproken. Daarom dat er een 'Verstehen' aan voorafgaat. Inzicht in de ‘Bedeutsamkeit’. Weer geen oorzakelijke relatie, maar een vrijlatende, vrijgevende relatie, die naar het Zijn zelf wijst, naar de diepe Zijnsrelaties. ’Verstehen’ respecteert het beschouwde in zijn existentia, eigenheid en tast zijn individualiteit niet aan, maar zoekt naar individuele voltooiingsmogelijkheden.

    De lezer zou best zelf ook even stilstaan bij termen als ‘Gegend’, ‘Zuhandene’, ‘Weltlichkeit’, ‘Raumlichkeit’. Bij termen als ‘Ausrichten’, ‘Ent-fernen’, ‘Begegnen’, ‘Hingehörigkeit’, ‘vertraut', ‘Miterschlossenheit’. Hier is nergens een zweem van de kruiperige onderdanigheid van de slaaf tegenover de meester. Het is nochtans opvallend: causale eenrichtingsrelaties worden vervangen door een waaier van vrij geassumeerde wederkerigheid

    Het blijkt dat Heidegger ervan uitgaat dat alles er al is, 'jeweilig schon'. Hij kijkt uit naar wat zich nu aandient, om daar mogelijkheden voor een toekomst uit af te lezen: aan- en opvullingen voor het eigen zijnstekort. Hij vraagt zich niet af wat daarvan het begin is. Hij kijkt niet terug naar een onbereikbaar, onpeilbaar verleden. Naar een verleden dat noch echt tijd noch echt ruimte kent. Hij onderzoekt hoe het er nu aan toegaat, en wat dat kan betekenen aan zijnswinst voor een toekomst. Hij is én holistisch- én toekomst-gericht. Hij denkt ecologisch.

    De band tussen de dragende begrippen lijkt me een intense interactie tussen de volgende termen: Dasein => Entdecken => Freigabe => Bewendenlassen => Sichverweisen => Verstehen => Bedeutsamkeit => räumlichkeit => Ent-fernung und Ausrichtung.

    Hier is nooit sprake van dwingende, eenrichtingsoorzakelijkheid, maar wel van vrij aangegane verbanden, van wederzijdse en wederkerige beïnvloeding en zijnsbevestiging.

    4 Inmiddels is het volgende duidelijk geworden: omzichtig in-de-wereld-zijn is iets ruimtelijks.

    "Nunmehr ist gezeigt: das umsichtige In-der-Welt-sein ist räumliches."

    Er staat 'gezeigt', niet het dwingende, gewelddadige, tot gehoorzaamheid dwingende en geen ruimtelatende 'bewijzen', maar ‘aantonen’, duidelijk maken. En dat laat de lezer vrij en geeft hem alle ruimte geeft om zelf te oordelen en te beslissen. Waaruit blijkt dan dat ruimtelijke? Die heel speciale Heideggeriaanse ruimtelijkheid? Uit: ‘Freigeben’, ‘Bewendenlassen’, ‘Sichverweisen’, ‘Verstehen’, ‘Bedeutsamkeit’, ‘umsichtig’. Er is hier geen spoor van dwang of geweld. Vrijheid, blijheid! Al die werkwoorden, dat substantief, dat bijwoord, alle spreken ze van veelheid, van verscheidenheid, van eigenheid, van afstand tegenover en respect voor elkaar, en tevens van betrokkenheid, van met elkaar te doen hebben, van op elkaar aangewezen zijn, tot op het niveau van het Zijn. Dat vult de ruimte met zingevende en zinontvangende zijnden.

    Waarom 'Umsicht'? De wereld is geen rommeltje. Geen chaos, vol los wegdwarrelend woestijnzand. De dingen spreken elkaar aan, ( causa? dwang? ) en worden aangesproken op hun compensatoire waarde in de interactie tijdens de strijd om de eigen contingentie te overleven. Om wat de anderen aan compensatoir zijn in hun mars hebben om de eigen zijnsnood aan te vullen. Maar 'Umsicht' impliceert ook afstand, distantie, uit elkaar liggen. Impliceert ook de eigenheid van de andere zijnden erkennen, ze respecteren in hun anders-zijn, en dat anders-zijn als een aanvulling te beoordelen.. Geeft ze hun ‘Bedeutsamkeit’ voor elkaar. ‘Umsicht’ mààkt en zoekt vrij die betekenis: dat wat ze voor elkaar te betekenen kunnen hebben. Die ‘Bedeutsamkeit’ is 'vorgängig': gaat vooraf aan het ‘Umsicht’, aan de interactie, aan de gerichtheid op elkaar. Aan de kennis zelfs, aan het ‘Verstehen’. Oorzaak?

    Ook 'Verweisen' veronderstelt afstand, distantie, uit elkaar liggen, elkaar de ruimte geven en toch in zekere zin een naar elkaar toegekeerd zijn. Vanachter een veilige ‘barbacane’ voor elkaar interesse opbrengen. Echter zonder enig spoor van slaafse causale afhankelijkheid. Het gaat om aan elkaar tegengestelde polen. Eén pool alleen is geen pool. Om pool te kunnen zijn, moeten ze minimaal met twee zijn en in wederzijdse relatie staan. En elke pool heeft zijn teken, zijn exponent, zijn 'waarde', is positief of negatief geladen. Maar die tegenstelling houdt spanning in tussen aan de ene kant intense betrokkenheid en aan de andere kant scheiding, tussen afstand en toch nabij zijn. Een samen zijn in verscheidenheid. Geen polen zonder wederzijdse eigenheid, zonder bepaaldheid, zonder anders zijn, zonder assertiviteit. Polen zonder eigenheid, zonder anders-zijn zijn geen polen. Ze zijn louter losse stuifzandkorrels. Polen moeten wederzijds en door hun verschil elkaar aanvullen, elkaars tekorten en contingentie compenseren en zo openstaan voor wederkerige groei via zijnscompensaties. Dus wel een eigenheid hebben, wel een Selbst zijn, maar een open en gerichte eigenheid, een open en gericht Selbst, - omdat ze zijn losgescheurd uit een vroegere, oorspronkelijke Simplicitas. Niet veroorzaakt. Wederzijds wederkerig samenwerkend. 'Miterschlossenheit'. Mit!

    5. En alleen omdat het erzijn ruimtelijk is op de wijze van ont-verring en oriëntering, kan wat in de omringende wereld terhand is in zijn ruimtelijkheid tegemoet treden.

    " Und nur weil Dasein in der Weise von Ent-fernung und Ausrichtung räumlich ist, kann das umweltlich Zuhandene in seiner Räumlichkeit begegnen."

    Waarlijk een opmerkelijke uitspraak. 'Nur weil': geen spoor van causaliteit, noch van dwang. Maar wel van een intens verband. Een gewatteerd verband echter. Een 'watje' van een verband. 'In der Weise von': weer die softe aanpak. Dat tastende. Dat voorzichtige, en zeker niet dwingende of lineair kosmische.

    'Ent-fernung': je mag hier niet over dat "-" heen lezen. Hoe huist ‘Ent-fernung’ in de ruimte?

    ‘Ent-fernung’: een privatieve prefix ‘ent-‘. Waar dwaalt die ‘Ent-Fernung’ in deze ruimte rond? Eigenaardig toch, want in het Duits wijst deze prefix normaal op een intensivering. ‘Ent-fernung’ is hier echter afschaffen van de afstand, van afstandelijkheid en van het uit-elkaar-liggen. Dat lijkt op een oxymoron binnen één woord. Weer eens ‘draait’ ( Kehre. Wendung. ) Heidegger de normale denkrichting om. Al sprekend over ruimte, over res extensa, over uit-een-liggen, over uitgebreidheid, dan juist deze uitgebreidheid ontkennen, en ze toch aanwijzen als een kenmerk van ruimte. ‘In der Weise von Ent-fernung und Ausrichtung räumlich ist’: opmerkelijke wijze om ruimtelijkheid te zijn, dat is het minste dat je hierbij kunt zeggen.

    ‘Ent-fernend’: bevat een dubbele betekenis. Wél uit elkaar liggen, dus wél een eigen afgescheiden ruimte innemen: ruimte om jezelf te zijn; speelruimte tussen wiel en as, die toelaat dat het wiel vrij ronddraait terwijl de as stabiel blijft. Dankzij juist die gefixeerde vrije speling. Maar tevens ook nabijheid. Nabijheid in het uit elkaar liggen, nabij in het verwijderd zijn. Het wiel moet los om de as zitten. Zoals de ring om je vinger. Vast en los om de eigen specifieke rol te kunnen spelen in de ‘polemos’, de eigen functie om te overleven in het ‘‘mobiel atelier’’ te kunnen vervullen. Maar elkaar nabij om die twee specificiteiten samen te kunnen leggen voor een emergerend doel, voor een doel waartoe geen van beide in isolatie in staat zou zijn. Oorzaak? Heer–slaaf-relaties? Dwang? Neen. Geen causale waterval, geen verval, geen emanatie, geen degradatie noch degeneratie. Wel het tegengestelde: emergeren naar een hoger niveau. Naar een complexer en intenser gecoördineerd niveau.

    ‘Kann das umweltliche Zuhandene in seine Räumlichkeit begegnen’: toch weer die tegenstelling: Räumlichkeit’ en ‘begegnen’: uit-elkaar-liggen en ont-moeten, samentreffen, voegen. ( Let op de vrijheid die in het woord ont-moeten (niet-moeten) schuilgaat.) Ruimte als ontmoetingsplaats, als plaats of gelegenheid tot ‘samen zijn’ vanuit een eigen, vrije, afstandelijke positie. Dus geen tegen elkaar opbotsen, geen aan-varen, maar er-varen, elk vanuit zijn eigenheid en zelfheid (zelf >< als in-de-wereld-zijn). ‘Umweltlich’ impliceert ruimte en afstandelijkheid.

    Ook ‘Umsicht’ impliceert ruimte, maar gevulde ruimte. Je kunt pas ‘umsichtig’ zijn in een ruimte gevuld met veelheid, met verscheidenheid vanuit een Zelf, uitkijkend naar andere zijnden met elk een eigen Zelf , met elk een eigenheid waarnaar met respect kan en moet uitgekeken worden. In compacte Simplicitas, in monolithische Eenheid, in naakte en massieve Enigte is geen ‘Um-sicht’ nodig. Zelfs niet mogelijk. ( "Das Seyn braucht den Menschen" en " A besoin de s’augmenter de notre propre être." Remember? ) Alleen in over de ruimte verspreide Menigte is Umsicht mogelijk en nodig. Ten minste als die vele dingen verschillend zijn en tevens trouw aan hun eigenheid. Als die vele dingen elk hun specifieke bijdrage tot het aanvullen van het Zijnsdeficit aandragen, verschillend van de andere dingen. Onderzoekend en afwegend rondzien om de meest gepaste zijnsaanvulling voor de eigen zijnsbehoefte op te sporen en te selecteren. ‘Ent-decken’.

    6. Het vrijgeven van de loop van een geheel is gelijkoorspronkelijk een ontverrend-oriënterend op-zijn-beloop-laten bij een streek, dat wil zeggen: vrijgeven van de ruimtelijke plek waar het terhandene thuishoort.

    "Die Freigabe einer Bewandtnisganzheit ist gleichursprünglich ein ent-fernend-ausrichtendes Bewendenlassen bei einer Gegend, das heisst Freigabe der räumlichen Hingehörigkeit des Zuhandenen."

    ‘Freigabe’, ‘Umsicht’, ‘Hingehörigkeit’, want er valt in de gevulde ruimte vrij te oordelen en te kiezen. Er moet immers aan de toekomst gedacht worden, en niet naar een onnaspeurbaar verleden teruggeredeneerd. Aan de toekomst van het geheel en van elk element afzonderlijk. Ruimte biedt de nodige distantie en vrijheid voor dit kiezen, voor dit overzicht. Ruimte biedt ook speling, speel- en experimenteerruimte; ze biedt zelfs de kans om, voorlopig, te mislukken. Ruimte biedt opening en kansen om zich te verbeteren, om te emergeren naar een hoger zijnsniveau. ‘Oorzakelijkheid’ doet dat niet: die opent geen toekomst, die reduceert daarentegen, die pint je vast op je verleden en bezwaart je rugzakje met hindernissen en mislukkingen.

    ‘Bewendenlassen bei einer Gegend’: ‘Bewenden’: op-zijn-beloop-laten, dat is niet binden, is niet in een slaafs gareel steken, maar vrij laten, ruimte tot zelfbepaling, tot zelfrealisatie geven. Echter niet in een leegte of in een niemandsland. Wel in een ‘Gegend’: ‘Gegend’ impliceert samenhangende en georiënteerde, op elkaar ingestelde (Ausrichten), elkaar afstandelijk ( ent-fernend ) nabije zijnden, beschikbaar, bereikbaar, bruikbaar in de ‘polemos’, in de strijd om te overleven.

    ‘Zuhandene’: wat impliceert dat anders dan beschikbaarheid, bereikbaarheid en bruikbaarheid, voor een toekomstig doel, geen steriel causaal terugkijken naar het verleden? Nabij vanuit vrijheid schenkende afstandelijkheid.

    ‘Freigabe der räumlichen Hingehörigkeit des Zuhandenen.’ Zo komt de zin van de ruimte tot haar entelechie. Tot haar wezensdoel. Tot haar volle wasdom. Tot haar specifieke bijdrage tot de ‘polemos’ om te overleven, niet enkel om boven water te blijven, maar zelfs om te emergeren naar een hoger zijnsniveau. Ruimte als de onmisbare bühne waarop het Zijn zichzelf breeduit kan etaleren, kan demonstreren in de veelheid en verscheidenheid van de zijnden. De aandachtige lezer mag genieten van het baltsen van Freigabe en Hingehörigkeit binnen de circulaire spanningen tussen aantrekken en afstoten.

    Let op ‘Hingehörigkeit’: geen spoor van de kruiperige Heer – knecht relatie. ‘Hingehörigkeit’ laat ruimte toe, frictieruimte, schakelruimte, keuzeruimte. En deze vorm van beïnvloeding kent noch dwang noch geweld. Is toekomstgericht. Een softie.

    ‘Freigabe’: de term zegt wel expliciet wat hier gebeurt: geen dwingend, lineair kosmisch forceren. Geen causaliteit van de klop van-de-hamer-op-de-spijker. De dingen krijgen hier de ruimte om hun opbouwende rol tegenover elkaar ten volle en in vrijheid te spelen, tijdens de strijd van de zijnden om te overleven.

    7. In de beduidendheid waarmee het erzijn als bezorgend in-zijn vertrouwd is, ligt naar zijn aard tevens de ontslotenheid van de ruimte."

    "In der Bedeutsamkeit, mit der das Dasein als besorgendes In-Sein vertraut ist, liegt die wesenhafte Miterschlossenheit des Raumes."

    ‘Bedeutsamkeit’: is er een zwakkere, minder substantiële, minder kosmische beïnvloedingsinstantie denkbaar? Geen dwingende, onontwijkbare oorzaak. Maar wel een beïnvloedingsinstantie die steunt op ‘Verstehen’ ‘tot op het bot’ van het Zijn, op wederzijdse kennis, op wederzijdse waardering en respect; op wederzijds aanvaarden van elks eigenaardigheden, verschillen en mogelijkheden. En tevens openheid om verborgen mogelijkheden te ont-dekken, uit te lokken zelfs. ‘Bedeutsamkeit’ is ook een ‘ent-fernende’ wijze van samenzijn, met behoud van de onmisbare distantie, van de eigen privacy. Door/In betekenis zijn de zijnden bij elkaar zonder iets van hun zijn of eigenheid in te boeten, zonder het Zelf van de anderen aan te tasten. Alles wat de betrokkenen voor elkaar kunnen ‘betekenen’ wordt vrijlatend, afstandelijk en toch betrokken ingezet.

    ‘Miterschlossenheit’: geen causaal verband. Let ook hier op de spanning tussen ‘mit-’ en ‘erschlossenheit’. Het prefix ‘er’ versterkt normaal wat erop volgt. ‘Mit’ lijkt dat uit te sluiten, lijkt de afstand, de uitgebreidheid te hypothekeren. Het voelt weer aan als een oxymoron binnen één woord: een gescheiden samenzijn; een gapende geslotenheid ; een verstrengeld losstaan. Ruimte lijkt een verstrengeling van veelsoortige betekenissen, een nexus van compensatoire interacties in de ‘polemos’ om de eigen contingentie te boven te komen; om die contingentie net te gebruiken als een krachtig instrument om de veelzijdigheid van het ‘Sein’ te kunnen demonstreren, waartoe het ‘Sein’ uit zichzelf in zijn compacte, massieve Simplicitas niet in staat is. "Das Seyn braucht den Menschen" of " Un être total, qui … a besoin de s'augmenter de notre propre être." (M. Merleau-Ponty )

    Het moge duidelijk zijn: Heidegger had een andere ruimte voor ogen dan de lege, abstracte, driedimensionale res extensa van Descartes; een uitsmeren van ‘Weltpunkte’ ( SuZ, p. 362 ) die met elkaar verder niets gemeen hebben. Heideggers ruimte lijkt zelfs ‘overcrowded’, met eerder vloeiende overgangen tussen de elementen dan wel scherpe afgrenzingen; een ruimte die oppervlakkig beschouwd meer heeft van een chaotisch dan wel van een streng gestructureerd geheel. Wat sterk opvalt is afwezigheid van elke spoor van causaal verband. Elk zijnde in de ruimte lijkt meer op een knooppunt van elkaar kruisende en bevestigende relaties en zijnstransfusies. En de intense verwevenheid van die relaties lijkt heel zijn aandacht op te eisen. Toch door de lijst gestapt.

    *** ***

    ***

    Het blijkt dus dat Heidegger, net als Erik of Alice, dòòr de lijst heen stapte, uit een wereld waarin de zijnden enkel door dwingende causale eenrichtingsverbanden samenhangen en in de nieuwe wereld zich verwondert over de paradox dat het Absolute Zijn, ‘l’être total’, niets veroorzaakt, maar zich juist terugtrekt en in dat terugtrekken de contingente zijnden de nodige ruimte biedt te ontstaan en zichzelf te worden. Niet door het almachtige veroorzakend naar buiten treden van het Absolute Zijn ontstaan de zijnden, maar door de ‘Entzug des Seins’, door de kenosis. Heidegger ontdekt achter de lijst een wereld die gonst van intense interacties tussen zichzelf wederzijds voltooiende contingente zijnden. De rollen worden omgekeerd: "l’être total … a besoin de s’augmenter de notre propre être," echoode M. Merleau-Ponty L. Lavelles inzicht. En Heidegger stelt: "Das Seyn braucht den Menschen." ‘Causa’ wordt ‘Entzug’. Veroorzaken wordt vervangen door zich-terugtrekken, sterker nog, door nodig-hebben, door ‘Brauchen’. Dat is een ware ‘Umwertung’. Guardini’s hartenkreet " Dass Gott das Endliche will und sich auf es bezogen hat – wie das sein könne …"

    Heidegger zoekt een antwoord op die prangende vragen. Dat blijkt uit de speurtocht naar de vele implicaties die schuil gaan achter zijn eigenzinnige definitie van het Dasein, achter zijn beroemde uitspraak: "Es gibt Sein", of uit een nauwkeurige analyse van een korte passage over ruimtelijkheid. Men mag beweren dat die visie op de werkelijkheid wordt samengevat in de uitspraak : "Es gibt Sein." Meer nog, deze uitspraak laat ons toe het filigram achter Heideggers tekst te lezen.

    Paul Tack, 07.01.2006 pam.tack@pandora.be



    Geef hier uw reactie door
    Uw naam *
    Uw e-mail *
    URL
    Titel *
    Reactie *
      Persoonlijke gegevens onthouden?
    (* = verplicht!)
    Reacties op bericht (0)



    Archief per week
  • 23/07-29/07 2007
  • 30/04-06/05 2007
  • 02/04-08/04 2007
  • 05/02-11/02 2007
  • 29/01-04/02 2007
  • 18/12-24/12 2006
  • 06/11-12/11 2006
  • 02/10-08/10 2006
  • 04/09-10/09 2006
  • 07/08-13/08 2006
  • 31/07-06/08 2006
  • 24/07-30/07 2006
  • 10/07-16/07 2006
  • 03/07-09/07 2006
  • 26/06-02/07 2006
  • 19/06-25/06 2006
  • 12/06-18/06 2006
  • 05/06-11/06 2006
  • 29/05-04/06 2006
  • 22/05-28/05 2006
  • 15/05-21/05 2006
  • 08/05-14/05 2006
  • 01/05-07/05 2006
  • 24/04-30/04 2006
  • 17/04-23/04 2006
  • 10/04-16/04 2006
  • 03/04-09/04 2006
  • 27/03-02/04 2006
  • 20/03-26/03 2006
  • 13/03-19/03 2006
  • 06/03-12/03 2006
  • 27/02-05/03 2006
  • 20/02-26/02 2006
  • 13/02-19/02 2006
  • 06/02-12/02 2006
  • 30/01-05/02 2006

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek
  • Heidegger

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !

    Klik hier
    om dit blog bij uw favorieten te plaatsen!


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!