2.
Het Niets is niet de grens van het eindige zijnde. Wel de Exuberante. Wel de ontledigde volheid van het Zijn. Pas door een bewuste, gewilde kenosis van de Exuberante komen wij in het Zijn. De begrenzing, de kenosis, is geen holte, geen ijle leegte. U. Libbrecht puurt uit zijn studie van het Oosterse denken het inzicht: "Niets is zo vol als de leegte."(De Standaard, 06.09.04, p. 12) Het is als het casco van een huis: dat schept alleen leegte, door grenzen te trekken in een open ruimte. Maar leegte die, door de beperkingen die ze aanbrengt, ruimte schept, die vanuit haar grenzen uitnodigt tot het inrichten van die leegte met humane voorwerpen. Leegte die de mens binnen lokt om ze te vullen. De begrenzing is ruimte scheppend, creëert mogelijkheden, nodigt uit tot creativiteit en verkenning van nieuwigheden. De begrenzing is uitlokking, is verlokking. Is uitdaging. Elk zijnde heeft vanuit zijn kenosis een openbaringstaak, een epifanie-opdracht, een glorificatieroeping. Het moet de onbegrensde weelde van de rijkdom van de gaven en van de diversiteit van het Zijn de kans bieden zich ten volle ten toon spreiden, zich breeduit te etaleren, ene mee te delen.
Beknotting, inperking kan een bron zijn van onvoorziene verrijking, kan verborgen en onvermoede mogelijkheden een kans tot actualisatie geven. Laat de wijnstok vrij groeien en hij brengt enkele onooglijke, armtierige besjes voort: klein grut goed voor de wilde vogels. Geiten leerden ons de wijnstok te snoeien en in zijn natuurlijke expansie te hinderen en zo ruimte vrij te maken voor onvoorziene mogelijkheden: de volle druif. Een slimme voorouder merkte op hoe pas een door de geiten geteisterde struik grote, sappige, mooie bessen produceerde. Het mishandelen van struiken, het snoeien was geboren. Het bewuste, gerichte inperken en beknotten van de natuurlijke groei van de wijnstok levert ons sindsdien de wijn.
Maar toch: waarom dan eindige zijnden? Omdat Niets de weelde van het Zijn niet kan epifaneren: "Nee, niemand in de dood gedenkt Jou!" (Ps 6:6) Zijn moet daarom beperkte zijnden de ruimte geven om zich in veelheid en verscheidenheid te kunnen uitwaaieren, om de eigen weelde aan diversiteit breeduit te kunnen ten toon spreiden, om de eigen gunsten gul te kunnen mededelen. Het Absolute Zijn heeft de eindige zijnden nodig.
Waarom begrensde zijnden? We mogen niet te minnetjes denken over grenzen, we mogen ze niet als verlies, beknotting, degradatie of uitsluiting beschouwen. Grenzen zijn als vruchtvliezen. Grenzen beschermen en bewaren wat ze bevatten en omvatten, en verbinden dat met wat ze schijnen uit te sluiten. Ze selecteren als membraan-filters. Binnen de bescherming van de omgrenzing kan elk zijnde de eigen, unieke epifanietaak koesteren en via de grens uitstralen. Zo verzekeren de grenzen veelheid, verscheidenheid, uitstraling en verbondenheid. Met andere woorden, de grens verzekert bestaansruimte aan elk Ego, binnen het contractio - epifanie-proces: elk Ego kan binnen de beschutting van de koesterende grens zijn eigen unieke epifanietaak in de ontplooiing van de toekomstige gestalte van de Exuberante veilig vervullen. Grens tussen Ego en universum.
Die kenosis, die contractio, dat zich tonende verbergen, dat is het wonder waarover Martin Heidegger steeds zo opgewonden raakt. Door het gebeuren van die contractio wordt de simplicitas van de Enige verkruimeld tot veelheid. 'Enigte' waaiert de eigen weelde uit in 'Menigte'. Een veelheid die zich kleedt met de weelde van de onontwarbaar verstrengelde diversiteit van de Exuberante. In de contractio ingebouwd werkt een actief principe dat op verscheidenheid gericht is, geneigd is naar..., gespannen staat naar
Het contractio-gebeuren zelf is reeds een epifaniemoment. Geen contractio als niet meteen de vele eigenschappen in de grenzen hun eigenheid tonen.
Die contractio is niet de uiteenrafeling van de simplicitas van het Zijn in een chaotische veelheid en verscheidenheid, is niet een eindeloze reproductie van hetzelfde, met een eender, stabiel resultaat. Reeds in het voltrekken van de contractio als proces, als gebeuren, demonstreert zich de weelde van de diversiteit van het Zijn. Elke eindige contractio-gestalte blijft geïnfecteerd met de herinnering aan de volheid van het oorspronkelijke Zijn. Elk begrensd zijnde blijft aangelijnd door het totale Zijn. Om hun bestaan te bestendigen zoeken die eindige zijnden steun bij elkaar in wederzijdse compensatoire interacties. De veelheid en verscheidenheid van de contractiogestaltes geven voldoende aanleiding tot onvoorspelbare, onvoorstelbare en onvoorzienbare interacties tussen die eindige zijnden. Ik heb zo Epicurus' 'clinamen' niet nodig om diversiteit te verklaren. Het fantastische is dat die veelheid, die menigte, die pas door de contractio ruimte krijgt en tot uitbarsting komt, zich 'out', dat die veelheid in al haar verscheidenheid toch verbonden blijft met de simplicitas van haar bron, en geïnfecteerd blijft met de 'memoria' , met het heimwee aan de volheid van haar oorsprong. Daarom kunnen niet alleen verschillen, maar zelfs tegenstellingen uitgroeien tot zulke betoverende interacties waarin het epifaniegebeuren zijn open telos realiseert, zoals in de liefde tussen man en vrouw, tussen ouder en kind, tussen vrienden die, van op één punt, elk een ander kant op kijken; in de fusie van materie en geest in sublieme kunst; en in de jaarlijkse paringsdans van Zon en Aarde in vier toonaarden van de seizoenen.
Die drang tot epifaneren komt het duidelijkst tot uiting in de kosmische evolutie. Evolutie: die alles dynamiserende en onstuitbare aandrift tot epifaneren van de contractio-gestaltes. Dat onophoudelijk uitproberen van alle mogelijke combinaties en interacties tussen eindige zijnden om de kenosis terug te draaien. De kosmos en vooral onze Aarde voeren na hun ontstaan een verbluffend schouwspel van overal opbruisende diversiteit ten tonele. Binnen de veelheid en diversiteit spelen de interacties onafgebroken tikkertje, met wisselende rollen van jagers en vluchters. Wisselende veelheid en verscheidenheid, binnen een constante wil de mogelijkheden tot diversiteit en tot epifanie van het Zijn tot het uiterste uit te proberen en te actualiseren. En zo de weelde van de Exuberante uit te stralen en mede te delen.
Dat onstuitbare bruisen van de diversiteit, groeiend en spiraalsgewijze uitwaaierend in zichzelf diversifiërende interacties! Elke nieuwe gestalte, elk aanboren en actualiseren van een nieuwe goudader met onvermoede mogelijkheden roept weer nieuwe interactievormen en -wijzen in het aanzijn; en deze leggen op hun beurt weer nieuwe mogelijkheden, nieuwe goudaders bloot, met ingebouwde rapidatie van de zich voortstuwende epifanieënspiraal.
De miljoenen actieve levensvormen op de Aarde tonen de weelde van de diversiteit van de Exuberante. Maar ook de diversiteit van de mogelijkheden van de Aarde, als het alles overkoepelende en verbindende verband. Elk van die levensvormen vindt een aangepaste, leefbare Aarde, een gunstig milieu, een bereidwillige niche of biotoop, met vruchtbare interactiemogelijkheden. Dit alles was in het initiële gebeuren van de kenosis als mogelijkheden meegegeven, als anamnese van een streng onder de toom gehouden weelderige diversiteit van de Exuberante.
Evolutie is niet enkel exclusief opbruisende verandering, opborrelende vernieuwing, ononderbroken discontinuïteit. Ze is ook continuïteit, behoudzucht. Ze bewaart de geslaagde epifanieën, vaak binnen een omvattend en verbindend kader. Discontinuïteit in dienst van de continuïteit, gericht op opbouw en openbarende uitstraling van de Exuberante. Continuïteit in een steeds wisselend kleedje.
'Zijn' is de in simplicitas samengebalde veelheid en volheid. Menigte samengebald tot Enigte. Als het compact en besloten Bestaan-in-Zich van de Exuberante. En daarnaast vind je de contractio, waardoor de Exuberante zich terugtrekt, en voor ons, zijn schepping, ruimte laat, ons vrije baan geeft. Maar ons dan ook helemaal vrij laat, vrij om helemaal onszelf te zijn. Waarom? Opdat wij door onszelf vrij uit te leven zijn oeverloze weelde en eindeloze diversiteit aan gaven op een unieke en onvervangbare wijze ten toon zouden kunnen spreiden, in de etalage zouden zetten. Dat uitzingen van de Glorie, van de Magnalia van de Exuberante wordt schitterend verwoord in Psalm 8 b.v. Of in hoofdstuk 38 van het boek Job.
Ik begrijp dus de schepping in termen van contractio en epifanie. Wij zijn hier als"verschrompelde goden."In en door deze verschrompelde verschijning moeten wij die weelde van de Exuberante epifaneren. Elk op zijn manier. Elk met zijn unieke, onvervangbare, onuitwisselbare specialiteiten en apartigheden. Elk moet schitteren als één facet van de rijke diamant die Exuberante is. Wij moeten de verschrompeling ongedaan maken, onszelf tot een flitsend facet slijpen. Wij moeten de Exitus van de Schepper 'teruglopen', van de contractio naar de Exuberantie. Of naar de Apotheose. Het is onze taak de terugtrekking, de kenosis, ongedaan te maken. Wij moeten de leegte weer tot haar oorspronkelijk volle 'vulte' laten uitdijen, tot een aanstekelijke en verlokkelijke aanwezigheid omturnen. Wij moeten de contractio, de in-rolling of in-wikkeling, weer ont-rollen, ont-wikkelen. De leegte bemeubelen. Na de Exitus, de Reditus. Na de Anachorese, de Anabasis. Na de Verschrompeling, de Ontplooiing. Na de contractio, de Expansio de volle ruimte geven. Vergaan tot Bestaan bevestigen.