Begrijp jij waarom alle mensen zo zielsbehoeftig steeds alles willen begrijpen? (De beroemde eerst zin van Aristoteles' Metafysica: "Alle mensen streven van nature naar kennis."!) Begrijp jij waarom ze zelfs dat begrijpen zelf in hun greep willen krijgen? Waarom ik aanstoot neem aan het feit dat ik dit niet begrijp? Waarom toch? Het lijkt wel alsof het niet volstaat dat de dingen rondom mij er gewoon zijn, dat ze me omringen en me nabij zijn en me helpen de dreigingen van het Nu te overleven. Het lijkt alsof in hun er-zijn iets ontbreekt, alsof er een leegte heerst, alsof ze zich naakt in de wereld voelen staan. Een leegte en naaktheid die smeken om aanvulling en inkleding. Die leegte, die holte, dit 'en creux' bestaan smeekt om opvulling van elders, om een opvulling die de dingen uit zichzelf niet kunnen opbrengen en ik dus zelf moet aanbrengen.
Waar ga ik die aanvulling zoeken en vinden? Want alles rondom mij vraagt toch om die opvulling. Alles toch vraagt steeds om begrepen te worden. Die aan- of opvulling ligt nergens apart met een strikje er rond op me te wachten. Moet ik die uitleg dan zelf in mijn eentje bedenken? Neen. Niet helemaal. Ik kan bij anderen te rade gaan, bij de mensen om me heen of ik kan in de boeken duiken en daar vernemen wat anderen als uitleg neerschreven. In de mythen. In de filosofie. In de religies en hun Heilige Boeken vind ik aanvullingen, verklaringen, interpretaties, die me helpen de dingen te begrijpen.
Is dat de oplossing? Ik zal vlug merken dat er niet één uitleg is, maar dat het wemelt van tegenstrijdige verklaringen en interpretaties. De Bijbel, de Koran, de Veda's, de Enuma Elisj, de Tao, de Griekse mythen, de vele filosofische visies.
De zijnden zijn duidelijk niet eenduidig. Ze lijken zich vele en erg verschillende interpretaties te laten aanmeten. Het lijken potjes waarop vele deksels blijken te passen. Ik kan dus niet elke uitleg die ik zelf bedenk, of die ik elders vind, zomaar voetstoots slikken. Om humaan te leven moet ik in elk geval tussen al deze verklaringen kiezen. Ik moet proberen minstens de voor mij meest aannemelijke verklaring te vinden. Ik moet dus die vele verschillende verklaringen leren kennen, ze vergelijken en op hun waarde beoordelen. Maar weer: volgens welke criteria zal ik die verklaringen beoordelen? Ook al maak ik geen duidelijke keuze, in elk geval moet ik minstens de 'vreemde', de van elders in bruikleen genomen verklaring voor mij aannemelijk vinden.
Nogmaals: volgens welke criteria?
Niet simpel!
De dingen rondom mij vol-doen me niet, op zich. Ze vertonen in hun Zijn een tekort, een zijnsleegte, een naaktheid, een 'creux'. Er moet uitleg bij. Dus boven en naast hun 'naakte' Zijn, eisen de dingen ook nog een compensatie die hun zijnstekort aanvult, dus een leegtevullende verklaring. En deze verklaring moet ook mij vol-doen.
Maar dan zijn de dingen en ik op een wel erg opmerkelijke wijze verbonden. Zij eisen aanvulling die ik moet aandragen. Wat is die band die mij met de dingen op hun zijnsniveau verbindt? Waarom wil, ja moet ik ze begrijpen? Waarom vol-doet hun naakte bestaan, hun naakt er-zijn mij niet? Op welke basis steunt mijn eventuele aanvullende verklaring van die dingen? Waar haal ik die? Op welk criterium steunt mijn aannemelijkheidsoordeel over een zijnsaanvullende verklaring?
Meer nog: waar haal ik het lef vandaan om te oordelen over de zijnsverklaringen van anderen? Het lef om onderscheid te maken tussen geslaagde en niet-geslaagde zijnsverklaringen? Waar sta ik? Op welke referentie kan ik bogen om me zo te verheffen boven de dingen en boven hun leegteaanvullende verklaringen? Om me te verheffen boven mijn relatie met de dingen. Het lijkt wel of ik boven mezelf wil staan. Münchhausen. Welk tovertapijt heb ik ter beschikking om boven het behoeftemoeras van de zijnden te zweven? In sommige woningen hangt in de inkomhal een luchtfoto van huis en erf. Ik loop daar vaak zonder aandacht aan voorbij: "Leuk, zeg!" is alles wat ik bij dit opmerkelijke verschijnsel kan bedenken. Maar laat ik me beperken tot het verwonderlijke feit van mijn behoefte om te begrijpen. Vanwaar die nood, die behoefte aan begrip? Ligt het aan de dingen zelf? Waarom vertoont hun 'naakte' Zijn zich aan mij als een leegte, als een 'creux', een holte? Waarom zie ik die leegte? Ligt het aan mij? Overtref ik zò de dingen, door hun leegte te zien? Net zoals Adam en Eva plots merkten dat ze naakt in het paradijs paradeerden? Overvraag ik soms de dingen, vanuit mijn eigen behoeftigheid, vanuit mijn eigen leegte. Waarom zie ik het Niets? En waarom voldoet wat er wel is me niet. Ligt het aan mijn relatie tot de dingen? Aan de specifieke relatie die ik als mens heb met de dingen? Waarom voldoet me hun naakte Zijn niet? Waarom ben in niet tevreden met was zich aandient? Waarom doen ze zich aan me voor als 'gevuld' met een leegte, als een om begrip schreeuwende leegte? Een Niets bedelend om aanvullend begrip. Wel een erg actief Niets, een N-iets dat ik ervaar! Opmerkelijk!