Waarom blijven bepaalde teksten of beschrijvingen onuitwisbaar in je geest hangen? Je hebt er niet voor gekozen. Je leest en zij bepalen of ze bij je blijven. Ze nestelen zich honkvast in je geest en blijven een trouwe gezel in al je verdere lecturen, ontmoetingen, gesprekken of overpeinzingen. Zo sta ik geregeld met Machiavelli, in 1513 in ballingschap in Sant' Andrea, langs de weg op de uitkijk naar mogelijke informanten met nieuws over het reilen en zeilen in Firenze of Rome. Niccolo at en sliep wel in Sant' Andrea, maar Machiavelli leefde met heel zijn persoon elders: in zijn vaderstad en in Rome. Hij bleef, ook in Sant' Andrea, 'civis florentini'. Geen mens immers ligt geketend aan de plaats waar hij of zij lijfelijk hier en nu verblijft, is nooit de gevangene van zijn toevallige situatie en omstandigheden.
De mens zit nooit ingemuurd, noch in zijn cultuur, noch in zijn gemeenschap, noch in zijn tijd, noch in zichzelf. Hij valt nooit samen met de gegeven feitelijkheden van zijn situatie. (Wittgenstein.) Open staan naar de wereld huist in het Zijn van de mens. Ontvankelijk staan voor de dingen, voor de toekomst, voor vernieuwing. Open staan is het Zijn van elke mens. Het hoort tot zijn diepste, eigenste mens-zijn: elke mens staat open naar en is ontvankelijk voor de wereld op zijn eigen-zinnige wijze. Elk overschrijdt voortdurend op zijn manier de beklemming van de eigen grenzen. De mens verkeert steeds in verwachting van wat komen zal; hij reikt steeds ver 'over the edges' van zijn beperkte Zijn.
Dat overschrijden van de eigen grenzen wordt in elke ervaring beleefd. Elke ervaring heeft een Januskop. Aan de ene kant beklemtoont ze het eigen bestaan, de eigenheid, de zelfheid van het eigen bestaan. Affirmeert ze de zelfheid van het Zelf, van het Ego. Elke ervaring proclameert luid: « Ik ben op geen enkele manier gelijk te schakelen met de anderen. Ik beleef de wereld op mijn eigenste, unieke wijze. » En aan de ander kant beklemtoont elke ervaring het open staan van het Ego naar de andere zijnden, de eigen zijnsverbondenheid met de andere zijnden, niet vanuit een zijnsovervloed, maar vanuit een manco aan Zijn.
Deze openheid, deze verbondenheid kan op vele wijzen vaste vorm krijgen, in erg verscheidene en blijvende gestaltes gegoten worden. En die incarnaties zelf kunnen wisselen. In de juiste religieuze ervaring ligt de klemtoon vooral op de openheid, op het open staan, op de aandacht voor de andere zijnden.
Daarom is bevreemding, zelfs vervreemding een essentieel onderdeel van elke humane ervaring. Ervaring doorbreekt kaders. Echte humane ervaring doorbreekt de beknelling van het te vertrouwde, te alledaagse, te vanzelfsprekende kader. Echte ervaring helpt ons op te merken wat we uit routine niet meer zien. Geeft ons weer aandacht voor wat we als te vanzelfsprekend van elkaar verwachtten; opent nieuwe perspectieven daar waar we dachten alles 'gehad' of gezien te hebben. Zet oude brillen af en doet ons met nieuwsgierige en verwonderde ogen kijken naar de wereld en er nieuwe dingen of aspecten zien.
Zo is elk ervaring het overschrijden van de dagelijkse Hier en Nu-situatie, en ventileert ze de benauwende nestgeur.
Vanwaar echter die onblusbare behoefte aan ervaring? Vanwaar die ubiquitas, die omni-aanwezige openheid naar/voor de wereld? Dat steeds langs de weg op uitkijk staan naar nieuws van elders? Die onlesbare behoefte aan ervaring ontspringt niet aan onze zijnsweelde, maar aan onze zijnsnood. Aan onze innerlijk gapende zijnsnood, die bedelt om aanvulling, bevestiging en bestendiging. Uit zijnsnood, vanuit die afgrond, staat de mens open naar zijnscompensaties uit de wereld: vanuit zijn schamelheid kijkt hij, voelt hij, ruikt hij, hoort hij, hakend naar mogelijke zijnsaanvullingen en compensaties. De eigen zijnsbehoefte smeekt constant om de aanvullende zijnstransfusie van de ervaringen van de buitenwereld. Zonder de hulp van de omgevende wereld houden we onszelf niet in het bestaan. Standhouden in het bestaan, overleven, niet wegglijden in het Niets, zichzelf bestendigen is voor iedere mens een voltijdse dagtaak, bij elke ademtocht, bij elke hartslag te vernieuwen.
Ervaren? Dat is de wereld raken. In de ervaring bereiken we de wereld, beroeren we de wereld buiten ons. En de wereld vult ons, beroert ons, raakt ons. We krijgen het door de aanraking koud of warm, maar we blijven onszelf. Het is een zelfbewust maar in zijnsnood verkerend Ego dat geraakt, dat beroerd wordt; het is een Ego dat ziet, een Ego dat voelt, een Ego dat ruikt, een Ego dat hoort. Ervaring is geen lineair kosmische gebeuren. Want elk Ego voelt, ziet, ruikt, hoort vanuit zijn eigen zijnsbehoefte op zijn eigen wijze de wereld. Elke ervaring is particulier, strikt individueel, gesitueerd in tijd en ruimte. Ze is het privé territorium van het Ego, maar met een openheid naar het universele. Elke ervaring is een drielandenpunt: Ego, zijn zijnsbehoefte, de kosmos.
Door de ervaring overleven we de Grijns van het reële Niets. In het ervaren huist het Zijn. Ons Zijn is contact met de dingen. Ons Zijn is de dingen van de wereld ervaren, om te overleven. Is met de dingen van de wereld in compensatoire interacties verwikkeld zijn om de Grijns voorbij te leven. Ons duren, ons overleven, onze bestendigheid danken we aan de constante zijnstransfusie in de ervaringen. Daar zonder houden we het niet uit.
Een belangrijk aspect van elke ervaring wordt vaak vergeten: ervaren heeft niets gemeens met contactcausaliteit. Het witgloeiende smeedijzer ervaart geen hamer. Het verandert van vorm onder elke mokerslag, and that's it. Er is enkel aanvaring tussen ijzer en hamer.
De mens is en overleeft in en door zijn ervaringen. Het moge paradoxaal lijken, maar de mens verzekert de continuïteit van zijn Ego pas door een ononderbroken stroom van wisselende ervaringen. In de kosmos telt enkel onmiddellijke nabijheid en het rechtstreekse contact, telt enkel het mechanische tweespan: druk en weerstand. Elke verandering is afbreuk aan de continuïteit. In de ervaring echter speelt het vrije, zichzelf bepalende antwoord op de 'drive' van het Zijn en op de roep, de uitnodigende openheid van de dingen met hun gunnend en soms beperkend verleden en hun wenkende toekomst. In ervaring zit steeds een vrije keuze tegenover de dingen, een evaluatie van hun zijnsmogelijkheden en een beslissing over de eigen toekomst. In elke ervaring zindert de hele kosmos mee. « Anima quodammodo omnia. »
Is enige ervaring überhaupt wel mogelijk zonder enige congenialiteit? Moeten bloedgroepen niet compatibel zijn om niet nefast voor elkaar te zijn? Welke grens overschrijdt de ervaring? Loopt die grens niet door een gemeenschappelijk gebied: het 'leverende' Zijn? Ontspringt de mogelijkheid van elke ervaring niet in het Samen-Zijn? In het samen bestaan in hetzelfde overkoepelende Zijn? In het samen geworpen zijn. Ontspringt die grens niet in de contractio van de Exuberante, waardoor Hij/Zij ons de ruimte geeft onszelf te zijn, tegenover hem/haar?
Waarom is ervaring mogelijk? Waarom staan de zijnden naar/voor elkaar open? Vanuit die contractio. Geen zijnde is af. Geen zijnde is meester over zijn Zijn. « Ik ben, maar ik heb me niet. » (H. Plessner.)
·