Kijken kan ieder levend wezen. Maar het ziet dan in de wereld enkel een verlengde van de eigen zijnsbehoeften, b.v. een prooi, of voedsel, of beschutting, of een partner. Zich verwonderen over wat hij ziet kan alleen de mens. Waarom? Alleen de mens kan een echt Ego zijn. Wat betekent dat? Dat betekent dat wij niet buiten dat kijken staan. Dat wij in dat kijken en in dat bekekene inbegrepen zijn, dat we als Ego kijken, en toch ook deels onszelf zien in het geziene. Maar dat zien, is niet zien met natte ogen. In dat zien gaat het om het Zijn. Om de Exuberante. Om de epifanie van de Exuberante. M. Heidegger maakte Jaspers duidelijk dat het om meer ging dan psychologie. Om meer dan 'Es gibt'. Het gaat om"Ich bin". Niet om"Es ist".
Het gaat dan om Ik en om Zijn. En om beide samen."Dasein"is niet zomaar een leuk woordje. Daarin zitten én Zijn (Sein & Ego) én de wereld (='Da'). Niet toevallig samen. Niet vluchtig even in elkaars gezelschap. Maar onontwarbaar verstrengeld. In elk Ego wordt, zoals in elk Ego-ervaring, telkens het hele Zijn, worden telkens alle zijnden verstrengeld, tot eenheid ineengedraaid. Tijdens elk kijken wordt in elk kijkobject de hele schepping tot eenheid ineengedraaid. Dat is bron van de verwondering. Echt zien reikt steeds voorbij het concrete gegevene, voorbij de lege contractio-vormen, tot bij de Exuberante. Echt zien is omvattender dan het geziene; bereikt en omvat méér dan dat wat actueel, hier en nu gezien wordt.
(In 'Was heisst Denken' doet M. Heidegger een beangstigende uitspraak: in bewondering kijkend naar een boom in volle bloesem zegt hij:"Der Baum stellt sich uns vor."(p. 17) Dat is geen lapsus, want hij herhaalt dat vijf maal in de eerstvolgende regels.)
Bij echt kijken, bij elke verwondering wordt alles op een nieuwe, innoverende, creatieve wijze weer tot de grote Eenheid, tot Simplicitas verstrengeld. Daarom is die 'Da-', bij 'Dasein', die 'Ex-' in 'existentie' zo belangrijk. Die paar lettertekens zijn met het heelal geladen. Ermee verbonden. Die 'Da-' is de inrijpoort waarlangs de hele rijkdom van de schepping de schuur van het Ego wordt binnengereden. Verzameld. 'Engrangé'. 'Gethesauriseerd', als een schat in enorme koffers opgeborgen. En waardoor betekenis en zin de vele zijnden toegeschoven wordt. Ze zijn voor en door elkaar. Zo krijgt in het Ego, in het kijken van het Ego, alles, en elk wezen afzonderlijk zijnde weer de zin van het geheel, als geheel. Zo herstelt de contractio zich. Expandeert de contractio zich weer tot de dimensies van de Exuberante. Zo restaureert ze zich naar de omvang van haar bron. Het beperkte Zijn van het aparte ding groeit weer naar het oorspronkelijke volle Zijn van de Exuberante.
Zijn wordt beladen met de eigenheid van elke zijnde afzonderlijk, en elk zijnde afzonderlijk met het omvattende Zijn van het geheel. Dit is het gebeuren van de verwondering: in begrensde dingen het onbegrensde, de Onbegrensde ervaren. De expansio ervaren. (Blow up. ')
M. Heidegger brengt Jaspers' psychologie tot IK BEN. En daarin is die IK niet onbelangrijk. In die IK gebeurt het. Het is die IK die zich verwondert. In die IK gebeurt (gebeurt), vol-trekt zich de epifanie. Zoals de variërende kosmische trillingen in het beleven door een Ego tot een Mozart-symfonie omgetoverd worden.
"Heureux le cuivre qui s'éveille clairon."
Door kennis en verwondering verschuift, verkleurt het hele Zijn van tonaliteit. Krijgt het een andere vulling. Krijgt zelfs het kosmische een andere zinslading. De trillingen worden humaan, en zo worden ze zelfs gediviniseerd, b.v. via de omweg langs Mozart. In de verwondering, in het kijken van het Ego krijgt elk apart zijnde een nieuwe zin, een nieuwe zinslading: de zinslading van de hele schepping: de taak de onuitputtelijke rijkdom en weelderige diversiteit van de Exuberante breeduit te etaleren en te epifaneren.
In het Ego GEBEURT het ZIJN. VOL-TREKT zich het Zijn, voltrekt zich de ervaring, vooral de verwondering, de humanisering, de divinisering. Het Ego is de inrijpoort waarlangs het hele Zijn naar de aparte zijnden stroomt, en waarlangs de aparte zijnden, via het Ego, met hun epifanerende lading, naar de Exuberante stromen.
Het Ego is het hart van een bloedsomloop, van een zijnsomloop. Van constante zijnstransfusie. In het Ego, in de verwondering van het Ego vinden de aparte zijnden hun eindzin. Hun samenhang en bestaansgrond. Via de epifanie. In het Ego speelt de epifanie. In het Ego voltrekt zich bij elke verwondering een zijnsdialyse. Epifaneren is een goddelijk gebeuren. Daardoor openbaart zich de Exuberante. Een verschroeiend gebeuren. Daardoor haalt de Exuberante terug binnen wat via de Exitus bij de contractio uit haar/hem uitging, en wegstroomde.
Wat maakt me waardig genoeg de Exuberante te epifaneren? Te mogen epifaneren. De go-between te zijn in deze wisselwerking. In de dingen hun Exuberante-lading, - binding, - oorsprong te mogen epifaneren? De dingen weer tot hun oorsprong brengen, voorbij de contractio. Hun expansio te zijn. Expansio tot de dimensie van de toekomstige gestalte van de Exuberante.
Dan is er geen ob-ject meer. Geen Gegen-stand.
Alles moet in en via het Ego ge-incorporeerd worden in het Ego en zo geëtaleerd, geïnventariseerd in de bewust geopenbaarde Weelde van de steeds weelderiger openbloeiende Exuberante.
·