9.2
Ik lees een boek over het ontstaan en de langzame groei van de inzichten van Sein und Zeit. Daarin vind ik aanzetten voor verhelderende inzichten over wat LEVEN is. Leven als verschijnsel, in al zijn vormen: het leven van algen, van beerdiertjes, van bijen en mieren, van haaien en haringen, van olifanten en nijlpaarden. En ook van de mens. En vooral: wat onderscheidt het leven van de mens van de rest van de levenden?
Wat is me dezer dagen heel duidelijk geworden? Of waarrond rijzen bij mij steeds weer dringende vragen: Waarom ontstond er leven op Aarde? Wat gebeurde er als er leven ontstond.
Niemand zal het ons komen vertellen hoe ooit het leven ontstond.
Toen we een tijd geleden die fantastische beelden van Mars toegestuurd kregen, dacht ik: fantastisch dat we dat kunnen presteren. Dat we dat kunnen zien. Maar toch, wat valt er op Mars te zien? Wat? Een doodse vlakte. Zandheuvels. Geribbeld zand. Losse keien.
Een kaal, eentonig en doods zandlandschap. Alle afwisseling komt van buitenaf: van windstormen die het stuifzand opjagen en ribbelen, kuilen door inslagen van meteoren. Doods landschap, omdat er nergens sporen van eigen initiatief zijn.
Wat is nu leven? Leven is zelf, uit eigen aandrift initiatief nemen. Is zichzelf bepalen. Is zich ontbolsteren uit dit doodse landschap. Leven is altijd, overal verzet. Verzet tegen de doodse kosmos. Is weigeren zich neer te leggen bij wat gegeven is, is weigeren genoegen te nemen met wat je door de kosmos op een presenteerblaadje aangeboden wordt. Leven is méér willen dan wat je aangeboden wordt. Is voorbij - gaan, is verder willen gaan dan elke gegeven grens. Leven is in elke geval méér willen dan wat de kosmos je bruut aanbiedt. Is «Neen! » zeggen aan alle wetten van de thermodynamica. Die kosmos stelt ons voorwaarden. Leven is voorwaardelijk bestaan. Maar alle leven verwerpt die voorwaarden, overstijgt ze. Leven wil de kosmos overstijgen, maar dat is enkel mogelijk onder opschortende voorwaarden. Voorwaarden die de kosmos ons stelt, zoals: lucht, zuurstof, koolstof, vocht, voedsel, warmte. Alleen als we die tol betaald hebben, mogen we verder, mogen we ons los maken van die kosmos, en hem transcenderen.
Maar dan wel op eigen verantwoordelijkheid. De kosmos biedt wel vrije doorgang aan de grenzen van zijn rijk, maar geen vrijgeleide, geen beschermende begeleiding of escorte in het onbekende land.
Leven moet zichzelf waarmaken. Zichzelf in stand houden, zichzelf voortplanten, zichzelf bestendigen. En daarvoor zelf de nodige kennis opdoen en opslaan. De kosmos is er ondanks zichzelf. Domweg. Voor altijd. Onveranderlijk. Doods. Leven moet zich ontworstelen aan die doodse kosmos. Maar leven wordt enkel gedoogd, onder strenge opschortende voorwaarden. Sans pardon. IJstijden, broeikaseffecten, dalend of stijgend zeepeil, wandelende woestijnduinen, meteoorinslagen, verwoestende aardbevingen, droogtes, overstromingen of vloedgolven, vulkaanuitbarstingen, tectonische plooien: zij zullen geen leven ontzien. Noch van individuen, noch van soorten. Zonder een zweem van zorg voor biodiversiteit.
Leven blijft aan de tepel van de kosmos hangen voor bevoorrading, voor aanvoer van elementen als zuurstof of water, van energie, olie, ertsen, hout, voedsel. Alle leven moet geregeld tol betalen aan de kosmos. Dit in de vorm van duizendvoudige interacties. En dat elk ogenblik. Leven kan nooit vakantie nemen, kan nooit even in de diepvries.
Wat is geschiedenis?
Dat is het verslag van de strijd van het leven met de kosmos om te overleven. Het verslag van het moeizame instandhouden van de nieuwe zijnsorde: het leven. Wat mij hierin met verwondering slaat: hoe komt het dat het leven zichzelf uit die kosmos wil loswrikken? Waar haalt het de pretentie méér te willen zijn dan een bar maanlandschap? Alle leven heeft te leven. Van waar die 'TE'? Die mysterieuze 'TE'? Die duistere plicht?
Wat drijft het leven boven het bestaande, doodse Zijn uit te stijgen? Los van het bestaande, doodse Zijn een eigen, een hogere vorm van Zijn te willen creëren? En dat ten koste van enorm vele en complexe continu aangehouden eigen inspanningen. Ten koste van ononderbroken en nauwkeurig gecoördineerde interacties. Al wat leeft, heeft een kloppend hart, heeft een continue uitwisseling met het milieu. Leeft enkel dankzij continue zijnstransfusies, zijnsaanvullingen. Voor het leven heeft de kosmos nooit, Hier en Nu, vakanties in de aanbieding. Vraag het maar aan ziekenhuizen of RVT's.
De meeste zijnstransfusies van het leven verlopen 'blindelings'. Dat paard in de wei leeft in een besloten Hier en Nu, en heeft van elders, van vroeger of later geen weet. De haan die victorie kraait, staande boven op zijn rivaal, heeft enkel weet van zichzelf. Dat in hem de soort een victorie behaalde, daar heeft hij geen weet van. Bij de mens zijn die zijnstransfusies veel vrijer, reiken ze veel verder: wat slepen we niet aan in onze zeehavens en vlieghavens? Welke kennis uit het verleden schakelen we niet voortdurend in? Onze interacties met de kosmos zijn volgens Aristoteles vijfvormig: ondervinding en ervaring, ambachtelijk en technisch kunnen, voorzichtigheid op basis van kennis en inzicht in eeuwige, universele principes, wijsheid, en ten slotte theorie (Theos - God zien). Met in elke vorm de hele gamma mogelijkheden tot bedrog.