10. Zoektocht bewegwijzerd door vraagtekens
2.0 ZOEKTOCHT
Nu vang ik mijn eigenlijke zoektocht aan. Een verkenningstocht: rondkijken in de realiteit waarin we leven. (Dit is tweesporig: kosmisch versus humaan. Of driesporig: kosmisch, organisch versus humaan)
Kijken naar de wereld waarin ik leef. Dat trosseltje woorden bevat het hele programma van de volgende beschouwingen. (kijken/ wereld/ ik/ leven)
Kijken? Of zien.
Zwevend hoog in de lucht speurt de arend anders dan de tegen de Aarde gedrukte kikker. De solitaire haai ziet wat anders dan de haring in de veilige schoot van de school. De leeuw kijkt anders naar de zebra dan de zebra naar de leeuw. Elke mens ziet een andere wereld dan elk andere mens. Geen twee mensen zien dezelfde wereld. Er zijn zoveel verschillende werelden als er mensen zijn.
Kijken is tweepolig: het is Ego-geladen en wereld-gericht. Het is steeds een Ego dat kijkt: een individueel, gesitueerd Ego, geladen met een verleden, met motieven, met behoeftes en met interesses. Voor dat Ego verschijnt de wereld echter als een aanvulling van het eigen beperkte Ego. De wereld lijkt als een soort nog te veroveren, nog te incorporeren deel van het Ego, vaak zelfs een nog te verorberen Ego. De wereld lijkt zo een 'extended I'. De reiger die de kikker opvist, is niet begaan met die kikker. Die beschouwt hij enkel als voedsel voor zichzelf.
Dat Ego-geladen kijken wordt ook gekleurd met al de vroegere persoonlijke ervaringen en ontmoetingen met mensen, met gebeurtenissen, met dingen, met kunstwerken en met teksten. Zelfs de evolutie in de verste voorgeschiedenis speelt een actuele rol in dat kijken. De basismotieven van ons hedendaags gedrag werden 500.000 jaar gelden vastgelegd in de Afrikaanse savannes. Al die ervaringen richten dat zien, structureren het, verruimen of verengen, kleuren en soms ontluisteren of zelfs verhinderen dat zien. Met het konijn dat zigzaggend door het struweel ontsnapt aan een hond vluchten al de voorouders mee.
Dit Ego-geladen kijken past in het complex van de compensatoire interacties. Kijken is echter een heel aparte vorm van interactie: het is een afstandelijke vorm van interageren en het laat het bekekene fysisch onaangeroerd. Althans meestal, want we herinneren ons Sartres bewering: «L'enfer, c'est les autres. » Leven: directe betrokkenheid. Zonder wereld geen Ego.
2.1 Wereldbetrokkenheid
Toch vertrekt alle kennis van wat we waarnemen, van wat we zien. Nihil in intellectu nisi prius in sensibus. (Niets in het verstand wat niet eerst in de zintuigen was. Zoals dat al eeuwen herhaald wordt.) M. Heidegger zei zelf: « In de praktijk hebben we maar één plicht: dat is te kijken, om uit wat ons aangeboden wordt het pure zelf te halen. » Zien, dat is, olympisch, het laatste, het verste, het diepste. Daar schuilt niets meer 'achter'. Hier valt gewoon te lezen. To read off.
Wat zie je dan?
- Waar je de blik ook wendt, je ziet veelheid.
- Waar je ook kijkt, je ziet verscheidenheid.
- Waar je het oog ook op laat vallen, je ziet eindigheid, beperktheid, vergankelijkheid, contingentia.
- En tussen die vele, verschillende, eindige en beperkte zijnden merk je overal beweging, wisselwerking, interacties.
- Je ziet blijvers naast verdwijners. Je ziet dat alles 'constant in beweging' is. Géén dag is een kopie van een vorige.
- Je ziet dat niets zich neerlegt bij de gegeven toestand. Niets. Alles wil het net anders. Winden waaien, water stroomt of golft, duinen wandelen in de woestijn, planten groeien, bloeien, dragen vrucht. Geen plekje grond blijft onbegroeid of ongemoeid. Zelfs bergketens, zoals de Andes, zijn constant 'on the move'.
- Je ziet dingen die samenhokken, je ziet dingen die elkaar afstoten. Zelden stoot je op onverschilligheid.
- Je ziet dingen die zich inspannen om in die wervel van veranderingen onveranderd te blijven en om zichzelf te bestendigen, zichzelf in het Zijn te bewaren, al was het minimaal: planten die om water vragen, dieren die vreten of drinken zoeken; je ziet foto's, souvenirs, memoires, musea, verzamelingen, albums, onderhoudsproducten, renovaties, restauraties,...
- Je ziet verscheidenheid met onderlinge incompatibiliteit: water en vuur, kat en hond, positief en negatief.
- Je ziet ook verscheidenheid met veel onderlinge overeenkomsten en constanten: niemand zal moeite hebben om de gelijkenissen tussen een bulldog, een dwergpinscher en een pekinees te zien, (reuen noch teefjes kennen rassenscheiding) of om de overeenkomsten tussen een Przewalskypaard, een Brabants trekpaard en een shetlanderpony; de giraf heeft zeven halswervels net zoals het stekelbaarsje of het guppyvisje van twee cm. Zelfs tussen hond, paard, giraf en ook vis vallen de sterke overeenkomsten en gelijkenissen op.
2.2 Zien leidt tot vragen, niet tot weten.
Uit wat je zo ziet, rijst de eerste reeks vragen:
Vanwaar en waarom die veelheid?
Vanwaar en waarom die eindigheid?
Vanwaar en waarom die verscheidenheid?
Vanwaar en waarom in de ononderbroken beweging die overal aanwezige trouw van de dingen aan de eigen eigenheid van het zelf?
Vanwaar en waarom die algemene openheid naar en voor andere zijnden: die gerichtheid op interacties?
Vanwaar en waarom die constanten en overeenkomsten in de veelheid en verscheidenheid?
Vanwaar en waarom die veelvormige interacties?
En vanwaar en waarom die overal actieve algemeenheden, die universalia? Zelfs ver over de grenzen van de soorten heen.
2.3
Zoeken we naar verbanden tussen de gevonden verschijnselen, dan dringt zich de eindigheid op als bron van veelheid en verscheidenheid en merk je dat de eindige en daarom vergankelijke zijnden steun zoeken bij elkaar en dat ze daarom tot interacties open staan naar en voor elkaar. Je beseft dat verscheidenheid veronderstelt dat de zijnden zijn en blijven wat ze zijn, dwz dat ze trouw zijn aan zichzelf: het paard wil paard blijven; koper wil geen goud worden; als de zon plots poolster zou worden, dan vindt geen kapitein op de oceanen nog zijn thuishaven. Je vraagt je af hoe kunnen trouw aan zichzelf en openheid samengaan in wisselwerking, in interacties? Alleen als zoet water zoet water blijft, kunnen planten en dieren leven; alleen als zuurstof zuurstof blijft, kunnen we blijven ademen en leven.
2.4
Daaruit dringen zich reeds een paar conclusies op:
1. - Eindigheid, beperking, begrenzing, die lijken niet zo'n vloek als zo vaak beweerd wordt. De eindigheid is blijkbaar de bron van de weelde en van de diversiteit op onze Aarde. We leven in een weelderige en variërende realiteit, dankzij die eindigheid van de zijnden.
2. - De dingen interageren met elkaar niet zomaar, blindweg, maar in trouw aan zichzelf gericht vanuit hun eindigheid en openheid als bron en met het doel te overleven.
3. - Geen zijnde blijkt uit zichzelf de eigen zijnsmogelijkheden te kunnen uitputten. Daarom staat elk zijnde bij zichzelf in het krijt en ook bij de andere. Maar daardoor staat elke zijnde ook voor een open toekomst.
4. - Er zit duidelijk een gerichtheid in de interacties. Daarop stoelt de mogelijkheid van evolutie naar nieuwe en hogere zijnsniveaus.
|