10. Zoektocht bewegwijzerd door vraagtekens
Vervolg
3.0 Waarnemen leidt tot vragen
Nu komen we aan een derde reeks waarnemingen. Want er valt nog meer waar te nemen in de realiteit waarin we leven. Overal ontmoet je complexe zijnden. In feite zie je alleen complexe zijnden. Enkelvoudige, simpele zijnden zijn man-made, zijn artefacten, zijn kunstmatig, zoals b.v. gedemineraliseerd water. Simpele zijnden bestaan dus niet uit zichzelf. Het vraagt b.v. veel zorg om een aseptisch milieu te scheppen, om zuivere rassen te kweken, om allerlei interacties, complexiteiten en de vermengingen van de vele verschillende zijnden te weren. In elk ziekenhuis zijn nabij de ok's de 'terminators' zeer actief. Elke plaats is complex. Elk gebouw is complex. Ook een spin is complex. In al hun eenvoud zijn zelfs bacteriën of virussen complex. Ze zijn niet alleen complex, maar ook nog perfect gecoördineerd. Intern gecoördineerd, maar ook extern gecoördineerd en aangepast aan het milieu.
Vraag: vanwaar en waarom die complexiteit en die coördinatie? Die gecoördineerde complexiteit?
3.1 Vragen?
Hoe meer we kijken en hoe meer we zien, hoe meer vragen voor ons opdoemen. Het blijkt dat zien toch niet het laatste is. Het blijkt tevens dat zien geen gladde glijbaan naar kennis is: het leidt ons naar nog meer vragen. En zeker niet naar definitieve antwoorden.
Dat refreintje hebben de dichters ons al vaker voorgezongen.
3.2
Daal je af naar kleinere niveaus, dan wordt noch de complexiteit noch de coördinatie er eenvoudiger of simpeler op. Integendeel, de complexiteit en de coördinatie worden zelfs intenser en omvattender.
3.2.a
Elk levend lichaam is een complex van organen, die intens op elkaar afgestemd zijn, die intens samenwerkend en gecoördineerd in elkaars dienst staan en die in hun werking van elkaar afhankelijk zijn. Elk orgaan werkt afzonderlijk volgens een eigen, interne wetmatigheid en toch tevens sterk in voeling met al de andere organen, onder supervisie van het hele lichaam. Alleen in een dood lichaam verliezen die vele organen en hun elementen alle coördinatie en gaan nu zelfs al die vooraf elkaar via interacties compenserende elementen hun eigen gang en hernemen ze hun onafhankelijkheid en totale autonomie. Bij de dood valt het effect van de compenserende gerichtheid en coördinatie weg. De compensatoire interactie stokt. Nabijheid leidt dan tot wederzijdse afbraak.
Vraag: Wat maakt dat die organen, bij leven, alle hun autonomie zo intens op elkaar afstellen en afstemmen, en hun acties bijna uitsluitend in compensatoire interacties inbouwen? En hoe komt het dat na de dood die gerichtheid op elkaar omslaat en dat de autonomie van elk orgaan, helemaal alleen en totaal losgeslagen, haar eigen wetmatigheden volgt, zonder oog voor de compensatoire gevolgen van de interacties voor het geheel?
3.2.b
Onderzoek je nu binnen het lichaam de organen, dan stuit je weer op complexiteit en coördinatie. Elk orgaan op zich is weer een complex van intens samenwerkende, gecoördineerde en georganiseerde onderdelen. Bloed, nieren, of longen, ze zijn complex, complex in zichzelf en complex in hun interacties met de omringende organen. Elke knie, elke enkel, elke voet b.v. is op zich een wonder van coördinatie, functionaliteit en zuinigheid.
3.2.c
Nog lager op de schaal van grootheden vind je de cel. De gewone leek loopt normaal verloren in de complexiteit van elke op zich toch zo onooglijke cel. Het vraagt jaren intense studie om die complexiteit enigszins te kunnen overzien. Het heeft eeuwen studie van de knapste koppen gevergd, en er was soms zelfs beunhazerij in het spel om de samenstelling ervan te ontrafelen. Hoe verscheiden de cellen in elk lichaam ook wezen, hoe complex elke cel afzonderlijk ook weze, toch zijn tussen alle cellen opvallende constanten en gelijkenissen, structuren en patronen te vinden. Ik vraag me af of we die hechte coördinatie niet kunnen beschouwen als een vorm van transcendentie op het niveau van de materie, van de elementen.
3.2.d
Wenden we ons tot de anorganische wereld, dan stoten we ook daar vlug op een veelheid en verscheidenheid en op een complexiteit van moleculen en atomen. En weer ontmoet je in die veelheid en verscheidenheid opvallend veel constanten, overeenkomsten en gelijkenissen. Mendelejev heeft die verscheidenheid en die constanten in een overzichtelijke tabel weten te ordenen, in zijn beroemd Periodiek Systeem.
3.3 Conclusie
Dat de materie een ellendig hoopje chaos zou zijn, opgesloten in zichzelf, wordt door de materie zelf flagrant tegengesproken. We worden verbaasd door de overrompelende veelheid, door de verwarrende verscheidenheid en door het feit dat daarin toch zoveel eenheid en eenvoud, zovele constanten en gelijkenissen te vinden zijn. Overbluft ook door zoveel gecoördineerde compensatoire interacties.
Dat gestructureerde complexiteit mogelijk is! Dat coördinatie kàn!
Zoveel eenheid in veelheid: eenheid >< veelheid
Zoveel constanten in verscheidenheid: gelijkenis>< verscheidenheid
Zoveel bestendigheid in veranderingen: continuïteit >< veranderlijkheid
Continuïteit in veranderingen? Gerichtheid? Welke? Hoe kun je dat verklaren? Hoe verklaar je die tegenstellingen? Vanwaar komen die? Wat ligt daar aan de basis? Wat verbindt die?
3.4
Maar, zijn dat vragen die ons nog echt bezighouden? Of beschouwen we die vragen als beuzelarijen? Zijn we daar niet allang blind en immuun voor? Kijken we van deze verschijnselen nog wel op, ze doen zich immers in onnoemelijke aantallen dagelijks voor onze ogen voor. Verwonderen we ons nog over een celdeling? Is toch niet elke celdeling een wonder op zich? Een wonder van complexiteit en accuratesse. Een wonder van gedrongen en geïntegreerde veelheid. Maar omdat ze zich miljarden malen dagelijks onzichtbaar voor het blote oog afspeelt, vallen ze buiten onze aandacht. Is niet ELK levend wezen een mysterie? Een wonder van geïntegreerde en gecoördineerde veelheid. Zet niet elke vorm van leven de wetten van de thermodynamica en de entropie een lange neus? Zijn wij niet blind voor het mysterie van het leven dat ons voortdurend omgeeft en draagt?
M. Heidegger vond dat het net de taak van de filosofie was de schaal van het voor de hand liggende, van het vanzelfsprekende te doorbreken. Ons attent te maken en open te stellen voor het zich constant voltrekkende en herhalende wonder van het Zijn en het zijnde en van het Zijn in de gestalte van het leven. Al de rest was bladvulling, goed voor derderangs geleerden. Toch!
|