10 Zoektocht bewegwijzerd door vraagtekens.
6.0 Schakelvragen en schakelbeschouwingen
Mensen kunnen bewusteloos vallen. Opmerkelijk verschijnsel. Als ik bewusteloos val, dan val ik wegens gebrek aan externe oriëntatie, aan externe mentale stutten. Dan zie of hoor of voel of ruik ik niets meer buiten mij. Dan heb ik geen contact met andere zijnden en vallen alle stutten weg. Dan is er voor mij geen buitenwereld. Er zijns dus geen bevestigende noch bestendigende zijnstransfusies meer actief. Ik heb geen duidelijke eigen plaats meer in mijn milieu, in mijn om-geving. Als ik me niet als gescheiden Ego kan afzetten tegen de buitenwereld, tegen het Andere, dan glijd ik zelfs uit me zelf weg. Geen buiten-wereld, dan ook geen binnen-wereld. Geen vreemde, dan ook geen Ego. Geen Tegenstand, dan ook geen Ego! Zonder de ogivale steun van een tegen-stand kantelt mijn Ego uit zichzelf. Pas als ik me weer bewust word van andere zijnden dan mezelf, pas als ik signalen van buiten mezelf ontvang en als vreemd verwerk, pas als ik weer een duidelijke eigen en onderscheiden plaats tussen de vreemde zijnden heb, pas als ik me weer extern gestut weet, pas als ik me kan afzetten tegen andere zijnden, dan pas ben ik er weer als een Zelf.
Totale stilte blijkt bijna ondraaglijk. Dat is een marteltuig. Net zoals complete duisternis. We kunnen blijkbaar niet leven zonder de steun van externe prikkels. Geen Ego zijn zonder tegendruk. Geen Ego zonder Ander. Erg opmerkelijk: ik ben er niet, zonder de externe steun van vele andere zijnden, zonder niet-Ego's. Ik ben geen Ego zonder in interacties verwikkeld te zijn, zonder constant zijnstransfusies van vele andere, externe, vreemde zijnden te ontvangen. Ik ben maar mezelf via de omweg langs de dingen van de kosmos.
Vraag: Wat ben ik dan nog, als Ego? Wat is mijn Ego? In hoeverre ben ik een Ego, een Zelf als ik er nooit als een Ego ben zonder die constante zijnstransfusies van vele andere zijnden? Geen Ego zonder wereld.Geen Ego zonder vreemdgaan. Geen Zelf zonder de omweg langs anderen. Geen centrum zonder omtrek.
Wie ontwart me deze Gordiaanse knoop?
6.1
Indien alleen ons zonnestelsel, of zelfs onze melkweg, bestond, dan zou die al lang afgekoeld zijn, en weer tot de oorspronkelijke oer-afmetingen, via een Big Crunch, in elkaar geschrompeld zijn. Niemand kan bestaan zonder het heelal. Ik niet. Jij niet. Niemand hier of elders. In het bestaan, in het Zijn van elk van ons is het heelal verdisconteerd. Alle vormen van Zijn, alle Zijnsgestalten zijn naar hun Zijn verbonden met elkaar. Je zou van minder duizelen.
En toch telt geen enkel van ons, als individu, op kosmisch niveau. De kosmos gaat voor niemand van ons opzij. Voor niemand van ons wijkt enige universele natuurwet ook maar een strobreed. Op kosmos-niveau tellen individuen niet; tellen zelfs soorten niet. Dat leerden we 65 miljoen jaar geleden al, toen een enorme meteoorinslag de dinosauriërs van de aardbodem veegde. De kosmos zet zijn loopbaan ongegeneerd lineair verder, volgens de universele kosmische wetten, onontkoombaar, onverstoorbaar brutaal alles als een shovel chaotisch voor zich uitschuivend. Geen van ons telt als individu op kosmische dimensie.
6.2
Ik wil nog even doordenken over dat Ego. Heeft dat Ego dan wel een eigen waarde, als het op kosmisch niveau niet meetelt? Een CD produceert louter trillingen. Pas als een Ego die trillingen opvangt, ervaart en verwerkt, en ze dus met elkaar verbindt, de losse trillingen intelligent tot eenheid verstrengelt, dan pas worden die trillingen klanken, met een duur, met terugblikken en vooruitkijken, met gericht verwachten en bewarend nazinderen; pas dan worden die trillingen een melodie, worden ze een Mozart. Zo zie ik o.a. een Ego. Een Ego is geen individualistische, wereldvreemde, gesloten entiteit, of monade. Elk Ego staat open naar en voor de wereld. Elk Ego is maar mogelijk door de omweg langs de externe wereld. Geen zelfbewustzijn, dus geen Ego, zonder bewustzijn van andere dingen dan het zelf, zonder bewustzijn van 'vreemde', van 'wereldse' dingen. Een Ego is individu én participatie. (P. Tillich) Daarbij spelen dus de 'wereld', de muzikant, de elektronica, de componist, etc, etc, etc samen, in interactie, een constituerende rol. Geen gesloten Ego, maar een Ego dat een kosmische, een wereldse veelheid verstrengelt tot een originele, een totaal nieuwe, voordien niet bestaande eenheid. Door het ineenstrengelen ontstaan nieuwe, originele verbanden binnen een originele heelheid, binnen een nieuwe, originele 'Welt'. Elk Ego is een confluëntiepunt. Een omgekeerde delta.
Welke waarde heeft dan dat zo geroemde Ego. (Alfred Russell Wallace was een echt wijs man: hij wou met Darwin geen oorlog over het 'eerstgeboorterecht ' van de evolutietheorie; hij trad als individu terug voor de evolutie van de wetenschap.)
7.0 TIJD als bron van bestaan
Geen van ons zou hier nu zitten als niet van bij onze geboorte en daarna gedurende vele jaren vele volwassenen ons in leven hadden gehouden. Daarom mogen we onszelf geen natuurproduct noemen. We zijn, ieder van ons, stuk voor stuk, man-made, een artefact, een kunstproduct. Het Credo beweert: « Genitum, non factum ». Van onszelf moeten we toegeven: « Genitus/a ET Factus/a. » Vanaf het allereerste moment, vanaf de levensschreeuw na onze geboorte zijn wij door anderen veroverd op de Grijns. Is ons bestaan als een zelf, als een individu met een eigen levensconcept afgedwongen door vele handen, met vele zorgen en met vele middelen. Vanaf dat allereerste moment, vanaf de allereerste levensschreeuw, zijn wij in verzet tegen onze ingebouwde dreigende ondergang. We zijn niet in verzet. We zijn verzet. We riepen, we schreeuwden ons verzet onbeschroomd, ongeremd oorverdovend en luidkeels uit. Iedereen zou het weten dat we er waren. En dat we niet wensten er de brui aan te geven. We zijn vanaf onze geboorte één «'t En Zal! » in levenden lijve. Heel ons wezen, heel ons bestaan is een ononderbroken verzet tegen het Niets, tegen onze ondergang. Tegen onze vergankelijkheid. We bestaan maar dankzij en door dat volgehouden verzet, dat niet-aflatende verzet. Ons diepste Zijn is één ''t En Zal!', heel en al. We willen als afzonderlijk en onderscheiden Ego bestaan en niet opgaan in de grijze onbepaalde amorfe materie van de kosmos.
Dat eigen levensconcept van een pasgeboren baby is een mysterie. Waar haalt die baby dat levensconcept? Waar haalt hij of zij die wil tot bestaan, als zelfstandig Ego; waar de kracht om die levenswil, om dat levensconcept aan de omgeving op te dringen? Waar die wil tot zelfstandig bestaan, tot be-staan, tot bestendigheid, tot over-leven, tot leven ver over de grens van elk gekregen ogenblik heen?
Zoals ons rechtop staan, onze verticaliteit, een constant verzet is tegen de wetten van de zwaartekracht, met de onmisbare steun van externe zijnden. We zouden gewoon niet bestaan als niet zeer vele volwassenen ons hadden verzorgd, gevoed, verschoond, gewassen, gekleed, beschut tegen het klimaat en vooral gekoesterd. Dat is het vaste voetstuk waarop we staan als een zelf, als een Ego. We dragen ons duren als Ego, onze bestendigheid constant als een geschenk, als een gave en als een opgave in ons. Toekomst werd ons gegeven en wordt ons gegeven, constant, door anderen en moeten we tevens constant veroveren. Ons verleden echter dragen we alleen.
Het heden is een te overwinnen hobbel, een hindernis. Daarom is dat heden ook zo dubbelzinnig. Het is bron van vreugde en genieten. Maar ook bron van veel verdriet en zorgen. Het heden lijkt wel een 'chasse gardée' van het Niets. Van de zijns-vijand. Zo zijn wij onze eigen toekomst, wel met veel externe steun. We ontlenen dat heden om te ontsnappen aan de Grijns, om die Grijns een lange neus te zetten en om ons een toekomst te verzekeren.
Alle Zijn is verzet. Is polemos. Is strijd. Is zich voortdurend strijdend als een Ego een eigen toekomst verzekeren tegen de Grijns van het heden in door zijnsfusies af te dwingen van de zijnden om ons heen.