12. Eenrichtingsverkeer?
Van causaliteit naar vrije interactie
's Morgens steken we achteloos de startsleutel in het slot van de auto en de motor slaat aan. Zonder dralen, zonder sputteren. Zo zijn we dat gewoon. Zo moet dat zijn. Een druk op de schakelknop en de kamer baadt in het licht. Een druk op de afstandsbediening en de tv spuit een wervelende overvloed aan beelden en klanken de kamer in. De piloot haalt een handel over en het vliegtuig taxiet over de startbaan om zich weldra van de tarmac los te maken. Verstrooid wat knopjes indrukken en je bent in gesprek met je dochter in Dakar. Een muisklik en je mail bereikt de antipoden.
De wereld lijkt aan de toppen van onze vingers te hangen, lijkt wel een verlengstuk ervan. We worden door de apparaten rondom ons geconditioneerd om met perfect geprogrammeerde automaten om te gaan. De auto raast tegen 120 km/h over de snelweg, de chauffeur houdt het stuur lichtjes vast tussen duim en wijsvinger; hij of zij hoeft niet eens met de voet het gaspedaal te beroeren, want de cruise control houdt zelfstandig een vaste snelheid aan. Welke inspanning levert de chauffeur daarvoor? Wat doet hij of zij om zich zo snel te verplaatsen? Heeft hij of zij enige besef van het feit dat de energie daarvoor reeds miljoenen jaren geleden werd verzameld en geconcentreerd? Kent hij de geschiedenis van de naam Shell wel?
Is er nog een evenredige verhouding tussen het begin of de aanzet van een proces, het verloop van het proces zelf en het resultaat? Of tussen de energie die we zelf leveren en die het proces in zijn verloop nodig heeft? Welke realiteit ontmoeten de jongeren in deze wereld van geprogrammeerde automaten? Moet die realiteit hun niet toeschijnen als bestaande uit knopjes waarop je enkel moet drukken en uit hendeltjes die je moet overhalen? Enige zweem van evenwicht tussen oorzaak en gevolg? Tussen lichamelijke energie en geleverde prestatie? Heeft de evolutie van onze technologie Hume dan toch gelijk gegeven in zijn twijfelen aan enig oorzakelijk verband?
Is ook niet alle evenwicht verloren tussen inzicht in de complexiteit van het verloop van het proces en het effect? Wie surft niet gezwind van site naar site? Maar hoevelen weten wat er voorbij hun toetsenbord of hun muis, achter de schermen, gebeurt? Schakelen we niet de meest ingewikkelde processen in, ongehinderd door enige kennis van hun complexiteit? Is het soms daarom dat zich nu in het al te rechttoe rechtaan denken over oorzakelijkheid verschuivingen voordoen?
Heerste in het klassieke causaliteitsdenken niet de tirannie van de logica, het despotisme van de tastbare, turfbare of meetbare feiten? Is het causaliteitsdenken geen dwangmatig denken volgens een rigide lineariteit, die absoluut geen afwijkingen kent? De spijker heeft immers geen ander heenkomen als de hamer hem voldoende krachtig op de kop klopt: hij moet het hout in.
Is dat niet het beeld van de causaliteit dat we hadden? En dat tirannieke causaliteitsdenken wordt onversneden op alles zonder onderscheid toegepast.
Is dat causaliteitsdenken niet een te exclusief en verarmend eenrichtingsdenken? Zouden we ons interpretatiemogelijkheden niet gevoelig verruimen indien we van dit lineaire oorzakelijkheidsdenken zouden overschakelen naar een interactiedenken dat rijker is aan onvoorzienbare bifurcaties, variaties en innovaties? Zou ons denken ook niet humaner worden als we wat meer jokers en schakelmogelijkheden inlasten in onze denkprocessen? Zitten de jokers niet te paard op de waterscheiding tussen kosmos en mens, tussen de kosmische elementen en het menselijk bestaan? In de kosmos 'speelt' nooit een joker. Daar is geen 'speling', geen speel-ruimte, geen frictieplaat. Geen schakelbord. In de kosmos heerst alleen 'Klop-Boem'. Unumgänglich. De mens echter, die zit vol jokers, hij of zij lééft juist humaan bij de gratie van de jokers. In het humane 'spelen' andere contacten, gelden andere relaties, interacties of verhoudingen.
Laat ons vertrekken van een tekst van P. Schmidt, In de handen van Mensen, p. 107. Je struikelt daar over de volgende 'humane' contacten en interacties die elk weer vol jokers zitten. Interacties waarbij de andere pool het contact moet erkennen, aanvaarden, vrij in zich opnemen, er zich vrij mee moet 'verenigen'. ('Endorse it'.) Het zijn momenten van die 'zachte causaliteit', die niets hebben van de onverbiddelijke 'klop-van-de-hamer-op-de-spijker', maar interacties die krioelen van de willekeurig, vrij naar goeddunken inzetbare jokers: goed nieuws, geloven, verbond, vertrouwen, vinden, tekenen van, beluisteren, woord, gedenken, delen, omkering, geloof, hoop, liefde, bevrijding, beminnen, redden, zingeving.
Van deze causaliteitsvormen, doorspekt met jokers, vind je geen parallellen in de kosmos. In de kosmos werken alleen lineaire universele natuurwetten, zonder enig respect voor het individuele bestaan. De kosmos gaat voor geen enkel individu uit de weg. Daar is nooit goed nieuws, daar wordt geen geloof gevraagd, worden geen vrije verbonden gesloten, telt geen vertrouwen, hoef je niks te 'vinden', maar gebeurt alles gewoon, natuurnoodzakelijk. Voor elk gevolg is een oorzaak te identificeren; van elke oorzaak zijn de gevolgen duidelijk te voorspellen.
Zolang een kind in de donkerte van de moederschoot vertoeft, wordt het gevormd volgens de lineaire universele wetten van de biologie, in toepassing van de wetten van de kosmos van kracht onder alle gesternten of hemelbreedtes. Volgens wetten die ook in de nevels van het Andromedastelsel gelden. Vòòr de geboorte zijn alle kinderen maar een exemplaar van de soort, in niets echt verschillend, gevormd volgens wetten die van Ionië tot Jena gelden. Alle zwangerschappen verlopen identiek. Maar eens het kind geboren is, groeit het op tot een kind van een bepaald volk, van een beperkte gemeenschap, van een familie, als lid met naam en toenaam van een gezin. Pas dan wordt het een eenmalige persoon. Een Ego, een eigen-zinnig en uniek wezen, een autonoom beslissingscentrum. Pas dan krijgt de humane, vrije, zachte causaliteit enige ruimte. Dan wordt een individu geboren.
Ethiek ontstaat pas en noodzakelijker wijze in deze vrije jokerruimte van het vrije zelf beslissen. Geen lineaire universele wetten schragen het individu of koesteren de ontwikkelingsgang van de mens daarbij. Deze staat dan naakt voor de enorme opgave zichzelf van exemplaar tot uniek individu, tot een humaan Ego om te vormen. Martin Heidegger beschreef die opgave zeer scherp in zijn analyses van de angst.
|