14. In Eigen Beheer?
Onze lichaamsfuncties werken op automatische piloot. Ons hart tikt normaal zijn ruim zeventig slagen zonder onze bewuste tussenkomst, en verwerkt daarvoor zonder problemen, zelfstandig, autonoom, elk moment van de dag honderdduizenden signalen. Voor we aan tafel aanschuiven, kunnen we ons menu vrij uitkiezen, voor de bereiding zorgvuldig volumineuze en schitterend geïllustreerde receptenboeken raadplegen en veel keukenvaardigheden vrijelijk en vindingrijk ten toon spreiden in de realisatie van dat menu, maar eens alle lekkers achter de kiezen verdwenen is, hebben we in het verdere proces geen vinger meer in de pap te brokken. Viagra kan sommigen helpen, al blijft het ook dan nog vaak behelpen als de automatische reflexen zelf niet present geven. We mogen stellen dat ons lichaam over een performant, autonoom opererend vermogen beschikt om chaos tot orde om te bouwen. De bekoorlijke tafeldame tegenover je is daar het lijfelijke bewijs van.
Toch voelt een normaal mens zich in zijn dagelijkse doen ver verheven boven al die automatische lichaamsprocessen. Zijn mensen immers geen zelfbewuste en redelijke wezens. Hebben ze zichzelf niet volledig in de hand, begenadigd als ze zich weten met zelfbewustzijn. Begenadigd. Ja zeker.
Vertel me echter eens wie of wat je die genade verleende?
Zijn wij wel heer en meester van ons bewustzijn? Heer en meester van ons zo zelfverzekerd denken? We kiezen vrij onze lectuur. Dat is vanzelfsprekend. We grijpen vrij naar krant of tijdschrift. We reiken in het rek naar het boek van onze keuze. Wat doen we met wat we daarin lezen? Wat lezen we? Hoe lezen we? Lezen we wat de schrijver bedoelde, of lezen we onszelf? Vinden of zoeken we niet veeleer onze eigen bekommernissen, onze eigen interesses of afkeren in de tekst? En wat blijft zes maanden na dat intense lezen nog in onze geest paraat of actief aanwezig? Hebben we ons eigen geheugen wel in eigen beheer? Vergeten we niet te vaak en te veel juist dat wat we wilden onthouden terwijl net dat wat we graag aan de vergetelheid prijsgaven ons obstinaat bijblijft en beklijft? Gehoorzaamt dat geheugen niet autonoom zijn eigen cruise control? We leggen het vermoeide lichaam te rusten waar en wanneer we dat wensen. Maar vatten we ook zo de slaap? Waarom zijn wij, Belgen, dan zulke kampioenen in het slikken van slaapmiddelen? Wie wenst niet diepzinnig te zijn, diep na te denken over de zin van zijn bestaan en zijn handelen? Maar, volstaat het dat te wensen? Hebben we dat denken wel in eigen beheer? Welke wiskundige zou niet het vermoeden van Poincarré willen ophelderen? Was M. Heidegger niet dichter bij de waarheid toen hij zei: « Es denkt in mir. »
Blijkt daaruit dat we onze denkprocessen stevig in handen hebben? Of dat zij zelf eigenzinnig hun gang gaan. Zijn we wel zo meester over eigen denken. Zijn we wel meester over het eigen hart? Wat leren de statistieken van de echtscheidingen ons daarover? Kiezen we zo vrij onze sympathieën en onze aversies?
We kennen toch ten minste onszelf. Ja? Kennen we ons zelf? Kennen de anderen ons? Wie kent ons dan? Of blijven we onbekenden? Onbekend zelfs voor ons zelf, ondoorgrondelijk zelfs voor onze intiemste vrienden?
Heeft de dichter zijn eigen verzen goed begrepen? Is hij ook niet gebonden aan taal, aan woordenschat, grammatica, zinspatronen, voorzetsels, voegwoorden, woordvolgorde, die hem door de taalgemeenschap uit een ver verleden aangereikt worden? Gebonden ook aan poëtica, aan tekstgrammatica en retorica; aan drukkers- en uitgeverseisen; aan de receptie door lezers, factoren waarvan M. Foucault ons leerde dat ze buiten de controle van ieder schrijver liggen?
Blijft de filosoof niet de speelbal van vele onuitgesproken vooronderstellingen en onbewuste factoren? Is hij niet evengoed beïnvloed door opvoeding en opleiding, door leeropdracht en studenten, door reacties van collega's en de receptie van zijn teksten door de lezers, door de gemeenschappelijk verworven en overgeleverde inzichten en categorieën. Leggen commentatoren niet vaak diepe, onvermoede en 'verborgen' grondgolven in de tekst bloot? Wijzen ze niet vaak op verrassende verbanden, onuitgesproken en verdoken vooronderstellingen of blinde vlekken, op onvoorziene consequenties en ongewenste inconsequenties? Welke grote filosoof bleef verschoond van exegeten die beweerden het beter te weten dan hijzelf, die zelfs beweerden ingewijd te zijn in de arcana van zijn de filosofie en wisten wat op het achterste van zijn tong, onuitgesproken, verborgen bleef?
Eigen Beheer? Wie is zijn gedachten de baas? Wie voert zelf de regie over zijn denken, over zijn hart of gevoelens en over zijn geheugen?
Al lijkt dit Eigen Beheer meer op een walmende vlaspit dan op een lichtende toorts, toch mag dit ons er niet toe brengen er neerbuigend over te denken. Is de afwezigheid van het Eigen Beheer op zovele fronten niet eerder een comfort? Maken deze vele automatismen ons niet vrij voor de uitvoering van originele, creatieve taken? Want, het bereik van ons Eigen Beheer moge dan wel een erg ingesnoerd strookje lijken, zònder zouden we wegglijden in een vegetatief bestaan. Leren ons dat niet zij die zich door het diepe dal van een depressie worstelden? Bewijzen dat niet zij die in dementie of alzheimer al hun automatismen zagen ontsnappen aan enige zelfcontrole? Of de lijders aan fobieën of obsessies?
De automatismen zijn als « den harden », de vaste ondergrond waarop elk zijn eigen origineel Zelf opricht. Zo werken de automatismen in de vallei actiever onder de koestering van de zonnestralen dan als ze in een dichte mist aan de top onzichtbaar blijven.
·
|