De Heidegger-code
Martin Heidegger had een originele visie op het Zijn. Hij scheurde zich moeizaam los van het eeuwenoude causale denken en probeerde via steeds weer nieuwe themas die, als golven tegen het strand aanbeukend, deze visie onder woorden pogen te brengen. In vier afleveringen probeer ik een tipje van de sluier op te lichten, aan de hand van teksten en beschouwingen.
1.
De Heidegger-code
De averechtse wereld van M. Heidegger
Het Westerse denken heeft de werkelijkheid steeds benaderd als een geschapen en dus als een afhankelijke werkelijkheid. Heel dat Westerse denken is geschoeid op de leest van een causaal denken, een herkomst- of afhankelijkheidsdenken. De causale relaties tussen de substanties waren de veilige wegen waarlangs dat denken van zijnde naar zijnde zeilde. Want deze causale relaties vormden de enige band die alle zijnden onderling verbond. Wie dat dwingende spoor volgde, begaf zich op de onfeilbare weg die naar echte, zekere waarheid leidde. Reeds vooraan in zijn Metafysica. ( 981a30 & 981b8-9 & 982b10) decreteerde Aristoteles dat alleen kennis die naar de oorzaken teruggaat echte kennis is, echte wetenschap. Al bouwde hij via gewoonte ruimte voor uitwijkmogelijkheden in. De Westerse filosofie gaat uit van een Eerste Oorzaak, "quod omnes dicunt esse Deum" zei Thomas heel voorzichtig. Alles is het gevolg van het oorzakelijk handelen van een soevereine Schepper.
Uit dit gesloten causale denken groeiden alle moderne wetenschappen, die de slogan meten is weten hoog in hun vaandel voeren. Dat leidde deze wetenschappen onvermijdelijk op het pad van een reductie-denken. En in de fuik van de regressus ad infinitum.
Blijkbaar had Heidegger vrij vlug door dat dit causale denken ook de filosofie op een dood spoor zette en dat ze erdoor in een Sackgasse vast zou lopen. Heidegger zegt zelf: " Das Phänomen der Gleichursprünglichkeit
ist
oft missachtet worden zufolge einer methodisch ungezügelten Tendenz zur Herkunftnachweisung von allem und jedem aus einen einfachen Urgrund." ( SuZ, p. 131 ) Heidegger gooit dat eenzijdige causale denken totaal om.
De meeste commentatoren komen graag terug op Heideggers bewering dat hij zijn leven lang maar één ster volgde: " Auf einen Stern zugehen, nur diese. " ( GA 15, p. 76:6-11 ). En bekent hij niet in Was Heisst Denken? (p. 20 ): "Jeder Denker denkt nur einen einzigen Gedanken" en erkent hij niet wat verder dat hij steeds weer hetzelfde thema heeft bespeeld: " Wenn wir vom Selben immer das Selbe sagen." Over zijn Beiträge zur Philosophie ( p. 81-82 ) zegt hij dat hij : "über das Selbe je das Selbe zu sagen verzucht", dat hij steeds dezelfde intuïtie in vele variaties probeert te formuleren. Ook H. Bergson beweert in een tekst uit 1911: "Un philosophe digne de ce nom na jamais dit quune chose : encore a-t-il plutôt cherché à la dire quil ne la dite véritablement."( Bergson, LIntuition philosophique, in Oeuvres, 1970, p. 1350 ) Algemeen wordt aanvaard dat de drijvende vraag in Heideggers denken de Zijnsvraag geweest is. Al wordt er soms aan getwijfeld of het de leidende dan wel de grondvraag geweest is. Je moet in Heideggers publicaties niet lang zoeken om deze bewering met duidelijke citaten te onderbouwen. Rond de termen Seinsfrage, Seinsvergessenheit en Seinsverlassenheid cirkelen vele van zijn teksten. Wie echter in zijn teksten op zoek gaat naar beschouwingen over causale verbanden zal zelfs met een goede neus weinig oogsten.
Heidegger ziet God niet als deus faber. Geen creator. In Heideggers filosofie echterwordt het ens creatum getransponeerd tot een ens necessarium. Het Sein geeft zijn status van Ens Necessarium door aan het ens creatum, want het Sein heeft zelf dat ens creatum nodig. "Das Seyn braucht den Menschen." Deze overrompelende uitspraak opent de fameuze § 133 in Beiträge zur Philosophie, (GA 65, p. 251 ) Het lijkt wel alsof Heidegger zoals G. Bomans Erik door een lijst heen is gestapt, en daar een averechtse wereld ontdekte. Heidegger wandelde zo een totaal andere wereld binnen. Hij liet achter zich de vertrouwde wereld van zelfstandige substanties, met elkaar in voeling via uitsluitend causale verbanden, vooral causae efficientes. Causae efficientes zijn per se reductionistisch: ze leiden je onfeilbaar terug naar het begin, zijn uitsluitend met het verleden, met herkomsten begaan. Het feitelijke ontstaan van die causale wereld kun je, met het gepaste besturingsprogramma, feilloos op je pc narekenen, tot de nanoseconde na de big bang. ( Steven Weinberg, in P Watson, Wrede schoonheid, 2002, p. 586 ) Of zelfs de toekomstige evolutie ervan vooruit berekenen, en zelfs plannen.
In die andere wereld, achter de lijst waar hij doorheen stapte, gelden geen causae, maar geldt: "Das Seyn braucht den Menschen." Heidegger vervangt causare door Brauchen. Hij draait de rollen om. Niet het ens creatum, maar het ens necessarium geldt als steunpunt en leidraad van zijn denken. Wat een durf. Durven leidt tot niets, als je uit onwetendheid durft. Heidegger kan zijn gedurfde manier van denken met kracht van redenen aannemelijk maken. Die Umwertung zou echter te fors aankomen bij de lezers. Daarom blijft die visie verborgen achter de vele variaties of metaforen en wordt ze nooit rechtstreeks uitgesproken. Heidegger volgt in deze het voorbeeld van Plato: Plato weigerde zijn diepste inzicht op papier te zetten. ( Zevende brief. Goede commentaar door C. Verhoeven.)
De wereld waarin Heidegger, door de lijst heen stappend, binnen wandelde en die hij hoopte te verkennen en steeds weer poogde te verwoorden is een wereld zonder substanties die an-sich bestaan, een wereld waar tussen de zijnden relaties heersen die erg verschillen van de causale verbanden, met een logica die meer tastend over Holzwege of Feldwege meandert dan assertief rechtlijnig als een autostrada zonder omwegen door het landschap snijdt, en je recht naar het doel leidt. Een nieuwe wereld waar alledaagse en voor de hand liggende vooronderstellingen voortdurend in vraag worden gesteld en de consequenties van je nadenken je elk ogenblik verrassen.
|