Robert Nesta (Bob) Marley (Nine Miles, 6 februari 1945 Miami, 11 mei 1981) was een Jamaicaans reggae-artiest. Hij was een van de belangrijkste verantwoordelijken voor de doorbraak van reggae buiten Jamaica en gold tevens als belangrijk voorvechter van het rastageloof.
Bob Marley had tijdens de jaren 70 over de hele wereld enorme reggaehits, als No Woman, No Cry en I Shot The Sheriff. Hij bracht wereldberoemde reggaealbums uit als Exodus en Uprising. Samen met zijn vrouw Rita Marley is hij het symbool voor de rastafari-beweging.
Biografie
Jeugd
Om twee minuten voor half drie 's nachts werd, in Jamaica te Nine Miles in de provincie
Saint Ann, Robert Nesta Marley geboren. Zijn moeder, het 18-jarige donkere tienermeisje Cedella Malcolm, was van
Afrikaanse afkomst; zijn vader, de 50-jarige blanke Captain Norval Marley, had
Engelse ouders. Norval was supervisor voor de Britse koloniale macht op het gebied van landbouw. Vrijwel direct na de geboorte van Bob verhuisde hij naar
Kingston. Bob zou hem later slechts sporadisch zien. Hij overleed toen Bob tien was. Volgens Bobs moeder had Bob Marley zijn zachtaardige karakter en geringe lichaamslengte geërfd van zijn vader.
Bob praatte veel over muziek met Clarence Malcolm (een familielid), een voormalige gitarist. Op zijn tiende, terwijl hij nog op een armoedig schooltje zat, verdiende Bob een pond met zingen op straat. Zijn gitaar maakte hij van afval. Hij had veel vrienden en was een mooie, aardige jongen. Zijn beste vakken waren Wiskunde en Frans, maar hij ging liever voetballen.
The Wailers
In 1962, het jaar dat Jamaica onafhankelijk werd, nam Bob Marley solo zijn eerste single op Judge Not. Later dat jaar volgden nog twee andere nummers, echter zonder succes. Na al een tijdje met Bunny Livingston te hebben opgetrokken, besloten de twee om samen met Peter Tosh, een andere jongen uit de buurt een groep op te richten. Ze noemden zichzelf de Wailing Rudeboys, later werd dit The Wailing Wailers. Weer later werd dit veranderd in The Wailers. Hun eerste opname was Simmer Down (1964) voor het Studio One label van Clement "Coxsone" Dodd, één van de meest succesvolle producers van dat moment. Het nummer werd al snel een succes en vanaf dat moment waren The Wailers niet langer weg te slaan uit de Jamaicaanse hitlijsten. Deze eerste Wailers songs waren gebaseerd op de populaire dansmuziek ska. De relatie tussen de Wailers en hun producer verslechterde echter na enkele jaren. Niet alleen bleven de rechten voor de nummers in handen van Clement Dodd, ook betaalde hij hun slechts een fractie van datgene hij verdiende aan de hits. Ontevreden over deze situatie besloten de Wailers in 1967 om een eigen muzieklabel op te richten.
Bob Marley trouwde op 10 februari 1966 met Rita Anderson; een jaar later werd hun eerste kind geboren. Onder invloed van Rita kreeg Marley belangstelling voor de Rastafari-beweging. Hij zou later uitgroeien tot een van de bekendste uitdragers van dat geloof.
Er werden toen in Jamaica een aantal albums uitgebracht, echter zonder succes. Enkele hiervan waren Soul Rebel en Soul Revulotion Part I/II.
1972 was een goed jaar voor de Wailers. Tijdens een verblijf in Londen ontmoetten ze Chris Blackwell, eigenaar van Island Records. Hij had al enkele nummers van de Wailers gehoord en was ook onder de indruk van hun stoutmoedige en zelfverzekerde houding. Hij besloot het erop te wagen en bood hen een contract en een bedrag van 8000 pond aan om een album op te nemen. Het was voor het eerst in de geschiedenis dat een gerenommeerd label een platencontract aan een reggaeband gaf. Ze keerden terug naar Jamaica en gingen onmiddellijk aan de slag in de studio. Het eerste album Catch a Fire was geen groot succes. Er waren in een jaar maar 14.000 exemplaren verkocht. Voordien verscheen reggae alleen op singles of goedkope compilatiealbums en werd buiten Jamaica meestal als een vorm van novelty-muziek beschouwd.
In oktober 1973 werd het album Burnin' uitgebracht. Dit album bevatte de hitsingle I Shot The Sherriff (een jaar later scoorde Eric Clapton er een internationale hit mee) en het bekende protestlied Get Up, Stand Up. Het album was een groter succes dan Catch A Fire.
Bob Marley richte ook zijn eigen label Tuff Gong op. Zijn albums werden voortaan uitgebracht onder het label Island/Tuff Gong.
In 1973 verlieten zowel Peter Tosh als Bunny Livingston de groep om een solocarrière uit te bouwen.
Internationaal succes
In 1974 gaf Marley de groep een nieuwe 'look'. Doordat de vocale ondersteuning van Peter en Bunny wegviel, besloot Bob om zangeressen Rita Marley, Marcia Griffiths en Judy Mowatt (samen de I-Threes) in de band op te nemen. Bovendien werd de naam veranderd naar Bob Marley and the Wailers. Het eerste album dat in de nieuwe bezetting werd opgenomen, was het alom geprezen Natty Dread. Het nummer No Woman, No Cry uit dit album zou hun eerste internationale hitsingle worden. Met nieuwe energie en een opeenvolging van internationale tours tilde Bob de reggaestijl naar internationaal niveau. In 1976 was er een heuse reggae-mania in de Verenigde Staten en Bob Marley & The Wailers werden door Rolling Stone Magazine uitgeroepen tot "band van het jaar".
In december 1976 werd een aanslag gepleegd op Marley en zijn familie. Schutters slopen het huis binnen en losten meerdere schoten op Bob. Hij werd wel geraakt in zijn buik en arm, maar was niet in levensgevaar. Hoewel hij volgens sommigen wist wie de daders waren heeft hij de politie niet ingelicht, omdat dit volgens hem niets zou oplossen. De precieze omstandigheden rond deze aanslag blijven tot op vandaag onbekend, maar er wordt aangenomen dat het om een politiek geïnspireerde aanval ging. Door deel te nemen aan het Smile Jamaica concert, georganiseerd door de toenmalige eerste minister enkele dagen later, vonden bepaalde groeperingen dat Bob duidelijk een kant had gekozen.
Ondanks de aanslag en de opgelopen verwondingen besloot Bob toch deel te nemen aan het concert. Hij wilde de mensen laten zien dat 'politricks' hem niet konden tegenhouden. Echter voor zichzelf had hij besloten dat het beter zou zijn om Jamaica voor een tijdje te verlaten. Vrijwel onmiddellijk na het optreden nam hij het vliegtuig richting Londen. Tijdens hun verblijf in Londen namen Bob en de Wailers de nummers op die op beide albums Exodus en Kaya kwamen. Enkele van deze nummers verwijzen duidelijk naar de moordaanslag.
Het album Exodus werd opnieuw een internationaal succes met de hitsingles Jamming, Waiting In Vain, One Love/People Get Ready en Three Little Birds.
Na bijna 16 maanden in het buitenland te hebben verbleven, trad Bob in april 1978 voor het eerst terug op in Jamaica op het One Love Peace Concert. Het was een concert om de wapenstilstand tussen de twee belangrijkste politieke groeperingen in Jamaica te onderstrepen. Vlak voor het einde van zijn optreden vroeg hij de politieke leiders, die beiden uitgenodigd waren, op het toneel te komen. Daar liet hij de twee aartsvijanden elkaar de hand schudden met de boodschap: One Love. Later dat jaar kreeg Bob "the Peace Medal of the Third World" van de Verenigde Naties.
Een andere gebeurtenis waaraan door de rasta's een groot symbolisch belang werd gehecht was in 1977, toen Bob de ring werd overhandigd die afkomstig was van de Ethiopische keizer Haile Selassie, die in 1975 was gestorven.
In het najaar van 1978 begon Bob aan een droomproject van hem te werken: een eigen opnamestudio. De studio werd gebouwd op de benedenverdieping van zijn huis in 56 Hope Road in Kingston. De studio werd Tuff Gong Studio genoemd, naar Bob's bijnaam toen hij in Trenchtown leefde. Toen de studio afgewerkt was, begonnen ze vrijwel onmiddellijk met de opnames voor hun volgende plaat, Survival. Om dit album te promoten volgde in 1979 een uitgebreide tour door de VS. Survival was niet zo'n succes als Exodus, maar bevatte wel de kleine hit Africa Unite.
Het einde
In 1977 kreeg Bob Marley last van een wondje aan zijn grote teen. Hij nam aanvankelijk aan dat het een voetbalblessure was maar toen de wond niet genas werd de diagnose melanoom (huidkanker) onder zijn nagel gesteld. Hij wilde de teen niet laten amputeren omdat dat in strijd met zijn geloofsovertuiging was. De kanker sloeg vervolgens over naar zijn maag, zijn longen en zijn hersenen. In 1980 stortte hij tijdens het joggen in ten gevolge van een hersentumor. Volgens dokters had hij niet langer dan drie weken meer te leven. Toch stond Bob erop verder te reizen voor zijn volgende concert. Hij gaf zijn allerlaatste concert op 23 september in Pittsburgh, VS. Hierna werd hij te ziek om nog verder op te treden. Hij ging voor behandeling naar Duitsland, waar ook longkanker en maagkanker werden geconstateerd. Hij besloot terug te vliegen naar Jamaica om daar te sterven, maar kwam niet verder dan Miami waar hij op 11 mei 1981 overleed. Zijn lichaam werd bijgezet in een mausoleum in zijn geboortedorp.
In 1980 was nog wel het enorme succes Uprising uitgebracht, met de hits Could You Be Loved en Redemption Song. In 1983 werd er nog een studio album uitgebracht dat nog niet helemaal af was voor Bob's dood, maar het werd aangevuld met nummers die ze nog hadden liggen; Confrontation. Marley had over de hele wereld een hit met het nummer Buffalo Soldier. In 1984 werd het compilatiealbum Legend uitgebracht, dat al zijn hits bevat.
Kinderen
Een aantal van Marley's kinderen werd ook reggae-zanger. Ziggy Marley is hiervan waarschijnlijk het bekendste, met hits als Love Is My Religion. Ook Damian Marley had een aantal hits, waarvan de bekendste Welcome To Jamrock is. De groep Ziggy Marley & The Melody Makers (actief van 1986 tot 2000) bestaat ook uit kinderen van Marley.
Bob Marleys zoon Stephen heeft in 2007 zijn debuutalbum Mind Control uitgebracht. Ook Ky-Mani Marley en Julian Marley zitten in de muziek, maar zij hebben tot nu toe nog geen succes gehad met hun albums.
Hij heeft 12 kinderen; drie met zijn vrouw Rita, twee geadopteerd van Rita's vorige huwelijk, en de overige zeven bij verschillende vrouwen.