In de 17e eeuw had onze streek veel te lijden onder de Franse veroveringsoorlogen. Een groot stuk van de eeuw werd bepaald door de oorlogen tussen Frankrijk en Spanje. Eigenlijk was geheel West Europa erbij betrokken. Lodewijk XIV, de zonnekoning, wilde Vlaanderen inlijven bij Frankrijk. De negenjarige oorlog (1688 1697) bezorgde onze streek veel last. Voortdurend trokken troepen door het Vlaamse land: Spanjaarden, Fransen, Engelsen, Nederlanders, Oostenrijkers. De soldaten leefden op kosten van het Vlaamse volk.
In 1695 had de streek van Aalter erg te lijden onder de inkwartiering van vooral Franse en Engelse troepen. De Brugse vaart vormde een frontlijn tussen Franse legerbenden en Hollandse vrijbuiters. Op de weiden stond geen gras meer, al de klaver was afgemaaid en de schade toegebracht aan taruwe, cooren, haever als in wortels ende lochtinckvruchtenwas niet te overzien. In de volgende jaren werden de inwoners letterlijk leeg geperst. De beschrijvingen en de leveringen in natura waren met moeite bij te houden. De naburige dorpen werden geplunderd door Franse troepen. Daarbij kwam nog dat de Hollandse vrijbuiters regelmatig over de vaart kwamen en op strooptocht gingen.
In die omgeving woonde de familie Decoster. Petrus Decoster, gehuwd met Catelijne Christiaens, zag het niet meer zitten en besloot zijn geluk elders te zoeken. Op één of andere manier belande hij in Eernegem. Blijkbaar stond hij nogal goed aangeschreven bij de paters van de St Pietersabdij van Oudenburg. Petrus en zijn nakomelingen konden een hoeve pachten van de abdij. Aldus begon voor de familie Decoster een nieuw tijdperk. Petrus zorgde voor zeer veel nakomelingen. We kunnen zeggen dat bijna alle mensen met de naam Decoster in de streek tussen Eernegem, Oostende, Blankenberge en Nieuwpoort afstammelingen zijn van Petrus Decoster.
De heerlijkheid van Woeste in Aalter.
In 1504 waren de grenzen van theerscip vander Woesten de volgende: ter Looven ende up tvelt buuter Looven streckende vander stede die Vranck Smeets was, achter den Waghenwech te Alaerts toe, ende vandaer toten Nieuwen Damme over de Leye thenden sMuelenaers goet toter watermeulene, ende an de zuutwestzijde vander watermuelene naer Lake thenden Bouchout naer sgraven vivere daer bij commene, ende voort tot eenen waterloepe bet west vanden eeckenen rijsen, ende vandaer neffens den Cruusbeerghe ende neffens den Outerkijne, alzo verre de prochie van Haeltre gaet tot an theerscip van Scuervelt. Item zo strecket noch toter Oostmuelene, daer de Hooghpoort oestwaert gaende te Bellem waert tot anden waterloep bet oost vanden Lindekin. Item ande noortzijde vander Leye inde strate alsomen trect ten Beercke waert tot anden waterloep. Ende also noch meer in andren plecken omtrent der Oostmuelene, tgoet ter Laken, bachten der Woestijne ende meer andre plecken binnen der voorseide prochie van Haeltre.
De tweede belangrijkste heerlijkheid van Aalter strekte zich dus uit over een groot deel van de gemeente: heel Sint-Maria-Aalter ressorteerde onder Woeste en een belangrijke enclave lag aan weerszijden van de Brugse vaart tussen de grens met Bellem en Oostmolen. Ook het Loveld met de Kranepoel lag binnen de heerlijkheid van Woeste.
In het denombrement van 1365 wordt Woeste beschreven als een groote plaetse van veld daerup hoghe heerschep ende neder ende in rente 4 p. 10 sch. ende 27 capoenen lettel min of meer. Buiten de enclave bij Bellem bestond de bodem grotendeels uit heide en vijvers zodat de naam van de heerlijkheid zeer goed de gesteldheid van de bodem weergaf.
In 1564 bracht de kapoenrente 8 p. 16 sch. 6 d. (= 29 kapoenen), de hoenderrente 11 p. 13 sch. .(=76,25 hennen) en de penningrente 38 p. 19 sch. 2 d. op; in totaal dus bijna 59 pond parisis. Verder had de heer ook de klassieke heerlijke rechten zoals tol, vondst, bastaard- en vreemdelinggoed, confiscatie van goed en boeten tot 3 p. par. Hij kon ook iemand uit de heerlijkheid en het graafschap Vlaanderen verbannen en van de laten van zijn heerlijkheid die varen van live ter doot mocht hij tbeste cateyl ofte den besten hooftstoel eisen.
Tot de heerlijkheid van Woeste behoorde zowel de hoge, middele als lage justitie. De rechtspraak en bestuur van de heerlijkheid was toevertrouwd aan een baljuw, zeven schepenen en een officier. Zij deden o.m. de straatschouwingen, hielden een jaerwaerhede en een Ougstwaerhede.
De pelderijn of schandpaal van Woeste stond langsheen de straat van Biesem naar de Sterrewijk. De pelderijn was het materiële symbool van het hoge justitierecht van de heer.
De oudst-bekende heer van Woeste is Jacquemijne, een zuster van Jan van Schuurvelde. We weten niets over haar rechtstreekse opvolgers, want de volgende bekende heer van Woeste duikt slechts in 1463 in de bronnen op: het is Lodewijk II van Vlaanderen, heer van de Woestijne en van Praet. Vermoedelijk werd de heerlijkheid van Woeste door Lodewijk van Male, graaf van Vlaanderen, aan zijn bastaardzoon Lodewijk de Fries geschonken in 1376.
Er waren vier ondergeschikte heerlijkheden van Woeste: Weibroek, Buigezele, te Lake en Biesem
In die tijd had iedereen een bijnaam: Francies =Cissen; Carolus= Koaten of De Board, Julie= Mette, Henri= Inten; Livin = Vinten; Romanie = Romme; Leontine = Leitine, Emiel = Miel; Leonie = Leite of Leitje, Jules = Zuul, Richard = Risn (gehuwd met Iffre); Jozef = Sjeppen Francies werd geboren op 6 juli 1839. Zijn ouders waren Carolus en Hoorens Sofia. Zijn vader was in 1834 weduwnaar geworden van Francisca Pottier. Met haar was hij slechts 20 maand gehuwd. In dit huwelijk had Carolus geen kinderen. Carolus herhuwde in Eernegem op 15 januari 1836 met Sofie Hoorens. Sofie was de dochter van Henri en Seynaeve Catherine. Francies was het derde kind uit een reeks van acht. Het oudste kind, Louis stierf toen het zeven jaar was. Het zesde kind, Coleta, stierf toen het 19 maand was. De familie leefde in de Bruggestraat in Eernegem op de hoeve nabij de Achterstraat. De hoeve bestaat nog steeds. Tegenwoordig wordt de hoeve Lange Schuur genoemd. De kern van het bedrijf pachtte hij van de familie Vandenabeele - Depotter uit Brugge. Het strekte zich grotendeels uit aan de overkant van de Bruggestraat. Het was 25ha 68 ca groot en omvatte ook 1 hectare 10a bos.
Carolus stierf op 24 februari 1848. Hij was zestig jaar. Stierf hij tengevolge van een besmettelijke ziekte? (zie volgende paragraaf). Sofie Hoorens bleef achter met vijf nog levende kleine kinderen en was in verwachting. De oudste was 12 jaar, het jongste werd vijf weken na het overlijden van vader geboren. De boerderij was te groot. Moeder Sofie moest noodgedwongen verhuizen naar een kleiner hoevetje. Het was het hoevetje op Turkeyen waar later nog Jules Decoster woonde, de familie Logier (1915-1921), Richard Beuselinck (tot 1948) en Hilaire Blomme met zijn zuster Maria (1948-2003). Het hoevetje was vermoedelijk toen al eigendom van de familie, later kwam het in ieder geval als eigendom in handen van Francies Decoster. Het was een armoedige tijd. Er was ernstige crisis in de landbouwsector in het midden van de jaren veertig. In 1845 werden de aardappelen door een erge ziekte aangetast, zodanig zelfs dat de oogst bijna een volledige mislukking werd. Op het grondgebied van Eernegem was een oppervlakte van 350 ha met aardappelen beplant. Er waren slechts 10 ha niet aangetast. De plaag was ontstaan in de streek van Kortrijk en verspreide zich algauw over geheel Vlaanderen. De knollen waren gewoon weggerot in de grond. Ook de volgende jaren waren desastreus voor de aardappeloogst. In 1846 was er de mislukking van de roggeoogst, de opbrengst werd gehalveerd. De gevreesde roest kwam in de vruchten. De prijs van aardappelen, tarwe en rogge verdubbelde zowat. Dit betekende een ware ramp voor de verarmde bevolking. Rogge en aardappelen waren het basisvoedsel van de gewone arbeider. De voedselprijzen stegen zeer snel. De gewone man kon het dagelijks voedsel niet meer betalen. De hongersnood bereikte een hoogtepunt in 1847. Ook in de plaatselijke spin- en weefnijverheid was een grondige omwenteling gebeurd. De kleine thuiswerkers konden alleen nog droge boterhammen verdienen. Rond 1830 was immers de Industriële Revolutie begonnen. Weefgetouwen werden ingevoerd vanuit Engeland. Deze konden duizenden keren sneller werken. De thuisnijverheid stortte in .... De mensen waren arm. De ondervoeding leidde tot epidemieën. Vele mensen stierven in die periode. In Knesselare bijvoorbeeld stierven in die periode bijna duizend mensen op een totale bevolking van ongeveer 4200. Vele mensen waren verzwakt door de honger en stierven door besmettelijke ziekten zoals tyfus. In de winter van 1846-1847 was er een tyfus epidemie, in Eernegem stierven 12 mensen. In de winter van 1847-1848 brak de cholera uit. Gelukkig bleef Eernegem hiervan grotendeels gespaard. Bij de familie Decoster waren er ook sterfgevallen in die periode. In oktober 1847 stierf het 19 maand oude zusje van Francies, Coleta Decoster. Vier maand later stierf Carolus, de vader van Francies. Ook de vader van Sofie Hoorens stierf in 1847. Stierven zij tengevolge van tyfus of cholera?
Rosalie Brouckmeersch was de dochter van Charles (°Eernegem 1810 +Eernegem 1893) en Louise Jonckheere (° Snellegem 1807 + Eernegem 1882). Eeuwenlang (vanaf 1600) behoorde de familie Brouckmeersch tot de rijke elite van Eernegem. Rosalie had nog 2 zusters en één broer die alle drie op jonge leeftijd overleden. Rosalie was de oudste. Haar zus Juliana (°17/12/1842 +26/12/1849) stierf toen ze 7 jaar was. Haar broer Joseph werd 15 maand (°04/03/1844 +04/06/1845). Haar jongste zus Melanie (8/9/1845 +15/03/1865) overleed na een val in de kelder. Dit gebeurde in het kleine huisje waar nu de weduwe Desopper woont (nu Bekegemstraat 14). Melanie stond te babbelen in de huiskamer (nu ovenkot). Ze leunde achterover in het deurgat van de kelder. De deur stond open en Melanie viel in de kelder. Ze overleefde het niet. Ze was 19 jaar. Rosalie bleef als enig kind over. Ze was een gegeerde huwelijkskandidaat voor de boerenzoons uit de streek. Als enige dochter zou ze immers het gehele familiefortuin erven. Henri Blomme, de broer van Amand , was één van de kandidaten. Rosalie kon zich één en ander permitteren en viel niet seffens achterover van Henri Blomme.
Op de hofstede in de Bekegemstraat was er steeds grote bedrijvigheid en beweging. Naast Francies en Rosalie waren er nog 11 kinderen. Ook vader en moeder Brouckmeersch waren inwonend. Daarnaast waren er nog de paardenknechten, de gewone knechten, de meiden, de koewachters. Op 29/08/1896 kwam de 8-jarige Irma Decoster inwonen. Zij was het jongste dochtertje van Eduard en Juliana Rys. Irma was geboren in Ramscapelle bij Nieuwpoort. Haar vader, de broer van Francies, was het jaar voordien in Leke gestorven. Om het gezin te ontlasten kwam zij bij nonkel Francies wonen. Irma bleef er wonen tot ze 21 jaar was (24/06/1909). Toen vertrok ze naar Elsene Rue dIxelles nr 186. Bij het uitbreken van de eerste wereldoorlog moest dochter Romanie, gehuwd met Charles Logier vluchten voor het oorlogsgeweld. Zij woonden in Leke nabij de IJzer. Ook zij kwamen op de hoeve wonen. De kinderen gingen samen met de kinderen van Henri naar school in Bekegem. Na een jaar kon de familie Logier het hoevetje in de Westkerkestraat betrekken. Er waren 6 à 7 paarden op de hoeve. In ieder geval waren er in die tijd 6 à 7 paardenbakken in de paardenstal. Er wordt gezegd dat Francies 105 gemet beboerde. In 1902 werd de woning herbouwd (Kp 3500 fr). Een gedeelte van de oude woning bleef staan om in te wonen terwijl het nieuwe werd gebouwd. De nieuwe woning was niet afgewerkt, geen plafonds, de planché van de opperzolder werd niet gelegd. Francies was een welstellende burger. Mede dank zij de welstand van zijn vrouw kon hij vele eigendommen kopen. Hij behoorde tot de rijke elite van Eernegem. Hij ging naar vele verkopingen om de goederen in te stellen. Diegene die dat deed kon de instelpenningen innen. Natuurlijk moest je daarbij oppassen dat je het goed niet aan je vingers had. In die periode gebeurde de toewijzing bij een openbare verkoop met het opbranden van kaarsen. We geven een beschrijving .hebben wij aan de vergaderde liefhebbers lezing gegeven van beroepen lastencohier, procesverbaal van instel, vonnis en al het voorschrevene en de te veilen goederen andermaal opgeroepen, dewelke na verscheidene hoogenissen en het uitbranden van drie kaarslichtjes en klopslag beslissend zijn toegewezen . Dit is een uittreksel uit de akte van openbare verkoop van gronden in Bekegem die later aan Joseph Decoster toebehoorden. De openbare verkoop gebeurde op woensdag zestien december 1891, om 3 u in de namiddag, in Den Keizerlijken Arend in de Vlaamsche straat 44 te Brugge. Het waren de erfgenamen van grondeigenaar Jan Joseph Du Ry van Steelant uit Gent die de gronden verkochten. Francies betaalde 12700 frank cash voor 4ha 7a 80ca. Vermoedelijk betaalde Francies in klinkende munt. In die periode was papiergeld erg zeldzaam. Het grootste geldstuk in die tijd was een goudstuk van 20 frank. Zijn beurs met geld zal nogal wat gewogen hebben. In goudstukken had hij 635 stuks of 4 kg 100 gr op zak, in vijffrankstukken had hij 2540 stuks mee of 63,5 kg. Toen de brouwerij, waar tegenwoordig André Roelens woont, verkocht werd, maakte Francies aanstalten de brouwerij te kopen. Rosalie Brouckmeersch wilde dat niet. Ze wilde niet dat haar zes zonen zatlappen werden. De kinderen van Francies Decoster en Rosalie Brouckmeersch kregen elk een ruime erfenis. Het kwam er uiteindelijk op neer dat iedereen, hetzij in geld, hetzij in natura een hofstede kreeg.
·Charles kreeg de hofstede met gronden op het Muizenveld
·Julie kreeg geld. Zij en haar man Amand Blomme beboerden een grote hofstede. Deze was weliswaar niet hun eigendom.
·Henri kreeg geld om de hofstede te kopen nabij het Muizenveld.
·Livin kreeg de hofstede in de Zeeweg.
·Romanie kreeg geld.
·Leontine kreeg de hoeve op Turkeyen.
·Emiel kreeg geld. In 1909 kon hij de hofstede in Lahaye St Romain overnemen met een jaarlijkse pacht van 4000 frank. Hij kreeg ook nog het hoevetje met twee partijen land in Bekegem dat later aan zijn zoon Julien werd toegewezen.
·Leonie kreeg geld en deed er goede werken mee.
·Richard kreeg geld en een deel gronden van de centrale hoeve.
·Jules kreeg de gebouwen en een deel gronden van de centrale hoeve.
·Joseph kreeg de hoeve in de Bekegemstraat.
Rond de jaren 1920 waren er een hele tijd strubbelingen in de familie. Leontine, Leonie, Richard en Joseph raakten maar niet getrouwd. De één zat een beetje in de weg voor de andere, kwestie van wie zal waar boeren. De familie besloot het hoevetje waar Henri woonde over te laten aan Joseph (die woonde in Aartrijke, het was daar niet helemaal naar zijn gedacht). Richard kreeg een deel van de gronden van de centrale hoeve, Jules kreeg de gebouwen met een deel grond van de centrale hoeve. Dat was geen probleem voor Richard, Jules besloot immers in Mouveaux (Fr) te gaan wonen zodat Richard kon boeren op de ouderlijke hoeve. Leontine werd gekoppeld aan Richard Beuselinck, zij zouden uiteindelijk het postje op Turkeyen krijgen. Livin kocht het hoevetje in Aartrijke. Henri kreeg geld om zijn hoeve nabij het Muizenveld te kopen. Daarmee waren de problemen opgelost. Heel concrete gegevens zijn ons niet bekend over de rijkdom van Francies. Vele gegevens berusten op overlevering die van verschillende kanten werd bevestigd. We willen toch een poging doen ons een idee te vormen van zijn rijkdom. Emiel Decoster pachtte in 1909 de hoeve in Saint Romain. De jaarlijkse pacht was 4000 Franse frank. De Franse frank en de Belgische frank waren in die periode ongeveer gelijk in waarde. De Latijnse muntunie zorgde ervoor in de tweede helft van de 19e eeuw dat een aantal munten een gelijke waarde hadden.. De uitgifte van het zilveren vijffrankstuk en het gouden twintig frankstukzijn hiervoor een aanwijzing. Na 1909 werden in Frankrijk en Belgie nog twintigfrankstukken aangemunt die eenzelfde gewicht in goud hadden. Met die vierduizend frank had Emiel alleen nog maar de jaarlijkse pachtprijs betaald. Om te kunnen boeren moest hij nog de bestaande vruchten overnemen, 12 paarden, koeien, varkens, landbouwmateriaal enz. Hoeveel geld hij in totaal uitgaf is ons niet bekend. Het zal heel veel meer geweest zijn dan 4000 frank. Op dat moment was Emiel nog niet gehuwd. Hij had dus zelf nog bijna geen geld verdiend. Het kan niet anders dat vader Francies het geld aan Emiel gaf. Wat was toen de waarde van 4000 frank? In 1903 bouwde Francies een nieuwe woning voor 3500 frank. Het was voor die tijd een zeer grote woning. En weet dan dat Francies elf kinderen had. Francies gaf aan ieder kind een erfenis die gelijkwaardig was met de waarde van een hoeve.
Op politiek vlak was Cissen ook actief. Het zat in de familie. Zijn schoonvader Carolus Brouckmeersch was zelf jarenlang gemeenteraadslid in Eernegem (zeker na de verkiezingen 1860/1866/1872 ) In die tijd werden de gemeenteraadsleden voor een ambtsperiode van zes jaar verkozen. De vernieuwing van telkens de helft van de raad gebeurde om de drie jaar. De ene keer werden vier raadsleden verkozen, de andere keer vijf. Vanaf 1860 waren er 11 raadsleden, de burgemeester inbegrepen. De verkiezingen van 1895 waren de eerste waarbij het cijnskiesrecht (enkel wie voldoende belastingen betaalde, kon stemmen) werd vervangen door het algemeen meervoudig stemrecht. Elke man van 25 jaar mocht één stem uitbrengen. Bijkomende stemmen werden gegeven aan rijken, geletterden en huisvaders van tenminste 35 jaar oud en met een eigen huis. Door die nieuwe bepalingen waren er in Eernegem 518 mannen met één stem, 208 mannen met twee stemmen en 103 mannen met drie stemmen. In 1895 werd Cissen verkozen. Henri Hoorens ook. De moeder van Francies, Sofie Hoorens, was de zuster van de vader van Henri Hoorens. Er was dus bloedverwantschap in de derde graad. Alhoewel Cissen meer stemmen behaalde dan Hoorens, gaf Francies zijn ontslag. Bij de verkiezingen van 1903 was Henri Hoorens al overleden, Cissen stelde zich opnieuw en werd verkozen. Op het overlijdensprentje van Rosalie en Francies beschreef de pastoor hen als volgt: Rosalie Brouckmeersch (1840-1896) De zoetste troost die eene huisvrouw in het graf mededraagt is de overtuiging van geweest te zijn: eene onberispelijke vrouw, eene ware en standvastige vriendin, eene moeder vol zorg en teedere liefde voor hare kinderen, wien zij christelijke deugden voor erfdeel laat. Beminde Echtgenoot, moge God onze kinderen zegenen opdat gij u in allen zoudt mogen verheugen. Lieve kinderen, eert uwen vader uit geheel uw hert; peinst op uwe moeder en op alles wat zij voor u gedaan heeft; peinst op deze wier bekommernissen even groot waren als hare genegenheid; vergeet haar niet tot dat gij haar door uwe gebeden in het huis des Heeren geleid hebt. Heer, geef mijne kinderen een deugdrijk hert, opdat zij uwe geboden en leeringen goed onderhouden, hunnen vader eeren, hunne moeder indachtig wezen, in vrede en eenheid leven.
Francies Decoster (1839-1922) Sedert jaren wist hij, dat eene ongeneesbare kwaal hem ten grave leidde, maar hij zag gerust de dood aankomen. Hij zegende de hand Gods, die hem getroffen had en aanveerdde, vol overgeving aan den wil Gods, het kruis dat hij te dragen had ; hij wist immers, dat de Heer zijne vrienden beproeft en dat de kwellingen, uit liefde verdregen, als edele gesteenten zullen blinken in de kroon des hemels. Voorwaar de pijnlijkheden zijner ziekte heeft hij verduldig en verdienstig verdregen en vol geloof en hoop, zijne ziel liefdevol in Gods handen gegeven. Zijne ziel bleef kalm en rustig en hij stierf godvruchtig. De dood der rechtveerdigen is kostbaar, omdat zij den toegang tot het ware leven opent. H. Bern. DIERBARE KINDEREN, hebt dank voor al uw zorgen en waken; God zal 't u vergelden. Wandelt steeds op den weg van eer en plicht; dient den Heer in der waarheid en helpt door uwe gebeden en H. Communiën uwen Vader en uwe Moeder, die in den hemel bidden voor u. Lieve BLOEDVERWANTEN en VRIENDEN, vergeet ons niet.
Rosalie Brouckmeersch was lid van de genootschappen van het H Sacrament, het H Hert van Jezus, den H Rozenkrans, den H Kruisweg en de H Moeder Anna. Francies was lid van het genootschap van t H Sacrament, t H Hert en van de H Vincentius. Het genootschap van de H Vincentius à Paulo werd in Eernegem opgericht in 1863 door pastoor Maarten Pype. Het doel van de vereniging was in eerste instantie de zelfheiliging van de leden. Een middel daartoe was het beoefenen van de naastenliefde. Dit was mede één van de oplossingen voor het probleem van de armoede en van de negatieve gevolgen van de Industriële Revolutie. Door het beoefenen van de naastenliefde (geven van aalmoezen) probeerde men te beletten dat de armen over hun eigen droevig lot zouden morren. Men moest hen geduld, onderwerping aan Gods wil en eerbied voor het verschil der maatschappelijke standen bijbrengen. In 1874 heette het dat deLiefde het verderfelijke materialsmus moet overwinnen. De katholieke liefdadigheid diende bovendien niet alleen op het lichamelijke, maar ook op de geestelijke noodwendigheid te zijn gericht. De nieuwe pastoor Loys die op 6 mei 1874 met een feestelijke stoet werd ingehuldigd, maakte zijn opvatting over de werking van het genootschap duidelijk. De verslaggever schrijft in het verslagboek van het genootschap: Hij doet de strekking kennen van de opstokers van het werkvolk tegen de rijken en bewijst hoe het genootschap van den heiligen Vincentius à Paolo moet dienen tot bemiddelaar tusschen de welhebbende en de armen. Het genootschap van St. Vincentius á Paulo bleef nog tot lang na Wereldoorlog II bestaan. Het stierf, vermoedelijk in de jaren '60, een stille dood, vooral omdat de Commissie van Openbare Onderstand (COO) zich beter van zijn taak begon te kwijten. De doelstellingen van het Genootschap bestonden in de eerste plaats in het lenigen van de materiële noden van arme gezinnen. Dit werd vaak gebruikt om godsdienstige en zedelijke problemen binnen de arbeidersgezinnen aan te pakken. Armoede was immers, volgens de toenmalige paternalistische leer van de Kerk, geen gevolg van te lage lonen, maar wel van problemen binnen het gezin zelf. Dit kon ziekte of dood van de kostwinner zijn, maar ook dronkenschap. Voor de werkende leden kwam het er immers op aan de christelijke naastenliefde te beoefenen. Actief zijn was bijgevolg al even belangrijk voor hun eigen zieleheil als voor het materiële welzijn van de gesteunde gezinnen. Dank zij dit genootschap konden zowel rijken als armen de hemel verdienen. De rijken mochten daarop hopen door de liefdadigheid die ze betoonden; de armen kwamen in de hemel als ze hun lot hier geduldig verdroegen. (Zie Ernigahem 1995 nr2)
Een spotliedje uit die tijd: Tierielalaliete, naam had de schiete, vanachter en van voorn, Je scheet al in de zwienebak, de zwienebak splet open, naam gienk aant loopn, totdat heel zn broek vul mostaerd was.
Charles was de oudste zoon in het gezin van Decoster Francies en Brouckmeersch Rosalie. Als oudste zoon mocht hij soms wel iets meer dan de andere kinderen. Vader Francies was een fervent jager. Charles mocht altijd mee op jacht. Zijn broers waren toen een beetje jaloers op hem. Ze gaven hem de bijnaam Krentestuute. Vanwaar die naam juist kwam wist onze contactpersoon niet.
Al heel jong was hij verzot op de meisjes. Dat zou hij zijn gehele leven blijven. Hij had toch de naam van .En raak dan die naam maar eens kwijt.
Zo ook leerde hij het buurmeisje Marie-Louise Vandecasteele kennen. Marie Louise was de dochter vanen Timmerman. Haar ouders waren vroeg gestorven. Ze moest het huishouden verzorgen voor zichzelf en haar drie broers. Ze hadden het niet te breed en gingen af en toe werken bij boer Cissen Coster. Daar leerde ze Charles, de oudste zoon van Cissen kennen en beminnen. Marie Louise en Charles kenden mekaar al van in hun jeugd. Ze waren immers buren. Ze wilden eigenlijk al huwen in 1896. Het huwelijk werd lange tijd uitgesteld door het overlijden van moeder Rosalie Brouckmeersch. Zij overleed op 3 oktober 1896. Marie-Louise en Charles huwden op 13 januari 1897, Katen was 30 jaar, Marie Louise was 34 jaar.
Charles en Marie-Louise gingen boeren op de hoeve op het Muizenveld (toen Muizenveld 76, nu Muizenveld nr 27). Irma werd er geboren in 1897. Henri, de oudste broer van Charles was peter. Irma ging ieder jaar nieuwjaar vieren bij peter Henri. Ze mochten er lukken eten, dat wel, maar voor de rest was Henri nogal krenterig. Vier jaar later werd Jules geboren.
Op de hoeve ging alles zijn gewone gang. Marie-Louise zorgde voor de kinderen. Charles was meer een man van de wereld. Hij trok zich aan van de politiek in de gemeente Eernegem. Na de oorlog was hij zelfs gemeenteraadslid.
De eerste wereldoorlog had veel veranderd voor de gewone mensen in de streek.
De twee arrondissementen Ieper en Diksmuide werden nagenoeg geheel vernietigd. Deze streek was het meest winstgevende en vruchtbaarste deel van ons land. Na de aftocht van de Duitsers bleef slechts een verscheurde en doorwoelde streek over. Het geheel was vervormd met obusputten, loopgraven en moerassen. De gehele streek was ontvolkt en verlaten door de gruwelijke oorlog.
De bevolking keerde geleidelijk aan terug. Men kon bijna niet meer zien waar nog mensen hadden gewoond. Hier en daar waren er betonnen bunkers die als eerste woningen moesten dienen voor de terugkerende vluchtelingen.
De aangerichte verwoesting was enorm groot. Chinese arbeiders-militairen werden ingezet om militaire wrakken en resten van munitie op te ruimen. De Belgische Heidemaatschappij had tot taak de gronden te effenen, afwateringen herstellen, grote en kleine wegen heraanleggen, werken van ontginning en beplanting. Stilletjes aan begon de heropbouw. Aannemers van over geheel Belgie konden aan de slag om de frontstreek een nieuw uitzicht te geven.
De Belgische Boerenbond richtte te Roeselare een Bijzondere Dienst der Verwoeste Gewesten op. Het werd een inlichtingenbureel, waar vanuit alle uithoeken van het land, mensen toe kwamen met de bedoeling in de streek een nieuw bestaan op te bouwen. Vele jonge boeren voelden zich aangetrokken door de ruime subsidies en de vruchtbare grond. Zo ook Charles, hij besloot zijn hoeve op het Muizenveld te verkopen en een nieuwe toekomst op te bouwen in Boezinge. Hij was trouwens niet alleen. Zijn zuster Romanie en haar man Charles Logier zagen het ook niet meer zitten verder te boeren in Leke. Zij konden een boerderij huren in Zuidschote.
De hoeve op het Muizenveld werd verkocht aan Bruno Spillier en Virginie Vandecasteele (°Aartrijke). Zij kwamen van Leffinge en verhuisden naar Eernegem op 20/02/1923. Rond 1945 kwam Petrus Vandewalle er wonen. Hij bouwde er rond 1950 een nieuwe woning.
Na de verkoop van de hoeve kocht Carolus een woning in de Stationstraat (toen nr 80) in Eernegem. Het was de woning waar postmeester Adhemar Lemiere, gehuwd met Julie Bulcke, woonde. Adhemar Lemiere verhuisde naar Langemark.
Het was wel nog even schipperen in die periode. De hoeve in Eernegem was verkocht. De familie Charles Decoster moest plaats maken voor de nieuwe eigenaars. Ondertussen was Irma gehuwd met Prosper Duyck. Zij betrokken de woning in de Stationstraat. De hoeve in Boezinge was nog niet bewoonbaar. Charles en Marie-Louise verhuisden naar Zuidschote. Daar gingen ze een tijdje inwonen bij Charles Logier en Romanie Decoster. Charles deed aangifte van zijn vertrek op het gemeentehuis in Eernegem op 07/04/1924. Zoon Jules was voordien al verhuisd (03/07/1923) naar Zuidschote. Dat is echter een ander verhaal (zie verder)
In 1924 was Charles ondertussen 57 jaar geworden, zijn vrouw was 61 jaar. In Boezinge ging het leven er verder zijn gewone gang. Charles en Marie Louise woonden er in bij hun zoon Jules die ondertussen gehuwd was met Irma Verzyck.
Naar het einde van haar leven toe wilde Marie-Louise niets anders meer doen dan werken. De kinderen vonden dat, gezien haar ouderdom, het niet zo goed meer was voor haar om in Boezinge te blijven en drongen er op aan dat ze naar Eernegem zou verhuizen. Ook haar gezondheid was niet zo goed meer, ze had nogal veel last van haar maag. Marie-Louise kwam inwonen bij haar dochter Irma.
Marie-Louise Vandecasteele stierf in Eernegem op 7 februari 1944. Ze was 81 jaar geworden. We citeren uit haar bidprentje:
De dood zal komen als een dief in den nacht, wanneer gij er't minst aan denkt. Wees dan altoos bereid ..
Meetje was bereid: haar voorbeeldig leven staat daar borg voor. Zij kenmerkte zich door haar goedheid en eenvoudigheid, gezapig en geregeld van zeden, aangenaam en gezellig in hare gesprekken, nog naarstig en bedrijvig niettegenstaande haren hoogen ouderdom. Nooit heeft zij betracht aardsche roem en glorie te verwerven, maar onbaatzuchtig haar plicht te doen tegenover God en de haren.
Charles, officieel Carolus, had twee bijnamen: Katen en De Boaerd. Hij had een zeer grote baard. Om te lachen kon hij wel eens zeggen dat hij nog naast Koning Leopold stond om met hem te vergelijken wie de mooiste baard had.
Hij was een levensgenieter. Hij zag graag de vrouwtjes maar lette toch op zijn zaken. Hij liet zijn kinderen niet onbemiddeld achter. Hij kon het huis in de Stationstraat kopen voor zijn dochter en de boerderij in Boezinge overnemen zonder schulden te maken.
Charles overleefde zijn vrouw nog 12 jaar. In Boezinge kon hij vele jaren rekenen op de goede zorgen van zijn schoondochter Irma Verzyck. Hij stierf op 9 juni 1956. Hij was 89 jaar.
Prosper Duyck uit Snaaskerke werd op 18/09/1912 onderwijzer benoemd in Eernegem. Hij verving Arthur Fol. Prosper kreeg de eerste klas.
Bij het uitbreken van WOI vluchtte de familie Duyck naar Frankrijk. Prosper werd soldaat.
Na de oorlog was Prosper reeds op 10/02/1919 terug in Eernegem .Hij hervatte onmiddellijk de vijfde klas. Op 20 mei 1920 werd Prosper als onderwijzer vast benoemd in de gemeenteschool, ter vervanging van Arthur Vanmassenhove die ontslag nam om herenboer te worden in Normandie.
Begin 1922 had de gemeente Eernegem een nieuwe secretaris nodig. Prosper besloot zich kandidaat te stellen. Een secretaris wordt door de gemeenteraad benoemd en dus besloot de jonge Pros alle gemeenteraadsleden een bezoekje te brengen om hun stem te vragen. Zo ook belande hij in de woning gelegen Muizenveld 76, op de hoeve van Carolus Decoster. Deze was immers in die periode gemeenteraadslid. Op de hoeve ontmoette Prosper de jonge Irma. Naar verluid was het liefde op het eerste zicht. Zij huwden op 18 januari 1923.
Op 22/04/1922 neemt Prosper ontslag als onderwijzer. Vier dagen later (26/04/1922) stelt de gemeenteraad hem aan als nieuwe gemeentesecretaris.
Gedurende WOII ontploften er verschillende V2 bommen in Eernegem. Eén ontplofte nabij de gemeenteschool. Er waren vele doden. Ook in de tuin van de familie Duyck ontplofte een bom. Er was heel veel schade aan de woning. Het gezin besloot te vluchten. Ze kwamen op de hoeve Blomme terecht. Bij hun aankomst aldaar was Julie bezig met de pap te roeren in een grote ketel die boven de open haard hing. Julie had het blijkbaar niet erg voor de familie Duyck en zei op een schertsende manier, na het aanhoren van het relaas van de ontploffing: En zo hebben jullie ook eens tegenslag gehad, jullie hebben nog nooit iets meegemaakt. Na een viertal nachten bij de familie Blomme vonden ze onderdak in de woning van notaris Boedts.
Op zijn bidpretje werd Prosper Duyck als volgt beschreven:
Als gemeentesecretaris was hij mens met de mensen; schrander in zijn beslissingen, met doorzicht en intuïtie verkende hij elke situatie met geduld en niet voortvarend loste hij elk probleem op; hij was onmeedogend voor kruiperij en gevlei; wars van alle oneerlijkheid, chantage of omkoperij. Hij was begrijpend voor zwakheid of onkunde; voorkomend voor onwil of bedrog; zonder onderscheid van persoon, stand of rang. Hij was in dienst van de gemeente en belangeloos ten dienste van iedereen. Zo stond hij onbaatzuchtig ten dienste van zijn volk in de grootste eenvoud en de ontkenning van zichzelf.
·Jules was een levensgenieter. Hij leerde Irma Verzyck kennen. Het was grote liefde. Irma was afkomstig van Eernegem, van aan de andere kant van de Doolbos. Haar ouders waren helemaal niet akkoord met de vrijage. Om te kunnen huwen vertelde ze haar ouders dat ze in verwachting was, wat gelogen was, ze kreeg nooit kinderen. Irma verliet de ouderlijke woning om nooit meer terug te keren (officieel 1/10/1924).
·Jules en Irma vestigden zich in Zuidschote, in het dorp. Na hun huwelijk wilde Jules eerst een poosje van het leven genieten vooraleer het werkelijke leven te beginnen (zo vertelde hij het toch aan zijn familie). De werkelijkheid was dat de hoeve in Boezinge die ze zouden betrekken nog niet afgewerkt was. Jules ging veel helpen op de boerderij van tante Romanie in Zuidschote (o.a. bieten zetten). Jules bezat een paard. Aangezien er in zijn woning geen plaats genoeg was stalde hij het paard aan de andere kant in het café. Natuurlijk moest hij het paard te eten geven. Dit deed hij een verschillende keer per dag
·Jules en Irma boerden er op de hoeve in Boezinge. Vader Charles en moeder Marie Louise woonden bij hen in. In hun oude dag konden Charles en Marie Louise zich geen betere schoondochter wensen. Irma zorgde voor hen als geen ander.
·Jules hield van de vrouwen. Irma was dan ook heel jaloers. Toch kwam Jules altijd terug naar huis, al was het soms heel laat. Dikwijls stond hij voor een gesloten deur.
Eens had hij een verhouding met een getrouwde vrouw uit Brugge. Op één of andere manier had hij een ladder nodig om al over een dak in de woning van die vrouw binnen te raken in Brugge. De buren in Boezinge wisten wanneer Jules naar Brugge vertrok, ze zagen het aan de ladder die bovenop de auto gebonden was.
·Jules was een fervent pensjager. Iedereen kende hem. Heden, twintig jaar na zijn overlijden kunnen de mensen uit de buurt hem nog levendig voorstellen: De pensjager met een mond slechte tanden. Uiteraard waren de jachtwachters niet tevreden met het gestroop van Jules. Dikwijls lagen zij op de wacht om Jules te snappen. Dit gebeurde echter niet. Jules kon ermee lachen. Terwijl de jachtwachters op mij liggen te loeren in de nacht, lig ik met hun vrouw in bed, zei hij.
Jules was een expert in het stropen. Hij bond het licht onderaan zijn geweer en lichtte zo naar de hazen. De hazen zaten dan te spelen in de lichtbundel. Indien deze te ver van hem vandaan waren, kon hij ze met zijn lichtbundel dichter trekken tot ze binnen schootsafstand kwamen. Carlos Logier was het petekind van Jules. Carlos ging dikwijls met hem mee om te stropen, Jules lichte de hazen en Carlos mocht ze neerleggen.
·Na zijn op pensioenstelling ging Jules soms helpen bij Edgard Logier in Roeselare. Edgard was toen al overleden. Op een dag waren Carlos en Jules bieten aan het halen van het veld. Carlos reed met de kar en het paard, Jules keek uit op de grote baan om de autos tegen te houden en aldus het paard met de kar op een veilige manier te laten oversteken. Een prachtige Mercedes stopte en een deftige heer, met col en plastron, stapte uit. Hij vroeg welke baan dit hier was. Jules antwoordde zonder verpinken: Dit hier? Dit is een asfaltbaan. Jules knipoogde naar Carlos en beiden vervolgden hun weg.
·Een andere keer wilde Jules enkele zakken paardenstront meenemen naar huis om te verwerken in zijn tuin. Hij vulde geheel de koffer van zijn Taunus met zakken en vertrok richting Bikschote. Onderweg werd hij tegen gehouden door de rijkswacht. Na zijn papieren te hebben gecontroleerd en rond de Taunus te hebben gelopen vroegen ze hem zijn koffer open te doen. En wat is dat hier?. Dat is stront. De gendarmes dachten dat Jules hen voor aap hield en namen hem mee naar de rijkswachtkazerne. Aldaar gekomen goot hij de zakken paardenstront uit voor de neus van de verbaasde rijkswachtofficier van wacht.
·Ook op oudere leeftijd waren Jules en Irma nog levensgenieters. Velen in Eernegem zien hen nog voorbijsnorren met hun mooie sportwagen.
·Irma Verzyck is haastig overleden in haar woning te Bikschote, Langemark, op 19 maart 1976. Ze was 74 jaar. We citeren haar bidprentje:
Zij was lid van de Broederschap van 0.-L.-Vrouw.
In alle omstandigheden van het leven bleef zij de vriendelijke opgewekte vrouw, die haar eigen lasten en moeilijkheden verborg om de zorgen van de anderen te verlichten: zo dikwijls ging zij helpen bij vrienden en geburen als zij in nood waren en ze deed het gaarne.
Nu zij zo gelukkig met haar echtgenoot van een welverdiende rust genoot, heeft God haar plots tot Zich geroepen, om eeuwig bij Hem te leven.
·Na de dood van zijn vrouw leerde Jules Hilde Lambert kennen. Hij kende haar eigenlijk al van in 1965 toen hij met Irma op pensioen ging. Ze gingen toen wonen in het huisje naast Hilde Lambert, in Bikschote Diksmuidestraat 31. Beide woningen vormden een tweewoonst. Jules had toen al een verhouding met Hilde, tot groot ongenoegen van zijn vrouw. De vader van Hilde was een Duits soldaat die hier achter was gebleven na de eerste wereldoorlog. Haar moeder was vroeg gestorven. Hilde was nooit gehuwd.
Jules stierf in de kliniek in Ieper op 17 december 1987. Hij was 86 jaar.
Zijn bidprentje:
Toen hij kwam rusten in zijn huizeke te lande was hij een gelukkig man die mee leefde met de natuur en het werk op het land bleef volgen ; ook toen beleefde hij er deugd aan zijn oude sport te kunnen beoefenen en nu en dan eens te jagen. Maar met de ouderdom kwamen ook voor hem lastige jaren van ziekte en ongemakken, toch bleef hij steeds opgewekt en vol moed en bereidde zich voor op de naderende dood, die hij niet vreesde en waarover hij gemakkelijk kon spreken.
Dierbare familieleden en vrienden ik dank U voor alles wat U voor mij hebt gedaan, U vooral Hilde, mijn oprechte dank voor uw genegenheden uw liefdevolle behulpzaamheid; dankzij U kon ik in mijn huis blijven
Julie huwde op 23 november 1903 met Amand Blomme. Julie was 35 jaar en Amand 40 jaar. Amand was de jongste zoon van Joannes Baptiste (°Eernegem 02/02/1809 + Eernegem 07/10/1871) en Vandecasteele Cecilia (°Eernegem 21/10/1821 + Eernegem 02/03/1874).
Voor Julie Amand leerde kennen kwam de grootvader van Andre Roelens, Richard Roelens, nog bij haar vader, Francies, vragen om de hand van zijn dochter Julie. Julie was daar niet zo mee opgezet. Francies zond Richard door naar de familie Jonckheere in Jabbeke alwaar nog een huwbare jongedochter was, Eugenie Jonckheere. Richard Roelens huwde ermee. Francies kende die familie zeer goed. Zijn schoonmoeder was immers Louise Jonckheere en was van daar afkomstig.
Algauw kregen Amand en Julie twee kinderen die ze Hilaire en Maria noemden.
Amand en Julie konden de hoeve van de Blommes overnemen. Het was een grote boerderij. Er was veel werk op de velden. Er waren vele knechten en meiden op de boerderij. Ook mensen uit de buurt konden iets bijverdienen op hun boerderij, alhoewel de weddes er niet zo hoog waren.
De oogst en het dorsen waren bij de Blommes een hele gebeurtenis. De hele buurt kwam er helpen. Ook Maria Blomme kon haar mannetje staan. Ze kon vorken als geen ander in haar jonge tijd (=de korenschoven van op de kar omhoog steken in de schuur). Niemand die haar later nog gekend heeft kan dit geloven. Op latere leeftijd werd Maria een beetje schizofreen. Ze had een heel speciaal karakter. Ze sliep overdag en was snachts wakker.
Julie moest veel werken. Men noemde haar Mette. Zij moest veel eten klaar maken voor al het werkvolk. Ze kon zeer lekkere saus maken met een heel klein beetje vlees: perje-saus, (gemaakt van fijne schelletjes schuttel). Er waren altijd veel patatten met een weinig vlees. Toen ze 85 was moest ze nog alleen de koeien melken terwijl iedereen op het land zat.
Amand kon smorgens smakelijk eten, 5 roereieren en een stutte of twee.
Ook Margriet van Sjeppens vond het altijd zeer lekker bij Bloms, ze kon er wel elf stutten eten.
Amand was een harde man. Zijn kinderen namen het hem later erg kwalijk dat hij zo hard was. Hij had het waarschijnlijk niet gemakkelijk gehad in zijn jonge jaren. Al vroeg verloor hij zijn ouders. Zijn vader stierf toen hij acht jaar was. De man was toen 62 jaar. Ook zijn moeder was heel vroeg gestorven. Zij was 53 jaar, Amand was elf jaar. Hij werd verder opgevoed door zijn broers en zusters.
Vele jaren kwam Amand niet overeen met zijn vrouw. Ze sliepen apart, Julie in de sponde (ingemaakt bed) onder de trap met Maria bij haar en Amand op de voute. Ze praatten ook nooit tegen mekaar, ze waren altijd boos op mekaar. Julie verweet hem dat hij zeer traag was, veel te traag, er werd niet gewerkt en ze verdienden niet genoeg. Het gebeurde nog dat ze zo laat waren met het zaaien in het najaar dat ze nog maar één veld bezaaid hadden voor de winter. Het begon toen te regenen en hij had geen wintervruchten.
Tijdens de eerste wereldoorlog gebeurde er iets op de hoeve dat een zeer grote inpakt had op hun verdere leven. We nemen een artikel over van de plaatselijke heemkundige kring.
Amand Blomme door Duitsers gevangen in 1915 (Ernigahem2003 nr2-3)
De Eerste Wereldoorlog zou een einde stellen aan het plezier van de duivenmelkers.
Reeds in februari 1915 verschenen de eerste aanplakbrieven waarbij werd aangekondigd dat alle vervoer van duiven verboden werd, geen enkele duif mocht nog uitvliegen en op 4 mei kwam het bevel dat alle duiven moesten gedood worden. Dagloner Seraphin Pitteman (°1876) woonachtig Veld 179 D was het eerste slachtoffer. In juni werd hij betrapt omdat hij enkele duiven had weggeborgen. Hij werd naar de Kommandatur gebracht, tot enkele maanden gevangenisstraf veroordeelt en direct afgevoerd. Landbouwer Amand Blomme Watervallestraat A 55 had ook duiven, geen reisduiven, koters, maar de bezetter was onverbiddelijk: alle duiven in het operatiegebied moesten gedood worden. Ingekwartierde soldaten hadden hem reeds herhaaldelijk verwittigd. Eind oktober kreeg boer Blomme bezoek. De huiszoeking leverde geen reisduiven op, men vond wel een jachtgeweer dat Amand verborgen had. Op 19 november 1915 werd Amand voor het Krieggerecht te Koekelare gebracht. Hij werd veroordeeld tot drie jaar tuchthuisstraf. Met aanplakbrieven dd 16.12.1915 werd de bevolking op de hoogte gebracht van het vonnis.
Met medeweten, misschien onder impuls van de ingekwartierde dominee Fr.Brandt besloot de familie Symaeys (moeder Symaeys was de zuster van Amand) stappen te ondernemen om Amand Blomme vrij te krijgen. Zuster Agnes (Louise Vandenbroucke) werd erbij betrokken en ook burgemeester Inghelbrecht beloofde medewerking. Op 8 december 1915 was zuster Agnes klaar met haar verzoekschrift dat in Aartrijke, in 1916, samen met het getuigenis van burgemeester Inghelbrecht aan de Allerdurchlaustigster Kaiser werd opgestuurd. In vertaling luidde hij als volgt:
Vrouw en kinderen, verwanten en vrienden van landbouwer Amand Blomme uit Eernegem, nemen de eerbiedige vrijheid aan uwe majesteit deemoedig een verzoekschrift te richten.
De hier altijd als eerlijke en brave man bekende landbouwer Amand Blomme uit Eernegem werd in november 1915 door het Krijgsgerecht in Koekelare tot 3 jaar gevangenis veroordeeld, daar in zijn bezit een wapen gevonden werd. Niet boos inzicht, alleen de omstandigheden hebben hem ertoe bewogen dit wapen te verbergen, daar het een bijzonder waardevol en kostbaar aandenken aan zijn vader betrof, waaraan hij verkleefd was. Nu is deze familie zo hard getroffen, in de grootste nood gekomen, daar het die verlaten vrouw onmogelijk is het boerenbedrijf met veel landerijen te verzorgen en te bewerken. Daarbii heeft zij nog twee kinderen te voeden. Vreemde hulp is niet te bekomen, want wegens de oorlog zijn veel mannen gevlucht. Nu dat de bewerking van de akkers begonnen is, weet die uitzichtloze echtgenote in haar nood en twijfel geen andere uitweg dan zich tot uwe majesteit te richten om hulp en genade en om de vrijlating van haar man na een halfjaar gevangenis te bekomen.
Een nicht van de ongelukkige man is zuster in het klooster van Eernegem waar sedert november 1914 reeds honderden zieke en verwonde Duitse soldaten verpleegd worden. Vrijwillig, alleen omwille van de barmhartigheid heeft het klooster in het aanwezige veldlazaret zes zusters ter beschikking gesteld, die zonder uitzicht op welke vergoeding ook, dag in dag uit, met de grootste opoffering deze ongewone dienst in de waskeuken en elders verslaan. Daarom vragen deze zusters in naam van deze nicht aan uwe majesteit, bekend om uw edelmoedigheid, deze ongelukkige man te willen begenadigen.
De ondergetekenden vertrouwen op de onbegrensde goedheid en waarachtige christelijke liefde van Uw verheven
Majesteit, als op de ontvankelijkheid van Uw genade om recht te laten geschieden.
In diepe deemoed en eerbiedige onderdanigheid,
Uwe Majesteit allergehoorzaamste onderdanen.
Het genadeverzoek werd ingewilligd en na 18 maanden gevangenis kwam Amand Blomme terug vrij. Zijn bekende koppigheid bracht hem opnieuw in moeilijkheden na de bevrijding. Het tijdperk onmiddellijk na de oorlog werd gekenmerkt door een gevoelige verhoging van de verkoop- en pachtprijzen. Het is bekend dat bij de publieke verhuringen de landbouwers zelf de hoogste prijzen aanboden die maar al te dikwijls het gezond verstand overschreden. Van deze toestand maakten de grondeigenaars gebruik om de pachtprijzen te verhogen. Pachter Amand Blomme kwam aldus in conflict met de eigenaar, zodat uiteindelijk met de kinderen Blomme een overeenkomst moest bereikt worden.
Als een verbitterd man zou Amand nu zijn verdere levensdagen slijten op de boerderij.
Amand stierf op vier februari 1944 aan maagkanker.
Julie overleefde haar man 10 jaar. Begin mei op een zondagmorgen: Julie was zich aan het klaar maken om naar de mis te gaan. Ze kreeg een hartinfarct en viel achterover op bed. Ze bleef daar geruime tijd liggen. Twee weken later overleed ze.
·Blomme Hilaire deed zijn plechtige communie in Eernegem op zaterdag 29 juni 1918.
·Blomme Hilaire: 11e Art 1e groep 1e esc klasse 1927 nr 161/9806 wachtmeester
·Hilaire had een bewogen liefdesleven. Zijn gehele leven stond in het teken van de jacht op vrouwen.
- Margriet Decoster zag eens een stapeltje brieven liggen op de vensterbank, ze nam ze ter hand en begon erin te lezen, het waren liefdesbrieven van x aan Hilaire. De familie x had blijkbaar succes bij de familie Blomme. Ook Maria had een vrijage, met x. De vrijage duurde vele jaren. Maar Omer had blijkbaar ook oog voor andere vrouwen. Gedurende een hele periode had hij twee lieven. Uiteindelijk kwam het moment dat hij toch moest kiezen. Maria Blomme kreeg de bons en Omer huwde met xx. Maria Blomme moest geen man meer hebben. Ze bleef haar gehele leven ongehuwd.
- xxx was een andere liefde van Hilaire. Over haar weten we niet zoveel. Na de dood van Hilaire vonden we een foto van haar. We vermoeden dat zij een heel speciaal plaatsje had ingenomen in zijn hart.
- In 1948 lieten Hilaire en Maria hun hoeve over aan de familie Sierens uit Oedelem. Er waren daar twaalf kinderen. Omdat er te weinig werk was in Oedelem moesten de helft van de kinderen naar Eernegem komen om hier de boerderij te runnen. Lea Sierens kwam ook naar hier. Lea was niet onaantrekkelijk. Hilaire die af en toe een handje kwam helpen op de hoeve werd verliefd op Lea. De situatie werd onhoudbaar en Lea moest terug naar Oedelem.
- In de jaren vijftig had Hilaire nog een relatie met een buurmeisje, Angèle Denduyver. Zij was 25 jaar jonger dan hijzelf.
- Na de dood van Kamiel Decoster (zoon van Henri) in december 1969 dacht Hilaire zijn kans te wagen met Madeleine Kyndt. Zij bezat nogal wat huizen (de hele Pinne was haar eigendom) en was dus wel een goede partij. Zelf was hij ook niet onbemiddeld. Mensen die het kunnen weten fluisteren over 60 miljoen.
Voor zijn dood had Kamiel nog gepraat met zijn vrouw over haar toekomst. Kamiel had er niets op tegen dat zij haar leven zou herbeginnen. Hij had wel een veto gesteld tegen Hilaire Blomme.
Hilaire deed wel erg zijn best. Hij ging met haar wandelen op de zeedijk in Oostende. Hij was bezorgd om haar veiligheid en leerde haar karabijnschieten om eventuele inbrekers op de vlucht te jagen. Toch braadde zijn haring niet. Na enige tijd had hij het begrepen. Madeleine zag hem niet meer.
·Hilaire Blomme was nogal gierig. Toch ging graag eens kaarten. Eens waren ze met vier in het café aan het kaarten. Elk om beurt trakteerden ze. Hilaire nam telkens een reep chocolade. Toen het zijn beurt was om te trakteren had hij drie repen chocolade voor zich liggen. Hij gaf aan elk van zijn medekaarters een reep chocolade.
·Hilaire Blomme was een ontwikkeld man. Hij kon vloeiend Frans praten. Hij was geabonneerd op de Libre Belgique. Deze krant had hij nodig om dagelijks zijn beursbeleggingen na te zien. Dat hij rijk was, was voor iedereen op de gemeente duidelijk. In de jaren 1950 -60 was het te lande nog niet gebruikelijk dat men geld ging lenen bij de bank. De plaatselijke notaris zond vele mensen door naar Hilaire Blomme. Op een verborgen wijze rekende hij ruime intresten aan. Hij leende niet zomaar geld aan de mensen. In moelijke gevallen stelde hij zichzelf veilig met een hypotheek.
·Op vrijdag ging Maria altijd naar de markt in Eernegem. Ze bracht toen koeken, chocolade en spekken mee voor iedereen die er werkte.
·Maria Blomme was zeer christelijk. In de jaren zeventig probeerde ze contact te zoeken met monseigneur Desmedt, bisschop van Brugge. Ze was immers eigenaar van de helft van de bezittingen van Hilaire Blomme. Ze wilde haar deel aan het bisdom schenken. Hilaire stak daar een stokje voor.
Men noemde Henri Inten. Iedereen had een bijnaam in die tijd. Later verminderde dat. Maar toch, tot op heden noemt men de nakomelingen van Aurel als volgt: Godelieve en Denise van Arels, Gerard van Arels en zelfs John van Gerard van Arels.
Henri huwde op 36 jarige leeftijd met Juliana Vermeersch. Juliana was 37 jaar. Zij was de dochter van Ferdinand en Juliana Stael. Ze was van Ichtegem afkomstig. Haar ouders hadden een boerderij aan de linkerzijde van de baan Oostende Torhout, zowat halfweg tussen de Halve Barrière en De Engel.
Met hun huwelijk konden Henri en Juliana seffens het hoevetje van vader Francies betrekken. Het hoevetje was gelegen in de Watervalle (nu Bekegemstraat 16). Henri liet zich uitschrijven op het gemeentehuis op18/06/1905.
Niettegenstaande haar leeftijd kreeg Juliana nog vier kinderen. De jongste kocht ze toen ze 43 jaar was. Het waren Andre, Aurel, Kamiel en Germaine. De kinderen gingen in Bekegem naar school. In het begin van de oorlog 14-18 gingen de kinderen van Charles Logier en Romanie Decoster met hen mee naar school. De familie Logier was immers weggevlucht van hun hoeve in de frontstreek en woonde bij vader Francies.
Henri en Juliana wilden dat hun kinderen fatsoenlijk ontwikkeld waren. Allen gingen naar het college in Oostende. Germaine, de jongste, was de oogappel van Henri. Ze kon voor hem niets misdoen. Ze was immers een meisje en moest soms wel eens opbotsen tegen haar oudere broers.
In 1921 kwam in de buurt een hofstede te koop nabij het Muizenveld (Streule 77). De vorige bewoners Karel Pille en Amelie Deschacht waren vertrokken. Henri meende zich te kunnen verbeteren. Het was een hofstede met meer grond. Henri kocht op 25/06/1921 de eigendom van Jonkheer Baron Julien Van Caloen de Basseghem, bij notaris Van Caillie te Brugge. De totale oppervlakte was 6ha 16a 10ca verdeeld over volgende percelen: Eernegem sectie A nrs 638, 639, 640, 641, 642, 643, 651, 654, 657, 658, 660a, 662, 679, 680, 652b, 653b, 653c, 655a, 655b. Een jaar later, op 27/08/1922, kon hij bij notaris Boedts nog een partij kopen van zijn broer Charles, oppervlakte 1ha 47a 40ca zijnde Bekegem sectie B nr 14. De familie verhuisde officieel op 07/11/1922
Op 7/10/1953 werd de eigendom verdeeld onder zijn kinderen.
Na het huwelijk van Aurel werd de hoeve aan hem overgelaten. De woning werd met een gedeelte uitgebreid waar Henri en Juliana hun oude dag konden slijten. Beiden waren van de goede oude traditie. Henri bleef werken op de boerderij van zijn zoon, hij was bezig met de kleinkinderen en las veel paternosters. Juliana schelde patatten voor twee gezinnen en kwam af en toe eens kijken aan de gevel of ze niemand zag. Ze woonden immers helemaal te lande. Ze hadden weinig contact met andere mensen. Alleen op zondagvoormiddag was dat anders. Juliana ging dan te voet naar de vroegmis om 6 uur in de morgen (3km). Onderweg vervoegde ze verschillende vrouwen uit de buurt. Dan konden ze de laatste nieuwtjes vertellen.
Juliana stierf op 29 maart 1955. Ze was 87 jaar.
Henri overleefde zijn vrouw nog 8 jaar. De laatste weken van zijn leven voelde hij zijn krachten wegdeemsteren. Bewust van zijn toestand aanvaarde hij zijn toestand en bereide hij zich voor op het eeuwige. Hij stierf op 3 juli 1963. Hij werd 94 jaar.
Enkele anekdotes:
·In de periode 1930-1932 zag Andre een advertentie staan in een Franse krant. Een Vlaamse boer, Mon Lambrecht genoemd, van boven Parijs zocht een knecht. In die periode was André nogal avontuurlijk aangelegd en besloot daar op in te gaan. Hij schreef een brief terug. De boer ging akkoord. Andre haalde zijn beste Frans boven (hij volgde nog college in Oostende) en reisde naar de afgesproken plaats. De boer zou André opwachten met de siège aan een station op een bepaald uur. Om herkenbaar te zijn zou hij de teugels van zijn paard nabij de kop vast houden. André was er op het afgesproken uur en samen reden ze naar de boerderij. De boer had een probleem. Hij had twee dochters, Irene en Marie Therese. Hij was een beetje bang van de nieuwe knecht. In het eerste jaar van zijn verblijf aldaar deed Mon Lambrecht iedere avond de kamer van André op slot zodat zijn dochters veilig waren. André bleef er zes jaar.
·In deze periode vatten Andre en Aurel het plan om in Frankrijk te gaan boeren. Aurel wilde wel maar was een beetje wantrouwig. Het karakter van Andre kennende vroeg hij Andre: En, jij baas en ik knecht, .. nee. Daar bleef het dan bij.
·In de jaren 1935 1940 had Henri eigenlijk een probleem. Van zijn vier kinderen was er nog maar één getrouwd, Kamiel. De anderen moesten ook van de baan. Voor Aurel, die uiteindelijk 10 jaar moest wachten vooraleer te kunnen trouwen, pachtte hij een boerderij in Moere. De vorige pachter was Jules Feys. André zou op de ouderlijke hoeve blijven. Aurel verhuisde naar Moere. Dan was er nog Meine, die raakte ook niet getrouwd. Niet dat ze achterlijk was, maar ze bleef toch zitten. Zij ging mee naar Moere om het huishouden te doen.
Op een dag waren Aurel en André een gracht aan het delven op de rand van het Crommestick. Andre kon het niet zo goed vinden met zijn vader en sprak erover met Aurel. Ze kwamen overéén dat Aurel thuis zou introuwen en André naar Moere gaan boeren. André met de nieuwe overeenkomst naar vader Henri. Deze wist ondertussen van de vrijage van Andre met Mitte Pottier en stelde zijn veto: ofwel Mitte Pottier en geen Moere, ofwel Moere en iemand anders zoeken. André moest plooien.
Andre en Germaine vertrokken naar Moere. Aurel kon huwen met Elza, hij had immers een boerderij en kon een toekomst opbouwen voor zijn toekomstig gezin. De problemen raakten opgelost.
In Moere begon Andre met zijn volle gedacht te boeren. Hij liet het graan malen in de molen van Charles Louis Blomme (=broer van Amand) en Mathilde Montaigne in Zande. Germaine deed het huishouden. Andre keek wat rond en zag verschillende boeredochters uit Moere. Eén ervan wist hij aan de haak te slaan. Het duurde echter niet zo lang. In dezelfde periode was boer Mon Lambrecht uit Frankrijk overleden. Zijn vrouw, de zoon en beide dochters kwamen in Gistel wonen; in de Donckerstraat. Andre had contact gehouden met de boer en zijn dochters. Hij wist ze wonen in Gistel. Het toeval wilde dat juist naast de woning van de weduwe Lambrecht een andere boer woonde. Sinds kort was Verstegen gestopt met boeren en was in Gistel komen wonen. Hij had nog een ongetrouwde dochter. Het was een kloeke boerendochter die overigens nogal goed bij kas zat. André riskeerde het. Na zes maand trouwden André en Germaine Verstegen. Ze leefden nog lang en gelukkig en ze hadden vele kinderen.
Meine kreeg ook een vrijer (naar verluid ging het er soms nogal heftig aan toe). Zij huwde in het begin van de oorlog met Gentil Claeys.
·In het begin van de tweede wereldoorlog kwamen twee Duitse soldaten rond om thuisverblijvende Belgische soldaten op te eisen. Ze moesten zich melden in het gemeentehuis te Aartrijke. De Duitsers kwamen op het hof en zagen Aurel. Deze zei nooit soldaat te zijn geweest en bovendien krank te zijn. Julien Haezaert, een buurjongen wist al van de komst van de Duitsers en had zich weggestoken toen de soldaten bij hem aanklopten. Achteraf meenden beide families dat het niet goed was dat hun zonen niet met de Duitsers waren meegegaan. Vele anderen uit de buurt waren wel meegegaan. Wat zou er met hen gebeuren? Misschien zouden ze wel gefusilleerd worden. In ieder geval was het niet goed dat ze zich aan het gezag van de Duitsers probeerden te onttrekken. Beide jonge mannen besloten zich vrijwillig aan te geven en gingen naar het gemeentehuis van Aartrijke. Daar gekomen ontmoetten zij een Belgische officier in uniform die hen overhaalde bij hem te blijven. Hij beloofde voor hen te zorgen en te proberen hen vrij te krijgen. Beide mannen en de officier begaven zich naar Eeklo. Toen ze aldaar aankwamen was hun groepje al aangezwollen tot een vijfentwintig man. Terwijl ze op de markt van Eeklo stonden te wachten kwam er een grote groep Belgische opgeëiste soldaten voorbij, onder hen verschillende Eernegemnaars. Dezen probeerden Aurel en zijn vriend te overhalen met hen mee te gaan. Ze waren immers onderweg naar Gent alwaar ze een vrijbrief zouden krijgen om terug naar huis te gaan. Aurel en Julien besloten toch maar bij hun officier te blijven. Deze sprak een Duitse generaal aan en verkreeg de vrijbrieven voor zijn groepje. Iedereen kon terug naar huis. Diegenen die naar Gent waren doorgegaan werden naar Duitsland gedeporteerd als krijgsgevangenen en moesten er voor de Duitsers werken. Sommigen onder hen keerden pas vele jaren later terug naar huis.
·Op een dag was iedereen het huis uit. Alleen Henri en Deniesje waren nog thuis. De kleine Denise was heel verdrietig dat ze niet meemocht en zocht troost bij pepé. Henri zette Deniesje op de buis van zijn fiets en samen reden ze enkele rondjes op het hof. Meteen was alle leed vergeten.
·sAvonds aten pepé en memé altijd "kerrepap. Het gebeurde wel eens dat Julia koeken in de pap deed om de kinderen van Aurel te plezieren. Zij aten dat heel graag, vooral de koeken. Ze wist eigenlijk niet goed waar ze aan begonnen was. Iedere avond, rond etenstijd keken de kinderen door het venster bij memé wanneer de pap op tafel kwam. Memé zei dan dat er pap genoeg was en dat ze mochten binnenkomen.
Andere wetenswaardigheden:
·Decoster Andre:
- Oudstrijder 40-45. 1e art 8e battBrigadier 1926, later 1e art 3e groep 7e batt in Brasschaat nr 151/33175
- Andre verhuisd van Eernegem naar Moere 12/11/1937
- Andre verhuisd in 1957 van Moere naar Deinze
·Decoster Aurel:
Militair klasse 1927 8e art 1e groep 1e batt nr 158/11170
·Decoster Kamiel:
- Militair klasse 1930 14e art
- De vader van Madeleine Kyndt was beenhouwer. Kamiel leerde de stiel bij hem. Hij kocht wekelijks zwijnen in het slachthuis, een vijftal. Hij bewerkte de karkassen en verkocht het vlees in de beenhouwerijen. Kamiel was nogal een levaert. Hij was graag bij de mensen.
- Magdalena Kyndt woonde 89 jaar in dezelfde woning. In haar oude dag maakte ze dagelijks een wandeling rond de Pinne die geheel haar eigendom was.
- Het was niet zo gemakkelijk voor Kamiel zijn zware ziekte te aanvaarden, een ziekte die hem traag maar zeker naar het graf bracht.
·Claeys Gentil
- Gentil was veehandelaar.
- citaat uit zijn bidprentje:
Hij was de winter te boven gekomen en hoopte nu wat krachten te herwinnen. Hij sprak al over weer uitrijden, weg uit de beslotenheid van het huis en de kleine kring van het hof, die hem de laatste maanden gevangen hielden.
Die zondag had hij bezoek gekregen en daar hield hij van; gezelschap deed hem altijd deugd. Hij voelde zich herleven als hij met mensen kon praten: met de kinderen die naar huis kwamen, met iemand die op het erf toeviel of met de voorbijgangers als hij in de tuin was.
Maar, het moet niet lang duren om te sterven. De bezoekers hadden hem nog maar pas verlaten, toen ook hij zijn dierbaren verliet, haastig, onverwachts. leven en dood liggen dicht bij elkaar.
Romaan Livin huwde met Louise Vandecasteele in 1904. Livin was 34 en Louise 35 jaar. Louise was van Koekelare afkomstig. Zij was dochter van Charles en Dereeper?Het jonge paar kon seffens de boerderij betrekken langs de Zeeweg in Bekegem. Volgens de burgelijke stand verhuisden ze op 25/11/1904. Het was een hoeve van zijn vader Francies Decoster.
Livin was een harde werker. Louise zat ook niet stil, ze hield zich meer bezig op de hoeve en in het huishouden. Ze kon nogal verrassend uit de hoek komen, ze was soms een beetje deugnietachtig. In de omgang noemde men Livin Vienten, Louise Wiesje of Wieze.
Livin werkte hard. Hij ging er soms nogal met de grove borstel door. Zijn schoonzuster, Zoë Vandenberghe zei dat Vienten een zot was om te werken. Margriet Decoster, dochter van Joseph Decoster en Zoë Vandenberghe, kwam in haar jonge jaren veel helpen op de hoeve. Eens moest ze, samen met Livin, toen al een oude man, een veld stalmest openschudden. Margriet deed dat niet zo graag en ging met een lang gat helpen. Het kwam er eigenlijk op neer dat Livin bijna het gehele veld alleen moest spreiden. In haar oude dag blufte Margriet met hem dat hij zon harde werker was. Op het veld kon hij al leunende op zijn greep staan uitblazen van de geleverde inspanningen. Eigenlijk had hij op latere leeftijd last van kortademigheid (hart).
Livin en Wiesje leefden spaarzaam. In hun oude dag zaten ze er warmpjes voor. In de loop der jaren wist hij het hoevetje in Aartrijke te kopen van zijn broers en zusters.
Toen hun zoon Georges in 1932 huwde maakten Livin en Louise plaats voor het jonge koppel en gingen met hun dochter Irma op het hoevetje in Aartrijke (Brugse Heirweg 1) wonen. Het was een klein hoevetje. Livin boerde er verder op een rustige manier. Hij had er geen paard. Normaal kwam hij het paard van zijn zoon Georges halen. Het gebeurde wel eens dat hij om het paard van zijn jongste broer Joseph kwam, Livin op de fiets, het paard ervoor al lopend tot in Aartrijke.
Livin bouwde in 1938 een nieuwe woning op het postje in Aartrijke. Tegenwoordig blijkt dat er nogal veel zand en weinig cement werd gebruikt.
Livin kwam elke dag helpen op de boerderij van Georges. In de zomer kon hij languit in het gras zijn middagdutje doen achter de haag nabij het ovenkot. De kinderen probeerden hem dan te plagen. Zo bonden ze eens een touw aan zijn ene voet en trokken eraan. Livin wist zogezegd niet vanwaar het onraad vandaan kwam. Toen hij de kinderen in de gaten kreeg probeerde hij met een grote uithaal met zijn klak naar hen slaan. Van de jongste, Roger kon hij het meest verdragen.
Livin en Louise werden een dag ouder en het ging niet zo goed meer met hen in Aartrijke. Op 19/07/1939 gingen ze inwonen bij hun dochter Irma in Eernegem. Het hoevetje in Aartrijke werd verhuurd aan Oscar Blomme afkomstig van de Moerdijk in Eernegem. Blomme kwam soms meehelpen op de boerderij bij Georges.
Op 12 december 1944 besloten ze terug te keren naar Bekegem. Ondertussen had Georges het hoevetje van Vermotes, een eindje verder in de Zeeweg, gekocht. Livin en Louise konden erin trekken. Ze konden echter niet zolang genieten van hun nieuwe woonst. Livin stierf vijf maand later. Livin voelde dat hij zou sterven. Korte tijd voor zij dood leerde hij Odiel nog stappen. Hij zei nog: Ik zou nog een tijdeke willen leven tot dat de kleinkinders groot zijn, maar ik moet sterven, ik heb mijn tijd gehad, God is meester".
Louise bleef alleen achter op het hoevetje. De kleinkinderen, Gentil en Roger gingen er elke avond slapen. En eigenlijk ging het met haar ook niet zo goed meer, ze was immers ook al 76 jaar geworden. Ze werd een beetje vergeetachtig. Louise verhuisde weer naar haar dochter Irma in Eernegem (1/04/1946). Zij stierf in Eernegem op 28 mei 1950. Ze was 81 jaar.
4aDecoster Georges en Rotsaert Adrienne
Georges was een naarstige werkzame man, altijd bekommerd, altijd in de weer voor de zijnen. Hij kende geen rust. Hij had een beetje het karakter van zijn moeder. Hij was bezig van de vroege morgen tot de late avond.
Georges was een eenvoudig man maar granietsterk in wilskracht. Hij hield niet van uiterlijk vertoon.
Hij was een erg vooruitstrevend man. Zo wilde hij niet dat zijn jongste dochter Marleen het klassieke patroon voor een meisje volgde. Eerst naar de naaischool, daarna thuis blijven en wachten op een man. Integendeel, hij wilde dat ze geestelijk ontwikkeld was. Hij wilde dat zij veel verder ging, college volgen, hoger onderwijs, enz., zoals haar broers. Een meisje mocht ook carrière maken.
In tegenstelling met Adrienne, die een huisduif was, ging Georges veel de baan op, vooral met paard en kar. Er werd gezegd: Waar men ook gaat langs Vlaamse wegen komt men Georges tegen.
Niet alles in het leven van Georges en Adrienne was rozengeur en maneschijn. Vele jaren hebben ze samen lief en leed gedeeld. Zij hebben het samen hard gehad, veel werk en grote kommer.
·Decoster Georges; klasse 1926 1e jagers te voet 2e cie nr 125/44554, oudstrijder 40-45
·In het begin van de oorlog was Georges gevlucht naar Zuid Frankrijk (Chateau- Roux) Hij was 3 maand van huis weg. Hij mocht terug naar huis voor de kinderen. Hij sliep er onder een trein wat erg gevaarlijk was.
·In de jaren dertig was het de gewoonte dat de boeren hun koeien langs de straat de grachtkanten lieten afeten. Normaal was dit werk voor de koewachter of één van de kinderen. Om naar de weide te gaan in de Bekegemstraat was er een slag van een kleine honderd meter lang. Eens kwam Georges met zes koeien om het gras te laten afeten. Zes koeien was wel een beetje veel, zelfs voor een volwassen man. Hij had dan ook enorm veel moeite om de dieren in bedwang te houden.
·Op het einde van wereldoorlog II waren er Canadese soldaten op het hof gelegerd (in de weide links).
·Het gebeurde dat Gentil om het paard kwam bij zijn grootoom Jozef Decoster om met twee paarden te kunnen werken. Het was de droom van iedere jonge boer om met twee paarden te kunnen werken. Gentil was een echte paardenliefhebber. Jarenlang ging hij rond met de hengst in de gehele streek.
·Op twaalfjarige leeftijd ging Roger naar het college in Brugge, daarna Oostende. Toch moest hij in zijn vrije tijd nog veel werken. Op een dag was hij op het veld kanten aan het kuisen. Sjeppen kwam bij hem een babbeltje slaan. Al zittend op de ene knie en al steunend met de elleboog op de andere knie begon hij het gesprek: Ah, de collegiain.
·Georges bezat een weide in St Pieterskappelle en één in Gistel. Georges had enkele koebeesten verkocht die in de weide in St Pieterskappelle liepen te grazen. De veehandelaar zou de beesten komen opladen de maandagmorgen om 3 uur aan de kerk. Die nacht moesten Gentil en Roger al vroeg uit de veren om samen met hun vader de beesten naar de kerk te brengen. Het was erg mistig die nacht en het drietal had heel veel moeite om de dieren te pakken. Ze zagen de beesten bijna niet lopen. Het lukte hen toch. En met de dieren naar de kerk. Het moet gezegd, ze waren wel een beetje te laat. Toen ze aan de kerk kwamen zagen ze de vrachtwagen die de dieren naar de vroegmarkt moest vervoeren voor hun neus wegrijden. Dan maar de dieren terug naar de weide gebracht en met de fiets, in het midden van de nacht, terug naar Bekegem. Er werd weinig gesproken op de terugweg .
·Georges had de gewoonte regelmatig naar de barbier te gaan in het dorp om zich te laten scheren. Eens was hij in slaap gevallen terwijl hij moest wachten, hij had immers de hele dag hard gewerkt. De barbier wilde hem niet wakker maken toen het zijn beurt was. Na iedereen geschoren te hebben maakte hij Georges toch wakker. Het was twaalf uur toen hij thuis kwam.
4bDecoster Irma Decloedt Cyriel
Kort nadat vader Livin en moeder Wiesje naar Aartrijke verhuisd waren leerde Irma Cyriel Decloedt kennen. Het was liefde op het eerste zicht. De vrijage duurde niet zo lang. Na zes maanden huwden ze. Cyriel was de zoon van Emiel (+28/01/1947) en Bentein Leonie (+05/11/1927).
·Op de bruiloft van Irma met Cyriel Decloedt werd nogal wat gegrapt. Bekijken we even de groepsfoto van hun huwelijk. Op de eerste rij zien we Wiesje met een deugnietachtige blik kijken naar iemand die achter de fotograaf stond en die daar vermoedelijk wat onnozel stond te doen. Ook de vrouw naast Georges, Alice Verstegen, vrouw van Conrard Decloedt, deed mee. Op het moment dat de fotograaf afduwde grijpt zij de hand van Georges. Het lijkt erop dat zij er hand in hand zitten, Georges met een onbewogen gezicht alsof er niets aan de hand is.
·Een zuster van Cyriel werd vermoord in een haverveld door de koewachter van het hof toen ze 17 jaar was. Een andere dochter, Margriet, ging binnen in het klooster van de zusters Benedictinessen ten Putte in Gistel. In dezelfde week van het huwelijk van haar broer Cyriel trad ze binnen. Het was er een zeer streng regime. Ze mocht bijna geen contact hebben met haar familie. Ze was dan ook afwezig op het huwelijksfeest. Margriet stierf in maart 2007.
·De vader van Cyriel, Emiel Decloedt, bezat een grote hoeve in de Ganzestraat in Eernegem. Hij splitste de hoeve. Op het oude gedeelte bleef broer Conrad wonen. Cyriel en Irma mochten het nieuwe gedeelte betrekken. Ze beboerden ongeveer een dertig gemet.
·Cyriel was een ontwikkeld man. We lezen op zijn bidprentje:
Gewezen voorzitter van de Boerengilde Eernegem.
Gewezen bestuurslid van de Arrondissementsbond, Oostende.
Voorzitter van de Samenwerkende Brandverzekering van Eernegem .
Vereerd met verscheidene eretekens.
Lid van de Christelijke bond van Gepensioneerden.
·Thuis boerde Cyriel op een wijze die in die periode niet zoveel werd gedaan. Hij berekende de kostprijs van alles en probeerde op die manier zo rendabel mogelijk te boeren.
We lezen verder op zijn bidprentje, het beschrijft hem ten gronde:
Als jonge man was hij bekommerd met zijn standsgenoten, de landbouwers. Hij bekwaamde zich niet voor zichzelf alleen, maar in dienst van de anderen. Zo was bij medestichter van de Boerenjeugdbond die intussen al zijn vijftig jarig bestaan heeft gevierd.
Als sociale man heeft hij in alle geledingen van de Boerenorganisaties geijverd voor betere bestaansvoorwaarden voor de landbouwers. Als voorzitter van de plaatselijke Boerengilde was zijn aandacht en zijn woord steeds gericht op de belangen van de anderen.
Als vriend en gebuur was hij geliefd. Hij kon zo smaakvol vertellen, maar hij kon ook zo geïnteresseerd luisteren.
·Het bidprentje van Irma Decoster:
Wij zijn dankbaar voor deze moeder, want met een groot hart heeft ze stil en ongedwongen haar plicht gedaan. Samen met vader, waren ze één in werk en inzet voor de kinderen en de landbouwersbeweging. In haar levensavond was ze fier op haar kinderen en kleinkinderen. Regelmatig kwam ze op bezoek, het mocht zelfs in Zuid-Afrika zijn.
Dankbaar zijn we voor deze gemoedelijke en vriendelijke vrouw die met iedereen op een fijne en zachte manier over de baan kon. Ze leerde altijd nog mensen kennen. Bij elke reis van de landbouwersbeweging was ze erbij, zelfs nog dit jaar voor vier dagen in Frankrijk. En een tocht met de fiets was graag meegenomen. Een beminnelijke glimlach en een kwinkslag waren sterke tekenen van hartelijkheid en er graag bij zijn.
Altijd bereid ook om mee te helpen met de kerk en de parochie. Zij was een actief lid van de K.V.L.V., een trouwe propagandiste van het Wit-Gele Kruis en overtuigt trok ze elk jaar rond naar vele huizen voor de Vrienden van Lourdes.
Mijn goede kinderen en kleinkinderen, vlug en onverwacht ben ik heengegaan, het valt u hard, maar glimlachend zou ik zeggen: t is goed, God heeft mij gespaard van lijden en aftakeling.
Charles Logier was zoon van Herman Logier (1845-1925) en Albertine Broucke. Zij waren landbouwers in Sint Pieterskapelle.
Mogelijks leerde Romanie Charles Logier kennen doordat Julie Rys, weduwe van Eduard Decoster, met haar kinderen in Leke woonde. Eduard was de broer van Francies en stierf in februari 1895. Ook Emiel Decoster leerde zijn vrouw, Augusta Vandermeersch, in die streek kennen. Zij was van Schore afkomstig.
Charles en Romanie huwden in 1907. Romanie was 35 jaar, Charles 27 jaar. Ze konden een hoeve van om en bij de 30 ha overnemen in Leke, nabij Schore. Het was zware grond, echte polderklei, die voor de winter moest bewerkt worden in de hoop dat de vorst de dikke kluiten zou breken. Aldaar kochten zij 4 kinderen: Gerard, Marie Andrea, Edgard en Andre. Marie Andre stierf toen ze 3 maand was. Op de hoeve waren er meerdere knechten en meiden.
Toen in 1914 de oorlog uitbrak stoorde men zich in het stille Leke niet al te veel aan dat wereldgebeuren. Veel nieuws sijpelde niet door. Alleen na de wekelijkse hoogmis werden de gebeurtenissen van de voorbije week in de dorpscafés besproken. Radio en televisie bestonden niet en weinig mensen hadden een krant.
De hoeve lag in de driehoek Leke - Schore - Sint-Pieterskapelle, in vogelvlucht amper drie kilometer van de IJzer. In oktober 1914 kwamen de eerste Duitse Uhlanen te paard de hoeve opgestoven. Schreeuwend en tierend maakten zij de bewoners wijs dat ze binnen het uur de hoeve moesten verlaten. Charles en Romanie waanden zich in een ander tijdperk. Al enige tijd hadden ze een wagen geladen met het hoogstnodige, en met een koppel paarden verlieten ze de hoeve, richting Eernegem. Na een tiental dagen mocht de familie terugkeren naar Leke. Daar werden ze af en toe beschoten. Wanneer de beschieting te erg werd, schuilden ze op de hooizolder. De hoeve werd niet in puin geschoten. Schore, waar grootvader Logier woonde, was er erger aan toe.
Twee broers van Charles waren onder de wapens, twee waren gevlucht naar Frankrijk en één vluchtte naar Snaaskerke. In de winter van 1915 bleef Charles op de hoeve te Leke. Romanie en de kinderen verbleven in Eernegem bij grootvader Francies. Gerard en Edgard en Andre gingen naar school in Bekegem. Zij konden samen met de kinderen van Henri optrekken. De jongste, Andre Logier was 6 jaar bij het uitbreken van de oorlog. Door de oorlog deed Andre een enorm verschot op. Hij bleef het zijn gehele leven meedragen. Later werd hij opgenomen in het zwakzinnigengesticht in Beernem.
Alleen in het begin van de oorlog waren er hevige gevechten in die streek. Later werd het rustiger. Het waren vooral Belgische regimenten die aldaar gelegerd waren. Tussen 1915 en 1917 verbleef Charles met een ongehuwde zuster en de knechten en meiden op de hoeve te Leke.
Op een bepaalde dag werd Charles door de Duitsers opgepakt. Hij werd beschuldigd van spionage en werd 7 dagen opgesloten te Zevecote. De bezetter beweerde dat signalen werden gegeven vanuit de schuur richting IJzer. De Duitsers hadden op de zolder een oude koetslantaarn gevonden. Dat was meer dan voldoende om hun wantrouwen te wekken.
In 1917 werd Charles verplicht de hoeve te verlaten en kwam ook hij naar Eernegem. Zij konden in de woning op Turkeyen trekken. Het was een boerderijtje met drie gemeten land langs de baan van Eernegem naar Westkerke (toen Bourgogne nr 310). Rond de jaren 1920 woonde Joseph Decoster(°1910) uit Frankrijk bij hen in op Turkeyen. Vermoedelijk ging Joseph alhier naar school om zijn Nederlands te leren. Later woonden Richard Beuselinck en Hilaire Blomme nog op het hofstedeke. Het hoevetje was eigendom van de familie Decoster. De ouders van Francies, Charles (1784-1848) en Sofie Hoorens (1814-1872) hadden er nog gewoond.
In 1921 deed Gerard zijn plechtige communie in Eernegem.
De hoeve te Leke was door de oorlog zo geweldig omwoeld en verwoest dat Charles en Romanie er geen toekomst meer in zagen terug te gaan naar Leke. Zij opteerden voor een nieuwe hoeve in Zuidschote. In november 1921 belandde de familie in een voorlopige barak op Lizernewijk te Zuidschote. Daar juist waar de slag van Steenstrate had plaats gehad in april 1915, en het oorlogsgedenkteken der Grenadiers nu staat werd de nieuwe hoeve opgebouwd (officieel uitgeschreven in Eernegem op 19/11/1921, zoon Andre officieel uitgeschreven op 24/03/1926). Voordien was Charles al eens op verkenning gekomen en had zijn hart gelucht bij Eugenie Delefortrie, de uitbaatster van café Lizerne, toen in 1921 nog een barak op de wijk Lizerne. Zij hield er al café sedert 1919 en zag de Zuidschotenaars allemaal terugkeren. Aldaar vernam Charles dat er een hoeve vrij was. De vorige uitbater, Cesar Derycke, zou niet meer terug keren. Viktor Van Eecke was toezichter van de hoeve en woonde toen al terug in Ieper. In december 1920 tekende Charles de pachtbrief, alhoewel de streek nog in volle vereffening was.
Ter plaatse zelf moest de nieuwe boerderij verrijzen. De moed en het doorzettingsvermogen van die man mag ons gerust nu nog verbazen. Een goed jaar later bewoonden zij één van de best geplande en schoonste boerderijen van de streek. Door noeste arbeid, jaar op jaar, zagen zij hun omwoelde gronden weer vruchtbaar worden.
Aldus begon het tijdperk Zuidschote, Grenadierstraat 4.
Alles lag er in puin en moest terug opgebouwd worden. Een architect uit Brussel en een aannemer uit de streek van Gent deden het werk. Het stak er niet zo nauw. Alles moest vlug gaan en controle was er amper. Aan het front werd goed geld verdiend. De hofstede werd herbouwd op de hoogte. Veel puin van de kapot geschoten molen van Hondeghem werd herbruikt. Grote brokken steen, aaneengebakken bakstenen, al wat maar kon dienst doen als baksteen werd gebruikt.
Om de hoeve toch een beetje uitzicht te geven besloot de familie de hoeve te witten. Vandaar de benaming t Withof.
We laten Gerard Logier zelf aan het woord. In het tweemaandelijks tijdschrift De Boezingenaar schreef hij in september 1991 zijn levensgeschiedenis.
Op 11 november 1921 verhuisden we met pak en zak, paarden en vee van Eernegem naar Zuidschote. We betrokken een dubbele barak op Lizerne naast gebuur Petrus Claereboudt en de familie Louwagie, met een hele bende kinders. Vader zaaide dat eerste jaar paardebonen en een beetje suikerbieten en in mei 1922 konden we de hofstede betrekken. Aanvankelijk leefden en sliepen we in de stallingen. Deze hoeve was ongeveer 30 ha. In 1938 werden er een viertal hectaren onteigend om de baggergrond van de vaart op te slaan. Onze hoeve strekte zich dus eigenlijk uit tot aan de oevers van het kanaal, waar ons vee tot in 1938 uit de vaart kon drinken.
Dat moet wel wat geweest zijn, die verhuis 35 km met wagen en paard en wat vee. En wij allemaal te voet erachter. En die wegen dan: kapotgeschoten, weinig of amper berijdbaar, vooral eens we de frontstreek naderden.
De kinderen waren nog schoolplichtig. Ze gingen in Zuidschote naar school. Meester Balduck was er onderwijzer voor alle studiejaren.
Na een jaar ging Gerard naar het college in Poperinge. Hij probeerde er het zevende studiejaar, maar door gebrek aan kennis van Frans moest hij terug naar het zesde studiejaar. Hij was intern en was telkens zes weken van huis weg. Zij leefden op het college, iedere dag naar de mis, iedere zondag vespers, lof en bezinning. Studie was er ook op zondag en in de winter was er wandelen. In de zomer konden de leerlingen boogschieten of bollen langs de baan van Poperinge naar Vlamertinge. Gerard deed de zesde commerce uit en toen was het gedaan met de schoolbanken. Hij was 15 jaar en mocht helpen op de boerderij.
Edgard ging ook naar het college van 1926 tot 1929. Hij deed nog een derde jaar te Haezebrouck in NoordFrankrijk om zijn Frans bij te schaven. Hij leerde al zijn Frans van buiten en snapte geen woord van wat hij leerde. Charles eiste dat zijn kinderen het Frans machtig waren. Daarom abonneerde hij zich op een Franse krant: Le Vingtième Siècle.
Op de hoeve waren er drie paarden. Gerard leerde paardenknecht te zijn. Hij volgde ook de landbouwcursus te Bikschote. Het waren avondlessen bij meester Dequeker, twee winteravonden per week. In een bepaalde winter lag er een sneeuwlaag van 30 cm. Zij ploeterden erdoor naar Bikschote. Meester Dequeker, die van geen opgeven wist, gaf les voor vijf doorzetters.
Later werden deze lessen nog eens gegeven te Zuidschote. Door die lessen ontstond het toneel te Zuidschote. Ook Gerard en Edgard Logier speelden mee. Er werd toneel en operette gespeeld. Hoger Op was één van de eerste stukken. Ook De Hommelpluk werd op de planken gebracht. Gerard speelde vier jaar toneel, soms twee stukken per jaar en altijd voor bomvolle zalen. Men zag Zuidschote en Lizerne herleven.
In mei 1940 begon wereldoorlog II. Kort ervoor was Gerard bij de burgerwacht (bewaking van wegen en hoeven, zonder wapens).
Van bij het uitbreken van de oorlog krioelde het in Zuidschote de vluchtelingen. Naarmate de Duitsers oprukten nam het aantal toe. Ook de troepenbewegingen werden intenser. Bij de familie logeerden vluchtelingen uit de streek van Mechelen en Nijvel. Toen het Belgisch leger op 28 mei 1940 capituleerde, waren het alleen nog de Engelsen die in de streek wat weerstand boden. Duitse vliegtuigen bestookten de brug van Steenstrate. Gerard was toen in de wei met een paard. Gerard dook de gracht in en het paard zette het op een lopen. Bij die eerste bombardementen sneuvelden Belgische soldaten in de nabijheid. Vader Logier zette de vluchtwagen klaar, de nacht brachten ze door in de abri. Op 28 mei gaf een Engels officier het bevel de hoeve te verlaten. De wagen stond klaar en de familie vluchtte naar Reninge, waar ze onderdak kregen bij de familie Wullepit. Vluchtelingen en terugtrekkende troepen vulden de kleine baantjes. 't Was een overrompeling. Alle vluchtelingen zochten een uitweg naar Frankrijk en de Engelsen, het gros van het leger probeerde Duinkerke te bereiken. De achterhoede dekte de aftocht met zware gevechten. De hoeve was wonderwel gelegen om de Duitsers aan het kanaal tegen te houden. Er werd hard gevochten.
De woensdag 29 mei 1940 werd gans Noordschote door lichtkogels verlicht en de woensdagavond rond 10 u arriveerden de eerste Duitsers. Donderdagmorgen, 30 mei, keerde de familie terug via de Puypegoale en de Bernardsplas. Er lagen overal gesneuvelde Engelsen, en Duitsers onderzochten de lijken. Duitse soldaten waren zich aan het wassen op de Puypegoale. Op 't Withof lagen er drie gesneuvelde Engelsen: één aan de hoevepoort, één achter de varkenstallen en één aan de loods. Deze laatste zat dood aan zijn mitrailleur en had waarschijnlijk geschoten tot de laatste kogel. Burgers werden door de Duitsers opgeëist om de gesneuvelden ter plaatse te begraven. Later werden de lijken overgebracht naar het kerkhof te Zuidschote. In de abri was er veel bloed maar nergens zagen ze gesneuvelde Duitsers, en die moeten er geweest zijn. Ze vonden o.a. sokken en een koppelriem in de wei. Naar het schijnt voerden de Duitsers hun doden onmiddellijk weg.
De hoeve was erg toegetakeld. De koestal lag platgebrand en het hooi lag nog te smeulen. Duitsers waren op de hoeve graan aan het opscheppen en een Duitser kwam uit de wei met een emmer melk. Charles eiste van de Duitsers die het graan aan 't weghalen waren een bewijs dat ze zonder probleem afleverden. Pas in 1943 werd de koestal hersteld. Verder had men niet zoveel last van de oorlog. Er moest wel ingeleverd worden. Soms kwamen controleurs op zoek naar een kluts graan of een varken dat weggestopt werd. Die controleurs waren nog van de slechtsten niet. Ze waren gemakkelijk te sussen met een beetje aardappelen, een schelle van de zeuge of een kilo boter. Iedereen was welkom, ook de stedelingen die kwamen bedelen om een handvol graan of een snee brood.
Tijdens de oorlog werd er veel gepensjaagd. In een strenge oorlogswinter met veel sneeuw werden enorm veel hazen gepakt. Iedere Zuidschotenaar zal in die winter wel haas gegeten hebben.
Bij de terugtrekking van de Duitsers in 1944 werd er nogal wat gevochten rond Steenstrate. Dat was zo een beetje het mikpunt van de Engelse vliegers die de aftocht van de Duitsers wilden vertragen. Charles en zijn zoon Gerard waren juist op weg met vier jaarlingen toen opeens 8 vliegers twee per twee bommen kwamen gooien op noodbrug. De brug werd niet getroffen.
Romanie Decoster overleed kort na de oorlog in 1947. Zij had een hartziekte.
Na de dood van zijn vrouw bleef Charles Logier nog 25 jaar inwonen bij zijn zoon Gerard. Charles overleed in 1972, de dag na zijn begrafenis zou hij 94 jaar geworden zijn. Hij was de oudste van de parochie! Een lang bestaan en een hele geschiedenis, zo'n mensenleven! Zeer lang heeft hij geleefd. Rustend, tronend in zijn zetel, doorheen het venster de boerderij nog immer gadeslaande, of lezende in zijn dagblad, sleet hij zijn laatste jaren; gelukkig in familiale kring, bezorgd en opgepast, gewaardeerd, geliefd en bemind als geen ander.
Hij was niet enkel op de boerderij een vooruitstrevend man, zijn eretitels wijzen er op dat hij een leidend figuur geweest was op gemeente en parochie: Oud-schepen, stichter en voorzitter van de Boerengilde en de Raffeisenkas, Oud-voorzitter van de kerkfabriek, kerkelijk vereremerkt met het gulden teken van de H. Donatianus, lid van de Bond der gepensioneerden en lid van alle godvruchtige genootschappen. Dat alles wijst niet enkel op een zeer hoog aanzien, maar op goed overwogen, wijze en verstandige inspanningen en voorzieningen om ter plaatse een meer leefbare en betere wereld op te bouwen. De man was dan ook ten zeerste geacht door iedereen.
In 1942 huwde Gerard met Maria Myngheer. Maria Myngheer was de oudste dochter van Henri en Hortense Vandelanoote. Zij woonden op een hoeve in de Steenstraat en namen in 1914 de vlucht naar Haringe. Later trokken ze naar Steenbeke, een klein dorpje nabij Haezebrouck. Daar liepen de kinderen school. In 1919 keerde de familie Myngheer terug naar Zuidschote.
Gerard Logier leerde Maria kennen door haar broer Gerard die een goed animator was en de feesten op Zuidschote verzorgde. Gerard Myngheer begon voor priester te studeren toen hij 24 jaar was. Hij werd priester gewijd in Zuidschote in 1946. Hij overleed als pastoor van Wulvergem en is begraven te Zuidschote.
Gerard stapte ook in de politiek. Hij was 10 jaar schepen, tot in 1964.
Als voorzitter van de boerengilde volgde hij zijn vader op.
Maria was nog voorzitster van de KVLV Zuidschote en was lid van de KBG Boezinge.
In 1972, na dertig jaar landbouw op t Withof, besloten Gerard en Maria zich terug te trekken. Er waren geen opvolgers. De eigenaar had beloofd dat ze mochten blijven tot ze hun fin de carrière aankondigden. Gerard en Maria verhuisden naar Boezinge. De eigenaar verkocht de hoeve. Het werd een industrieel tuinbouwbedrijf.
In Bloemendale, op het einde van de vroegere Rozenlaan, in dat witte huis links, daar woonden zij. Het was een nieuwe moderne woning. Iedereen stond in bewondering voor dat keurige groentetuintje en dat nette gazonnetje. Zij legden er af en toe een kaartje met de buren en leefden mee met de KBG. Gerard maakte af en toe een ritje met de wagen, zelfs naar de streek van Leke, waar zijn wieg stond.
De zuster van Maria, Alice, was altijd bij haar broer-priester Gerard gebleven als huishoudster (Beveren-Leie en Wulveringem). Na zijn dood in 1968 kwam zij inwonen bij Gerard en Maria.
Gerard laten we zelf aan het woord over zijn beschouwingen over de boerenstiel (De Boezingenaar 1991):
Eigenlijk hebben wij op het bedrijf altijd de mesthoop in 't midden gelaten. We kweekten melkkoeien, varkens en op de akkers groeiden bieten, aardappelen en strovruchten. Wij hadden in de tijd nog vreugde in het kweken van dieren. Trouwens, in onze jonkheid dweilden wij de talrijke veekeuringen in de streek af. Nu zijn de tijden enorm veranderd. Men moet produceren en de tijd dat een boer over arbeidskrachten kon beschikken is al lang voorbij. Zelfs veel zonen en dochters van landbouwers trekken met de leerplicht tot 18 jaar naar universiteiten en instellingen van het hogere onderwijs. Nu zijn de machines de baas en dat gewroet met al die moderne machines doet de grond geen goed. En in natte jaren zoals we nu in juni kenden, wreekt zich dat op de gewassen... Men heeft echter geen keuze meer.
Alleen vraag ik me af of die productiedrang zal blijven duren. Wij deden aan landbouw om te overleven en nu staat de landbouw ten dienste van de consumptiemaatschappij, de maatschappij die jaagt op bezit en materialisme, een maatschappij die voortdurend leeft onder stress, investeringen en afkortingen. Een koers, iedere dag, tegen het uurwerk. Ik vraag me soms af of er een evolutie komt naar bedrijven die door de oppervlakte niet meer koopbaar zullen zijn. Wij hadden nog tijd voor God en zijn gebod en ik beken heel eerlijk dat ik met die moderne tijd niet meer meekan. Als ik De Boer lees over sproei- en meststoffen, nieuwe teelten, denk ik aan meester Dequeker, die me de eerste landbouwlessen gaf....
De tand des tijds knaagt ook aan ons. Wat we vroeger in een uur afhandelden, daarvoor hebben we nu enkele uren nodig of zelfs een dag. Ons landbouwbedrijf in de Steenstraat met zijn motte groeide uit tot een fruitbedrijf van appels en peren. Ook iets dat jaren geleden in onze streken niet te vinden was... En misschien ligt voor onze streek hier nog meer toekomst in een degelijk gerund fruitbedrijf.
Wij spreken niet veel meer over landbouw. We slaan een babbeltje met de buren en leggen in de lange winteravonden een kaartje. Ouder worden eist zijn tol... Onze benen kunnen het ritme moeilijker aan. Dat allemaal dwingt ons het ritme van ons leven aan te passen.....
Logier Leen, kind van Mark Logier en Cortvriend Lena
Leontine huwde op 48 jarige leeftijd met Richard Beuselinck. Richard was toen 50 jaar en zoon van Petrus en Denduyver Sophie. Richard was afkomstig van een hoeve in de Streule. Ze huwden op 10 januari 1922. Voordien was er veel heisa geweest in de familie. Leontine, Leonie, Richard en Joseph raakten maar niet getrouwd. Eigenlijk kon de erfenis niet definitief verdeeld worden. Eén en ander werd dus een beetje geforceerd. In de periode 1920 1922 trouwden Joseph, Richard en Joseph. Iedereen was de deur uit. De problemen waren opgelost. Korte tijd nadien overleed Francies (01/08/1922).
Na hun huwelijk betrokken Richard en Leontine een hoevetje in de Streule. Leonie woonde bij hen in. Het was het eerste hoevetje aan de linkerzijde als men vanaf de beek Eernegem oprijdt in de Streule (toen Streule nr 60). Later woonden daar de familie Crombez. Het hoevetje was ook eigendom van Francies Decoster. Het hoevetje was niet zo klein. Er was zelfs een inwonende knecht: Vyvey Jules (°Eernegem 13/06/1881). Beuselinck Alfons (°15/02/1881) woonde ook in. Hij huwde in Eernegem 24/07/1922 met Sanders Leontine en verhuisde. Sanders Leontine was voorheen gehuwd met Vandenberghe Jules. Deze werd doodgeschoten tijdens de oorlog. Jules Vandenberghe was eigenlijk een kozijn van Zoë Vandenberghe. Ze hadden weinig contact met mekaar.
Toen de familie Logier verhuisde van het hoevetje op de wijk Turkeyen naar Zuidschote (19/11/1921) verhuisden Richard, Leontine en Leonie naar het hoevetje op de hoek van Turkeyen en de Westkerkestraat.
Richard, Leontine en Leonie waren diep christelijke mensen. Ze gingen veel naar de kerk, steunden de armen en gaven veel geld uit aan goede werken. Richard was een ontwikkeld man. In zijn jeugd was hij steeds de eerste van de klas. Richard was lange tijd voorzitter van de kerkfabriek St Medardus te Eernegem. Allen waren onberispelijk in handel en wandel.
Volgens de volkstelling was er op de hoeve een inwonende knecht (6/9/1940 tot 28/07/1948), namelijk Rosseel Kamiel (°12/06/1922).
Toen tijdens de tweede wereldoorlog Emiel, samen met zijn zoon Frankrijk moest verlaten kwam ook Emiel inwonen op de hoeve (ingekomen op 22/12/1943 van Lahaye St Romain Somme).
Leontine stierf op 11 april 1948. Richard ging inwonen bij zijn broer in de Streule en Leonie verhuisde naar het ouderlingen tehuis in Koekelare. Het hoevetje werd verkocht aan Hilaire en Maria Blomme, die zelf hun hoeve overlieten aan de familie Sierens. De families Beuselinck en Decoster kregen elk hun deel in de erfenissen. Iedere erfgenaam moest een jaarlijkse rente terugbetalen aan Richard Beuselinck om in diens levensonderhoud te voorzien. Notaris Boedts was daarvoor verantwoordelijk. Hij had wel enige moeite om de jaarlijkse renten te kunnen ontvangen.
Richard Beuselinck was ondertussen 74 jaar geworden en woonde in bij zijn broer en schoonzuster. Het boterde niet zo goed met Richard. Hij was nogal traag in zijn gang, traag in werken. Dat enerveerde zijn huisgenoten. Hij was ook erg wantrouwig. Een beetje doof, wilde alles weten, dacht dat ze over hem praatten.
Richard stierf op 9 april 1963.
Richard en Leontine lagen begraven voor de linker zij-ingang van de kerk. Toen het kerkhof in 1973 verdween, verdween ook het graf van beide echtelieden. Vanaf toen werden ze door iedereen vergeten.