Heidegger lezen
Zoektocht naar een zinvollere realiteit
10-05-2014
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Ik: eenheid uit veelheid
2014.04.10Eenheid uit verdeelheid Natuurlijk! Natuurlijk: al wie ’Ik’ zegt, is een eenheid op basis van verdeelde veelheid. Echter, zelf overziet noch overheerst die ‘Ik’ niet zelf die pluraliteit en diversiteit. Die eenheid houdt echter wel zichzelf als eenheid uit die veelheid in stand.  Fantastisch! En waar gebeurt dat ‘echte werk’?Heideggers ‘Das Ding’ was een lang uitgesponnen allegorie over de werkelijkheid. ‘Ding’ staat voor de hele werkelijkheid. Voor de ontelbare individuele identiteiten en voor al hun onderlinge betrokkenheden. ‘Geviert’ staat voor eenheid én voor veelheid. Voor eenheid op basis van veelheid en verscheidenheid. ‘Op basis van’, is dat wel de juiste formulering? ‘Is’ niet alle eenheid steeds veelheid?  Zonder verdeelde veelheid geen eenheid. Zonder eenheid  geen verdeelde veelheid.Hoe cirkelen die twee als in een zichzelf opwindende tango om elkaar? 

10-05-2014 om 09:56 geschreven door

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
>> Reageer (0)
09-05-2014
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Waarom fragmentatie
2014.05.09Waarom verdeeldheid, Waarom overdenkt MH in 1931 een SS lang de relaties tussen zijnden, de ‘Umschlag’, de ‘Übergang’ in de ‘dunamis’?  Wat boeit hem zo diep in die relatie binnen het geheel tussen de delen? Waarom die relaties? Waarom is dat verschil tussen ‘alogon’ en ‘meta logou’ zo verschillend? Want in beide ‘Weise’ speelt toeval, speelt verrassing, speelt opbouw en aanwinst een bepalende rol. Waarom zou  er ‘Mannigfaltigung’ (Lesebuch: 79) nodig zijn. Tenzij om iets nieuws te realiseren? Waarom die continue schepping. Die ononderbroken ‘Ereignung’, op naar ‘Ereignis’? Naar ‘die Fülle von Sein’. Eenheid na, uit verdeeldheid? Wat is de zin van die verdeeldheid? ‘Distinguer pour unir’, J. Maritain! (1932) Seinsgeschichte. Individualisatie.  En daarvoor zijn onmisbaar: eindigheid, pluraliteit, diversiteit, om uniciteit mogelijk te maken. En individuele identiteit.En dat geeft blijvende zin aan alle kleine luiden, aan alle kleine dingen. In de schoot van het grootse zijnsgebeuren. 

09-05-2014 om 11:05 geschreven door

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
>> Reageer (0)
08-05-2014
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Verzamelen
            2014.0508Verzamelen Soms krijg ik het idee dat MH’s centrale gedachte niet het Sein an sich is, maar wel het ‘Ereignis’, het ten volle zichzelf worden (‘Ereignung’, ‘Er-eignis’) van het ‘Sein’. ‘Vom Ereignis’ (GA 65) is ook de echte titel van wat zijn ‘geheime leer’ is. En dat werk is uitgebouwd rond ‘Fügungen’. Zijn moeite om taal ‘seinsgeschichtlich’ te duiden ( Dichtung als Ausruf von Welt im Anruf der Götter’, GA 33: 128-129), om ‘dunamis’, om ‘Vermögen’ te doorgronden, om ‘Zusammengehörigkeit’ gestalte te geven, om door te dringen in wat ‘aisthèsis’ is,  wat ‘Wahrnehmen’ en ‘Vernehmen’ is, om ‘Nähe’ en ‘Ferne’ met elkaar te verzoenen. Zijn bemoeiingen met ‘Verhältnis’, met ‘Beziehung’, die wij gestalte geven (und damit (wir) dieses Verhältnis selbst setzen) om inzicht te krijgen in de wijze waarop dingen met elkaar tot ontmoeting komen: ‘alogon’ tegenover ‘meta logou’, met of zonder inzicht in de verbondenheid.Zelfs de natuurwetenschappen kunnen niet voorbij Big Bang. Voorbij de chaotische ‘Explosion’, de ‘Zerstreuung’ waarin alles versplinterd werd en uit elkaar vloog. Van dan af lijkt alles gericht op het herstellen van de oorspronkelijke eenheid, op ‘Ereignis’. Maar niet op om het even welke wijze. Het moet gebeuren volgens ‘dikè’ (Nietzsche 8, p. 168). Naar ‘Wahrheit’. Dat zoeken naar de oorspronkelijke eenheid schuilt achter elke ‘dunamis kata kinèsin’. Waar met ‘kinèsis’ bedoeld wordt het herstellen van die eenheid. ‘Kein ding sei wo das wort gebricht’(St. George, 1919, UzS: 220) 

08-05-2014 om 10:57 geschreven door

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
>> Reageer (0)
06-05-2014
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Der Ursprung des Kunstwerkes
Martin Heidegger, Der Ursprung des Kunstwerkes                                                                     (1935), Reclam,1995 ( GA 65, HW, p. 1. - 25.)                                                                                                                                                                                     Notities, Paul Tack Inleiding   In zijn lezingen, uit 1935, ‘Der Ursprung des Kunstwerkes’ zoekt Heidegger naar een uitweg uit de door zich voortdurend tegensprekende en verwarrende herhalingen vastgelopen traditionele filosofie . Hij zoekt zich te bevrijden uit de  verkeerd begrepen interpretaties van Aristoteles’  visie op causaliteit. In het ‘Kunstwerk’ probeert hij een allegorie uit om zijn bevrijdend visie in nieuwe beelden en woorden gestalte te geven. Net zoals hij later, in 1946, in Bremen, in zijn lezing ‘Das Ding’ in de leegte zijn toevlucht zoekt. Dit vind ik net zo geniaal als Euclides’ eerste zin van zijn Meetkunde: “Een punt is dat wat geen delen heeft.’ ‘Die Leere’ gaat echter nog een stapje verder.Heel bescheiden probeert Heidegger ons in te leiden in zijn vernieuwende, verruimende, bevrijdende visie op de werkelijkheid. Hij houdt niet van de gigantomachia’ (γιγαντομαχια) over de zijnden. (SZ, p. 2) Hij schuwt de grote woorden. In ‘Der Ursprung des Kunstwerkes’ heeft hij het over metafysica onder verdekkende termen als ‘etwas Anderes’, ‘anderswo gewesen’. Hij grijpt ook niet naar grote thema’: in ‘Der Ursprung des Kunstwerkes’ mediteert hij over een paar boerinnenschoenen. In 1946, in ‘Das Ding’ denkt hij na over een banaal iets, over een ordinaire kruik, en vooral over de leegte in de kruik, met voorbijgaan aan wand en bodem, ‘meta’. Om na te denken over de kruik, moet je de kruik overslaan. Voorbij wand en bodem kijken, tot in de leegte. En daar, in ‘die Leere’, daar gebeurt het echte Zijn. Daar vinden zich Aarde en hemel, de goden en de stervelingen. Zo bewandelt Heidegger ‘Holzwege’ die hem bij de ’Lichtung’ brengen.Net zoals Heidegger in 1946,  in ‘Das Ding’ in ‘die Leere’ het centrum van alle activiteiten zal leggen, zo  focust hij zich nu op de activiteit van het scheppend optreden van de kunstenaar, en vooral van het ‘Werk’. Let we: het ‘Werk’, de activiteit  van het kunstwerk. Hij moet zelf eerst vervellen, zijn oude huid afschuren en zich verzetten tegen te diep ingeslepen interpretaties van de traditionele filosofie. Hij test o.a. uit of hij geschikte aanknopingspunten kan ontdekken in zijn visie op gereedschap, ‘Zeug’. Hij had het terrein reeds verkend in ‘Sein und Zeit’, p. 66 – 68.Hij zoekt nu waar hij was bij het aanschouwen van een schilderij. Hij dacht dat hij ‘Anderswo gewesen’ (51.5.) te zijn: niet gevangen, niet ingemuurd, niet ‘ingelijst’  in een ‘Umkreis’, niet omgeven door voorhandene dingen, door kruiken zonder leegte, alleen massaal,  compact vol met enkel wand en bodem. Maar in Utopia. In onbepaaldheid, in het ‘απειρον’ [apeiron]. Omgeven door uitdagende mogelijkheden van een open toekomst.   Â Â Â Â Â Â Â Â Â  In ‘Sein und Zeit’ (1927), p. 68-69, ontleedt Heidegger nauwkeurig de ‚Dienstbarkeit‘ van het ‚Zeug’ als ‘Um-zu’, als ‘Umgang’, als ‘Verweisung’. Als over-grenzen. Dat over-grenzen karakteriseert het ‘Zeug’. In de ‚Umgang‘ ontmoeten de dingen elkaar, in hun pluraliteit, diversiteit en uniciteit. In de circulariteit die zich in de ’Umgang’, in de open ruimte tussen de dingen voltrekt en waarin de dingen elkaar wederzijds, wederkerig ontmoeten en openbaren. En dat ontmoeten vertrekt vanuit elks unieke individuele identiteit. Maar ook vanuit respect voor de integriteit van elkaars individuele identiteit. In die onbepaalde tussenruimte, in die utopia tussen de dingen vinden ze het geëigende ’Ort’ waarin ze zich op elkaar kunnen afstemmen, en zo een modus operandi kunnen aftasten, en vastleggen. Waarin ze zonder risico, wederzijds en wederkerig, de eigen individuele identiteit kunnen blootgeven, en waarin een ‘Verhältnis’ kan ontstaan, en een bruikbare modus operandi voor latere ontmoetingen. In die utopia schenken ze elkaar de ruimte, de vrijheid om zichzelf te zijn, in hun eindigheid en diversiteit. Ze schenken elkaar, wederzijds, wederkerig, de eigen waarheid en de eigen vrijheid om ongestoord eindig zichzelf te worden en te zijn. Wat schreef Heidegger in VWW, p. 19: ‘Das Wesen der Wahrheit enthüllt sich als Freiheit’.  Â Â Â Â Â Â Â Â Â  In de leegte tussen de dingen zijn de dingen, en  komen ze tot zichzelf, tot de eiegn ‘Ereignis’. ‘Sind‘, pregnant te lezen! En die situatie maakt hun ‘was’ uit, bepaalt ze. Het dragen van de schoenen door de boerin maakt de schoenen echt tot schoenen, tot wat ze zijn: tot zichzelf. Het geeft ze een identiteit. Het maakt ze vrij voor de eigen individuele identiteit. Niet enige duistere ‘essentia’. In dat naar elkaar verwijzen. In en door dat bij elkaar in het krijt staan worden de schoenen pas zichzelf, en daardoor wonderbaarlijk toch in zichzelf rustend. Pas in dit kader, in deze situatie, in de leegte, in dit geheel, in deze samenhang, in deze ogivale betrokkenheid, waar alles zich aan alles optrekt, en de vrijheid van de eigen individuele identiteit ontdekt, waar de dingen ‘anderswo’ zijn, pas daar worden ze zichzelf. In het dragen van de schoenen scharniert blijkbaar het concrete leven van de boerin, tussen de avond en  de morgen. Heel het leven van de boerin ligt breed uitgesmeerd in het dragen van deze schoenen!          Heidegger mediteert hier over ‘Dienlichkeit’, (47.5.) en plaatst die in het kader van ‚der Fülle eines wesentlichen Seins‘. ‚Dienlichkeit‘ impliceert een open toekomst. En ze krijgt expliciet een tijdelijke dimensie in ‘Verläßlichkeit’ .(47.8.) Hier dringt zich niet een dwangmatig, causaal verleden op. ‘Verläßlichkeit’ uit zich als een ‘schweigende Zuruf’. Het verleden dringt zich niet onverbiddelijk op. Het lokt, nodigt vrijlatend uit, met een ingehouden,  gesmoorde ‘schweigende Zuruf’. Het verleden, bindt niet, maar biedt kansen, open toekomstkansen. ‘In sich gesammelt’ (48.1.): ‘Sammeln’  brengt alle fysische objecten samen, betrekt hun relaties, hun betrokkenheden op elkaar voor één doel, voor één dienst, voor iets dat elk object ‘an sich’ te boven gaat.  In ‘Sammeln’ zit impliciet het respectvol en toch creatief zich wederzijds aan elkaar aanpassen en elkaar voor elkaar openbaren. Het ‘etwas Anderes’. (9.1.)  Samenhang die zelfstandigheid individualiseert. De ‘Verläßlichkeit‘ hangt tussen de dingen, in het tussenveld, buiten de individuele identiteiten. In de leegte tussen wand en bodem. Toont het ‘Kunstwerk’ iets, openbaart het iets dat daarzonder in het echte ding verborgen zou blijven? Toont het ‘Kunstwerk’ het emergeren, de queeste, de voltrekking van de ‘Ereignung’, de wording, de theosis, [θεωσις], de deïficatie van de zijnden? De actuele individualisatie van de Gratiën van de Exuberante? (Cf. M. Merleau-Ponty) Het verleden biedt vrijblijvende steun en hulp voor de toekomst. Dat vrijblijvend zijn wordt nadrukkelijk uitgesproken, ‘Gesprochen’! Wat is ‚spreken‘? Wat is legein? [λεγειν]? Vrij verzamelen, op elkaar betrekken. Bijeen lezen. Uit de materie heeft dat schilderij een boodschap losgeweekt. Waarom is enige boodschap over iets nodig?  Dit is een emergentie. Dat spreken brengt een boodschap over ‘etwas Anderes’, over een andere werkelijkheid, die achter het schilderij schuil gaat! (9.1.) Over een andere werkelijkheid, de werkelijkheid van de ontmoetingsruimte, van de tussenruimte.            Spreken verrijkt het besprokene.          Spreken, dat is maar mogelijk in de ‚béance‘ van het ‘Sein’, in de ‘Leere’, in de tussenruimte tussen de eindige individuele identiteiten, waar de onbepaaldheid van de utopia vrijheid biedt. In de ontmoetingsruimte waar individuele identiteiten elkaar ‘vinden’ als individuele identiteiten, zich op elkaar afstemmen om elkaar naar een hoger zijnsniveau te tillen. Spreken is geen scherp afgelijnd zijnde, ook geen NUC-proces. Alleen mensen spreken. Hun spreken speelt zich af in de tussenruimte tussen de individuele identiteiten. Het bevat steeds een beoordeling, een bevestiging of afwijzing; een eigenzinnige, originele interpretatie. Het legt vaak toevallige verbanden die niet NUC-gewijs gegeven zijn. Het brengt vaak toevallig dingen samen die niet vanuit zichzelf zouden samenkomen of zich onderling verbinden.          ‘Gesprochen’: Spreken heeft ook een kosmische dimensie: het verrijkt de kosmische werkelijkheid met originele interpretaties: ‘ερμηνεια’ [ermèneia]. Het verrijkt door wat ze afbeeldt te plaatsen in het grote openbaringsgebeuren van de queeste, van de ‘Seinsgeschichte’. In de ‘Ereignung’ die leidt naar de definitieve ‘Ereignis’ van de Exuberante. Naar een werkelijkheid waar grenzen niet meer beknotten, maar individualiserende verbondenheid met het geheel tonen, met de Exuberante. ‘Anderswo gewesen’! (51.5.)‘Verrückt’, weggerukt uit de fysische toonzaal, uit de fysische ruimte en opgegaan in de ontmoeting, in de ogivale relaties, in het wisselspel schilderij en toeschouwer. Verdwenen achter, buiten de lijst. Of in een zevende hemel? In utopia?In de vrije tussenruimte. ‘Zonder de materie. (ανευ υλης) (Paulus binnen of buiten het lichaam? 2Kor, 12.3.) ‘Anderswo’, werden wij niet zelf veranderd? Werden wij door het schilderij niet zelf andere mensen? Nieuwe mensen? Met nieuwe inzichten in een nieuwe werkelijkheid?          Of bedoelt Heidegger dat we uit de kosmische werkelijkheid waarin we ingemuurd zitten, die we beleefden vanuit een traditionele causale visie, weggerukt (of overgeslagen ) worden naar een andere werkelijkheid die verrijkt wordt door een nieuwe visie op wat Zijn is, en dat we belanden in de ‘Seinsgeschichte’, in onze queeste. Het schilderij heeft ‘gesprochen’, (51.4.) het heeft ons een kerugma verkondigd, haar bevrijdende boodschap gebracht. ‘Anderswo’: achter het schilderij. Door de lijst in een bevrijdende wereld gewandeld? In utopia? In de onbepaalde ontmoetingsruimte tussen Individuele identiteiten? Over-grenzend. Daarom mag Heidegger beweren dat: „Das Kunstwerk gab zu wissen, was das Schuhzeug in Wahrheit ist.“ (52.1.) ‘Wahrheit’ wordt ons niet onontwijkbaar opgedrongen. Ze wordt ons ook niet geschonken door de materiële, concrete schoenen. Het 'Kunstwerk', als humaan 'Kunstwerk' verkondigt een boodschap, via een eigen effectiviteit, boven, buiten de materiële elementen om. Het ‘geeft’, extra, boven op, gratis, voor niets, ongegrond, onverplicht, ongedwongen iets extra’s. Dat extra is ‘Wesen’, is ‘Wahrheit’, dat is, via de eindigheid en diversiteit, de uitstraling van de weelde aan Gratiën van het ‘Sein’. ‘Wahrheit’ dat is de ‘Seinsgeschichte’ in actie, het zichzelf vinden van de Gratiën van het ‘Sein’ tijdens de queeste. En het weet hebben van die ‘Seinsgeschichte’.          ‘Gab zu wissen‘: Geven, schenken, uit overvloed. Dat is extra. En wat wordt als extra gegeven? ‘Wissen’. Te weten. ’Weten’, dat is geen bepaald, afgelijnd, omschrijfbaar zijnde, met een eigen individuele identiteit! Dat is ‘aneu ylès’ [ανευ υλης], zonder materie, zoals wat we zien. ‘Wissen’ is weet hebben van de ‘Seinsgeschichte’; het is ‘Ereignen’, zichzelf vinden en ontdekken in de volheid van het ‘Sein’.   Dat is een opmerkelijk gebeuren!  ‘Was geschieht hier?’ (53.1.) Het gaat hier om de ‚Seinsgeschichte‘! Om het ‘Geschehen’ van ‘Sein’. Om het in eindige gestaltes aanwezig brengen van Gratiën van ‘Sein’.  Om ‘etwas Anderes!’ Hier geschiedt waarheid! (52.1.) Hier staat zeer expliciet wat ‘Werk’ is. Wat kunst is.  Kunst maakt het gebeuren van de waarheid mogelijk, maakt de ‘Seinsgeschichte’ mogelijk, want het opent, het epifaneert de weelde van het ‘Sein’. Het schilderij opent de toegang tot de ‘Ereignung’,  tot het echte ‘Sein’, tot de queeste, tot de activiteit waarin de Ereignung waarin het ‘Sein’ zich aan zichzelf openbaart, en totaal zichzelf  wordt, via de unieke gestaltes van vele,  eindige zijnden, in dit geval een paar boerinnen schoenen. En hier gebeurt dus metafysica. Gebeurt metafysica! We slaan de materialiteit over. We overstijgen de bepalende materialiteit van de schoenen. (53.1.)  Nu bereiken we de kern van Heideggers kerugma: “So wäre denn das Wesen der Kunst dieses: das Sich-ins-Werk-Setzen der Wahrheit des Seienden.“ (55.1.) Dit is het bevrijdende inzicht waar Heidegger naar zocht, via de omweg over het ‘Kunstwerk‘: het op gang brengen van de openbaring van het ‘Sein’, de epifanie, het op weg zetten van de queeste, van onze zoektocht naar de volle gestalte van het ‘Sein’. Waarheid gebeurt, voltrekt zich! Of zoals in 59.1 zeer expliciet herhaald wordt: “die Eröffnung des Seienden in seinem Sein: das Geschehnis der Wahrheit.“ Het kerugma ‘Im Werk am Werk’ = ‘Eröffnung des Seienden in seinem Sein’: het ‚Sein‘ van het eindige unieke zijnde is ‘das Geschehnis der Wahrheit’. Is epifanie! Is ‚Sein‘ in een eindige gestalte aanwezig brengen. ‘In seinem Sein’: de ‘Wahrheit’ zit niet gevangen in de eindige gestalte, want deze is een doorkijk naar het volle ‘Sein’. Ze laat op eindige wijze die volheid van het ‘Sein’ aanklinken.           Zo ziet Heidegger zijn metafysica! ‘Etwas Anders’ waartoe het ‘Kunstwerk’ toegang geeft.  Dit ‘Ins-Werk-setzen’, dat ‘Setzen’, dat presteren wij! Via onze eindigheid, onze diversiteit en onze uniciteit.
 Deel I  (p. 1. – 34.) Waarom schrijft Heidegger deze lezing, ‘Der Ursprung des Kunstwerkes‘? Waarover wenst hij duidelijkheid te vinden en te geven? Waarin wil hij inzicht brengen? Want het ‘Kunstwerk’ lijkt maar een soort van experimenteerterrein. Heidegger wil inzicht krijgen in een nieuwe werkelijkheid. En die vat hij op als een ‘Seinsgeschichte’, waarin hij het verloop wil betrappen.          Hij is niet tevreden met de klassieke filosofie die overal en altijd enkel maar oorzakelijkheid aan het werk zag. Hoe werkt causaliteit? Wat gebeurt er dan? Wat wordt veroorzaakt? Heeft de klassieke filosofie wel voldoende nagedacht over wat causaliteit is? Heeft ze haar onderzoekende, haar kritische, haar vragende taak naar behoren volbracht? (SvG ) Dient de term ‘Kunstwerk’ hier maar als eyecatcher, als bliksemafleider of als paard van Troje om een nieuwe, een onverwachte, een ongewenste boodschap voor de lezer aanvaardbaar te maken? In feite volgt Heidegger een dubbele agenda: hij wil de traditionele filosofie van zich afschrijven en hij probeert een nieuw inzicht te krijgen in wat Zijn is, in de wijze waarop Zijn dagdagelijks gebeurt. In de ‘Seinsgeschichte’.           Ik vermoed dat Heidegger zelden de echte achtergrond van zijn inzichten aan het papier toevertrouwt. Hij heeft aan de ene kant een grote eerbied voor het gesproken woord, voor het gesprek van persoon tot persoon, en daar tegenover een wantrouwen voor het geschreven woord, voor de teksten. Daarom legde hij bij testament vast dat zijn diepste beschouwingen van de jaren 1936 tot 1938 pas gepubliceerd mochten worden nadat al zijn andere teksten gepubliceerd waren.In Der Ursprung des Kunstwerkes vind je de kern van zijn inzichten heel gebald samengevat pas in de laatste alinea van het eerste deel (64.), in termen als: ‘Sein des Seienden’, ‘Werk’, ‘Eröffnung’, ‘Wahrheit des Seienden’, ‘Sich-ins-Werk-setzen’, ‘Wahrheit’, ‘Ereignen’. Heel bescheiden sluit deze alinea, als terloops, met de duistere term ‘ereignet’. Â Â Â Â Â Â Â Â Â  Heel bescheiden probeert Heidegger ons in te leiden in zijn vernieuwende, verruimende en bevrijdende visie op de werkelijkheid. Hij houdt niet van grote woorden, van de gigantomachia’ (γιγαντομαχια) over de zijnden. (SZ, p. 2) In  ‘Der Ursprung des Kunstwerkes’  heeft hij het over metafysica onder de verdekkende termen  als ‘etwas Anderes’, (9.1.)of  ‘anderswo gewesen’ (51.5.). Hij grijpt ook niet naar grote thema’: In ‘Der Ursprung des Kunstwerkes’  mediteert hij over een paar boerinnenschoenen. In ‘Das Ding’ denkt hij na over een banaal ding, over een kruik, en vooral over de leegte in de kruik. Om na te denken over de kruik, moet je de kruik voorbij gaan, ‘meta-’. Voorbij wand en bodem, tot in de leegte. En daar, in ‘die Leere’’, daar gebeurt het echte Zijn. Daar vinden zich de Aarde en de hemel, de goden en de stervelingen. Hij bewandelt ‘Holzwege’ die hem bij de ’Lichtung’ brengen.  Â Â Â Â Â Â Â Â Â  Waarom neemt Heidegger een kunstwerk als thema voor zijn zoektocht? Omwille van de ‘Kunst’ of om wat min of meer een resultaat is van ‘Werk’ ? Om wat aan een kunstwerk helemaal niet vanzelfsprekend, natuurlijk, ‘normaal’ is, maar wat juist uitgesproken kunstmatig is? Lijkt het alsof Heidegger de aandacht van de lezers op een zijspoor wil zetten, weg van zijn echte zoektocht door hoogstaande kunstwerken tot voorbeeld te nemen: een schilderij van Van Gogh en een Griekse tempel? In Das Ding (1946) zal hij immers een schamele kruik als zoekthema kiezen en beslist niet een bekoorlijke sierlijke, kunstig beschilderde Griekse vaas.   1.1.: “Ursprung bedeutet hier jenes, von woher und wodurch eine Sache ist, was sie und wie sie           ist.“           ‘Ursprung’: Heidegger vermijdt de term oorzaak, causa, want te zeer historisch beladen en zelfs misleidend. De term ‘Ursprung’ is algemener, blijft voldoende vaag en laat alle poorten voor zijn eigen inzichten open. Niet ‘Ursprung’ is belangrijk, maar wel toekomst, wel wat je doet met wat je voorradig hebt. Met het eerste woord van zijn lezing treft Heidegger reeds de kern van zijn onderzoek, meldt hij de boodschap die hij wil brengen: hoe ontstaat iets? hoe komt iets tot zijn bestaan? wat is ‘Sein’? De klassieke filosofie had daar maar één antwoord op: alles wat ontstaat, is veroorzaakt door een oorzaak, is enkel een gevolg van iets dat vooraf ging. Dat is exclusief kijken naar het verleden is nefast. Heidegger verklaart ook meteen wat hij bedoelt met ‘Ursprung’: ‘von woher’ & ‘wodurch’. ‘Eine Sache ist, was sie ist und wie sie ist.’ Heidegger perkt het betekenisbereik van een ‘Sache’ nogal vrij drastisch in.           Met ‘Ursprung’ wordt geen zaak, geen object, geen ding bedoeld. Ook geen schepper, geen oorzaak, maar wel een ‘béance’ in het Zijn, een vrijheid, een open ruimte, een kweekbed, teelaarde, mogelijkheden waarin iets kan ontstaan, tot zijn bestaan kan komen. Iets dat vooraf gaat aan de ‘ Sache’, maar toch de toekomst openhoudt, mogelijkheden in reserve houden. Zou het de kenosis zijn? Het feit dat Zijn zich terug trekt, zich ontledigt. Zich fragmenteerde in ontelbare splinters. En meteen ruimte voor vernieuwing schept. En meteen ruimte schept tussen die vele eindige en diverse zijnden met een eigen identiteit.          Waarom filosofeert Heidegger over ’Kunst’? Toch om het ‘Wesen’, (toekomst!) om de mogelijkheden, om de toekomst die ’Kunst’ schept in actie te betrappen? ‘Ursprung’: Als je naar een oorsprong zoekt, verlaat je je object en ga je het inzicht elders zoeken. Dan ga je vreemd. ‘Woher?’ Alsof ‘eine Sache’ haar zijn (‘ist’) aan iets anders, iets vreemds te danken heeft. Elders een oorsprong zoeken is een vorm van vreemdgaan, van over-grenzen. ‘Nicht durch Rückführung auf ein anderes Seiendes in seiner Herkunft zu bestimmen.” (SZ: 6.3.3.)  1.2. : „Das, was etwas ist, wie es ist, nennen wir sein Wesen.“  Â Â Â Â Â Â Â Â Â  ‘Was’ = ‘Wesen’: Alsof met ‘Wesen’ alle verder vragen het zwijgen wordt opgelegd. Voorbij ‘Wesen’ zijn blijkbaar verder geen zinnige vragen meer te stellen, blijft niets meer om over na te denken.  ‘Wesen’ ? ‘Sein’ # ‘Walten”. Wat is de relatie tussen ‘Sein’ en ‘ist’? ‘Wesen’ = wat iets, naar buiten, in, uit zichzelf is: ‘was und wie’.  1.3. “Der Ursprung von etwas ist die Herkunft seines Wesens.” Â Â Â Â Â Â Â Â Â  ‘Ursprung = Herkunft’ : ‘Herkunft seines Wesens’. Blijkbaar is er voorbij de ‘Ursprung’ nog ergens een plaats vanwaar dat ‘Wesen’ komt, waar het zich vertoont. 1.4. “Die Frage nach dem Ursprung des Kunstwerkes fragt nach seiner Wesensherkunft.“ Â Â Â Â Â Â Â Â Â  ‘Wesensherkunft’: Heidegger kent het kunstwerk een ‘Wesen’ toe dat door de kunstgrepen van een kunstenaar geproduceerd wordt. Een ‘Wesen’ dat niet ‘physei’, niet van nature tot stand komt.‘Wesensherkunft’: ‘Wesen’. Van waar dat ‘Wesen’?  1.1.: ‘Ursprung’ =>          ‘Sache’, ‘ist’ 1.2.                                 ‘ist’ => ‘Wesen’ 1.3.: ‚Ursprung‘ =>         ‘Herkunft’, ‚Wesen‘ 1.4.: ‚Ursprung des Kunstwerkes‘ => ‘Wesen’                                       ‘Wesen’ van het ’Kunstwerk’;                                       Wat het ’Kunstwerk’ doet;                                       Wat het ’Kunstwerk’ doet als materieel, eindig ‘Ding’;                                        Wat ‘Wesen’ doet. 1.5. “Das Werk entspringt nach der gewöhnlichen Vorstellung aus der und durch die Tätigkeit           des Künstlers.” Â Â Â Â Â Â Â Â Â  ‘Werk’: impliceert handelen, impliceert toekomst door actief optreden. Krachtdadig ingrijpen is een soort kunstmatige, gedreven overgang van niet-zijn naar wel-zijn/bestaan. ‘Entspringt aus der und durch die Tätigkeit des Künstlers.’ We zitten op een glibberig hellend vlak. Door te zoeken naar oorzaken glijden we onvermijdelijk in een ‘regressus ad infinitum’. 1.6. : „Wodurch aber und woher ist der Künstler das, was er ist?“ Â Â Â Â Â Â Â Â Â  ‘Wodurch und woher’: de vragen zijn er weer! We zitten als een boterhond gevangen in een carrousel. In een ‘Zirkel’. Weer die vragen naar oorsprong, naar een verleden, naar wat bepalend voorafging. Door te vragen naar ‘Wodurch’ raken we verzeild in een eeuwig terugredeneren, zonder beginpunt. Op de klassieke manier naar een oorsprong vragen, volgens de beproefde causaliteitsfilosofie, dat is afdalen in een bodemloze kuil. Dat is wegzinken in het sompige moeras van het verleden. Heidegger doorbreekt hier het ‘cordon sanitaire’: hij stelt een vraag die in de klassieke filosofie hoogst ongepast klinkt. 1.7.: “Durch das Werk; denn, daß ein Werk den Meister lobt, heißt: das Werk erst läßt den           Künstler als einen Meister der Kunst hervorgehen.“           ‘Durch das Werk’: Kort en duidelijk: de kring is rond. Heidegger doorbreekt en voorkomt zo ook de ‘regressus ad infinitum’. Hij vraagt meteen aandacht voor een opmerkelijk nieuwe benadering van de relatie tussen zijnden: voor de wederkerigheid in die relatie. ‘Werk’ is steeds op de toekomst gericht, op aanwinst, op aangroei en oogst.          ‘Hervorgehen’: impliceert dat niet een naar voren treden uit een verborgen aanwezigheid? ‘Hervorgehen’ is als een uit-stallen, een in de openbaarheid gooien, een van achteren uit de stal halen en naar de openbaarheid van de façade op straat brengen, zodat iedereen een inkijk aangeboden krijgt.  1.9. : “Der Künstler ist der Ursprung des Werkes.“           ‘Künstler Ursprung des Werkes‘ ó ‚‘Werk Ursprung des Künstlers‘. Kan de ‘Zirkel’ explicieter geëtaleerd worden? Kan de kuil openlijker zonder bodem blijken? Er is via causaliteit geen uitkomst te bereiken, geen inzicht in wat bij het ontstaan van een zijnde gebeurt. Waar is het begin? Waar is het einde? En wat vinden we tussenin, in het niemandsland, tussen ontstaan en vergaan? Tussen de betrokken zijnden. (SZ: 354) Het gaat om die inter-acties, en om wat zich in de open ruimte tussen eindige zijnden afspeelt: om wat daar in de toekomst als aanwinst uit voort kan spruiten.  1.11. “Keines ist ohne das andere.“ â€šKeines‘: ‚Nichts‘, ook geen oorzaak! Hij maakt geen onderscheid tussen wat voorafgaat en wat volgt, tussen oorzaak en gevolg.    Is dat geen beslist afzweren en afstand nemen van elke vorm van eenzijdige causaliteit? Hier bekent Heidegger zich duidelijk voor een andere wijze van ontstaan. Voor een andere wijze waarop de zijnden met elkaar verbonden zijn, ver uit de buurt van de causaliteit, van een overheersende causa. De dingen bestaan ogivaal, zijn op elkaar bestaansbetrokken, wederkerig en wederzijds. Geen eenzijdig noch dwingend eenrichtingsverkeer. En de herhaling ‘keines ohne das andere’, ‘keines allein’ (1.12.) legt de nadruk er toch wel erg dik op.  1.12.: „Gleichwohl trägt auch keines der beiden allein das andere.“ Â Â Â Â Â Â Â Â Â  Heidegger herhaalt niet alleen nogmaals die boude bewering van ogivaliteit tussen de zijnden, maar brengt ook een nieuw element aan: ‘trägt’. Er is geen sprake van overheersen, van dwingend veroorzaken, van krachtdadig bewerken, van geforceerd ingrijpen noch van koudweg, kunstmatig fabriceren. Er is sprake van dragen, van steunen. De beide polen roepen elkaar wederzijds in het bestaan, zonder een spoor van hegemonie van de een over de andere. Let toch op dat ‘Allein’! Geen doet het alleen, in zijn dooie eentje. Er is ook noch begin noch ontstaan te bespeuren. 1.13. „Künstler und Werk sind je in sich und in ihrem Wechselbezug durch ein Drittes, welches           das erste ist, durch jenes nämlich, von woher Künstler und Werk ihren Namen haben,           durch die Kunst.“ Â Â Â Â Â Â Â Â Â  Is er dan toch ‘ein Drittes im Bunde’? Draait de cirkel nu niet rond twee polen, maar rond drie polen? Is dit een cirkelredenering over drie polen? Heidegger zoekt naar een bron, een beginpunt, een herkomst, maar vermijdt de term ‘oorzaak’. Opvallend dat ‘sind’ gecursiveerd is. Alsof de twee: ‘Künstler und Werk’, samen bij het zelfde werkwoord horen, alsof de beide polen hetzelfde ‘Sein’ delen. Maar dat wordt meteen genuanceerd: ‘in sich und in ihrem Wechselbezug’. De polen horen wel samen, maar zijn elk afzonderlijk vanuit hun eigen identiteit verwikkeld in een onderlinge wisselwerking, waarin ze hun eigenheid behouden, en vanuit die eigen identiteit met de identiteit van de andere interageren, zo niet zou er geen wissel-werking zijn. Wel samen, maar geen fusie! Welke rol speelt ‘Kunst’ hier? Welke rol speelt de kunstenaar? Heidegger weigert blikbaar de term ‘causa’, ‘oorzaak’ te gebruiken. Omdat die te beladen is met een volgens hem totaal voorbijgestreefde visie? En omdat die in slaap wiegt: men denkt dan immers dat alles al lang en voldoende overdacht en gezegd is.           Ik denk dat in deze alinea reeds heel de boodschap van Heidegger over causaliteit compact samengebald is, en toch voldoende expliciet aanwezig. Het staat anderen natuurlijk vrij deze tekst van Heidegger te lezen als een uitzetting over kunstfilosofie op klassiek leest ( J. Young, Heidegger’s Philosophy of Art, 2001 ). Toch denk ik dat zo’n lectuur Heidegger geweld aandoen; zelfs totaal verraadt.           Het mysterie blijft. Wat is ‘Ursprung’? Hoe ontstaat iets nieuws? Waarom ontstaat iets? Wat is een kunstwerk? Wat is ‘Kunst’? Hoe kunnen we er via een concreet kunstwerk achter komen hoe en waarom iets ontstaat? Wat is Zijn? Waarom kiest Heidegger daarvoor nu juist een kunstwerk? Omdat die niet aan de bomen groeien, noch in de natuur, noch in de kosmos als gevolg van een oorzaak aangetroffen worden? Omdat ze duidelijk ‘kunstmatig’ geproduceerd worden, en wel door mensen, door kunstenaars? Dus op zijn minst toch een aanwijsbaar ontstaanspunt (‘Ort’) hebben?  2.1. „So notwendig der Künstler in einer anderen Weise der Ursprung des Werkes ist als das           Werk der Ursprung des Künstlers, so gewiß ist die Kunst in einer noch anderen Weise           der Ursprung für den Künstler und das Werk zumal.“ Â Â Â Â Â Â Â Â Â  ‘Künstler‘ => ‚Ursprung des Werkes‘; het ‚Kunstwerk‘ is ook de toekomst van de kunstenaar: het zal hem of haar immers overleven.‘Werk’ => ‚‘Ursprung des Künstlers‘;‘Kunst’ => ‚‘Ursprung des Künstlers & Werkes‘? Is dat een geval van wederzijdse betrokkenheid, van ogivaliteit?‘So notwendig’ => ‘so gewiß’: even gelijk: het ene zowel als het andere. Maar nu het om de ‘Kunst’ gaat: ‘In einer noch anderen Weise’: toch wel apart. En toch ‘zumal’! Kunst is gelijkelijk, ‘zumal’, ‘Ursprung des Künstlers & Werkes’. Verschillen die twee dan niet van zijnsstatuut? En toch maar één en dezelfde oorsprong! Opmerkelijk. Staan we niet voor drie soorten van ‘Ursprung’? Voor een nieuwe visie op Zijn?‚Ursprung‘ # ‚Ursprung‘. Wat is het verschil? ‚Ursprung des Kunstwerkes’ # ‚Ursprung des Künstlers‘Eerst schetst Heidegger de gelijkheid, de gelijke oorsprong. Nu beklemtoont hij sterk het verschil, het onderscheid. 2.2. : “Aber kann denn die Kunst überhaupt ein Ursprung sein?“ Â Â Â Â Â Â Â Â Â  Dit is geen retorische vraag! Volgt nu een stukje zelfkritiek? ‘Aber’. Kan dat wel? Kan ‘Kunst’ überhaupt wel, zonder met de verschillen van soorten van ‘Ursprung’ of van zijnsstatuut van hun resultaat rekening te houden, wel op enigerlei wijze ‘Ursprung’ zijn? Heidegger wil het probleem duidelijk en omstandig bloot leggen. Maar hij negeert de klassieke visie. Kan ‘Kunst’ een ‘Ursprung’ zijn? In elk geval geen oorzaak! 2.3. „Wo und wie gibt es die Kunst?“ Â Â Â Â Â Â Â Â Â  Hier worden de vragen van 1.1. & 1.6. geaccentueerd. Glijden we toch af naar een ‘regressus ad infinitum’? Van waar ‘Kunst’? We kennen Heidegger om zijn soms drammerig blijven doorvragen. Meteen valt de magische term: ‘gibt es’. Gaat dit de term ‘causa’ vervangen? Er is in ‘es gibt’ geen spoor van een vraag naar een oorzaak. Heidegger zoekt een ander vocabularium dan het traditionele om over ‘Ursprung’ na te denken.   2.4. : “Die Kunst, das ist nur noch ein Wort, dem nichts Wirkliches mehr entspricht.“ Â Â Â Â Â Â Â Â Â  ‘Wort’: woorden, termen kunnen ons misleiden, kunnen verdovend werken, onze aandacht in slaap wiegen. ‘Kunst’ : is dat een zijnde? Iets reëels? Of toch maar ‘ein Wort’? Waaraan niets ‘Wirkliches’ beantwoordt. Een holle frase. Praat voor de vaak? Een zwijgoffer? Heidegger tast in deze lezing de grenzen en mogelijkheden van nieuwe inzichten af en wenst daarom beslist niet verstrikt te geraken in oude terminologie, of weg te glijden in oude karrensporen waar niemand nog uit weggeraakt. Hij stelt veel vragen. Echter geen louter retorische vragen: 1.6.; 2.2.; 2.8.; 2.9.; 3.4. (Nichts Wirkliches mehr: ~‘etwas Anderes‘, 9.1. ‚Entsprechen: „ gen causa, maar wel wederkerigheid.) 2.5.: “Es mag als eine Sammelvorstellung gelten, in der wir das unterbringen, was allein von der           Kunst wirklich ist: die Werke und die Künstler.“           Of is ‘Kunst’ een vergaarbak, ‘ein Sammelvorstellung’, een containerbegrip. Een etiket op inpakpapier waarin we alles wikkelen om het op zolder bij de oude rommel weg te bergen en te vergeten.           2.6.: “Selbst wenn das Wort Kunst mehr bezeichnen           sollte als eine Sammelvorstellung, so könnte           das mit dem Wort Kunst Gemeinte nur sein auf Grund der Wirklichkeit von Werken         und Künstlern.“ Â Â Â Â Â Â Â Â Â  Als we de term ‘Kunst’ gebruiken, dan impliceren we de ‘Wirklichkeit von Werken und Künstler’. Draaien we weer rondjes? Zitten we weer in een carrousel? ‘Wort’: doder van vragen ( FnD: 189).  2.7. : “Oder liegt die Sache umgekehrt?” Â Â Â Â Â Â Â Â Â  ‘Sache’. ‘Umgekehrt’. (‘Kehre’) Kondigt zich hier reeds een draai aan, de beroemde ‘Kehre’? Wordt de vraag niet expliciet als driepolig gesteld? Heidegger ontloopt de tweepoligheid.( 2.1.) Impliciet zegt hij dat de oude vraagstelling, de tweepolige vraagstelling te simpel is, niet de variatierijkdom van het hele ontstaansgebeuren etaleert en bestrijkt. Dat het eenrichtingsverloop dus te kort schiet om de hele omvang als verloop te rechtvaardigen. (‘Kreisgang’: 5.1., ‘Kreise’: 4.3., ‘Jedermann’, ‘Zirkel’: 4.4. ) Zit hier niet steeds een vernietigend verwijt aan de klassieke filosofie? Natuurlijk!   2.8.: “Gibt es Werk und Künstler nur, sofern die Kunst ist als ihr Ursprung?” Â Â Â Â Â Â Â Â Â  Nu wordt expliciet de wederkerigheid vermeld. Waarom neemt Heidegger een kunstwerk als thema van zijn lezing? Om ‘Werk’ en om ‘Kunst’. En om hun relaties. Om wat min af meer normaal ‘Werk’ is. En om wat helemaal niet normaal is: kunst, kunstmatig, kunstlicht, kunstgebit, …. Om wat niet in de normale gang van het lineair-causale ligt. Om wat niet langs sloten en kanten, in bermen of velden aan struiken of bomen als vanzelf groeit. Hij heeft het in deze eerste paginae duidelijk over wat de klassieke filosofie noemde ‘veroorzaken’. Maar hij spreekt van ‘Ursprung’, van ‘Entspringen’, van ‘es gibt’, van ‘woher’, en van ‘wodurch’. Over relaties, over verbanden, over wat zich in het tussenveld, buiten de grenzen van het individuele zijnde afspeelt. Ook over hoe we dat kunnen weten: ‘Erfahren’, (4.2.), ‘Versperren’, (12.3.) ‘etwas anderes steckt’ (15.6.), over ‘keines ist ohne das andere, keines allein trifft’ (1.10.). Met een neigen naar ‘samen’. Hij lijkt de aandacht van zijn toehoorders van zijn echte vraag weg te leiden, zijn echte zoektocht te verstoppen achter een hoogstaande cultuurprestaties. (In Das Ding (1946) neemt hij een bescheiden kruik tot thema van zijn beschouwingen, en beslist geen verleidelijk en verblindend juweeltje van de Griekse vaaskunst.)           Weer die term ‘gibt’. Wie geeft? Is het een vraag om uit de carrousel los te breken? En kan ‘Kunst’ toch als enige ‘Ursprung’ opdraven? Omgekeerd! ‘Kunst’ & ‘Ursprung’ => ‘Werk’ & ‘Kunst’.          Heidegger rekent af met onze gewone opvattingen, ook met de voor de hand liggende verbanden. Met de traditionele filosofie.( Cf. 1.11. : Keines ohne ... ) 3.1.: “Wie auch die Entscheidung fällt, die Frage nach dem Ursprung des Kunstwerkes wird zur           Frage nach dem Wesen der Kunst.“  Vraag naar ‘Ursprung des Kunstwerk’ => vraag naar ‘Wesen’ van de ‘Kunst’. Van ‘Ursprung’ naar ‘Wesen’! Wat is ‚Wesen‘? et wordt toch een ‘Frage nach dem Wesen der Kunst’. Is dit toch aan de weer niet een poging om uit de carrousel los te breken? Om te ontsnappen aan de uit-sluitende keuze of ….Of; tussen Kunstwerk en Künstler? We moeten daarom vooraf uitmaken wat ‘Wesen’ betekent.  3.2.: “Da es jedoch offen bleiben muß, ob und wie die Kunst überhaupt ist, werden wir das Wesen der Kunst dort zu finden versuchen, wo Kunst ungezweifelt wirklich waltet.“ Â Â Â Â Â Â Â Â Â  Waar zoek je dat ‘Wesen’? ‘Wo Kunst ungezweifelt wirklich waltet.’ Weten we nu iets meer? Verstaan we dat nu iets beter? Wat is ‘Walten’? Wie weet waar Kunst ‘waltet’? ‘Sein’ ~ ‘Wesen’ ~ ‘Walten’: wat is het verschil? ‘Geben’? De termen ‘Wesen’ & ‘west’ verrassen en verontrusten, maken de lezer onzeker. 3.3.: “Die Kunst west im Kunstwerk.” Â Â Â Â Â Â Â Â Â  Het is duidelijk: Heidegger wil een nieuw vocabularium uitproberen om er nieuwe inzichten in te kunnen verankeren.Dat ‘wo’ is het Kunstwerk zelf, daar, ‘wo Kunst waltet.’ Helpt ons dit iets verder op weg? Wat betekent ‘west’?  3.4.: “Aber was und wie ist ein Werk der Kunst?“ Â Â Â Â Â Â Â Â Â  Toch blijft de vraag van 3.4. onbeantwoord: ’Was und wie ist ein Werk der Kunst?’ Er wordt wel niet meer naar ‘Ursprung’ gevraagd. Opgelet, er staat niet ‘Kunstwerk’, maar ’Werk der Kunst!‘ Dat moet de lezer op zijn qui-vive stellen. En weer blijkt dezelfde term verschillende betekenissen te herbergen! ‘Werk’ # ‘Werk’. Waarom?Intrigerend: ’wie ist’. Dat ‘wie’!          Heidegger speelt met verschillende betekenissen van ‘Werk’; ook met verschillende relaties tussen ‘Werk’ en ’Kunst’. Hij zaait twijfel over alle vertrouwde begrippen rond ’Kunst’, en over alle vertrouwde relaties tussen bv. ‘Ursprung’, ‘Kunst’, ‘Werk’, ‘Kunstwerk’, … Hij test zijn nieuw vocabularium uit.           ‘Sein’ ~ ’Wesen’ ~ ‘Walten’ ~ ’Geben’ ~ ‘Wirklichkeit’, ~ ‘Nennen‘. Geen spoor van causaliteit (‘Tätigkeit‘), van een duidelijke richting (‘umgekehrt’), van cohesie. In 3.4. harkt hij twijfels bij elkaar: “Aber was und wie ist ein Werk der Kunst?” En in diezelfde zin legt hij de echte vraag waarom het hem te doen is: “was und wie ist”. Zijn zoekopdracht schuilt in dat ‘ist’. Zijn fundamentele vraag is: wat is Zijn? Wat doet Zijn? Wat gebeurt in Zijn? Welk soort van Zijn blijkt uit een ’Kunstwerk’, uit het ‘Werk der Kunst’? Hij koppelt wel ‘Werk’ los van ’Kunst’. Hij maakt schoon schip met alle gangbare betekenissen van vele vertrouwde termen. Het gaat hem niet om ’Kunstwerk’! Zijn zoekopdracht is niet gericht op wat het ’Kunstwerk’ is, maar op wat het ’Kunstwerk’ doet, om wat in en door het ‘Kunstwerk’ gebeurt, om wat het ‘Kunstwerk’ presteert in het Zijn. Om zijn Zijnsactiviteit. Welk soort van ‘Werk’ volbrengt ‘Kunst’? Wat doet ‘Kunst’ met Zijn? Ook om na te gaan wat materie is, wat eindigheid is, wat mogelijkheid is. Om na te gaan hoe emergeren werkt. Hoe het gemeenschappelijke het individuele, het particuliere overstijgt, en hoe daarentegen het particuliere toch ook het gemeenschappelijke overstijgt. Elkaar ogivaal overstijgen. Hoe die beide elkaar naar een hoger, een meer complex en zo meer onthullend zijnsniveau stuwen. Ver uit het evenwicht (Prigogine). 4.1.: “Was die Kunst sei, soll sich aus dem Werk entnehmen lassen.“            Opmerkelijk dat ‘Lassen’. Het ‘Was’ wordt ons blijkbaar wel aangeboden, maar niet van buitenaf aan ons opgedrongen. Wij moeten dat ‘Was’ ‘aus dem Werk’ ‘ent-nehmen’. Niet in een vreemde oorzaak te zoeken! Niet vreemdgaan! Dat ‘Entnehmen’ moet wij zelf presteren. Dat wordt aan onze zorgen toevertrouwd. Het verder onbepaalde ‘was’ in het ‘Werk’ vinden, maar om het er wel uit weg te nemen: ‘Ent-nehmen’. Opvissen. Laten emergeren. ‘Ent-nehmen’ richt zich op de toekomst, is een uit het verleden  kiezen voor een open toekomst.          Deze zin geeft antwoord op 1.1.: niet vreemdgaan! Niet elders, niet in een ver verleden naar een oplossing gaan zoeken, maar dicht bij huis blijven, ‘bij de zaak blijven’: wat ‘Kunst’ is, moeten we ‘aus dem Werk entnehmen’. Daar moeten we een toekomst vinden. In de formulering verrassen: ‘sei’, ‘soll’, ‘lassen’. De formulering is onpersoonlijk, ‘passief’. Wie zal dat ‘entnehmen’ laten gebeuren? (De Nederlandse vertaling personaliseert: ‘wij’.) 4.2.: “Was das ‘Werk’ sei, können wir nur aus dem Wesen der Kunst erfahren.” Â Â Â Â Â Â Â Â Â  Dit is niet erg bemoedigend. Het wordt ons niet gemakkelijk gemaakt. Worden we ook niet meteen weer naar 3.2. verwezen? Overkomt het ons niet als een windhoos in volle zomer? We moeten het ondergaan, ‘ervaren’. En we staan weer bij ‘Af’! Ook met deze wijze van zoeken sukkelen we in ‘eine Kreise’. Nu pas treedt ‚wij‘ op het toneel. Wij kunnen het ‘Wesen’ enkele ervaren. Opmerkelijk! Dat een filosoof aansluiting zoekt bij ervaren en niet bij denken! 4.3.: „Jedermann bemerkt leicht, daß wir uns im Kreise bewegen.“           ‘Jedermann’. ‘Le sens commun? Het gezonde boerenverstand? Reeds in SZ heeft Heidegger nagedacht over het onvermijdelijke van de kringredenering. Hij doorbreekt nadrukkelijk het kringloopdenken waarin het traditionele denken over ‘Kunst’ verstrikt zit. Alle denkbeelden over ‘Kunst’ die niet ‘aus dem Werk’ geput worden, schuift hij genadeloos ter zijde. 4.4.: „Der gewöhnliche Verstand fordert, daß dieser   Zirkel, weil er ein Verstoß gegen die Logik           ist, vermieden werde.“ 4.6. – 8.Heidegger duwt ons met de neus in het zelfbedrog, ‚Selbsttäuschung’. In het vervolg wijst Heidegger een inductio, ‘Aufsammlung von Merkmalen’, af. Hij ontmaskert de klassieke verborgen cirkelredenering.          ‘Selbsttäuschung’: Als laatste woord van deze ontmaskerende alinea kan dat tellen! En het geldt nogmaals als een sterke veroordeling van de hele klassieke filosofie. Via inductio of deductio. Impliciet geeft Heidegger aan dat hij andere denkwegen zoekt, andere toegangen tot het terrein ‘wo Kunst ungezweifelt wirklich waltet’.   5.1. “So mussen wir den Kreisgang vollziehen.” Â Â Â Â Â Â Â Â Â  Heidegger distantieert zich nogmaals van de klassieke filosofische kunstopvattingen, vastgelopen in een ‘Kreisgang’. Dit is een korte maar krachtige principeverklaring. Het ‘Werk’, en niets anders dan het ‘Werk’ zelf! “Zu den Sachen selbst!” Hier ligt meteen zeer kort het antwoord op 3.4.: “was und wie sei.”          Impliceert ‘Vollziehen’ geen toekomst, een toekomst met een eindresultaat? 5.2.: „Das ist kein Notbehelf und kein Mangel.“  Â Â Â Â Â Â Â Â Â  Geen falen. Geen foute wijze van denken. Wel een andere wijze van denken, volgens andere wegen, vanuit ander uitgangspunten. Wel een andere wijze van kijken naar de dingen, andere wijze van ‘Entnehmen lassen’. Hier baant een nieuw Denken zijn weg. Let op de tweeslachtigheid van deze wending: op de passiviteit van het ’Lassen’ tegenover de activiteit van het ‘Entnehmen’.             5.3.: “Diesen Weg zu betreten, ist die Stärke, und auf diesem Weg zu bleiben, ist das Fest des           Denkens, gesetzt daß das Denken ein Handwerk ist.“ Â Â Â Â Â Â Â Â Â  Dit nieuwe denken volgen, deze andere weg betreden “ist die Stärke … des Denkens”. En zich op een zijweg begeven. En volhardend op deze weg doorgaan “ist das Fest des Denkens”. Niet blijven ploeteren in de oude karrensporen van de oude filosofie, dat is ten minste het echte denken, het degelijke artisanale ‘Handwerk’. Geen hoogvlieger! Toch  is ook hier weer een open toekomst nadrukkelijk aanwezig: ‚Weg betreten‘. Zich op weg begeven naar iets dat in het verschiet ligt, dat elders, ‘meta’, te vinden is.En weer is de toekomst nadrukkelijk aanwezig.  5.4. : „Nicht nur der Hauptschritt vom Werk zur Kunst ist als der Schritt von der Kunst zum           Werk ein Zirkel, sondern jeder einzelne der Schritte, die wir versuchen, kreist in diesem           Kreise.“ Â Â Â Â Â Â Â Â Â  We moeten ‘den Kreisgang vollziehen’. In de cirkel “jeder einzelne der Schritten … kreist in diesem Kreise”. Door de interacties tussen de zijnden, in de ogivale betrokkenheid van de dingen op elkaar, groeien ze, bloeien ze open, tillen ze elkaar naar een hoger Seinsniveau, naar meer omvattende, meer complexe en strakker gecoördineerde, meer geïntegreerde interacties, waarin ze zichzelf blijven en toch emergeren naar een hoger zijnsniveau, vanuit die gerespecteerde, bevorderde, open bloeiende eigen identiteit, met andere identiteiten op een hoger Seinsniveau interagerend. Zou daarin, in dat emergeren uit de materie, het ontstaan liggen van enig kunstwerk? De ‘Ursprung’? Elke stap verschilt van de voorgaande, is rijker, ‘lonender’, opent zelf weer nieuwe mogelijkheden tot totaal nieuwe interacties. Ontstaat hier een totaal andere visie op wat de oude filosofie onder ‘causaliteit’ wegmoffelde?   6.1. “Um das Wesen der Kunst zu finden, die wirklich im Werk waltet, suchen wir das           wirkliche Werk auf und fragen das Werk, was und wie es sei.“                    Nogmaals: blijft bij het ‘Werk’! Toch weer die ‘sei’! Toch sluit Heidegger aan bij de gangbare opvatting: ‘Jedermann bekannt’. Bij het kwintet ‘KO.S.B.H.’? Dat is toch de taak van de filosofie: zoeken en vragen. Niet zelfgenoegzaam en berustend weten. Zeker niet oude beweringen herkauwen.(Cf.: 3.4.) 7.1.: “Kunstwerke sind jedermann bekannt.”                    Van die algemeen verspreide waan wil Heidegger ons bevrijden!  7.4. “Wenn wir die Werke auf ihre unangetastete Wirklichkeit hin ansehen und uns selber dabei           nichts vormachen, dann zeigt sich: Die Werke sind so natürlich vorhanden wie Dinge           sonst auch.”           ‚Werke‘ zijn net als daagse ‚Dinge‘. Geen verschil. Geen onderscheid! Niets speciaals. En ‚natürlich‘, ‚physei‘, voorhanden.(Cf. 2.8.)  7.9.: “Beethovens Quartette liegen in den Lagerräumen des Verlagshauses wie die Kartoffeln im           Keller.“                    Heidegger chargeert: ‚Beethovens Quartette‘ verschillen in niets van gewone dingen; ze worden als aardappelen gedumpt in de kelder, er weggestopt. Als we kunstwerken als ordinaire objecten behandelen, en niet hun openbarende werking zien, dat komen we tot ‘heiligschennende’ uitspraken als deze. Het zijn brokken pure, brute materie. 8.1.: “Alle Werke haben dieses Dinghafte.”  Â Â Â Â Â Â Â Â Â  Dit is een toegeving: alle kunstwerken = Dinghafte? Naar het niveau van de ‘Putzfrau ‘ (8.4.) met haar ‘Putzzeug’?             Er staat wel ‚haben‘, en niet ‚sind‘! Je moet toegeven: zonder materialiteit, zonder materiële dingen, is geen ‘Kunst’ mogelijk. Is geen epifaneren, is geen emergeren mogelijk.Echter: het ‚Werk’ dat de materie levert, zien we dat? Of is ook dat verborgen? De transformatie in de pop waarin de rups vlinder wordt. Het groeien van het blad aan de dorre wintertakken, zien we dat gebeuren, of zien we enkel de afgewerkte resultaten? 8.5.: ”Wir müssen doch die Werke so nehmen, wie sie denjenigen begegnen, die sie erleben und           genießen.“                    Als we kunstwerken ontmoeten, zoals ze bij ons aanwezig zijn, in hun eindige, materiële gestalte, waarin ze waarneembaar zijn, maar soms toch moeilijk te onderscheiden zijn van andere dingen in bepaalde omstandigheden zoals bv vervoer of opslagruimten. ‘Die sie erleben und genießen‘: voor Heidegger gaat het helemaal niet om dit louter subjectief beleven of genieten. Niet om dit ondermaanse bezig zijn met dingen. Dan blijven we bevangen door het louter ondermaanse, door het louter materiële, ingepakt in, gevangen door de eindige beperkingen van hun materiële gestalte. (8.6.) 8.6.: “Aber auch das vielberufene ästhetische Erleben kommt am Dinghaften des Kunstwerkes           nicht vorbei.” Â Â Â Â Â Â Â Â Â  Dit is een snedige sneer naar de gewone esthetica. 8.7. – 11.: ‘Steinerne’, ‘Hölzerne’, ‘Farbige’, ‘Lautende’, ‘Klingende’: waarom geeft Heidegger zich zoveel moeite om dit allemaal apart te vernoemen en op te sommen? Waarom die klemtoon op die specifieke vormen van materialiteit, op ‘das Dinghafte’ van het ‘Kunstwerk’, dat ‘so unverrückbar im Kunstwerk’ (8.12.) verweven zit? 8.12.: “Das Dinghafte ist so unverrückbar im Kunstwerk, daß wir sogar eher umgekehrt sagen           müssen: Das Bauwerk ist im Stein.“  Â Â Â Â Â Â Â Â Â  “Das Dinghafte ist so unverrückbar im Kunstwerk.” Die ‘im’ huisvest het probleem. Het gaat niet om een fysisch, ruimtelijk lokaliseren.Let ook vooral op de langs de neus weg vermelde ‘umgekehrt’ (’Kehre’). Hoe doen we dat: ‘umgekehrt sagen’? En van waar dat ‘Müssen’? Waar ontstaat die verplichting? We mogen de concrete materialiteit niet loslaten, niet ’overslaan’ (J.H. van den Berg, Hoe vertel ik…), maar er ons ook niet restloos, spoorloos in laten onderdompelen. Alle ‘Kunst’ zit onlosmakelijk verweven met materie.          Toch nog even: hoe kan het ‘Bauwerk’, het ‘Werk’ zich, als ‘Werk’ in het materiaal, in de materie schuilhouden? Verweven en toch apart! Samen!Al stoot Heidegger het ondermaanse af, toch is de materialiteit niet ter zijde te schuiven. Noch ‘Stein’ (8.12.), noch ‘Holz’ (8.13.), noch ‘Farbe’ (8.14.), etc. kan het ‚Kunstwerk’ los laten. Dàt moet ‘Selbstverständliches‘ zijn! Kunst zit onlosmakelijk vast aan materialiteit. En vanuit de bepaaldheid van de materialiteit is toekomst te realiseren en gestalte te geven. 8.17.: „Selbstverständliches – wird man entgegenen.”           Is daarmee de kous af? Discussie gesloten? Moet er zelfs niet meer kritisch nagedacht worden? ‘Dinghafte’ en basta! (Later, in Das Ding, 1946, GA 79:1- 19, zal Heidegger over dit begrip dieper en uitvoeriger nadenken.) 8.19.: „ Aber was ist dieses selbstverständliche Dinghafte im Kunstwerk?“ Â Â Â Â Â Â Â Â Â  Hoe ‘selbstverständlich‘ de materie ook weze, toch blijft de vraag: wat is dan dat ‚Dinghafte im Kunstwerk’? Welke rol speelt materialiteit, speelt eindigheid, speelt diversiteit, speelt bepaaldheid, speelt mogelijkheid ‘im Kunstwerk’? Is een ‘Kunstwerk’ niet gewoon zichzelf en basta? Zijn dat gepaste vragen? Of gaat het om iets dat uit de materialiteit emergeert? Ligt het ‘Dinghafte’ in het emergeren uit de materie en haar materialiteit?  Alinea 9.Wil Heidegger op een andere manier proberen dichter bij ‘das Kunstwerk über das Dinghafte hinaus’ te geraken? Zou dat toch ‘etwas Anderes’ (9.1.) zijn? Is dit echter niet van de problemen weglopen? Van de ‘Sache’? De vuurlinie ontvluchten? Treuzelend rond de hete brij blijven dansen? ‘Etwas Anderes’? Wat mag dat dan wel zijn? Iets onnoembaars, onaanwijsbaars, onbepaalbaars? Gaat het om emergentie? 9.1.: “Vermutlich wird es überflüssig und verwirrend, dem nachzufragen, weil das Kunstwerk           über das Dinghafte hinaus noch etwas anderes ist.“ Â Â Â Â Â Â Â Â Â  Schuilt er in dat ‚Dinghafte‘ toch iets anders, toch iets extra’s, toch een surplus, een méér dat uit de materialiteit kan ontstijgen? Zou die vraag niet overtollig (‘überflüssig’) zijn? Immers, luidt de leuze niet: ‘Zu den Sachen selbst!’ En dus verwarrend (‘verwirrend’). Wat kan het ‘Kunstwerk’ méér zijn dan ‘das Dinghafte’? Wat mag dat ‘etwas Anders’ (9.1.) dan wel zijn? Wat is het? Hoe ontstaat het? Waar? Waarop steunt het?          ‘Etwas anderes’ : verbergt Heidegger zijn ‘metafysische’ ambities achter deze banale term? (Cf. 51.5.) (Let ook op 9.3. & 4. & 5.) 9.2.: „Dieses Andere, was daran ist, macht das Künstlerische aus.“             Is dat nu, met deze benoeming : ‘Anderes’, wel definieerbaar, wel bepaalbaar? En is het duidelijker? Is het probleem met die andere benaming opgelost? ‘Das Andere’? ‘Was daran ist’: hoe moeten we dit ‘ist’ lezen? Hoe helpt je deze andere ’Nennung’? Zijn we erdoor wijzer geworden?          Heideggers antwoord is kort, bondig en lijkt duidelijk. De lezer heeft nu een leidraad en weet nu waarop hij moet letten om niet in de verwarring te sukkelen. Toch nog eens: hoe duidelijk, hoe helder is ‘dieses Andere‘? Hoe verheldert : ‘Was daran ist’? 9.3.: „Das Kunstwerk ist zwar ein angefertigtes Ding, aber es sagt noch etwas anderes, als das           bloße Ding selbst ist, αλλο αγορευει.“        Â Â Â Â Â Â Â Â Â  Al is het ‘Kunstwerk’ een ding, het is toch iets méér, het zegt iets anders dan het blote, materiële zichzelf. Het draagt een boodschap in zich. Maar dat méér blijft ongezegd, onbepaald. Bemerk de vaagheid.           Maar dat ‘angefertigtes Ding, … sagt noch etwas anderes, als das bloße Ding selbst’ heeft dat een boodschap, buiten zichzelf? Raar! ‘Anderes’? Waarin verschillend anders? Het ding is ook nog wat anders. Wat? Hoe kan een materieel ‘Ding’ een boodschap in zich dragen?Zegt het ‘Ding’, verwijst het ‘Ding’ naar iets anders, iets dat het zelf niet is. Wordt ons in het ‘Ding’ iets gemeld, geboodschapt dat niet het materiële ‘Ding’ zelf is, maar dat dan toch zichzelf zegt in/door het ‘Ding’? Epifanie. Het ‘Ding’ ‚overslaand‘? Vreemdgaan.  9.4.: “ Das Werk macht mit Anderem öffentlich bekannt, es offenbart Anderes; es ist           Allegorie.“ Â Â Â Â Â Â Â Â Â  We hebben het begrepen: ‘Allegorie’. Is het met deze term wel duidelijk? Ik zeg niet wat ik zeg! Ik zeg wat anders dan wat ik zeg. Als ik zeg ‘Werk’, zeg ik niets over ‘Werk’. Als ik zeg ‘Ding’ heb ik het niet over ‘Ding’. Wat is hiervan de logica?Ik zie wat anders dan wat ik zie! Maar, wat zie ik? Wat zie ik niet? Wat zou ik moeten zien?          Zou in  ‘Allegorie’  de mogelijkheden van de nog onbepaalde, open, gestalteloze toekomst schuilen? Een toekomst waarvoor voorlopig geen termen ter beschikking staan. Waarvoor de bestaande fysische zijnden ook geen grond bieden.Let weer op de vaagheid, en op de sprekende kapitalen. 9.5. „Mit dem angefertigten Ding wird im Kunstwerk noch etwas Anderes zusammengebracht.“ Â Â Â Â Â Â Â Â Â  Heidegger herhaalt, verhelderend: in het ‘Ding’ wordt door het materiële ‘Ding’ ‘noch etwas anderes’ ‘zusammengebracht‘, als in een symbool. In het ‘Kunstwerk’ worden twee zijnsdomeinen bij elkaar gevoegd; bij elkaar gebracht; daar ontmoeten zich het eindige materiële zijnde en de Oneindige. En zo onthult het eindige zijnde, in zijn eindige materiële gestalte op eindige wijze de Oneindige. (Trechter of flessenhals) Of moeten we de oceaan in de druppel zien? De Oneindige in het eindige? Wat worden we wijzer met dat ‘zusammengebracht‘? Wat werd ‚ zusammengebracht’? En hoe? En waartoe? 9.6.: „Zusammenbringen heisst griechisch συμβαλλειν.“ Â Â Â Â Â Â Â Â Â  Weer een andere term! ‘Ding’ => ‘sagt noch etwas anderes’ (9.3.) => openbaart;‚Allegorie‘ => ‚ zusammengebracht‘ = ‚sumballein‘: dan, zonder tussenruimtes, maar toch geen fusie! Geen fusie met dat ‘Anderes’. Elk blijft op zijn eigen identiteit staan. Alinea 9.1.- 6.:          Waarom sukkelt Heidegger in zijn meditatie over Kunst in beschouwingen over een ding? Is het omdat hij hoopt via dat ding, bv. een kruik, een blik te kunnen werpen op, een oordeel te kunnen vellen over de door de traditie aanvaarde courante visies over de ’Kunst’. Of is het omdat hij met een ‘Ding’ op de breuklijn staat, of in de verbindingsgang, in het doorgeefluik, in het schutsas, in de open ontmoetingsruimte tussen materie en ‘etwas Anderes’? Omdat hij zo kan nadenken over de relatie tussen het eindige zijnde de het oneindige Zijn? De relatie tussen druppel en oceaan. Of vermoedt hij dat hij via het ‘Ding’ toegang krijgt tot dat ‘Anderes’? Tot de openbaring van dat duistere ‘Anderes’? ‘Es offenbart Anderes’. (9.4.) )          Of is Heidegger geïntrigeerd door dat ‚openbaren‘ door dat ‘etwas Anderes sagen’ (9.3.)? Wil hij er achter komen wat dat andere is, wat dat ‘αλλο αγορευει’ (9.3.) hem kan openbaren? Of wat er zoal bijeen te brengen is in ‘συμβαλλειν’? En welke rol kan de taal in deze ontmoetingsmogelijkheden (Allegorie, 9.4.) spelen? Ten slotte wenst Heidegger misschien te ontsnappen aan dit benepen ondermaanse: zich te bevrijden van de carcan van de NUC-kosmos? Zich te bevrijden van de negatieve visie op materialiteit?  9.7.: “Das Werk ist Symbol.”           ‘Symbol’: En is ‘Werk’ nu door deze term duidelijker en opgehelderd? We hebben beslist nog andere bruikbare termen om onszelf in slaap te wiegen: 10.3.: ‘Dinghafte‘, ‘Unterbau’; 10.4.: ‘Dinghafte … bei Handwerk eigentlich macht’. Dat uit verdeeldheid en diversiteit samenbrengen tot eenheid, echter zonder fusie, dat mag toch best even aandacht krijgen. 10.1.: „Allegorie und Symbol geben die Rahmenvorstellung her, in deren Blickbahn sich seit           langem die Kennzeichnung des Kunstwerkes bewegt.“ Â Â Â Â Â Â Â Â Â  ‚ Allegorie und Symbol‘ werden door de traditionele filosofie opgevoerd om enige helderheid over K’KW‘ te laten schijnen. Hielp het? Moeten we zo denken, in die richting, langs die lijnen. Zo, via omwegen? Een boodschap vernemen via wat in het gezegde niet direct gezegd wordt. 10.2.: „Allein dieses Eine am Werk, was ein Anderes offenbart, dieses Eine, was mit einem           Anderen zusammenbringt, ist das Dinghafte im Kunstwerk.“ Â Â Â Â Â Â Â Â Â  Zusammenbringt‘ Zijn we weer bij ‚Af!‘? (Cf. 8.19.)Zou dat onbepaalde, onbepaalbare ‘Anderes’ staan voor de open toekomstige mogelijkheden? 10.3.: „Fast scheint es, das Dinghafte im Kunstwerk sei wie der Unterbau, darein und darüber           das Andere und Eigentliche gebaut ist.“ Â Â Â Â Â Â Â Â Â  Heidegger breekt dat ‘Zusammenbringen‘ open. Het rechtstreeks gezegde staat tegenover het verdoken gezegde. Het ‘Ding’ tegenover zijn boodschap. Direct tegenover verwijzen. Aan de ene kant hebben we het eindige, bepaalde, materiële ding, dat aan de andere kant het Andere openbaart (‘Offenbart Anderes’, 9.4.). Het eindige openbaart de Oneindige op eindige wijze. Het bepaalde brengt de Onbepaalde eindig en bepaald aanwezig. Hoe realiseert het dat? (Welke onbepaaldheid schuilt in een trouwring, in een bos bloemen?) Het materiële geeft gestalte aan het gestalteloze, identiteitsloze Immateriële. We mogen niet in de val van Marx’ categorieën van onderbouw en bovenbouw lopen.‚Scheint‘ ó echt/werkelijk? ‚Anders‘ ó Eigentlich? Waartoe leidt deze dichotomie? (Cf Aristoteles, 980 a 22) 10.4.: “Und ist es nicht dieses Dinghafte am Werk, was der Künstler bei seinem Handwerk           eigentlich macht?” Â Â Â Â Â Â Â Â Â  Ten slotte werkt de kunstenaar met de eindige materie. ‘Werkt’! Hoe kun je ‘Dinghafte am Werk’ verstaan? Het ‘darein und darüber‘? (10.3.) Hoe loopt het ‘Zusammenbringen’, het ‘Offenbaren’? (10.2.) Is het niet net dat wat de ‘Kunst’ echt presteert, dat openbaren? Het emergeren naar been hoger zijnsniveau uit de materialiteit: uit eindigheid, pluraliteit, diversiteit, bepaaldheid en uniciteit? Maar beweert Heidegger niet in ‘Das Ding’ dat de pottenbakker ‘die Leere’ niet ‘verfertigt’? 11.1.: „Wir möchten die unmittelbare und volle Wirklichkeit des Kunstwerkes treffen; denn nur           so finden wir in ihm auch die wirkliche Kunst. (11.2.) Also müssen wir zunächst das           Dinghafte des Werkes in den Blick bringen.“                    ‘In den Blick bringen‘: wij moeten dat zelf presteren. Het ‘Ding’ doet het niet: ‘Wir fragen das Werk, was und wie es sei.’ (6.1.) Moeten we ons verdiepen in het ‘Dinghafte des Werkes’? Ligt daar de echte boodschap? Wat is het onderscheid tussen ‘Dinghafte’ en ‘Werk’?           Wij moeten zelf het verschil tussen ‘Dinghaft’ en ‘Werk’, dwz. de materialiteit van het ‘Werk’ en haar werking in ons blikveld brengen. Deze prestatie wordt aan ons (‘wir’) toevertrouwd. Die materialiteit niet uit het oog verliezen, daar ze aan onze zorgen toevertrouwd is. Let op het herhaalde ‘wir’.   11.3. “Dazu ist nötig, daß wir hinreichend klar wissen, was ein Ding ist.”  Â Â Â Â Â Â Â Â Â  Welke voorwaarden stelt Heidegger hier? Kan dat? ‘Kreise’? (Cf. 12.2.)  Blijft de vraag wat een ‘Ding’ is. En we moeten dat ‘ist’ pregnant lezen, vrees ik. (Cf. ‘Das Ding, van 1946!) ‚Hinreichend‘: ten einde toe!( ‘sei’ > ‘ist’ )Blijkt dit later niet een foute insteek? 11.4.: „ Nur dann läßt sich sagen, ob das Kunstwerk ein Ding ist, aber ein Ding, an dem noch           Anderes haftet; erst dann läßt sich entscheiden, ob das Werk im Grunde etwas           Anderes und nie ein Ding ist.“  Valt er toch niet nog dieper te graven? Nog verder, voorbij ‘Ding’? “Ob das Werk im Grunde etwas Anderes und nie ein Ding ist.” Lopen we toch niet weer hopeloos vast in een ‘regressus ad infinitum?           ‘An dem noch Anderes haftet‘: waaraan  in de toekomst nog mogelijkheden te ontlokken zijn.          Is het ‘Kunstwerk’ een ‘Ding’? Maar dan geen naakt ‘Ding’, wel een ‘beladen’ ‘Ding’: een ‘Symbol’ (9.7.). Een samenstelling. Een ‘co-schap’. Een elkaar uitsluitende tegenstelling: ’Ding’ of ‘Anderes’. Maar ook een allegorie. (9.4.)          Merk wel welke humane, ‘man-made’ activiteiten hier spelen: ‘Sagen’, ‘Entscheiden’. Op de achtergrond is hier het kwintet actief: kennen, oordelen, selecteren, beslissen, handelen. (K.O.S.B.H.) Het lijkt erop of wij, mensen, beslissen over de lading, over de inhoud van ‘etwas Anderes’. Beslissen over het emergeren. De epifanie moeten faciliteren. Toekomst.Die prestatie leveren individuen. Individuen beslissen over ‘etwas Anders’ van het Ding, van het ’Kunstwerk’. Intrigerend! Over de boodschap, over de openbaring.  I.                          Das Ding und das Werk 12.1.: “Was ist in Wahrheit das Ding, sofern es ein Ding ist.“ Â Â Â Â Â Â Â Â Â  Is dat niet een derouterende vraag? En is dat niet duidelijk je in een kringloop vast rijden? Om op die vraag te antwoorden begeeft Heidegger zich op een lange weg: p. 11 tot 34, alinea 12 - 64, (in HW p. 5 – 25.) Is dit een omweg? Waarom dit lange hoofdstuk? Voor een circulaire beweging! Over een topic waarover al eeuwen filosofische beschouwingen zijn geschreven.          “Sofern es ein Ding ist.” ‘Zu den Sachen selbst’? Niet om externe, om vreemde hulp roepen! Het ‘Ding’ als ‘Ding’!           Ziet Heidegger af van ‘etwas Anderes’? Van de allegorie? Van het symbool? 12.2.: “Wenn wir so fragen, wollen wir das Dingsein (die Dingheit) des Dinges kennenlernen.“ Â Â Â Â Â Â Â Â Â  ‘Kennenlernen‘: het ‚Ding‘, het ’Dingsein‘ bleven dus onbekend! (Cf. 11.3.) (Cf. 13.5.) Impliceert toekomst! 12.3.: “E

06-05-2014 om 11:59 geschreven door

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
>> Reageer (0)
05-05-2014
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vermogen
Wat is ’dunamis’, vermogen, kracht, potentia? In GA 33 graaft Heidegger zich diep in in Aristoteles‘ visie op ‘potentia’. Gaat niet elke ‘potentia’ uit van twee eindige en diverse identiteiten? Identiteiten die begrensd zijn en daarom ook elkaar ontmoeten vanuit hun eigen identiteit en in de ontmoeting, in de aangrenzing over-grenzen. Open staan naar toevallige andere eindige zijnden. En die in dat open staan elkaars identiteit eerbiedigen en in de eigen identiteit geëerbiedigd willen zien. Het gaat steeds om een wederkerig, een ogivaal gebeuren. Om de eigen identiteit.  Om de openheid van daaruit. Om de erkenning en het wederzijds respecteren. Om erkend en gerespecteerd te worden. Om de verschillen in elkaars identiteit in elkaars verlengde te leggen, en zo elkaars identiteit te versterken tegen en met  de eindigheid en diversiteit. 

05-05-2014 om 14:00 geschreven door

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
>> Reageer (0)


Inhoud blog
  • kennen, oordelen, selecteren, beslissen, handelen
  • Subjectivité
  • wat blijft na de dood
  • mijn levenscredo
  • Kennen Sein
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Archief per week
  • 16/02-22/02 2015
  • 02/02-08/02 2015
  • 22/12-28/12 2014
  • 03/11-09/11 2014
  • 20/10-26/10 2014
  • 06/10-12/10 2014
  • 29/09-05/10 2014
  • 22/09-28/09 2014
  • 15/09-21/09 2014
  • 08/09-14/09 2014
  • 11/08-17/08 2014
  • 28/07-03/08 2014
  • 23/06-29/06 2014
  • 16/06-22/06 2014
  • 09/06-15/06 2014
  • 26/05-01/06 2014
  • 19/05-25/05 2014
  • 12/05-18/05 2014
  • 05/05-11/05 2014
  • 28/04-04/05 2014
  • 14/04-20/04 2014
  • 07/04-13/04 2014
  • 31/03-06/04 2014

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!