In de aanloop naar de eedaflegging van Donald Trump tot president van de VS lijkt het erop dat nu de ene na de andere multinational op het nieuwe rechtse beleid gaat anticiperen door alles wat te maken heeft met woke en met antidiscriminatie uit de rekken te halen en weer met het aloude racisme op de proppen te komen. Pure zinsbegoocheling, want in feite is het omgekeerde het geval: het zijn niet de kapitalisten die dansen naar de pijpen van de nieuwe rechtse president want het grof geld heeft de vertegenwoordiger van Mammon aan de macht gebracht, alleen moet het zo uitschijnen alsof dit de wil was van het volk en een vrucht van de democratie.
Het verdraaien van de gang van zaken moet een agressieve staatsgreep van de financiële elite verkappen onder de dekmantel van een mentaliteitsverandering bij het volk, dat immers zichzelf bezwaarlijk kan beschuldigen. Op die slinkse wijze die de schuld geeft aan de slachtoffers, blijven de eigenlijke daders, de grootgeldbezitters, buiten schot.
De geschiedenis herhaalt zich: in de aanloop naar het Derde Rijk waren het eveneens de grootindustriëlen die Adolf Hitler in Duitsland in het zadel hesen. Het is immers de bezittende klasse die de verkiezingspropaganda financieren kan en die dat ook nimmer zal nalaten te doen teneinde zich te verzekeren van haar eigen voortbestaan en privileges. Waar de machtige instanties alsnog falen, vervellen ze zoals slangen dat doen: ze leven verder met een ander uithangbord, desnoods met principes en doelstellingen die de oude vierkant tegenspreken en dat kan perfect omdat het geld nu eenmaal geen ideologie kent naast die van het rendement; geen principes naast het winstbejag en derhalve ook geen scrupules.
Waar de kapitalistische ideologie van het neoliberalisme heerst, zijn de middelen om winst te boeken van secundair belang, om niet te zeggen dat ze van geen enkel belang zijn en de meest winstgevende industrie is die van de wapens.
(J.B., 12 januari 2025)
11-01-2025
Over verrechtsing en oorlog - Aflevering 5.
Over verrechtsing en oorlog
Aflevering 5.
Ondanks de diepe waarheid van het Indische gezegde dat alles wat niet gegeven is, verloren is, is het niet langer de ultieme betrachting van de doorsneeburger om het beste van zichzelf aan de gemeenschap te schenken (zoals het toentertijd luidde: “Leven is weven en aan God zijn stuk afgeven”) maar steeds vaker wil men veeleer het beste naar zichzelf toetrekken.
Andermaal refererend naar de oude Veda's moet men inzien dat het 'ik' een kostelijke illusie is ('maya' in het Sanskriet) en daarom ook een bodemloze kuil, precies zoals de hebzucht en alle andere verslavingen die principieel onbevredigbaar zijn en waarvan men derhalve beter ver weg blijft. Toch is het de uiteindelijke verzuchting geworden van menig ijveraar om eerst hard te werken (of beter: anderen hard aan het werk te zetten) en vervolgens zijn fortuin te beleggen en te gaan spelen op de beurs. Beleggers laten het ploeteren in de modder aan anderen over, zij hebben voor zichzelf een plek bedacht, hoog en droog, met alleen nog het genot van hun cijfer.
De hebzucht immers werpt slechts één enkele vrucht af vooraleer haar dader om te brengen (want dat doet zij gewis!), en die ene vrucht (overigens totaal kleur- en smaakloos) is dat cijfer (op een bankrekening) dat het bezit concreet probeert te maken. Het probeert dat te doen want bezit is heel abstract, de duivel kan er van meespreken, hij bracht ooit Onze-Lieve-Heer naar de top van een hoge berg van waaruit men de hele wereld kon overschouwen die hij Hem die in ruil voor een knieval aanbood, waarvoor de Messias wijselijk bedankte vanuit het inzicht dat men zijn schatten maar beter verzamelt in de hemel daar wereldse rijkdom vergankelijk is of illusoir. Maar dat ene getal drukt dus het bezit uit van zijn bezitter, het is de kostelijke illusie waaraan men zijn hele mooie leven opgeofferd heeft en dan kan men het gaan aanbidden, prevelend, als alle andere mensen in hun bed liggen en de slaap van de rechtvaardigen slapen: dit is van mij, en ik identificeer mij met mijn bezit, ik ben wat ik heb; derhalve ben ikzelf dit getal, ik ben warempel dit getal geworden, dit getal op een bankrekening, ergens op een chip in een pc, de duivel mag weten waar.
Maar daar houdt het niet mee op want het getal is onrustig, het wil immers groeien want dat is zijn aard, het wil groeien zoals kankercellen groeien, dat wil zeggen: zonder op te houden, eindeloos of eeuwig, dus allerminst een Resquiet In Pacem of een Rust In Vrede doch een eeuwige onrust in een onvrede die nimmer in vrede kan overgaan, want dat is de aard van de zonde alsook haar vrucht. En, zoals hoger al gezegd, moet belegd worden in de misdaad omdat die loont, terwijl wie beleggen in het goede, geven moeten en derhalve hun getal zien smelten zoals sneeuw in de zon.
Het getal wil groeien zoals kankercellen groeien die uiteindelijk hun bezitter met krot en mot verorberen vooraleer zijzelf het loodje leggen. De hebzucht is aldus de motor achter alle andere misdaden met uiteindelijk de algehele vernietiging als vrucht. Alle culturen die het lof zingen van Mammon en die middels 'rechtssystemen' en ontelbare andere politieke structuren deze afgod met hand en tand beschermen (conserveren) en overeind houden, zijn moordend voor de mensheid, voor de wereld en voor de aarde. Zij wensen geen verandering en zijn om die reden conservatief of rechts: zij wensen de voorrechten en alle ongelijkheden die het vernietigende onrecht in stand houden, te bewaren en zij weten dat dit enkel mogelijk is middels het structureel geweld van de (kapitalistische) economie die uiteindelijk onafwendbaar uitmondt in haar verlengstuk, de oorlog. Zij weten het en toch doen zij zo voort, wat betekent dat zij schuldig zijn en dat men hen terecht als pure waanzin mag bestempelen.
(J.B., 9 januari 2025)
10-01-2025
Over verrechtsing en oorlog - Aflevering 4.
Over verrechtsing en oorlog
Aflevering 4.
Waar eer en trouw van de partij zijn, en dan vooreerst trouw aan de leider, ontstaat een samenhangende groep maar terwijl die groepsbinding er van buiten uit gezien uitziet als door iedereen gewild en spontaan, is zij dat allerminst omdat zij ontstaat en in stand gehouden wordt onder sociale druk of door sociale controle.
Sociale controle is doortastender en enerverender dan overheidscontrole door bijvoorbeeld politiediensten omdat die altijd en overal aanwezig is aangezien dan elk burger elke andere gadeslaat met het oog op betrapping op overtreding van de regels met bestraffing tot gevolg, wat altijd een vorm van sociale uitsluiting betekent.
Die toestand gelijkt op een hellevuur waaraan niet te ontkomen valt omdat men dan tegelijk wel en niet wil behoren tot de groep waarvan men deel uitmaakt: men wil ertoe behoren omdat sociale uitsluiting een bijzonder pijnlijke aangelegenheid is en tegelijk haat men het in die groep te moeten leven omdat men zich overal gevolgd weet en op de vingers gekeken. De mens is een wolf voor zijn medemens en waar hij ongestraft zijn medemens kan pesten, zal hij het niet laten - althans in het merendeel van de gevallen.
Bij sociale controle doet zich bovendien een fenomeen voor dat wordt beschreven door de Nederlandse socioloog Abram De Swaan zijn Compartimenten van de vernietiging, een studie naar aanleiding van de genocide in Rwanda en Burundi in de strijd tussen Hutu en Tutsi.1 De quasi ongeremde moorddadigheid blijkt immers een gevolg van het feit dat de betrokkenen in een dilemma belanden en dat is de keuze om hetzij te moorden, hetzij vermoord te worden: wie niet moorden, zijn immers verdacht; zij worden beschouwd als behorend tot het kamp van de vijand en zij worden afgemaakt. Bij sociale controle neemt het verraad exponentieel toe omdat verraders niet in verdenking worden gesteld daar zij niet behoren tot de groep van degenen die verraden worden, welke de vijandige groep is.
Berucht is de gruwelijke georganiseerde sociale controle van de Securitate onder de dictatuur van Nicolae Ceaușescu in het Roemenië van de jaren 1974 tot 1989. Deze geheime organisatie werkte met burgers die niet zelden de eigen gezinsleden verraadden en die toestand was danig onmenselijk dat bij de moord op Ceaușescu en diens vrouw Elena (die hoofd was van de Securitate) het volk jubelde. Men mag immers niet vergeten dat het eerbetoon aan hoogwaardigheidsbekleders vaak een toneel is dat het tegendeel uitbeeldt van wat in werkelijkheid het geval is: het eerbetoon aan Adolf Hitler, aan Mussolini in Italië, aan Napoleon Bonaparte destijds, aan Kim Jong-un van Noord-Korea en noem maar op, duurt maar zolang als deze onmensen aan de macht zijn, het is louter een expressie van doodsangst.
Hetzelfde geldt ook voor het heldendom van gesneuvelde soldaten, ongeacht waar ter wereld en wanneer: volgens de teksten op hun graftomben hebben zij vrijwillig hun leven gegeven voor hun vaderland en de bestuurlijke machten alom mogen van geluk spreken dat de door hen massaal in de dood gejaagde jongelui niet in staat zijn om vanuit het graf hun eigenlijke mening rond te bazuinen. Wie hier omtrent nog enige twijfel zouden koesteren, dienen zich eens te bezinnen over het feit dat uit getuigenissen is gebleken dat in de reddingssloepen van de Titanic vrijwel uitsluitend volwassenen zaten van de mannelijke kunne. Iedereen is held en gentleman zolang daar eer bij te rapen valt maar verder dan het protocollaire “na u, mevrouw”, gaat het inderdaad blijkbaar zelden of nooit. De grote mond kenmerkt al wie bovenaan op de sociale ladder staan en mochten de eretekens kunnen spreken, zij zouden geen enkele opgeblazen borst meer sieren maar samen met de baldadigheden van hun dragers voorgoed in diepe en donkere vergeetputten verdwijnen.
Eer en trouw zijn concepten uit verleden tribale culturen en daar waren zij ook op hun plaats. Het vermogen om vijanden te verslaan, hetzij rivalen onder de soortgenoten, hetzij de natuur, vergt samenwerking en dat is eenheid in de strijd, onder een en dezelfde vlag of rond een tabernakel dat het heilig sacrament herbergt: God zelf die mee trekt met de strijders die Hij terzijde staat, “Gott mit uns”.
Concurrentie speelde zich af tussen volkeren of tussen individuen als leden van een zeker volk omdat elkeen van zijn volk afhankelijk was en waar een volk verslagen werd, werden zijn leden door het overwinnende volk ingelijfd - niet als gelijkwaardige leden maar als slaven omdat zij principieel onbetrouwbaar waren: trouw betekent samenhang, vreemden zijn in principe niet betrouwbaar want vijandig (wie geen vriend is, is vijand en een tussenpositie is er niet omdat die niet te dulden is) en derhalve hangt men met vreemden geenszins samen.
Slaven hadden daarom een statuut welhaast vergelijkbaar met dat van trekdieren, zij waren louter 'lijven' (zij werden ingelijfd als lijfeigenen) wat overigens aantoont dat de waardigheid van een mens uitsluitend met zijn trouw (aan de groep) te maken had. Een slaaf als ingelijfde van een overwonnen volk kon op structurele gronden niet menswaardig zijn. Men werd gewaardeerd in de mate dat men dapperheid vertoonde omdat dapperheid de bereidheid is om voor zijn volk te strijden. Om die reden ook kan dapperheid worden gezien als een graadmeter voor de samenhang van een volk of voor de trouw. Onverschrokkenheid heeft daarom te maken met de achterban: wie niet gesteund worden, zijn alleen en kunnen ook niet dapper zijn, zij kunnen slechts opkomen voor zichzelf en worden om die reden niet zelden gehaat, zo niet gedood.
Onmiskenbaar heeft het christendom in deze gang van zaken verandering gebracht: mensen hebben hun menswaardigheid daar niet langer te danken aan hun lidmaatschap van een volk maar aan hun kindschap van één en dezelfde God - een opvatting die, als zij door iedereen aanvaard wordt, verenigend werkt: oorlog wordt zinloos waar geen vijanden meer zijn en dat wordt het geval waar men zijn vijanden dient te beminnen. Het communisme, dat in principe naar een wereldcommunisme streeft, huldigt een gelijkaardige (maar niet een gelijke) gedachte, in die zin dat, als het door iedereen aanvaard wordt, vijandschap onmogelijk wordt. Maar van een nog veel doortastender invloed op de kentering die zich heeft voorgedaan tussen zogenaamde tribale culturen en de huidige wereld, was de industriële revolutie.
Landbouwers maar ook alle andere ambachtslui werden wegens concurrentiedruk verplicht om in fabrieken te gaan werken, wat betekende dat de familiale samenhang die rond deze beroepen bestond (het vak werd van vader op zoon doorgegeven) verdween: men was in zijn bestaan niet langer afhankelijk van de familie waartoe men behoorde maar van zijn werkgever: de eigenaar van het fabriek waar men te werk gesteld was. De enige overblijvende vorm van 'samenwerking' situeerde zich nu tussen de werkgever en de werknemer en, gevolg gevend aan de regel “'wiens brood men eet, diens woord men spreekt”, sprak men niet langer het woord van de familievader maar dat van degene van wie men een loon moest ontvangen: de kapitalist bezat in feite zijn arbeiders (zij werden zijn lijfeigenen, overigens ook omdat hun trouw uitsluitend te danken was aan het loon en dus onstandvastig) en de fabrieksbaas was het ook die de oude gezinsverbanden en de familiale banden aan diggelen sloeg. Echter, arbeiders die niet langer rendabel waren, werden genadeloos afgedankt en uitgerekend die misdadigheid zorgt voor een rancune die (zeker daar waar het sociale opvangnet, dat later is ontstaan, te wensen overliet) uitmondde in een toestand waar niemand een ander nog mag vertrouwen.
Iedereen is de pedalen kwijt, niemand weet nog waar hij heen gaat, zelfs de bazen blazen hun eigen fabrieken op als zij niet langer renderen en zij laten er geen traantje om; de grootste criminelen onder hen beginnen met het verzamelde geld op de beurs te spelen. En daar blijkt dat misdadige activiteiten de meest winstgevende zijn: handel in nep (dure maar waardeloze spullen), handel in drugs (waaronder ook allerlei medicijnen), handel in mensen (die aldus tegen elkaar uitgespeeld worden op de arbeidsmarkt) en tenslotte handel in wapens, wat wil zeggen: regelrechte oorlog.
(Wordt vervolgd)
(J.B., 8 januari 2025)
08-01-2025
Over verrechtsing en oorlog - Aflevering 2.
Over verrechtsing en oorlog
Aflevering 2.
Het debat over veiligheid versus vrijheid is al zo oud als de geschiedenis zelf en de kwestie is terug te voeren tot de nood aan (de illusie van) zekerheid, een kwestie die verwant is aan de nood aan (de illusie van) leiderschap en derhalve een probleem dat in de eerste plaats de mens als sociaal wezen aangaat. Het is dankzij die nood dat verzekeringsinstellingen schatrijk worden, dat populisten verkozen geraken en dat de wereld op een narrenschip gelijkt.
Kinderen kennen geen gevaar, hun vrijheid moet door ouders en opvoeders worden ingeperkt om veiligheidsredenen. Volwassenen bepalen zelf hoeveel veiligheid zij aan hun vrijheid opofferen en op het hoogtepunt van hun kunnen nemen zij de meeste risico's. Bij ouderlingen helt de balans weer over naar meer veiligheid ten koste van de vrijheid. De nood aan vrijheid en veiligheid varieert gedurende ons leven en verschilt dan uiteraard ook nog eens van mens tot mens. Waarmee gezegd wil zijn dat niemand zomaar voor een ander kan bepalen hoeveel vrijheid goed voor hem is.
Wanneer nu potentaten merken dat het volk zich in hoge mate bevrijd heeft, vrezen zij er terecht voor dat hun macht over de massa slinkt. Met het oog op het opnieuw inperken van andermans vrijheden, zoeken overheersers het volk bang te maken en zij weten dat bij toenemende onveiligheidsgevoelens, mensen bereid zullen zijn om een deel van die vrijheid terug af te staan in ruil voor bescherming. Nu de angst voor de hel in het hiernamaals tot het verleden is gaan behoren en alleen nog het hiernumaals overblijft, worden duivels gecreëerd in het hiernumaals: vijanden die bevochten moeten worden in een of andere oorlog.
De verrechtsing gaat uit van potentaten die vrezen hun macht te zullen verliezen over het volk waar zij moeten vaststellen dat het volk zich vrij gemaakt heeft of geëmancipeerd is. Maar het terugschroeven van de emancipatie of van de zelfbeschikking van het volk gebeurt door vrijheidsinperkingen die verborgen moeten blijven en die derhalve allerminst opgelegd mogen worden: het volk zelf moet er om vragen. Potentaten trachten het volk zo ver te krijgen dat het zelf gaat smeken om zijn vrijheden af te staan.
De overheersers brengen dat voor mekaar met het tovermiddel van de angst dat mensen er kan toe brengen vijanden te zien waar er helemaal geen zijn. Maar om iederéén daarvan ten volle te kunnen overtuigen dat de geschapen ficties écht zijn en de realiteit fictief, moeten alle registers van de zinsbegoocheling worden opengetrokken. De verwisseling van de realiteit met de fictie is een waar huzarenstukje dat een totalitair systeem kenmerkt en dat wereldwijd werd uitgeprobeerd doch faliekant is mislukt ter gelegenheid van de jongste 'pandemie'.
Uiteraard was er dat virus, het aantal virussen die het mensdom aandoen is ontelbaar, men hoeft helemaal geen moeite te doen, er is altijd keus genoeg, men moet het virus dat men uitkiest alleen maar demoniseren en klaar is kees, de strijd ontbindt zich vanzelf met alles erop en eraan. Uiteraard vallen er slachtoffers, uiteraard zijn er medicijnen en uiteraard is hun werkzaamheid even fictief als de ziekte zelf. Mensen worden opgevoed om klakkeloos al de onzin te geloven die hen ertoe moet brengen om het toneel voor echt te aanzien en de realiteit te ontkennen.
Voor het terugschroeven van de emancipatie wordt geen enkel middel over het hoofd gezien, te beginnen bij het belachelijk maken van de menselijke drang naar vrijheid en naar onafhankelijkheid. Zo schrijft Valentijn De Hingh in De Correspondent: “Door alle activisten ‘woke’ te noemen, wordt de bewustwording van reëel onrecht synoniem met totalitair activisme (…) Het is (…) een aloude truc. Je maakt een karikatuur van je tegenstander om alle kritiek op je eigen overtuigingen te diskwalificeren. (…) Als we niet opletten spoelt het broodnodige bewustzijn dat ‘woke’ verwoordt weg in het afvoerputje van het debat. En dat zou eeuwig zonde zijn.”1
Vervolgens schuwt men het niet om corrupte 'intellectuelen' te promoten die er godbetert ook nog al te vaak in slagen om de onderdrukking en de slavernij van destijds te doen vergeten en met emancipatie en 'awareness' of 'woke' de spot te drijven, en dat blijkt peanuts voor het grote geld. Zo stelt Congokenner en aanklager van het Belgisch koloniaal verleden, Ludo De Witte, vast, dat aan geschiedenisherschrijving wordt gedaan in David Van Reybroucks boek, Congo, een geschiedenis: “Bladzijden die de Belgische autoriteiten in een kwaad daglicht zouden kunnen plaatsen, lijken wel uit het boek gescheurd.”2
De verkiezing van Trump, zijn banden met extreemrechtse populistische politici, met megakapitalisten en met katholieke potentaten en het zich gestaag onderwerpen van allerlei instanties aan wat een conservatieve teneur wordt genoemd maar in wezen een rehabilitatie is van onrechtplegers, bevoorrechten en dieven, zijn tekenen aan de wand dat het westen inzake de schending van mensenrechten niet langer moet onderdoen voor Rusland en China.
De dieren beschermen hun jongen. Zo bijvoorbeeld in een school vissen zwemmen de kleintjes veilig in het midden, en de ouderen vormen aan de buitenkant een levend schild. Onder de mensen zijn er die weten weg te komen met het tegenovergestelde.
“Meine Ehre heißt Treue” was het motto van de SS, de Schutzstaffel of de beschermingsafdeling, oorspronkelijk (sinds 1925) de (paramilitaire) persoonlijke lijfwacht (veiligheid!) van Adolf Hitler, aanvankelijk bestaande uit vrijwilligers, die hem trouw tot in de dood beloofden. De SS werd een (racistische) elitegroep en ook de bloedverwanten van de SS-ers maakten er deel van uit (wat naar het oud-Germaans een 'sibbeorde' heet). Er was crisis met werkloosheid, de jeugd verwierp de democratie en sloot zich massaal bij de SS aan. Onder Hitler werd op school aan de jeugd onderwezen dat het nationaal-socialisme goed was, het communisme slecht en de jeugdbeweging, sinds 1922 de 'Hitlerjugend', zou 'kanonnenvlees' leveren voor de oorlog: blindelings gehoorzame frontsoldaten. Hitler verklaarde: “Mijn pedagogiek is hard. (…) Een gewelddadige, wrede, onverschrokken jeugd wil ik. (…) Er mag niets zwaks en teers aan haar zijn. Hun blik moet weer even scherp worden als die van een vrij en herrisch roofdier. (...)”1
Een eerzuchtige schurk jaagt de jeugd massaal de dood in onder het voorwendsel 'trouw'. 'Trouw' en 'eer' handhaven zich middels sociale druk die ontrouw en oneer genadeloos bestraft met de dood of met verbanning uit de groep. Blinde gehoorzaamheid wordt trouw genoemd terwijl het gaat om onderwerping en wie zich verzetten, worden weggezet als lafaards. Dankzij deze listige strategie komen demagogen en massamoordenaars aan de macht en zij doden genadeloos wie niet naar hun pijpen dansen.
De mannen van Hitlers 'security' waren aanvankelijk vrijwilligers, zij wierpen zich omzeggens voor de voeten van hun leider, wat niets aan de fantasie overlaat betreffende de inborst en de persoonlijkheid van deze lieden. Idolatrie kenmerkt de onvolwassenheid, zij is normaal in de adolescentie maar daarna bijzonder problematisch, ofschoon zij bijna zonder een enkele uitzondering een eigenschap is van al wie deel uitmaken van de massa. Idolatrie verraadt onzelfstandigheid, onvermogen tot verantwoordelijk handelen, groepsinstinct en gewetenloosheid: de aanbidder laat zijn idool beslissen over goed en kwaad en hij aapt hem na. Goed en kwaad, schoon en lelijk, waar en onwaar, waardevol en waardeloos, eerbaar en verwerpelijk: de oordeelsvorming bestaat niet meer voor wie een afgod adoreren, zij voeren blindelings diens wil uit en dat heet dan plicht: “Befehl ist Befehl”. Deze kuddemensen die trouw of zonder nadenken hun plicht vervullen, vormen de ideale gewetensbuffer tussen de moordenaar en zijn slachtoffers, zij voorkomen dat de doder bloed moet zien, hij ziet alleen documenten met cijfers. In de nazitijd stuurden executeuren aan hun oversten berichten zoals dit: “Tussen januari 1940 en augustus 1941 hebben we hier 70.273 'patiënten' 'gedesinfecteerd' [n.v.d.a.: 'patiënten' is codetaal voor 'slachtoffers' en 'gedesinfecteerd' staat voor 'vergast']. Rekening houdend met een gemiddelde dagelijkse kostprijs van 3,5 RM per patiënt, geeft dat jaarlijks een besparing van 88.543.980 RM. Met een gemiddelde levensverwachting van 10 jaar is de besparing 885.439.800 RM.”2Op het einde van de oorlog bedroeg het aantal slachtoffers in de concentratiekampen zes miljoen.
De blinde gehoorzaamheid werd bekrachtigd door een eed aan de Führer en dat gebeurde 'vrijwillig' en uit het zicht van de wet, evenals de misdaden die eruit voortvloeiden. Gelijkaardig is het vrijwilligerswerk van bijvoorbeeld het hedendaagse BuurtInformatieNetwerk met de buurtwhatsapp, die echter nog geen boogscheut is verwijderd van de gruwelijke Securitate onder de Roemeense dictator Ceausescu en die eveneens herinnert aan de nu sterk te betreuren door onwetende en/of corrupte politici opgelegde coronamaatregelen van destijds. De wil van de blinde massa gaat vooraf aan de verkiezing van populisten die de misdaad tot wet verheffen.
2Uit het historisch document: Nazi Mass Murder. A Documentary History of the Use of Poicon Gas, Edited by Eugen Kogon, Hermann Langbein and Adalbert Rückerl, Yale University Press, New Haven and London, English-language edition 1993 by Yale University. Oorspr.: Nationalsozialistische Massentötungen durch Giftgas: Eine Dokumentation, by S. Fischer Verlag GmbH, Frankfurt a.M. 1983), pag. 37.
05-01-2025
Pieter Brueghel de Oude, De parabel van de blinden (1568)
Pieter Brueghel de Oude, De parabel van de blinden (1568)
04-01-2025
p pc3 m a
p
01-01-2025
De mens en zijn maskers
De mens en zijn maskers
Een sluier verbergt het gezicht maar een masker doet meer: een masker wendt een vals gezicht voor. Daar het zich aan de omstandigheden aanpast, kan men zich afvragen of het gezicht zelf dan geen masker is. Niet noodzakelijk, zo lijkt het: evenals met zijn woorden en gebaren, kan men met zijn gezicht de waarheid laten zien of hem verbergen. Drukt het lichaam de waarheid uit, dan blijft het één geheel vormen met zichzelf maar liegt het, dan koppelt het zich van zichzelf los: het zelf verliest zich dan in wat het niet is en gaat over van zijn naar niet-zijn. En wat dat betekent, weet niet alleen Faust.
Voor de spiegel staat een wat uitgemergelde man die net gedoucht heeft en die zich moet opmaken voor een sollicitatie voor de job van voorzitter van de nato. Buiten schijnt een zomerzon, het is er even warm als binnenshuis maar de sollicitant realiseert zich dat hij zo de straat niet op kan zonder binnen de kortste keren gearresteerd te worden en daarom kleedt hij zich aan. Een sluier zou volstaan om zijn lichaam te bedekken maar louter bedekking is niet de bedoeling van het masker: onze held moet een lichaam voorwenden dat niet het zijne is en zo moet de kledij ervoor zorgen dat meneer breder lijkt dan hij in werkelijkheid is, zijn buikje moet gecamoufleerd worden, hakken zullen hem wat groter doen uitschijnen, samen met het kapsel en het hoofddeksel en verder is er nog een bijzonder complexe opbouw van de rest van de façade die moet meehelpen om de lui die deze sollicitant zullen keuren, op het verkeerde been te zetten. Alle mensen weten nu eenmaal van elkander dat zij maskers dragen, het komt er alleen op aan zich niet te laten ontmaskeren. Niet het geweten en de schuld zijn vandaag problematisch maar de schande: het openbaar worden van schuld en van gewetenloosheid.
Een andere kijk op de zaak luidt dat er geen essentie is: het masker is eindeloos verwisselbaar met elk ander en zonder de maskers is er niets. Men zou dan kunnen denken dat iets of iemand achter zijn maskers, die maskers bestuurt maar dat is een kostelijke illusie: elk masker wordt bestuurd door zijn omgeving die het lachen doet en wenen; de mens als een geheel van maskers is de resultante van zijn externe betrekkingen. Het knooppunt van de interne relaties is het maskerloze lichaam.
In zijn hoofdwerk refereert Rudolf Boehm naar Blaise Pascal met betrekking tot de middeldoelomkering die laat zien hoe de mens met het masker van voorgewende beweegredenen zijn eigenlijke drijfveren verbergt: in de activiteit van de jacht moet de bekommernis voor voedselvoorziening het botvieren van een dierlijke moordlust verkappen. Valse motieven verplichten wie de verschalking van de medemens voor ogen hebben in het zich bekwamen in de kunst van de retorica, de argumentatieleer die zich laat betitelen als de welsprekendheid terwijl zij zich alleen maar bekwaamt in de specialiteit van het liegen.
Maskers kunnen een gezicht maskeren of bijwerken maar steeds vaker is het masker exact het tegenovergestelde van het gezicht dat het verbergt en zo pakte een halve eeuw geleden de filosoof Ivan Illich uit met een werk dat luistert naar de titel Medical Nemesis of de ziekmakende werking van de geneeskunde en in Latijns Amerika had omstreeks dezelfde tijd Paulo Freire het over onmondig makende scholing. Verarmende economie die geen middelen biedt voor de handel maar die op de handel teert, precies zoals beleggers teren op het zweet van arbeiders. Werktuigen die hun bedienaren aan zich onderwerpen of het verhaal van de golem, vandaag in de gedaante van de één gemaakte wereld, een anonieme, levenloze structuur die alle leven aan zich onderwerpt en die reeds door de grote Russische schrijver Fjodor Dostojevski werd voorzien en in zijn Demonen werd benoemd als het 'kristallen paleis'.
Tenslotte is er nog de kapitalistische economie, het masker dat nu afgevallen is, de hebzucht die er uitzag als het blinkende goud dat nu zijn ware gelaat toont van de lelijke, eeuwige oorlog met op zijn zwarte vlag de dood.
(J.B., 1 januari 2025)
30-12-2024
Informatie en Big Brother
Informatie en Big Brother
Het interieur van bibliotheken, hoe fraai ook, begint van langs om meer te gelijken op dat van kerken en wel vanwege de verlatenheid. Dat almaar meer mensen geen tijdschriften meer ontlenen, laat staan lezen, dat de dagelijkse krant verhuist naar het museum, dat steeds minder mensen het nieuws opgoogelen, dat televisietoestellen steeds vaker gesignaleerd worden aan het hek op straat bij het grof huisvuil, dat jongeren steeds vaker spijbelen en straks ook de academische wereld laten voor wat hij is: het heeft allemaal een goede reden.
Van nature is de mens nieuwsgierig en weetgierig, de jacht op informatie was immers altijd al van levensbelang, onze zintuigen werden aangescherpt en versterkt met toestellen om toch maar niets te moeten missen, overal struikelt men, niet langer omzeggens maar heel letterlijk over microfoons en camera's, reclame overstelpt ons dag en nacht, informatie wordt verzameld en verspreid maar sinds kort blijkt dus een algemene indigestie van de partij: koptelefoons dienen niet langer om info op te doen doch om zich af te sluiten van de buitenwereld, mensen komen niet meer samen om nieuws te delen doch om zich daar tegen te keren middels fictie van eigen makelij en de redenaars van weleer worden nu weggeblazen door wie leugenachtige slogans spuien en de reinste onzin uitkramen.
Velen wijzen met beschuldigende vinger naar de leugenaars die alles in diskrediet hebben gebracht; zij beweren dat desinformatie nu de bovenhand heeft, waarbij zij soms ook nog de mond vol hebben over de teleurgang van de moraal of, waarom ook niet, over de groeiende afkeer voor religie en fatsoen. Anderen beweren dan weer dat de gemakzucht oorzaak is van die malaise terwijl nog anderen juist het tijdsgebrek ingevolge naarstigheid en overwerk aanwijzen als het euvel dat de nieuwsvergaring in de weg staat. En allemaal hebben zij een heel klein beetje gelijk, edoch, het kwaad heeft andere gronden.
De zaak is dat het vergaren van informatie ons weliswaar beloont op duizend en één manieren maar het doet dat pas zolang wij met die informatie, zelfs met onszelf als vragende partij, ook iets kunnen doen. Want van zodra wij dingen vernemen, onthouden en verspreiden, dingen die waarschijnlijk waar zijn maar waarmee wij verder alleen maar de kamers, de kasten, de opbergdozen en de schoven van onze geest kunnen vullen, terwijl zij ons bovendien aardig frustreren omdat zij zich opdringen terwijl niet eens naar onze mening wordt gevraagd, (er wordt zelfs niet gevraagd of wij ermee gediend zijn al die zaken te vernemen) - van zodra ons dingen worden toegestopt waarmee wij helemaal niets kunnen aanvangen terwijl zij elk ogenblik van ons bestaan weg roven door onze aandacht te bezetten en de kostbare tijd van ons eenmalig leven, is indigestie het enig mogelijke antwoord.
Informatie behandelt ons steeds vaker alsof wij niets omhanden hadden, alsof wij enkel op verstrooiing uit waren, alsof wij hongerden naar om het even wat, alsof onze ogen en oren onverzadigbare vraagtekens waren en ons hoofd een slokop van een trechter. Informatie behandelt ons alsof wij onwetend waren, naïef en goedgelovig, klaar om alles wat rondgebazuind wordt tot ons te nemen, onderdak te geven en ook voedsel en godbetert bereid om daarvoor op de koop toe te betalen.
Laat ons met rust, zo zeggen nu de mensen: hou ermee op mijn panorama te vervuilen met uw lelijke affiches, maak lawaai zoveel gij wilt in uw eigen kot en wat betreft uw goede raad: loop daarmee naar de duivel maar hou er om de liefde Gods mee op ons te bestoken of wij laten u onmiddellijk interneren!
Interneren!? Zei u: interneren!? En is het niet daar dat het paard gebonden ligt? Want leurders behoeven geen leurderskaart, de ruimte is van hen, de tijd insgelijks, zij kunnen straffeloos elkeen bestelen, tergen en afpersen. Wordt het dan niet de hoogste tijd dat hieraan paal en perk gesteld wordt? Dat wij naar de rechter kunnen stappen en zeggen: edelachtbare, als ik door mijn raam naar buiten kijken wil, naar die prachtige, laatste olmen waarvan straks de takken zonder te breken neerwaarts zullen buigen onder het gewicht van lang geleden lichte, witte, frisse sneeuw, dan moet ik almaar weer dat gruwelijke bord lezen van Coca-Cola verfrist u 't best! Zou u, edelachtbare, het met uw goedheid in overeenstemming kunnen brengen om daar paal en perk aan te stellen en om de eigenaren van dat bord hier, op het matje te roepen en hen te vragen welk goed het verantwoordt om ons aller paradijs te herscheppen tot een cocacolahel?
Zou u die lui die ons het leven lang en onverdroten op die slinkse wijze bij den bok zetten, nu alstublieft willen interneren? Want als geen ander, edelachtbare, bent u welingelicht over de menselijke psychologie en weet u toch dat wij, die dagelijks wat verstrooiing zoeken in het panorama van de weidse velden achter het raam - dat wij door die lui die enkel op onze aandacht azen en zo ook op ons geld, bestolen worden van alle poëzie en dat zij ons in toorn ontsteken zodat wij dat alles zelfs vervloeken gaan om ons dan te vierklauw te begeven naar het eerste, het beste grootwarenhuis teneinde daar een krat van die stinkende zwarte suikerdrank te gaan kopen, en dat met de regelmaat van de klok tot het einde van onze dagen, totdat onze tanden weggerot zijn en ons lijf opgeblazen?
Maar u verwacht van mij toch niet, zo zal gewis de edelachtbare ons van antwoord dienen, dat ik de CEO van Coca-Cola in de boeien sla? De CEO van BNP Parisbas Fortis? En welke borden staan daar nog, meneer, mevrouw, die u het zicht belemmeren op uw prachtige, laatste olmen waarvan straks de takken zonder te breken neerwaarts zullen buigen onder het gewicht van lang geleden lichte, witte, frisse sneeuw? U denkt toch niet dat u mij kunt bekoren met uw gedichtsels voor de vuist hier in de rechtszaal? Uw zieke hoofd denkt dat wij niets anders omhanden hebben dan te staren door het raam naar wit besneeuwde olmen? U bent, meneer, mevrouw, als ik zo vrank mag zijn - u bent niet goed snik, het is mijn plicht om hieraan paal en perk te stellen en ter zake de geëigende professionals in te schakelen want of u het nu beseft of niet, u bent een gevaarte voor zichzelf alsook voor onze samenleving. Waarvan akte.
(J.B., 30 december 2024)
28-12-2024
Sibelius Vioolconcerto
Sibelius Vioolconcerto
Over het lot van de mens - 21. 28 december
Over het lot van de mens
21. 28 december
Vandaag is het de dag van de Heilige Onschuldige Kinderen die werden vermoord door de potentaat Herodes; zij stierven in de plaats van het Kerstekind en worden daarom als martelaren vereerd. Zonder het te weten, gaven zij hun leven om de weg vrij te maken voor de Verlosser. Dat God dit toelaat, toont aan dat het lot van deze kinderen niet te betreuren valt, wat wel het geval is met betrekking tot het lot van Herodes en zijn medestanders. Zij hebben gekozen voor de wereldse macht en de prijs die zij daarvoor betalen is niet het leven van de onschuldige kinderen maar hun eigenste zielenheil: zij moeten de eeuwigheid in met onafgebroken het beeld van de onschuldige maar dode kinderen voor hun ogen. Niemand kan twee heren dienen, niet God én Mammon.
(J.B., 28 december 2024)
Over het lot van de mens - 20. Opstand
Over het lot van de mens
20. Opstand
De huidige wereld is verdeeld, gepolariseerd. Het lijkt erop dat er een arm stuk wereld is en een rijk en dat het rijke stuk ook rijk is omdat het teert op wat eigenlijk aan het arme stuk toekomt. Gedurende vele eeuwen heeft het noorden onder de voorwendsels van christianisatie en beschaving het zuiden onderworpen en beroofd en dat onrecht blijft zich handhaven. Wat zekere neoliberalen beweren over een aan het kapitalisme te danken vooruitgang waarvan uiteindelijk iederéén beter zou worden, is de reinste onzin, het is een uitvlucht om door te kunnen gaan met graaien. Bovenop de plundering is het vranke goedpraten daarvan het ten hemel schreiend onrecht dat oorzaak is van het uitbreken van een derde wereldoorlog.
Waar samenwerking plaats moet maken voor concurrentie (concurrentie is de motor is van het kapitalisme, een voertuig dat zich met hoge snelheid te pletter rijdt) ontstaat monopolievorming, wat betekent: een overwicht in het voordeel van de sterkste en dus een onevenwicht van het geheel, zo niet de oprichting van een mondiaal totalitarisme door de totale uitschakeling van de zwakkeren (- beter te typeren als degenen die zich ervan weerhouden om onrecht te plegen). Het is bovendien bijzonder cynisch dat daar waar de zwakkere gespaard wordt, dit sinds oudsher gebeurt met het oog op het supplementaire voordeel dat de potentaat daar nog uit haalt: het leven der verslagenen wordt gespaard als zij zich nuttig maken voor hun overheersers. De nazi's verkochten naast de huizen, de kleren en de schoenen, ook huid en haar van de in de concentratiekampen vergaste joden. De wet van de jungle kan een natuurlijk gegeven zijn - menswaardig kan men haar niet noemen.
Onder het voorwendsel van christianisatie heeft het noorden het zuiden onderworpen en beroofd maar in het zuiden zijn de mensen niet langer bereid om een 'beschaving' te accepteren die via het prediken van barmhartigheid, van hun kinderen hongerlijders maakt. Die uitbuiting hebben Karl Marx en Friedrich Engels aangekaart, uiteraard kregen zij, zoals ook vroeger nog de abolitionisten die de slavernij bevochten, de wind van voren vanwege de slokops maar wie honger lijden, kunnen uiteraard niet bij de pakken blijven zitten. De allesverslinders trachten alsnog hun hachje te redden middels het gif dat demonisering heet: de hongerigen worden verketterd en moeten verslagen worden. De rijken worden door hun bazen opgeroepen om tegen de door hen verdrukten die opstandig worden, ten strijde te trekken maar of wie blasé zijn ook nog bereid zijn om zich voor de verandering eens niet naar een megafuif te begeven maar naar het oorlogsfront, valt nog te bezien. De overschakeling naar de oorlogsmodus is een proces dat tijd vraagt en vooral ook drastische ingrepen. Potentaten begrijpen dat mensen niet uit hun slaap te krijgen zijn zolang zij honger en kou moeten ontberen. Werkloosheid en recessie zijn door de overheden in de hand gewerkte condities waarmee zij de ingeslapen massa moeten wekken. Maar die condities ondermijnen uiteraard tegelijk de slagkracht van het op te richten leger, wat tot bijzonder moeilijke evenwichtsoefeningen noopt. Gekoppeld aan de onbekwaamheid en de onbetrouwbaarheid van de huidige, door vriendjespolitiek aan de macht gekomen leiders (denk maar aan de notoire leugenaar1 die onlangs tot navobaas gekozen werd), leiden wat huzarenstukjes moesten worden, tot lachwekkende optredens van de machthebbers, met mededelingen aan het volk in de stijl van: “Zorg ervoor dat u wat water, een zaklamp en een radio op batterijen in huis haalt, en van die dingen.”
Over het lot van de mens - 19. Het lot, het doel en de onbestemdheid
Over het lot van de mens
19. Het lot, het doel en de onbestemdheid
Het noodlot of het lot betreft een eindpunt waaraan niet te ontkomen valt. Het doel betreft een mikpunt dat moet nagestreefd worden en dat dus ook gemist kan worden. Onbestemdheid heeft te maken met de afwezigheid van doelen en van een noodlot, al kan men dan ook zeggen dat onbestemdheid ons lot is.
Het noodlot is vooral in de Helleense tragediespelen van de partij, samen met het geloof dat elke poging tot verzet tegen het noodlot, dit alleen maar in de hand kan werken, wat tegendoelmatigheid heet of contraproductiviteit. En de mening dat men derhalve maar beter laat begaan, is fatalisme, soms defaitisme.
Van fatalisme is bijvoorbeeld sprake in het hindoeïsme: in het gesprek dat de boogschutter Arjuna in de eerste verzen van de Bhagavad Gita heeft met de god Krishna, stelt Arjuna de zin van het geweld in vraag maar de godheid antwoordt hem dat de strijd zijn plicht is en dat hij die moet volbrengen met onverschilligheid tegenover het lot. Echter, in zijn aanklacht van de holocaust, meer bepaald in het geschrift “Is dat een mens?” bestempelt Primo Levi de onverschilligheid als een nog groter kwaad dan de Shoah zelf. Net zoals Arjuna deden de uitvoerders van de moordpartijen in de Holocaust hun plicht: “Befehl ist Befehl”. Tegen de intuïtie in, lijken gehoorzaamheid en plichtsgevoel, verantwoordelijkheid uit te sluiten: wie zichzelf ondergeschikt maken aan andermans wil, verloochenen de eigen vrijheid, wat onmenselijk is en dus geen deugd kan zijn. Het lijkt er op dat gehoorzaamheid en plicht alleen goed zijn voor wie de bevelen uitdelen. Dat vloekt alweer met de overtuiging dat het opleggen van zijn wil aan de ander pas goed kan zijn waar men het goed van de ander beoogt maar daar rijst dan de vraag of men wel weet wat goed is voor de ander, met andere woorden duikt daar het probleem op van het paternalisme: mag men vader spelen ofwel god, als men dat niet is? Een vader is vader; een moeder, moeder: zij geven, als zij authentiek zijn, hun leven voor hun kroost. Politici zijn dat niet, zij wenden iets voor dat ze niet zijn, ze liegen en dat weten wij met zekerheid omdat ze willen betaald worden voor hun toneel, als ze niet al aan het graaien gaan. Wie het problematisch karakter van deze zaken erkennen, belanden sowieso in paradoxale situaties. 'Antwoorden' vinden alleen wie de kritiek negeren maar dat is het zich onttrekken aan het licht der waarheid.
Teleologie of de leer van de doeleinden vertrekt van het geloof dat alles van bij het begin een doel of een bestemming heeft. Het teleologisch denken is eigen aan de filosofie van Aristoteles en het werd overgenomen door de christelijke theologen. De christelijke (maar ook de joodse en de islamitische) eschatologie of de 'leer van de laatste dingen' verwijst naar de eindtijd en de berechting van de mens, het 'laatste oordeel'.
De kritiek op de teleologie luidt dat zij in feite geen antwoord geeft omdat steeds weer kan gevraagd worden naar het doel áchter het doel. Aan christelijke maatschappijen die werken met ultieme doelstellingen kan men verwijten dat zij het feitelijke heden opofferen aan een uiteindelijk onbestaande toekomst. Vanuit die kritiek wordt dan bijvoorbeeld het onderwijs niet langer gezien als een voorbereiding op de toekomst maar als een doel op zichzelf. Als een zeker spel plezier verschaft, waarom dan nog een ander, vaak 'hoger' genoemd doel najagen, zo luidt het. Handelingen hoeven niet perse een ander doel te hebben dan zichzelf, het is mogelijk dat zij genoeg hebben aan zichzelf.
Ook hier is de problematiek allerminst simpel omdat het geloof in het bestaan van een einddoel, zin lijkt te kunnen geven aan het leven. Maar men zou ook het omgekeerde kunnen beweren: als er een doel is waarop wij ons moeten richten, zijn wij niet langer vrij (om zelf een doel te kiezen). Waaruit de paradox: zonder vrijheid kan men niet zinvol leven.
Het handelen gehoorzaam aan bijvoorbeeld een traditie, lijkt de mens te bevrijden van de soms onmenselijke druk die gepaard gaat met het persoonlijke, verantwoordelijke handelen wars van tradities, oversten of plichten. Vooral bij mislukkingen komt op de rug van de 'daders' een pijnlijke last te liggen in de vorm van een schuld die niet ingelost kan worden omdat men die aan zichzelf zou moeten betalen, wat echter onmogelijk is. Het zich onttrekken aan plichten wordt daarom hoogmoed genoemd, eerder dan moed, en de bestraffing van die allerhoogste zonde zal immer het eeuwige hellevuur zijn. Maar dat lijkt de prijs die betaald moet worden, wil men de hoop kunnen koesteren op prestaties die de mogelijkheden welke de tradities in petto hebben, kunnen overschrijden.
(Wordt vervolgd)
(J.B., 25 december 2024)
26-12-2024
Over het lot van de mens - 18. De waarheid in pacht hebben
Over het lot van de mens
18. De waarheid in pacht hebben
Pacht of bruikleen: wie iets in pacht heeft, moet daarvoor een tegenprestatie leveren en meestal is dat een betaling. Er is een verpachter - iemand die een goed uitleent - en een pachter - degene die het leent. Als gezegd wordt dat iemand beweert de waarheid in pacht hebben, wordt gezegd dat hijzelf de pachter is: hij bezit de waarheid niet, hij beweert wel het recht (gekocht) te hebben om ermee uit te pakken. Maar wie is dan de verpachter? Wie is degene die de waarheid in bruikleen geeft aan de pachter?
Uiteraard heeft niemand de waarheid in bezit; de waarheid heeft daarentegen ons allen in bezit. Wie beweren de waarheid in pacht te hebben, liegen; zij pakken uit met een goed dat ze niet hebben. En meestal doen ze dat om daar op de een of andere manier hun voordeel mee te doen.
De katholieke kerk is voor ons het voorbeeld bij uitstek van een instelling die beweert de waarheid in pacht te hebben. Zij noemt zichzelf “de ene ware” en haar hoofd acht zich de vertegenwoordiger op aarde van de schepper van het heelal. Onder dat voorwendsel werd intussen al tweeduizend jaar lang quasi de ganse wereldbevolking bang gemaakt, in de boeien geslagen, gekortwiekt, tot de slavernij veroordeeld ofwel gewoon uitgeroeid. De kerk heeft met de hulp van genieën een leer gefabriceerd om u tegen te zeggen. Het quasi waterdichte Thomisme, gegrond op de filosofie van de eerste kerkvaders die op hun beurt in de leer gingen bij de Hellenen maar ook bij nog oudere culturen, heeft de massa gehypnotiseerd en vervolgens gemanipuleerd. Die betovering heeft gewerkt gedurende millennia, al moet daar onmiddellijk aan toegevoegd worden dat haar beste argument altijd al het geweld geweest is: geen gehoorzaamheid zonder terreur. De leer is bijna perfect en dus fout, zoals elke wiskundige begrijpt, en derhalve dient haar gezag te worden afgedwongen met geweld en dat betekent conditionering.
In hetzelfde vaarwater zitten uiteraard ook alle andere theologieën en wereldbeschouwingen die beweren de waarheid in pacht te hebben: alle afscheuringen van de kerk, het ganse christendom, het jodendom met zijn uitverkorenheid, de islam met haar terreur, het Zoroastrisme, het boeddhisme en het hindoeïsme die het gruwelijke kastensysteem legitimeren, en noem ze maar op, en niet te vergeten ook: het geïnstitutionaliseerde atheïsme. Allen hebben ze de mond vol over het te verachten slijk der aarde en de onstoffelijke paradijzen maar hun vertegenwoordigers lopen allerminst in lompen rond en zij hokken niet in hutten: hun vetgemeste lijven schrijden door marmeren paleizen maar verhullen zich in met gouddraad geborduurde kazuifels, getooid met mijters met daarop opalen waarmee zij de honger uit de wereld hadden kunnen wegkopen en zij laten zich aanspreken met Eerwaarde, Zeer Eerwaarde, Zijne Eminentie en waarom ook niet met Zijne Heiligheid. Als zij vasten (wat zij dan vasten noemen), moeten zij dat aan de hele wereld kond doen; als ze een hoestje hebben, moeten alle gelovigen voor hen bidden; als zij sterven, worden hun lijken gebalsemd en ingepakt in eiken kisten en in marmeren graven in krypten vastgemetseld, in een leugenachtige poging aan het bederf te ontkomen. Aan hun rottend lijk worden alsnog magische krachten toegeschreven, conferatur de relikwieën die bovendien een aardige duit opbrengen.
De kerken, maar ook de ideologieën, de ene nog gekker dan de andere en, niet te vergeten: allerlei dubieuze activiteiten die zich beroepen op de wetenschappen en die, zoals bij uitstek in de coronacrisis bleek, wedijveren met de kerken om de wereldheerschappij. En schieten zij tekort, al die praatjes voor de vaak, dan wordt binnen de kortste keren en onder nog meer fantasmagorische voorwendsels, de massa naar het front gejaagd. Binnen de kortste keren (want wat betekent één generatie in de oneindigheid van de tijd?) vormt zich een kersvers leger gehoorzame burgers aan wie opnieuw in alle talen wordt onthouden waar zij vandaan komen en waartoe zij zullen dienen.
(Wordt vervolgd)
(J.B., 21 december 2024)
25-12-2024
Ludo Noens, Het ingebeelde universum
Ludo Noens, Het ingebeelde universum.
In zijn Topica, een der vroegste en grootste meesterwerken uit de westerse filosofie, definieert Aristoteles (684-622 A.X.) het bewijs van een stelling als het zodanig positioneren van het te bewijzene in het geheel van de dingen die reeds aanvaard zijn, dat het uit deze aanvaarde dingen als vanzelf voortvloeit. Een zaak bewijzen is met andere woorden deze zaak aanvaardbaar maken door ze in te passen in het geheel van reeds aanvaarde zaken. Wanneer Ludo Noens in Het ingebeelde Universum suggereert dat "de werkelijkheidswaarde van fantastisch klinkende voorstellingen in de literaire 'shared fictional universes' evenwaardig zijn met die van de huidige mathematisch vertolkte kosmologische modellen”, verwijst hij impliciet naar deze belangrijke waarheid uit de Topica door de twee genoemde benaderingen voor te stellen als “samenhangende mentale constructies, aanvaardbaar binnen al eerder goedgekeurde denkbeelden en ontwikkelingen.” De zoektocht naar waarheid blijkt een even bijzondere als moeilijke onderneming gelet op het feit dat in het merendeel der gevallen de openheid ontbreekt welke vereist wordt om op een objectieve manier oordelen te kunnen vellen. Die openheid is er vaak niet omdat met de waarheid belangen zijn gemoeid terwijl wie zoeken, behoeftig zijn zoals iedereen en derhalve afhankelijk van broodheren, van een publiek, van succes, van oordelen en van verwachtingen. Als ingevolge hoge welvaart, gemakzucht van de partij is en de tijdsgeest neigt naar kleinburgerlijkheid, zelfvoldaanheid en arrogantie, ontstaat een oneigenlijke onderscheidingsdrang, gekenmerkt door allerlei vooroordelen en gevoed door privileges, die dan resulteert in oneerlijkheid en aldus ook in leugenachtigheid. De waarheid is dan heel ver zoek, partijdigheid is troef, het contact met de aarde of de ernst van het leven dringt niet langer tot de geesten door en de realiteit verwordt dan tot een spel, de beschouwing en de beschrijving ervan zijn kaduuk, vooringenomenheid laat wat zich aandient als een queeste, reeds van op voorhand stranden. Bijzonder aan het werk van Ludo Noens is nu dat het bewuste gebrek daarin ontbreekt, wellicht mede doordat bij deze auteur de vertekenende autoriteitsgevoeligheid geheel afwezig lijkt, wat hem de zeldzame vrijheid verschaft van die geesten die het niet aan hun hart laten komen wanneer zij veroordeeld blijken om moederziel alleen door de duizelingwekkende ideeënwerelden te zeilen maar tevens doordat de meester in de fantastiek die Noens ook nog is, niet bang blijkt te zijn om te ver-zeilen. En die laatste onverschrokkenheid heeft hij gemeen met het handvol auteurs dat wars van modes, trends en plichtplegingen, het publiek bij de hand neemt en met zich mee trekt naar ongedroomde plekken, hoog onder het gebinte van het universum van de geest.
In het slothoofdstuk convergeert alles apotheotisch uit “Het ingebeelde universum” van Ludo Noens en het draagt dan ook deze boektitel.
Charles Peirces Synechisme stelt “dat ruimte, tijd en de (…) natuurwetten één eeuwige continuïteit vormen. Het geheel is mentaal of actief bewust van aard; alles - zowel stof als geest - is mind of levend gevoel/bewustzijn.”1 Noens: “(Dit) is een andere formulering van Indra's net.”2 Zowel de realiteit als de theorieën erover zijn uitdrukkingen van hetzelfde. Noens: Het panpsychisme of metafysisch idealisme van Peirce is nu “het academisch debat over de ontologische status van het bewustzijn binnengedrongen.”3 De persoon als knooppunt van toevallige ideeën met als nawerking het (zelf)bewustzijn. De verstrengeling van het waargenomene met de waarnemer (zoals in de Kopenhagense interpretatie van de kwantummechanica) maakt hem verantwoordelijk als uiteindelijke realisator van wat hij kiest uit een oneindige reeks van keuzemogelijkheden. Pierce zegt dat “stof evolueert en interageert zoals algemene gedachten en overtuigingen doen.”4“Stof is gefixeerde, krachteloos geworden mind”5Natuurwetten zouden niet duurzaam zijn maar “aan hoge 'routine' onderworpen mentale processen.”6Zo ook ons lichaam: “Het is de 'semiotische uitdrukking' van het zelf (...)”7 Het lineaire tijdsverloop zou illusoir zijn en een gevolg van onze voorstellingswijze. De kiem van alles ligt in het geheugen- en herinneringsproces zelf.8 Tijd en ruimte zijn één geheel.“Geheugenwerk, gedachte-projecties en zelfrefererende mentale constructies creëren de misleidende indruk dat ons lichaam en alle materie om ons heen geest-onafhankelijk 'ouder worden' of gaandeweg 'ontbinden'.”9
Volgens Stanislav Grof is naast het conventionele leerproces ook kennisvergaring middels directe identificatie mogelijk, wat de westerse cultuur echter verwerpt. Bij die transpersoonlijke ervaringen horen “ervaringen aangaande goden en demonen (…), mythologische gebieden zoals hemelen en paradijzen, en legendarische of sprookjesachtige ontwikkelingen.”10 Vanaf een zeker punt kan de objectieve realiteit niet langer onderscheiden worden van de verbeelding. “Het mahayana boeddhisme zou als oorzaak hiervan de fundamentele Leegte van het verstrengelde Alles aanwijzen.”11En volgens islamoloog Corbin “is de spirituele imaginatie een orgaan van ware kennis.”12 Hij verwijst naar “de mundus imaginalis, de wereld van de mystieke steden zoals Hûrqalyâ, waarin de tijd omgekeerd verloopt en waar ruimte, slechts het uiterlijk aspect van een innerlijke staat, naar wens wordt gecreëerd.”13 Wat doet denken aan de demiurg van Plato. Alsook aan de christelijke gnostiek. Het gaat om eindeloze emanaties van het Absolute, welke steeds weer mislukken en hernomen dienen te worden (zoals ook in de Bijbelse traditie het geval is). Dit multiversum bestaat vandaag ook in de wetenschappelijke kosmologie als “de hypothetische (ingebeelde) verzameling van ontelbare onafhankelijk van elkaar bestaande universa, beeldend beschreven als 'bubbels in een kosmisch bubbelbad'...”14“Het hele universum zou permanent in een vrije kwantum-superpositie verkeren en zich oneindig vertakken in parallelle werelden (…).”15
Verrassend verwijst Noens vervolgens naar het gedicht Eureka! uit 1848 van E.A. Poe, “een visionaire verhandeling 'over het Materiële en Spirituele Universum', boordevol kosmologische ideeën die ver hun tijd vooruit waren. (…) Niet alleen de (cyclische) big-bang theorie (in 1927 gelanceerd door G. Lemaître16) en de zgn. kwantumverstrengeling komen in Eureka! aan de orde, bovendien suggereert Poe dat er in de eindeloze/eeuwige Lege Ruimte 'naast elkaar' best een onbepaalde hoeveelheid fysische heelallen ('clusters van sterrenstelsels') kunnen bestaan, elk met hun eigen cycli, elk met hun eigen centrale scheppende en instandhoudende Godheid! (…) Ooit zal dit werk als revolutionair beoordeeld worden, voorspelde Poe, want 'Poetry and Truth are One. [Opgedragen]' aan de dromers en zij die in dromen vertrouwen als enige realiteit. Aan hen die voelen, eerder dan aan hen die denken'.”17 Bovendien andermaal Ouspensky: “(...) 'Kunst in haar hoogste verschijningsvormen is een pad naar kosmisch bewustzijn.'”18
Noens verwijst andermaal naar de oude hindoegeschriften:“(...) En wie zal er door de wijde oneindigheid van de ruimte de zij aan zij gelegen universa tellen, elk haar Brahma inhoudend, haar Visnu, haar Shiva? Wie kan in hen de Indra's tellen, al die Indra's zij aan zij, die tegelijk regeren in al de ontelbare werelden.'”19 “(...) Er zijn ontelbare universa buiten dit ene, en hoewel zij ruimtelijk onbegrensd zijn, bewegen zij zich als atomen in Jou. Daarom word je onbegrensd genoemd.'”20In de Bhagavad Gita vraagt Arjuna aan Krishna [Vishnu] één keer diens ware, eeuwig, goddelijke gestalte te mogen zien. “Die verschrikkelijke Vishnu-gestalte - 'als duizend zonnen tegelijk' - blijkt het universum en alle leven daarin zélf te zijn, in al haar eindeloze en duizelingwekkende verscheidenheid. Arjuna ziet dan tot zijn ontzetting die grandioze diversiteit en uitgestrektheid samengevat als het lichaam zelf van de 'god der goden': een hallucinante gedaante met ontelbare armen en benen en hoofden en ogen en monden (…) 'Ik ben de tijd die alles verslindt'.”21 De overeenstemming van die hindoetheorie met de moderne kosmologie werd ook bevestigd door Carl Sagan, al schrijft hij dit aan toeval toe.22
En dan komt de geniale vaststelling van Ludo Noens die impliciet verwijst naar Aristoteles' Topica betreffende de ware aard van het bewijs, namelijk die van de evenwaardigheid van enerzijds de 'fantasisch overkomende voorstellingen' en anderzijds de wetenschappelijke, op grond van het feit dat zij beide “samenhangende mentale constructies zijn, aanvaardbaar binnen al eerder goedgekeurde en ingesloten denkbeelden en ontwikkelingen.”
Dit grandioze boek, “Het ingebeelde universum”, eindigt met een citaat, een perfect toepasselijke passage uit de Scheppingsmythe uit de Rig-Veda van 1500 à 1000 voor Christus...