Het is een mysterie maar de mens kan zich van zijn zorgen niet bevrijden. Onze zorgen vinden hun oorsprong hierin dat wij geen greep kunnen krijgen op de richting waarin de tijd verloopt of, anders gezegd, dat wij onderworpen zijn aan de tweede wet van de thermodynamica, die de wet is van het verval. Wij zijn in de tijd geworpen zoals reizigers die gedropt worden op een rijdende trein waar ze niet af kunnen springen, waarvan ze de richting niet zelf bepalen en die ze geen rechtsomkeer kunnen laten maken. De tijd is zoals een vlam die ons opbrandt alsof wij kaarsen waren maar zonder welke wij uitdoven. Wij pogen ons daartegen te verzetten omdat wij daartoe gedoemd zijn, omdat het onmogelijk is om ons daar bij neer te leggen; niemand immers kan zich neerleggen bij de werkelijkheid van een gewis einde, wij zijn onderworpen aan een verzet daartegen dat sterker is dan onszelf. Het verzet tegen ons einde is sterker dan onszelf maar tegelijk haalt het niets uit. Dat feit neemt de rust weg uit ons bestaan, het vervult ons met zorgen waartegen geen kruid gewassen is, zorgen waarvan niemand zich bevrijden kan. De zorg is in wezen de wil om het onmogelijke te verwezenlijken. De zorg lijkt daarom dwaas maar het is een dwaasheid die wij niet in staat zijn te ontvluchten. Het is een onwetendheid waar wij nooit uit weg geraken. Tegelijk lijkt er geen kennis te bestaan die ons van die onwetendheid kon verlossen omdat die kennis in staat zou moeten zijn om de tijd om te keren.
Zorgen dwingen ons daarom om op zoek te gaan naar een andere werkelijkheid dan deze waarin wij ons geloven te bevinden en die ons onderwerpt aan wetten die wij eigenlijk niet kunnen willen terwijl het ook onmogelijk is om ons eraan te onttrekken. Zorgen frustreren ons dermate dat wij alsnog blijven zoeken naar hetgeen zeker niet te vinden is in de werkelijkheid waarin zij ons parten spelen. Zorgen dwingen ons dat wij een andere werkelijkheid binnentreden maar dat kunnen wij pas doen als wij de werkelijkheid die ons gevangen houdt, met een nieuwe verwisselen. En dit is niet onmogelijk omdat al wat werkelijk is, dat ook is omdat het als zodanig geconstitueerd wordt door wetten, terwijl wetten niet op zichzelf bestaan doch berusten op een akkoord dat wij met die wetten hebben.
Nemen wij als voorbeeld een voetbalspel waarin wij opgaan, een spel dat meeslepend is voor alle spelers en toeschouwers en dat een winnaar heeft en een verliezer en waarbij de winnaar beloond wordt met echt bestaande, tastbare beloningen. Het spel berust op enkele regels waaraan alle spelers zich houden teneinde het spel te kunnen spelen. Zij verbinden zich ertoe de spelregels te volgen en zo kunnen zij ook spelen en zijn zij eraan gehouden om de uitkomsten van het spel te aanvaarden: zij verliezen of zij winnen tastbare, waardevolle goederen. Uiteraard zijn naast de spelregels ook natuurwetten van kracht in het spel: de wetten van de zwaartekracht, de traagheidswet, de tweede wet van de thermodynamica, noem maar op. Van het akkoord dat wij hebben met de wetten van het voetbalspel, de spelregels, zijn wij ons goed bewust: wij weten dat wij ons ertoe verbonden hebben deze regels te volgen en alle implicaties met betrekking tot de afloop van het spel te aanvaarden; wij zijn van op voorhand bereid om het verlies aan te nemen als wij verliezen en uiteraard ook de winst als wij winnen. Maar de oorsprong van het akkoord dat wij hebben met de natuur die ons aan zijn wetten onderwerpt, is veel moeilijker te achterhalen. Wij worden ons daar meestal pas van bewust op het ogenblik dat de natuurwetten zich aan ons openbaren als onze eigenlijke bestaanscondities. Die lijken op het eerste gezicht absoluut te zijn of het karakter te hebben van de conditio sine qua non maar die schijn kan verdampen door het zich voordoen van welbepaalde omstandigheden. En wij bedoelen omstandigheden van ethische aard welke ons bewust maken van het bestaan van wetten die sterker zijn dan die van de natuur.
Een concreet voorbeeld doet zich voor waar het leven van een moeder op het spel staat door een zwangerschap en waar zij ervoor kiest om haar leven op te offeren aan haar dan nog ongeboren kind. De moeder kon zich redden door gebruik te maken van haar recht op voorrang van haar eigen leven op dat van haar kind - een recht dat verwijst naar de fataliteit van de natuurwetten, een recht waarop zij zich kan beroepen om haar kind te (laten) doden teneinde zelf in leven te kunnen blijven. Als men geneeskundige zorgen moet missen en men moet de natuur zijn gang laten gaan, sterft de moeder. Als men met een medische ingreep het leven van de moeder redt, sterft het kind. Maar de derde mogelijkheid bestaat erin dat ondanks de aanwezigheid van medische bijstand en burgerlijke rechten, de moeder zelf aan die bijstand en aan dat recht verzaakt om het leven van haar kind voorrang te geven boven het hare. Zij offert zich dan welbewust op aan haar kind. Zij acht het met andere woorden waardevoller om niet te doden dan om zelf niet te sterven. Dat immers is de keuze waarmee zij geconfronteerd wordt: doden of sterven. En als er geen morele werkelijkheid bestond, dan had de vrouw in kwestie geen keuze en dan zou het recht van de sterkste zegevieren. Maar het bestaan van een morele werkelijkheid kan maken dat dat recht van de sterkte wordt omgekeerd. De moeder die ervoor kiest om haar leven op te offeren aan dat van haar kind, overstijgt haar zorg door zelf te beslissen dat zij de natuurwetten verwerpt, in dit geval door ze hun gang te laten gaan en zich er niet tegen te verzetten, en wel met een moreel motief dat luidt dat het beter is om te sterven dan om te doden.
Op die manier ontdoet de moeder zich van zorgen die op het eerste gezicht onoverkomelijk leken of fataal. Ze leken fataal omwille van onze onderworpenheid aan de wetten van de natuur. Edoch, er bestaat een ontsnappingsmogelijkheid aan die fataliteit die maakt dat wij zorgen hebben en die is er dankzij het bestaan van de morele werkelijkheid. In dat verband herinnert men zich de Bijbelse waarheid dat wie hun leven wil behouden, het zullen verliezen maar dat wie hun leven geven, het zullen behouden.1
(J.B., 28 februari 2025)
1Cf.: Marcus 8:35: “Want wie zijn leven wil behouden, zal het verliezen. Maar wie zijn leven vanwege Mij en voor Gods plan verliest, zal het behouden.” Matteüs 16:25: “Want ieder die zijn leven wil behouden, zal het verliezen, maar wie zijn leven verliest omwille van Mij, zal het behouden.” Lucas 9, 24-25: “Want wie zijn leven wil behouden, die zal het verliezen; maar wie zijn leven verliezen zal omwille van Mij, die zal het behouden. Johannes 12, 24-26:”Wie zich aan zijn leven vastklampt, verliest het. Maar wie zijn leven prijsgeeft in deze wereld, zal het behouden en eeuwig leven.
“Alle 18-jarigen zullen een brief krijgen om een vrijwillige legerdienst te doen. Zo kunnen jongeren die dat willen tegen betaling gedurende 12 maanden militair worden.”2Aldus eergisteren de NVA-politicus en Minister van Defensie Theo Francken.
In België is er sinds 1994 geen 'legerdienst' of 'militaire dienstplicht' meer. De uitdrukking “vrijwillige dienstplicht” is daarom een contradictio in terminis. En rijst hier niet de vraag of een vrijwilligersleger wettelijk mogelijk is?
Afgezien daarvan is er de kwestie of het inderdaad mogelijk is om er in vrijheid voor te kiezen om legerdienst te doen. Immers, onder de mooie beschrijving van 'defensie', bestaat de legerdienst voor een groot stuk uit een opleiding tot het leren hanteren van (gevechts)wapens. En een gevechtswapen is “een werktuig dat gebruikt wordt om mensen, dieren of voorwerpen te verwonden, te beschadigen of te doden.”3
Nu is ons uit voorbije oorlogen bekend dat de meerderheid van de gevechtssoldaten hetzij sneuvelen hetzij levenslang kampen met aandoeningen die een gevolg zijn van het doden van medemensen of van het verkeren in levensgevaar. Immers, “Het leven in de loopgraven was een hel, vele soldaten kregen shellshock(oorlogsneurose): getraumatiseerde soldaten praatten met zichzelf, met hun doden of met de ratten. Het menselijk leed van W.O.I werd gesymboliseerd in het Treurend ouderpaarvan Käthe Kollwitz dat achteraan op de begraafplaats in Vladslo staat. De nationaliteit van de begraven slachtoffers speelt helemaal geen rol meer en voor het leed bestaat geen soelaas, de vader en de moeder van de gesneuvelde soldaat zoeken bij elkaar geen troost meer, hun beelden staan apart.”4
De getuigenissen van getraumatiseerden uit oorlogsgevechten laten er geen enkele twijfel over bestaan dat wat de frontsoldaten moeten meemaken, hen volstrekt onbekend is tot op het ogenblik zelf dat zij daarmee geconfronteerd worden. Met andere woorden beseft niemand van de rekruten waaraan ze eigenlijk beginnen. Niemand is in staat om van op voorhand de betekenis in te schatten van het soldaat-zijn in een oorlog. Wanneer er dienstplicht is, heeft men geen keuze en stelt zich het probleem niet waarmee 'vrijwilligers' geconfronteerd worden. Vrijwilligers immers kiezen voor iets dat zij niet kennen. Edoch, als het object van de keuze onbekend is, kan de keuzedaad onmogelijk in vrijheid geschieden: het is dan geen vrije keuze doch een gok.
Overigens stelt zich hetzelfde probleem met betrekking tot de problematieken van de zelfmoord en de euthanasie: men kan niet beweren dat de betrokkenen in vrijheid kiezen voor de dood omdat niemand weet wat het betekent dood te zijn: de kennis die wij hebben over de dood, betreft enkel de dood van derden, gezien van buitenaf; over het eigen dood-zijn is kennis onmogelijk.
Om (jongvolwassen) mensen aan het gokken te brengen, tracht de minister hen nu te verleiden om “tegen betaling gedurende 12 maanden militair te worden.” Hiermee wil hij ingaan tegen de natuurlijke en menselijke neiging om risicogedrag zoveel mogelijk te vermijden. Ook bij Russische roulette wordt de afkeer van risicogedrag bekampt met het aanporren van de hebzucht of met geld. Een deugd (voorzichtigheid) wordt met een ondeugd (hebzucht) tegengewerkt met als resultaat een tweede ondeugd (risicogedrag) die in afschuwelijke gevolgen resulteert (moord).
De verleiding is dezelfde als deze die de aantrekkingskracht uitmaakt van een spel, alleen is oorlog geen spel, het is een spel met het leven. Dat in oorlog het leven op het spel gezet wordt, maakt de kern uit van zijn aantrekkingskracht, het is de kick van de dood die mensen ertoe verleidt om het spel te gaan meespelen. Om het uit te drukken in Bijbelse bewoordingen: “de angel van de dood is de zonde.”5 Maar de weg die men aldus opgaat, druist regelrecht in tegen de waarden die onze beschaving schragen en dat zijn beslist andere waarden dan deze waarover de neonazi's het hebben. Dat het zo ver kan komen, werd reeds door Plato voorspeld met zijn kritiek op de democratie, in het boek getiteld De Wetten, meer bepaald met de allegorie van het narrenschip.
De fraude en de dood - Een gesprek met Omsk Van Togenbirger
De fraude en de dood
Een gesprek met Omsk Van Togenbirger
- U bent een verstandig man, zo gaat Van Togenbirger meteen al in de aanval: legt u mij eens uit, hoe combineert men enerzijds de ijver voor het preventief onderzoek naar darmkanker met de weigerachtigheid om de verkoop van alcohol te verbieden?
- Wat bedoelt u precies?
- U weet toch dat met wetenschappelijk onderzoek werd aangetoond dat alcohol de hoofdoorzaak van kanker is en in het bijzonder van darmkanker?
- Dat schijnt zo te zijn, inderdaad...
- En u weet toch ook dat preventief kankeronderzoek een fortuin kost? Vanaf een zekere leeftijd krijgt elke burger een brief met de uitnodiging om daar aan deel te nemen, dat weet u toch?
- Zeker...
- De uitwerpselen worden ingezonden, gespecialiseerde medische labo's draaien op volle toeren, waar men bloedsporen vindt, mogen de betrokkenen naar de kliniek voor een endoscopie, meteen worden dan alvast eventuele poliepen verwijderd, er worden scans genomen en zo nodig wordt geopereerd om een stuk darm te verwijderen...
- Ja...
- Let maar niet op die camera's, het zijn godbetert museumstukken... ja, die glazen bollen daar... afleidingsmaneuvers! Iedereen weet dat het oog van een camera dezer dagen niet groter is dan een speldenkop want iedereen heeft er tenminste eentje in zijn telefoon. Die glazen bollen laat men hangen om het publiek van de wijs te brengen, zo denkt men dat men vrij kan praten op plekken waar geen bolle hangen, ja, zo werkt de geest... maar waar waren we gebleven?
- Het bevolkingsonderzoek naar darmkanker...
- Juist. Het kost handenvol geld maar als men alcohol vrij blijft verkopen, is het dweilen met de kraan open, toch? Afgezien van de financies, bedoel ik.
- Hebben de financies dan geen voorrang op...
- Op de gezondheid, inderdaad. De minister zal u wel uitleggen dat voorkomen niet alleen beter is dan genezen maar ook goedkoper. En daar heb ik nu mijn twijfels bij. Wat denkt u zelf?
- Ik heb het nooit berekend maar ik kan me wel indenken dat een kankerdode geld kost aan de maatschappij: hij zal niet langer belastingen betalen en hij moet hoe dan ook worden gehospitaliseerd, geopereerd, verzorgd...
- Juist. Maar u moet nu ook die alcohol in rekening brengen, begrijpt u? Alcohol vernielt de gezondheid, maar een verbod zou voor de staat een verliespost zijn, alcohol brengt veel geld in het laatje. En nu mogen we uiteraard ook die andere carrousel niet uit het oog verliezen... u kunt toch wel vermoeden waar ik op doel?
- Het RIZIV?
- Ha! De ziekenzorg is goed betaalbaar, niet? Maar aan alles wat gratis is, zit een geurtje, mijn beste. Neem nu televisie: televisie is zo goed als gratis; ja, men betaalt wel kijk- en luistergeld maar dan heeft het huis al flink zijn part gehad van de minister van cultuur! Ik heb geen televisie en u ook niet maar wij betalen mee voor het in stand houden van de vedettecultus en de dagelijkse leugens. De covronavaccins waren gratis, herinnert u zich? Ja, de staat betaalde onmiddellijk aan de industrie en de antivaxers draaiden op voor het vaccin van hun buren. Op de remgelden na, is de gezondheidszorg gratis, het geld wordt voor het leeuwendeel geïnd via belastingen. In dit geval krijgt u het met uw noeste arbeid verdiende geld dat naar de ziekenkas vloeit, niet eens te zien want het wordt van uw wedde afgehouden. Maar ziet u waar ik naartoe wil? De medische wereld wordt met belastinggelden betaald, net zoals de televisie, de ziekenkas, het onderwijs, de verkeersinfrastructuur en noem maar op. Zij zetten natuurlijk de politiek onder druk om almaar meer te krijgen en zij doen dat precies zoals toentertijd de kerk dat deed, u weet trouwens wel dat de dokters de nieuwe pastoors zijn? Juist, ze trekken het laken naar zich toe en zij doen dat met de middelen die ook hun voorgangers hanteerden: angst aanjagen voor ziekte, leed en dood, de hemel beloven, klanten ronselen... De mogelijkheden om te frauderen zijn legio. Bent u het daarmee eens?
- Tja...
- Heel, heel lang geleden, ik was nog jong, had ik een grootmoeder die in een bejaardentehuis verzorgd werd. Op een dag werd mijn vader aldaar ontboden: hij moest zijn handtekening gaan zetten in haar plaats om aldus toestemming te verlenen voor een operatie aan haar ogen. Verbouwereerd gaat hij bij zijn moeder langs met een krant en laat haar zonder bril, eerst met het linker oog en dan met het rechter, een tekst in kleine lettertjes lezen. Zij doet dat feilloos. Gaat hij naar de directie en vraagt om uitleg. Het moest een vergissing zijn, zo zegden zij.
- Vergissen is menselijk...
- Was mijn vader niet bij zijn moeder gaan kijken met die krant, het was een oogoperatie geworden. Winstbejag? Proefpersonen? Mijn grootmoeder was toen zesentachtig. Leg uw oor maar eens te luisteren: het wemelt overal van dergelijke verhalen. Alleen was dit goed controleerbaar: een krant bij de hand en “Moeder, wil je dat eens lezen?” Maar wat gedaan als ze zeggen: “Mijnheer, uw moeder heeft kanker?” Dat kan een leek niet zien, begrijpt u? Zij verklaren ziek wie zij willen. Wat zegt u?
- Als ze niet ziek zijn?
- Als ze niet ziek zijn? Zeggen ze: gaat u hier eventjes zitten, mevrouw, de dokter komt zo! En de dokter komt, na ongeveer twintig minuten. Tegen die tijd ben jij genoeg bestraald om in geen tijd een ongeneeslijke kanker te ontwikkelen!
- Paranoia...
- Paranoia? Zei u dat? Wel, lees dan dit eens: dit is gebeurd in Duitsland. Niet één keer maar systematisch, met alle mensen die ze daar zogezegd teveel hadden. Hier staat het in: kunt u misschien luidop de titel lezen van het boek?
- Nazi Mass Murder...
- Leest u dit ook eens alstublieft?
- Facsimile reproductions of secret Nazi documents are also included.
- Juist. En hier staan de auteurs, het zijn er vierentwintig, tel maar na. Uitgegeven bij Yale University Press in New Haven en London. Het gaat over massamoord met gas. Hier, lees dat thuis maar eens na.
- Dank u, zal ik doen.
- En dit boek hier is geschreven in het Nederlands, het heet “De mens voorbij” en de auteur is Gie van den Berghe.1 Hier staat wat ik u zonet verteld heb: hoe men mensen ongeneeslijk ziek maakt door hen vanuit de zitting van hun stoel te bestralen terwijl zij zoals hen werd gevraagd gedwee twintig minuten lang niets vermoedend papieren invullen. Het gaat hier om mensen die denken dat zij goden zijn. Negentienhonderd zesendertig.
- Dat is lang geleden... de tijd van het nazisme...
- Wel, zopas schreef een zekere dokter De Corte uit Wetteren een boek2 over politici die de andere kant opkijken, een eerste keer wanneer hij aangeeft dat een non jarenlang systematisch zieke mensen ombrengt en een tweede keer wanneer ze hooghartig zijn deskundige hulp afslaan als een giframp met een trein die tot in Peking de krantenkoppen haalt, de gemeente teistert, een milieuramp met een ontelbaar aantal slachtoffers, ze zijn nog aan het vallen. Hoe lang is dat geleden?
- Twaalf jaar.
- Precies. En in dat boek vertelt een stervende Etienne Vermeersch op een briefje dat hij aan de auteur overhandigt omdat hij dan niet meer kan spreken, dat de dokters denken dat ze goden zijn. Hoe lang is het geleden dat de professor overleed?
- Zes jaar.
- De nazitijd, zei u dat?
- U gelooft dus dat dit vandaag nog gebeurt?
- Maar waarom betwijfelt u dat nog? U hebt kennelijk geen te best geheugen. Kijk, wat is dit?
Iedereen kent de politieke oproep: “Kom op tegen kanker”. Fondsen voor kankeronderzoek moeten nu eenmaal gespijzigd worden. Wetenschapslui moeten betaald worden. Proefpersonen zijn nodig voor gedegen onderzoek. Het kost allemaal handenvol geld. Tegelijk is het geen geheim dat de farmaceutische industrie de meest winstgevende bedrijfstak geworden is. Men herinnert zich de coronapandemie met zijn maatregelen waaronder de vaccins. Alsook de koortsachtige ijver waarmee kritiek in de kiem werd gesmoord, een vergissing vanjewelste die de politiek duur te staan kwam, getuige de opmars van het trumpisme.
Inzake vaccins blijkt fraude moeilijk te bewijzen maar zelfs met de grofste middelen ook moeilijk weg te steken.
Inzake kanker blokt het nieuws vandaag: “Steeds meer frauduleus kankeronderzoek”1 Opnieuw even moeilijk te bewijzen als te verbergen.
Momenteel in de lift, een combinatie van de twee voorgaande: vaccins tegen kanker. Het laat zich raden dat fraude hier wellicht volstrekt onbewijsbaar zal zijn.
“Ik ben de tijd, de vernietiger van de werelden, en ik ben gekomen om alle mensen in de strijd te brengen. (...)” (Krishna's woorden in de Bhagavad Gita, XI, 32.)
“Meent niet, dat Ik gekomen ben, om vrede te brengen op de aarde; Ik ben niet gekomen om vrede te brengen, maar het zwaard.” (Christus' woorden in het Matteüs-evangelie 10:34-39.)
Godsdienstoorlogen bestaan, zoals bijvoorbeeld de oorlogen van katholieken tegen protestanten of die tussen soennieten en sjiieten maar dikwijls gaat het om oorlogen die de naam van God ijdel gebruiken, zoals bijvoorbeeld in de strijdkreet “Gott mit uns”, onder meer in nazi-Duitsland.
Met de oorlog tussen Oekraïne en Rusland waarin nu ook Europa en de Verenigde Staten betrokken zijn geraakt, lijkt op het eerste gezicht helemaal geen religie gemoeid maar dat is louter schijn: in zijn schaamteloze toespraak op de internationale veiligheidsconferentie in München op 14 februari 2025 heeft de Amerikaanse vicepresident J.D. Vance ineens de mond vol over te verdedigen waarden: "Europa is afstand aan het nemen van zijn fundamentele waarden, die het met de VS deelt."1
Edoch, over welke waarden heeft Vance het dan? Met de megadeportaties van de regering Trump kan de extreemrechtse nationalist dan toch de gastvrijheid niet bedoelen waarvoor het Vrijheidsbeeld in New York symbool staat en dat een teken is van verwelkoming voor gasten en voor immigranten? Of heeft hij het over de vrije meningsuiting van de huidige Amerikaanse regering die haar eigen rechters aanstelt en andersdenkenden de mond snoert? Wellicht bedoelt hij de waarden van de windhaan want de huidige vicepresident die Trump al eens “de Hitler van Amerika”2 noemde, schreef eerder in een opiniestuk in USA Today over zijn president: “I quickly realized that Trump’s actual policy proposals, such as they are, range from immoral to absurd.”3
Het gaat hier niet mis te verstaan om professionele leugenaarsbendes die de politieke macht veroverd hebben en die nu Oekraïne verraden en de E.U. En om het met de woorden van gewezen NAVO-secretaris-generaal Willy Claes te zeggen, plegen zij momenteel 'hoogverraad' m.b.t. het NAVO-bondgenootschap.
Op de vraag of Trump zelf gelooft wat hij zegt, antwoorden deskundigen dat hij feiten fabriceert met het oog op wat hij wil bereiken, zoals alle leugenaars doen. Deze bijzonder immorele handelwijze werd geanalyseerd door de joodse filosofe Hannah Arendt: in haar Totalitarisme4beschrijft Hannah Arendt hoe in totalitaire systemen realiteit en fictie met elkaar verwisseld worden en daarvan kregen we een voorbeeld bij het zich ontplooien van wat een wereldoverspannend totalitair systeem moest worden tijdens de corona-pandemie. Nu krijgen we ter gelegenheid van de Amerikaanse inmenging in de Oekraïne-oorlog van hetzelfde laken een broek.
Arendt beschrijft hoe de totalitaire organisatie propagandaleugens moet omzetten in functionerende werkelijkheid; ze moet “een samenleving opbouwen waarin de leden ageren en reageren in overeenstemming met de regels van een fictieve wereld.”5 In het totalitaire regime is de wil van de leider wet in die zin dat allen functionarissen zijn die zijn wil blindelings uitvoeren terwijl hij het monopolie heeft op alle verantwoordelijkheid. (…) Totalitarismen bezitten bovenal “het onovertroffen vermogen om door consistente leugens een fictieve wereld op te richten en in stand te houden (…) [in een] eigenaardige mengeling van lichtgelovigheid en cynisme (…).”6“De massapropaganda ontdekte dat haar gehoor ten allen tijde bereid was het slechtste te geloven, ongeacht hoe absurd het was, en dat het er nauwelijks bezwaar tegen had om misleid te worden, aangezien het elke bewering toch als een leugen beschouwde.”7“In plaats van leiders afvallig te worden, zouden [de mensen] opwerpen dat ze de hele tijd al geweten hadden dat de bewering [waarvan de onwaarheid bewezen was] een leugen was, en zouden ze de leiders bewonderen voor hun superieure tactische schranderheid.”8 “De leider stelt altijd de juiste daden, en aangezien deze daden gepland zijn met het oog op de komende eeuwen, is de ultieme test van wat hij doet onttrokken aan de ervaring van zijn tijdgenoten.”9 Met andere woorden: beloften kunnen onmogelijk gelogenstraft worden op het ogenblik dat zij worden afgelegd. Hitlers eed van wettelijkheid was een cynisch bedrog waarom hij op de koop toe nog geëerd werd; zelfs de lichtgelovigheid van zijn sympathisanten was gespeeld. Worden totalitaristen betrapt op leugens waarvan ze eisen dat allen ze onvoorwaardelijk geloven, dan blijken ze daar volkomen immuun voor.10 Arendt vertelt hoe totalitaristen “een algemene training [kregen] in opperste minachting voor elk feit en voor elke realiteit”11 De meest gekoesterde deugd van de totalitaire elite is “trouw aan de leider, de talisman die de uiteindelijke overwinning van de leugen en de fictie op de waarheid en de werkelijkheid verzekert.”12Zo bijvoorbeeld werd het racisme door de nazi's in een wetenschappelijk kleedje gestoken maar “het was verzekerd, onafhankelijk van de wetenschappelijkheid van de propaganda (...).”13
Het geloof van totalitaristen dat alles geoorloofd is, berust op de vaste overtuiging dat alles mogelijk is. De werkelijkheid is voor hen slechts een obstakel dat zij in staat zijn op te ruimen. Bovendien geloven ze dat uiteindelijk niet echt “maar zij gebruiken die fictie slechts als een organisatorische kunstgreep”. Ze zijn helemaal niet geïnteresseerd in de waarheid, alleen in hun eigen fictie, ook al weten ze dat die bedrog is.14De opruiming van het obstakel van de werkelijkheid voltrekt zich uiteraard middels moord en massamoord. Totalitaristen geloven de werkelijkheid te kunnen opruimen maar in feite ruimen zij de getuigen van de waarheid op.1516
4Hannah Arendt, Totalitarisme, Boom, Amsterdam, vijfde oplage 2021 (eerste druk 2014), in het Nederlands vertaald door Remi Peeters en Dirk De Schutter.Oorspronkelijk: Totalitarianism, deel III, alsook (in een appendix) een gedeeltelijk samengevat negende hoofdstuk uit deel II, getiteld: The Decline of the Nation-State and the End of the Rights of Man.
10Totalitarisme, p. 178-179. Men zou hier kunnen denken aan wat Michel Foucault schrijft over de manier waarop macht zich doet gelden. In twee woorden: macht manifesteert zich waar men een ander kan doen belijden dat hij de aperte leugens die men hem vertelt, gelooft.
14Totalitarisme, pp. 182-184. Men zou hier ook kunnen denken aan wat Dostojevski schrijft over de bekentenis van de kerkleiders in zijn raamvertelling over de grootinquisiteur van Sevilla in De gebroeders Karamazov.
15De paragraaf over Arendt is onze tekst d.d. 12 juni 2021.
16Cf. Jan Bauwens, Hannah Arendt over Totalitarisme, Aflevering 9: Totalitarisme, de verwisseling van fictie en werkelijkheid en het prijskaartje daarvan. Cf.: Het grote interview met Omsk Van Togenbirger en andere teksten over de totalitaire wereld. Artikels d.d. 11 april 2021 tot 7 maart 2022 en andere teksten, Jan Bauwens, Serskamp 2022, pp. 94v. PDF: http://blogimages.seniorennet.be/tisallemaiet/attach/173914.pdf
20-02-2025
Oorlogavond
Oorlogavond
Een auteur beschrijft hoe met het levenseinde in het vooruitzicht de mensen ineens uitgelaten zijn en zich gaan storten in de wildste avonturen: met het sterven in het verschiet laaien de lusten op alsof de dood een afrodisiacum was. En iets gelijkaardigs gebeurt waar de wereld op zijn einde dreigt te lopen.
Uitgelaten is de sfeer. Het is na negenen in de avond, amper drie graad Celsius, maar de terrassen zitten vol met keuvelende mensen. Her en der tegen de glazen portieken aan van Hema, C&A en nog andere magazijnen die het plein omzomen, liggen in de frisse wind maar onder het warme licht van de lantarens goed georganiseerd en ingeduffeld op hun luchtmatrassen, in kussens en in wollen dekens tegen elkaar aan voltallige families en ze lachen, ze vertellen luid, een van hen bespeelt een kleine mondharmonica, het zijn Roma zo te zien, ze zijn in hun nopjes, gezellig tussen het volk dat langs de gevels wandelt, sommigen struikelen net niet over hun benen. Iedereen weet: het zal niet lang meer duren nu want we zijn verraden, laten we nog één keer vrolijk zijn want morgen is dit alles voltooid verleden tijd.
Judas Trump. Verraad (in het Engels betrayal en treason) is schending van vertrouwen en het woord 'verrader', in het Engels 'treator', lijkt verwant met het woord 'treiteraar', wat betekent: 'pester', wat dan de verwantschap aangeeft tussen verraden en pesten. Wie de pest krijgen, voelen zich verraden omdat zij er altijd op vertrouwd hebben dat dit nooit zou gebeuren wegens de voorzienigheid en die teleurstelling wordt aangevoeld als verraad, uiteraard maar onbewust vanwege degenen die ooit de idee van de voorzienigheid aan de (naderhand) teleurgestelden hebben weten te slijten en dezen (deze slijters van het genoemde idee) vormen uiteindelijk een 'samenzwering' die pas in het gezichtsveld valt van wie op zeker ogenblik effectief worden verraden. De halve wereld werd op het verkeerde been gezet.
Tegen verraad verzekert men zich middels contracten die immers garanderen dat bij eventueel verraad een hogere macht recht zal spreken dat onder dwang zal worden nageleefd. Tenzij in geval van onverstand of ziekte, wordt verraad dan ook altijd gepleegd vanwege een 'sterkere' op een 'zwakkere' en voor het bepalen van die posities zijn talloze parameters denkbaar.
De sterkte kan fysieke sterkte zijn maar kan bijvoorbeeld ook voortspruiten uit de onbewijsbaarheid van de misdaad die de vertrouwensbreuk bezegelt zoals dat het geval is bij pesten waar de pester er immers voor zorgt dat hij buiten schot blijft. De verrader blijft buiten schot wanneer hij de sterkste is maar gevallen van onverstand en ziekte niet te nagesproken voltrekt verraad zich pas door wie zich sterker achten.
Bijzonder ergerlijk wordt verraad waar de verrader het zich veroorlooft om op de koop toe uit te leggen dat hij rechtmatig handelt en dat de dupe van zijn verraad de eigenlijke misdadiger is - bijzonder ergerlijk omdat de gedupeerde sowieso de zwakkere is en zich niet verdedigen kan terwijl de sterkere, die verraadt pleegt, bijval geniet van de bange en gewetenloze massa die, alle onrecht ten spijt, altijd de kant kiest van de sterkste teneinde zich van het eigen comfort te kunnen verzekeren. Op die manier profileert de dader zich als slachtoffer en maakt hij van zijn slachtoffer de boosdoener.
Als de president van de sterkste natie het zegt, zal niemand het in twijfel trekken dat niet Poetin op 24 februari 2022 Oekraïne is binnengevallen maar dat Zelensky de oorlog is begonnen. En de rechterhand van Poetin die de vertegenwoordiger van het Russische volk, Navalny, vergiftigde - de dappere man is al vergeten - houdt godbetert een pleidooi voor de vrije meningsuiting!
Inzake de actuele discussie omtrent het NAVO-bondgenootschap heeft zijn oud-secretaris-generaal Willy Claes, de term verraad in de mond genomen met betrekking tot de regering Trump en omdat zij de zwakkeren zijn, kunnen de gedupeerden hun teleurstelling alleen maar aanvaarden, zoals in de jungle de zwakkere alleen maar kan ondergaan hoe de sterkere hem opeet. Ik zou wel heel dom moeten zijn, zo redeneert de sterkere, indien ik mij door een zwakkere de les liet spellen terwijl ik hem nochtans moeiteloos de baas kan.
De aanloop naar concrete acties en niet mis te verstaan een heuse uitroeiing van wat wordt afgeschilderd als belastend gepeupel dat moet worden opgeruimd (“to clean up” is het gebruikte werkwoord) werd door de wolven in schapenvacht al ingezet: in de schaamteloze toespraak van de huidige bezetters van Amerika wordt op een Europese conferentie opgeroepen tot een rechtsomkeer naar de middeleeuwen, inbegrepen de overstap van recht en waarheid naar de brute oorlogslogica: de vampieren kunnen kennelijk niet langer wachten voor het laven van hun bloeddorst.
Een wedstrijd in schaamteloos liegen tussen de twee grootmachten die nu samenzweren zoals alle lafaards doen om de buit (want zo zien zij de kleinmachten) onder elkaar te verdelen van zodra het vaststaat dat het toeziend oog van het verleden (de slachtoffers van destijds) niet meer spreken zal. Zoals ook onder de nazi's moeten nu onder de neonazi's zij die geen wapens dragen het ontgelden: de massa's vluchtelingen uit het zuiden die pogen te ontkomen aan aldaar door het noorden opgepookte oorlogen om ertsen, kunnen de pot op; woedend om het verlies van hun voorrechten (zoals ook de voorstanders van de slavernij in de Amerikaanse burgeroorlog) eigenen de vervolgers van lgbtq-mensen zich de status toe van held en het lot van ouderlingen, zieken en gehandicapten die nu geen enkel verweer meer hebben, laat zich raden.
Uitgelaten is de sfeer. Het is na negenen in de avond, amper drie graad Celsius, maar de terrassen zitten vol met keuvelende mensen. Her en der tegen de glazen portieken aan van Hema, C&A en nog andere magazijnen die het plein omzomen, liggen in de frisse wind maar onder het warme licht van de lantarens goed georganiseerd en ingeduffeld op hun luchtmatrassen, in kussens en in wollen dekens naast elkaar voltallige families en ze lachen, ze vertellen luid, een van hen bespeelt een kleine mondharmonica, het zijn Roma zo te zien, ze zijn in hun nopjes, gezellig tussen het volk dat langs de gevels wandelt, sommigen struikelen net niet over hun benen. Iedereen weet het.
(J.B., 20 februari 2025)
19-02-2025
Kaos
Kaos
Ergens vertelt iemand een verhaal over een man die ter gelegenheid van het overlijden van zijn moeder naar zijn geboortedorp teruggeroepen wordt. In het verlaten huis overmant hem droefheid, waarop de geest van zijn moeder aan hem verschijnt. Zij poogt hem alsnog te troosten met de woorden dat hij dan toch nog aan haar denken kan. Dat is waar, moeder, zo antwoordt hij, maar ik ween omdat gij niet meer aan mij kunt denken.1
In heel wat wijsgerige geschriften wordt gesteld dat het leven van elke mens zich afspeelt - zich uitsluitend afspeelt - in de aandacht van de ander. Viel de ander helemaal weg, dan bestond ook de oogappel niet langer. Uiteraard zal dat dan zeker gelden waar het leven van haar kind nooit uit de aandacht van de moeder wijkt omdat in de onmetelijke kosmos geen band ooit sterker zijn kan dan deze tussen moeder en kind.
Naar haar beeld en gelijkenis vormt de moeder in het binnenste van haar lijf een mens, aldus zelf veranderend in een evenbeeld van de Schepper. En op elk ogenblik dat zij het in zich draagt, schenkt zij aan haar beeld haar heetste hartebloed. Ook nadat de weeën het kind aan haar onttrokken hebben, gaat zij ermee door zichzelf te offeren. Zij geeft haar kind de borst en als de tijd haar borsten droog gemaakt heeft, spendeert zij dag in dag uit haar hele verdere leven aan het bereiden van maaltijden.
Het kind nuttigt zijn moeders maaltijden en groeit - groeit haar boven het hoofd - terwijl de tijd, die onherroepelijk verstrijkt, de moeder krimpen doet en haar tenslotte doodt.
Dan wordt het kind naar zijn geboortedorp teruggeroepen. In het verlaten huis overmant hem droefenis, waarop zijn moeders geest aan hem verschijnt. Zij poogt hem alsnog te troosten met de woorden dat hij dan toch nog aan haar denken kan. Dat is waar, zo antwoordt hij, maar ik ween omdat gij niet meer aan mij kunt denken.2
De moeder is sterfelijk maar op de een of andere manier weet zij uit de zo pijnlijke gedachte aan het graf, een levend kindje te boetseren: aldus biedt zij haar Schepper troost van wie zij immers weten kan dat Hij om onze sterfelijkheid lijdt.
De moeder sterft maar ook het kind aan wie zij haar hele leven schonk, zal doodgaan op een dag. Voor die vreeswekkende kennis behoedt zij haar leven lang de nakomeling met onverdroten aandacht. Van de honger vrijwaart zij hem maar ook tegen alle andere plagen van de jungle, waarvan de verschrikkelijke gestalte pas opdoemt op het ogenblik dat het kind beseffen moet wat ook de man in het verlaten huis doet wenen. Niet langer in moeders aandacht te bestaan, voelt een beetje zoals verstoten zijn. De dood van de moeder maakt het kind tot wees voor immer.
De dood van de moeder verklaart het kind vogelvrij in de betekenis die jagers daaraan geven. De dood sloopt de schutting die haar aandacht is en waarachter zij voor de telg diens einde aan zijn oog onttrokken hield. Maar zo plotseling als de dood komt van de moeder, zo abrupt verliest het kind haar zo zorgzame blik en zo onmiddellijk verrijst zoals een zwarte zon het uitzicht op zijn eigen einde.
Omdat hij weet dat zij hem altijd troost zal bieden, verklaart de man in het verlaten geboortehuis aan zijn moeder waarom hij dan weent. Edoch, het gesprek dat hij met haar voert, bestaat alleen maar in een droom. En wat hij nu ook denkt of doet: uit die droom kan niemand ontwaken.
Superbia - Over een nog helemaal niet in kaart gebracht probleem
Superbia
Over een nog helemaal niet in kaart gebracht probleem
Verenigingen die opkomen voor de rechten van lgtbq-personen hebben hier te lande weliswaar bekomen dat discriminatie op grond van seksuele geaardheid door de wet verboden is maar een gevolg daarvan is wel dat de vormen waarin gediscrimineerd wordt, zijn gaan muteren: ze verplaatsen zich van de openbaarheid naar de privésfeer (incluis het stemhokje) en naar moeilijk of helemaal niet te bewijzen misdaden.
Als bijvoorbeeld in de familiale sfeer gediscrimineerd wordt, kan de overheid niet tussenbeide komen zolang geen ernstige en aantoonbare misdrijven werden gepleegd. In die gevallen kan het slachtoffer zich alleen nog wenden tot instanties die psychologische hulp bieden.
Afgezien van het feit dat men daar te kampen heeft met ellenlange wachtlijsten, kunnen die uiteindelijk weinig meer doen dan de pastoor van toentertijd, bij wie men met dit probleem al zeker niet terecht wil, tenminste als men zich niet tevreden stelt met een moreel gekleurde terechtwijzing.
De pastorale terechtwijzing werd inmiddels overgenomen door jan met de pet die zelf rechter speelt en ook straft, psychosociaal en/of fysiek, en die inmiddels politici aan de macht gestemd heeft die de antidiscriminatiewetten jegens lgtbq-personen opnieuw afschaffen en vervangen door wettige discriminatie en door nog andere straffen.
Het wetenschappelijk gedragen werk van degenen die zich hebben ingezet om de impact van discriminatie op het persoonlijke en maatschappelijke welzijn aan te tonen, om de bij discriminatie aan de orde zijnde vooroordelen in kaart te brengen en om het extremisme te bestrijden, wordt door bendes van nitwits zomaar van tafel geveegd van zodra deze middels democratische verkiezingen aan de macht werden gebracht.
Dat dit mogelijk is, vormt een nog helemaal niet in kaart gebracht probleem waarvan de ernst mag blijken uit het feit dat sinds kort in de Verenigde Staten van Amerika onder meer over de volksgezondheid zal beslist worden door figuren die er desbetreffend bijzonder omstreden en derhalve levensgevaarlijke opvattingen op nahouden.
De kern van het euvel zit hem uiteraard hierin dat, op onrechtstreekse wijze maar desalniettemin geheel effectief, beslissingen over bijvoorbeeld de kwestie wat al dan niet goed is voor de gezondheid, niet langer worden genomen door wetenschapslui maar door de (onwetende) massa. Michel Foucault duidde dit kwaad eerder aan als zijnde inherent aan de democratie die de waarheid op structurele gronden fnuikt.1
(J.B., 17 februari 2025)
1“"Hoe komt het dat het ware vertoog in de democratie machteloos is?", zo vraagt Foucault zich af en hij komt tot een bijzonder besluit: de democratie kan de goede van de slechte redenaar niet onderscheiden, zij moet hoe dan ook luisteren naar de meerderheid (de slechtsten) terwijl de besten in de minderheid zijn: het spreken van waarheid is in een democratie structureel onmogelijk.” (Michel Foucault, De moed tot waarheid. Het bestuur van zichzelf en de anderen II, Colleges aan het Collège de France (1983-1984), met woord vooraf en redactie door François Ewald en Alessandro Fontana. Situering en redactie door Frédéric Gros. Vertaling door Ineke van der Burg. Uitgeverij Boom, Amsterdam 2011, pp. 60-67. [Oorspronkelijk: Le courage de la vérité. Le gouvernement de soi et des autres II. Cours au Collège de France (1983-1984), Paris: Gallimard/Seuil 2009]. Zie ook: Panopticum corona (http://blogimages.seniorennet.be/tisallemaiet/attach/170161.pdf ), o.m.: pp. 101v, 172v, 689v.
16-02-2025
Het nieuwe verhaal
Het nieuwe verhaal
In de nacht wordt een vrouw verkracht door een demon wiens zoon zij baart.
Zij geeft hem de borst, het instinct stelt geen vragen; onlesbare dorst, de toekomst is zwart die zij bergt in haar hart: kom hier, mijn kind, niemand zal u belagen!
Het immer gevreesde is de nieuwe baan; de ingeslagen weg, een dood lopend spoor maar wij moeten hem gaan.
En de voeten stappen, altijd voort, de lange rangen zwijgen; stoeten stuwen, de cadans houdt aan, de blinde reizigers hijgen.
Alle neuzen dwalen, een dikke mist vertelt de vreemdste verhalen.
En het lied van de leugen, onder een zwarte vlag, klinkt almaar luider, klamme lach.
Holle klokken, hoog in de lucht, verlammende tocht, gekreun en gezucht. De afgrond wenkt, er is geen licht in dit gehucht.
Op voorspraak van de duivel aan de macht: een bende, bewapend tot de tanden.
Hoge hoeden op lege hoofden.
Krieg und Leichen.
In het continent van de waanzin, slokop van de aarde - sinds eeuwen drijven zij slaven voort.
O, Atlantische Oceaan, gigantisch graf, diepzee der mamonen!
O, plantages van thee en katoen, luxe van ivoor, rubber en ertsen, gekerstende nertsen.
Zwartjes in het gareel, het geweer in de nek, bleke gebeenten langs de weg, hoofden gespietst op staken die tuinen van kolonialen bewaken.
Geniale vorst, beschavingswerk, christianisatie, rijke kerk, zerk op het graf van kolonisatie, mobilisatie.
Massagraven, botten en schedels, gedenk, o mens: van stof en as.
Onacceptabel? Accepteer!
Incontournable? Contourneer!
De tijd is gekeerd, vloed werd eb, slechts herinnering rest.
Het lege strand met de dode vissen.
Het nieuwe normaal, het oude verhaal.
De derde wereld? Eén antwoord: hekken!
Hekken rondom fort Europa. Hekken rondom de United States. Hekken, hekken en nog eens hekken!
De vierde wereld? Eén antwoord: hekken!
Miljoenen mensen, herleid tot obstakel: het obstakel van de massamigratie.
En de leeghoofden, de hoge hoeden: zij willen het obstakel weg.
De glazenwassers in de resto's, de kuisploegen van hotels, de straatvegers in de steden, de venters met pizza, kip en kaas, arbeiders in fabrieken, verzorgers van zieken, soldaten aan 't front? Obstakels! Obstakels! Maak de staat gezond!
Treuzel niet, zo schreeuwen zij, de plastic faces want daar komt de strijd: schakel nu over op oorlogsmentaliteit!
We want more! We want more!
We want war! We want war!
Maar kijk, massaal benemen de slaven zich van 't leven. Nog onvolwassen al weggezet als kaf, haken zij af, dwalen door de stegen van een massagraf, snuiven tot hun hersens openbarsten. En de overlast belandt in de goot bij het schroot.
In de nacht wordt een vrouw verkracht door een demon wiens zoon zij baart. Zij geeft hem de borst, het instinct stelt geen vragen; onlesbare dorst, de toekomst is zwart die zij bergt in haar hart: kom hier, mijn kind, niemand zal u belagen!
“Er zijn mensen die meetellen en er zijn er ook die helemaal niet van tel zijn”1: zo besluit Simone Weil (1909-1943) nadat ze in 1936 een jaar lang als fabrieksarbeidster aan de slag was geweest. Maar nog belangrijker is de geheel onverwachte en bittere levensles die zij moet trekken: “eenmaal de limiet voorbij, leidt verdrukking niet tot revolte maar tot een bijna onweerstaanbare neiging tot absolute onderwerping.”2 Het gaat om de toestand van versuffing of apathie waarin men tegen wil en dank gebracht wordt eenmaal men geen kant meer uit kan en het lijden eigenlijk lijkt opgehouden te hebben.3
De Roemeens-Amerikaanse filosoof Costica Bradatan citeert de woorden van de Franse filosofe in zijn artikel dat haar transformatie beschrijft door de ervaring van het lijden in de slavernij. Bradatan: “Vanuit haar empathie met de verdrukten, ervoer zij hun lijden als het hare. Aldus kreeg zij het brandmerk van de slavernij (…) dat haar transformeerde.”4
Medelijden blijkt een voorwaarde voor begrip en door haar ervaring ging Weil zichzelf beschouwen als een slaaf die dit lot omarmt - in haar geval als christen in de context waarin het christendom “de religie van de slaven” heet te zijn.5 Haar verzoening met dat lot is vergelijkbaar met de houding van Sisyphus in het essay van de atheïst Albert Camus die voor Simone Weil een grote waardering had.
Sisyphus wekte de woede van de goden door hen uit te dagen, onder meer door Thanatos (de dood) te ketenen zodat (voor korte tijd) onsterfelijkheid op aarde heerste. Als straf moet hij voor immer in de Hades (de onderwereld) een steen tegen een berg aan rollen.
Camus beschouwt zijn held alsnog als gelukkig daar deze moedig zijn straf aanvaardt. Die straf gelijkt op die van de mens in de christelijke mythologie. Ook daar legde de mens de goddelijke voorschriften naast zich neer, verloor daardoor zijn onsterfelijkheid en kampt voortaan met het absurde: een bestaan waaruit het leed en de slavernij niet te bannen zijn. Zoals Sisyphus vindt ook Simone Weil in de dappere (of is het de wanhopige?) omarming van dit wrede lot het ultieme soelaas.
(J.B., 12 februari 2025)
1Costica Bradatan, Christ at the Assembly Line. How a year of factory work transformed Simone Weil, gepubliceerd in: In Praise of Failure: Four Lessons in Humility, Harvard University Press 2023 en weergegeven in: Commonweal Magazine d.d. 8 januari 2023, par. 34: “When Weil summarized her factory experience, she singled out two lessons she had learned. The first, “the bitterest and most unexpected,” was that oppression, beyond “a certain degree of intensity,” does not generate revolt, but “an almost irresistible tendency to the most complete submission.” The second was that “humanity is divided into two categories”: those “who count for something” and those “who count for nothing.” Both these lessons would stay with her for the rest of her life.” Zie: https://www.commonwealmagazine.org/simone-weil-slavery-capitalism-revolution-christ
2Ib., par. 33: “L’année d’usineallowed Weil to make some important observations about what happens to human beings as they are reduced to a cog in a social machine. “Nothing is more paralyzing to thought,” she would write in 1936, than “the sense of inferiority which is necessarily induced by the daily assault of poverty, subordination, and dependence.” If you happen to be assigned to a cog’s position, you eventually become a cog—not just in others’ eyes, but also in your own. The most difficult thing to retain in the factory, she discovered, was a sense of human dignity; everything there conspired to keep you in a “state of subhuman apathy.” Once you’ve surrendered to this state, anything can be done to you. You are no longer a person, but an object at anyone’s disposal.”
3Ib., par. 31: ““After a few years, or even a year, one no longer suffers, although one remains in a sort of stupor.” [aldus deelde een medearbeidster van S. Weil aan haar mede] Weil found that intolerable. “This seems to me to be the lowest stage of degradation.””
4Ib., par. 41: “Because of her profound empathy for the oppressed, she felt the suffering around her as her own. That’s how she received la marque de l’esclavage, which she likens to “the branding of the red-hot iron the Romans put on the foreheads of their most despised slaves.” That’s also how she was transformed: “Since then,” she wrote, “I have always regarded myself as a slave.” “
5Ib., slotparagraaf: “An intense religious experience, which occurred soon after her factory stint, sealed the transformation. Finding herself in a small fishing village in Portugal, she witnessed a procession of fishermen’s wives. Touring the anchored ships, they sang “ancient hymns of a heart-rending sadness.” Weil froze in place. There, a conviction was “suddenly borne in upon me that Christianity is preeminently the religion of slaves, that slaves cannot help belonging to it, and I among them.” Nietzsche, too, had said that Christianity was the religion of slaves. He was right, but for all the wrong reasons.”
12-02-2025
De mythe van Sisyphus van Albert Camus
De mythe van Sisyphus van Albert Camus
“Il n'y a qu'un problème philosophique vraiment sérieux : c'est le suicide. Juger que la vie vaut ou ne vaut pas la peine d'être vécue, c'est répondre à la question fondamentale de la philosophie.” Aldus begint Albert Camus zijn Essai sur l’absurde uit 1942, getiteld: Le mythe de Sisyphe.
Het hele essay bouwt verder op deze introductie maar wie staan stil bij het vooroordeel dat zij verbergt? Immers, voor waar aannemen wat daar staat, is zich bezondigen aan een fundamentele vergissing. Dat wij in het leven geworpen zijn, zal wel niemand ontkennen, maar vervolgens stuiten wij op niet één maar op twee serieuze denkfouten. Dat wij in staat zouden zijn om te beoordelen of het de moeite loont om verder te leven, is een eerste misvatting. En dat wij in staat zouden zijn om aan ons leven een eind te maken, een tweede. Verklaren we ons eerst nader, te beginnen bij de laatst genoemde dwaling.
De zelfmoord wordt meestal - en ook hier - bijzonder simplistisch voorgesteld, meer bepaald vanuit de aanname van een fysicalistische metafysica. Er wordt namelijk vanuit gegaan dat men het leven kan beschouwen van buitenaf zoals een toeschouwer een toneel: de toeschouwer zelf zit niet op de scène, hij maakt geen deel uit van het toneel maar hij neemt het wel waar en hij kan er zijn zegje over doen zonder zich in het spel te mengen.
Metafysisch gezien is die opvatting uiteraard totaal oneigenlijk. Men kan het leven niet waarnemen zonder er zelf aan te participeren. Er is zelfs geen sprake van dat een object zou kunnen bestaan zonder een waarnemend subject dat tegelijk deel moet uitmaken van de wereld van het object. Die problematiek is uitgebreid en moeilijk maar met betrekking tot ons onderwerp kunnen we met zekerheid besluiten dat de auteur van Le mythe de Sisyphe van start gaat met een vooroordeel.
Wanneer wij iemand een kogel door zijn kop zien jagen, verdwijnt hij weliswaar uit onze wereld maar waar hij dan wél terecht komt, kunnen wij onmogelijk beoordelen omdat wij de 'zintuigen' daartoe moeten missen. Wij zien met andere woorden weliswaar de zelfmoordenaars uit onze wereld verdwijnen maar wij bevinden ons (nog) niet op de plek waar zij terecht komen.
Men merkt hierbij uiteraard onmiddellijk op dat wij over een gebeurlijk hiernamaals helemaal geen uitspraken kunnen doen maar dat doet helemaal niets af van het feit dat wij het bestaan ervan niet zomaar kunnen uitsluiten. En dat betekent dat wij in onzekerheid verkeren over het antwoord op de vraag of iemand na zijn zogenaamde zelfmoord op de een of andere wijze nog bestaat. Gezien vanuit een fysicalistisch perspectief, bestaat een dode inderdaad niet langer maar het fysicalisme is niet onomstreden, het is een aanname zoals ongeacht welke andere.
En dan, wat betreft de eerst genoemde denkfout, rijst de vraag of wij wel in staat zijn om te oordelen of het leven al dan niet de moeite loont want er wordt zonder meer vanuit gegaan dat dit wel het geval zou zijn. Kan iemand zeggen dat een boek niet de moeite van het lezen waard is als hij het nog maar half gelezen heeft? Met een boek dat gaat vervelen moet men inderdaad niet doorgaan, men kan het maar beter opzij leggen en een ander boek beginnen. Alleen verkeren wij ook hier in de onzekerheid of men na een leven waar men uitgestapt is, zoals men dat nu uitdrukt, een volgend leven kan instappen.
Niet één maar twee onzekerheden zetten de aanname waarvan dit essay vertrekt op losse schroeven. Wat Camus na die aanname schrijft, namelijk: “le reste, (…) ce sont des jeux”, is derhalve ook op wat hij aanneemt zelf van toepassing: het hele betoog is een spel want het is gebaseerd op louter veronderstellingen of spelregels: “Stel eens dat...” Gesteld dat wij zekerheid hadden over de genoemde zaken, dan was het betoog van Camus ernst, maar dat is dus niet het geval. Wat niet wegneemt dat Camus meeslepend schrijft, mooi en boeiend. Zo mooi en zo boeiend als een spel maar kan zijn waarin men zich helemaal verliest.
(J.B., 11 februari 2025)
11-02-2025
Over wolven en schapen
Over wolven en schapen
Wetenschappelijk onderzoek heeft aangetoond dat (in tegenstelling tot homoseksualiteit) homohaat (net zoals vrouwenhaat, vreemdelingenhaat en angst voor spoken) volgt uit (meestal culturele) conditionering (in een irrationele opvoeding en omgeving). Zoals het belletje op het tijdstip van de maaltijd de speekselklieren van de hond van Pavlov doet werken, kan het zien van homoseksueel gedrag aversieve reacties losmaken bij geconditioneerde of bevooroordeelde personen.
Schrijnend zijn de gevallen waarbij homo's, vrouwen, zwarten of vreemdelingen zelfhaat ontwikkelen waar zij de vooroordelen en de haat van derden geïnternaliseerd hebben en zijn gaan toepassen op zichzelf. Op die manier ontstaat de psychologische paradox van de zelfdiscriminatie, die het wezen is van het minderwaardigheidscomplex. Wie met dat ziektebeeld opgescheept worden, zijn afhankelijk van andermans oordeel en aldus bijzonder kwetsbaar en jammer genoeg vormen zij een gratuit voorwerp van misbruik voor schurken.
De ernst van die gang van zaken kan moeilijk worden overschat. Mensen die onterecht zijn gaan geloven dat zij slecht zijn, laten zich uiteraard ook makkelijk schuld aanpraten en meer bepaald andermans schuld. Dat maakt hen tot ideale zondebokken waar lieden met weinig scrupules gretig naar op zoek zijn om zich van de eigen schuldgevoelens én schulden te kunnen bevrijden.
Dat scenario is gelijkaardig aan het verhaal dat verklaart waarom in de gevangenissen zoveel onschuldigen vastzitten: moordenaars proberen anderen voor hen te laten opdraaien zodat zij zelf niet langer worden gezocht. Waar kwetsbare mensen werden beladen met andermans schulden, komen zij terecht in de greep van die criminelen en zo zitten zij in feite vast in kerkers die voor derden onzichtbaar zijn, wat de uitzichtloosheid van hun situatie bezegelt en hen tot wanhoop drijft. De ironie van het lot wil dat deze wreedheden bij voorkeur de meest gewetensvolle mensen treffen.
Nu is die praktijk dermate ondoorzichtig dat hij veeleer regel is dan uitzondering. Eeuwen lang immers werd hij toegepast door de kerk die middels haar 'herders' onder de fantastische dreiging van eeuwige hellestraffen, de gelovigen zonden of schulden heeft aangepraat welke alleen met boetedoening konden worden ingelost. Die boetedoening vertaalde zich onder meer in het betalen van afkoopsommen waarmee het instituut zonder gelijke in de ganse geschiedenis van het mensdom haar macht heeft ontplooid. Het is allang een publiek geheim dat in de politiek de herders verkapte wolven zijn.
De complexe psychologische praktijk waarbij kwetsbare mensen worden opgezadeld met andermans misdaden, vindt een exponent in de verwisseling van veroorzakers met slachtoffers van leed waarvan de oorsprong van psychosociale aard is en derhalve moeilijk aantoonbaar.
Een concreet voorbeeld is dat van leed door schaamte met irrationele gronden of wortels in extremistische opvattingen.
Mensen die zich schamen omdat zij tot een minderheid behoren, zoals zwarten met geïnternaliseerde negerhaat in een land van blanken, of zoals vrouwen en homo's met geïnternaliseerde haat in extreemrechtse culturen, kunnen zonder veel weerstand beschuldigd worden van kwaad dat zij niet hebben verricht maar daarentegen wel moeten ondergaan.
Die gang van zaken is vaak beladen alsook complex en laat mede daardoor te wensen over inzake transparantie en intelligibiliteit.
Zekere 'sociale spanningen' worden dan geassocieerd met de aanwezigheid van andersvaliden, vrouwen, vreemdelingen of leden van de lgbtq-gemeenschap, maar aan die associatie wordt alras het karakter van een oorzakelijkheidsverband toegekend waarbij de minderheden ervan beschuldigd worden voor die spanningen verantwoordelijk te zijn.
Die beschuldigingen zijn onterecht want in werkelijkheid is het euvel toe te schrijven aan een gebrek aan intelligentie of aanpassingsvermogen bij wie de veroordelingen uitspreken. Het minderwaardigheidscomplex van de onterecht beschuldigden in combinatie met enerzijds het gebrek aan transparantie van de problematiek en anderzijds het gebrek aan intelligentie bij de onrechtplegers, versterkt het schrijnende onrecht nog meer en zorgt voor vaak onomkeerbare maatregelen die de gang van zaken in het honderd laten lopen.
Dat alles brengt mee dat het publiek maar ook de verantwoordelijken liever de andere kant op kijken waardoor het onrecht vrij spel krijgt. Minderheden worden dan in het openbaar beschuldigd en veroordeeld, de massa eist wetten die hun vrijheden aan banden leggen en aldus wordt het onrecht geïnstitutionaliseerd, de misdaad wordt de regel, de misdadigers regeren.
(J.B., 10 februari 2025)
10-02-2025
Schuldig verzuim (Jean-Paul De Corte) - Aflevering 11. Over het lot van activisten
“Ik ben geridderd tot paria en de bijhorende medaille moet ik zelf betalen zonder ze te kunnen weigeren.”2 Aldus dokter De Corte over het eigen lot nadat hij het jarenlang en zonder reserve opnam voor de slachtoffers van twee ongelukken welke in wezen misdaden zijn en meer bepaald samenzweringen. De held moet immers nimmer rekenen op dankbaarheid, integendeel: men gaat hem naar het leven staan. Het is een intrieste werkelijkheid die echter van alle tijden is en die standhoudt met een hardnekkigheid waar geen kruid tegen opgewassen blijkt. Een verklaring vergt een nadere analyse.
Vooreerst is het volgende onrecht een bittere realiteit: onder bepaalde omstandigheden worden volstrekt onschuldige mensen vervolgd, niet omdat ze hun vervolgers kwaad zouden berokkend hebben maar om die ene reden dat hun vervolgers van hen helemaal niets te vrezen hebben. Verbijsterend? Absoluut, maar niet onverklaarbaar.
Met onschuld wordt hier bedoeld dat de slachtoffers in kwestie niets hebben misdaan aan wie hen vervolgen maar dat blijkt ook helemaal geen voorwaarde voor het zich voltrekken van de vervolging. Het gaat hier immers niet om revanche en evenmin om sadisme, ofschoon het daarop gelijkt. De reden voor een dergelijk handelen is opgelopen frustratie die men dan zonder al te grote risico's poogt af te reageren. Het scenario is als volgt.
In de pikorde heeft iemand een pik gekregen maar de schuldige wordt met rust gelaten omdat hij in de pikorde hoger staat en derhalve sterker is. Indien de gepikte wraak zou nemen op zijn pikker, ware dat wel rechtvaardig maar het slachtoffer ziet af van recht omdat hij de zwakste is: zijn poging om recht te doen geschieden, is tot mislukken gedoemd. Edoch, eenmaal het slachtoffer heeft ingezien dat recht niet zal geschieden omdat elke poging tot wraak het doel zou missen, neemt hij vrede met een minder prestigieus doel, namelijk het afreageren van zijn frustratie. En daartoe is het niet nodig dat zijn slachtoffer schuld draagt: het volstaat dat hij weet dat die niet terug zal slaan en dat is het geval als het slachtoffer in de pikorde onder hem staat. En nu wordt duidelijk waarom wij moeten vaststellen dat volstrekt onschuldige mensen worden vervolgd... omdat hun vervolgers van hen niets hoeven te vrezen.
Andermaal: het is niet de rechtvaardigheid die wordt nagestreefd en die derhalve vereist dat onrechtplegers worden gestraft; het doel is zich van frustraties te bevrijden en dat kan makkelijkst als de aanval zich op zwakkeren richt. Volstrekt onschuldige mensen worden vervolgd omdat hun vervolgers van hen niets hoeven te vrezen.
De vervolgden kunnen weerloze huisdieren zijn maar mensen genieten de voorkeur: mensen die zich niet zullen verweren, hetzij omdat ze dat niet kunnen, hetzij omdat ze dat niet willen. Mannen die hun echtgenotes afranselen zijn nog steeds geen uitzonderingen en naast vrouwen zijn uiteraard vaak ook kinderen het doelwit van belaging, onbeschermde ouderlingen of zieken, andersvaliden, homo's, vreemdelingen, illegalen of... pacifisten.
In de geschiedenissen die aan bod komen in Schuldig verzuim betreft de vervolgde een arts en derhalve een burger die beroepshalve zijn leven wijdt aan het welzijn van de medemens. En ook criminelen weten: zo iemand is wel de laatste van wie moet worden gevreesd dat hij zijn toevlucht zal nemen tot wraak en geweld. Onrechtplegers die door een pacifist ontmaskerd worden, hoeven zich niet in te houden om terug te slaan want veel hebben zij niet te vrezen.
Een bijkomende drijfveer voor het berokkenen van kwaad is de angst voor het gezichtsverlies dat door de auteur wordt geïllustreerd met de anekdote van een politicus die in een poging om aan die oneer te ontkomen, zichzelf een kogel door de kop jaagt. Ontmaskering is het laatste waarop hypocrieten hopen omdat hun hele bestaan staat of valt met het ophouden van de schone schijn. Zelfmoord is daarbij de allerlaatste toevlucht, wat wil zeggen dat moord de voorkeur geniet. Moord of de minder risicovolle vorm ervan: monddoodmaking. Om hun misdaden te verbergen, wordt het verhaal van de aanklagers afgedaan als “larie en apekool” - aldus blokletteren de kranten.
Maar dan is er nog een bijkomend verschijnsel dat in het nadeel van de aanklager speelt: met slinkse middelen trachten criminelen het publiek tot hun achterban te maken, er hierbij op rekenend dat zij genoeg druk kunnen uitoefenen om ervoor te zorgen dat de mensen de andere kant op kijken: zij trachten te bekomen dat de mensen tegen beter weten in zullen belijden wat zij willen dat ze belijden. Misdadigers immers stellen zich tevreden met de belijdenis van de leugens waarbij zij garen spinnen; wat de mensen écht geloven, raakt hun koude kleren niet - het volstaat dat zij zwijgen.
De tactiek die hiervoor wordt aangewend, heet intimidatie. Intimidatie is “het oproepen van angst [voor lichamelijk of psychisch geweld, voor statusverlies, sociale uitstoting of geweld tegen bezittingen] om iemands gedrag te beïnvloeden”3, in dit geval om iemand het zwijgen op te leggen. Intimidatie wordt vaker versterkt door die te combineren met beschuldigingen en met pesten: de beschuldigingen versterken de angst bij het slachtoffer waarbij de pester zich immuun maakt door boude uitspraken te verkappen met multi-interpreteerbare suggesties (“Je weet best wat ik bedoel...”). Eenmaal de jacht op het slachtoffer werd ingezet, gaat die zich voelen zoals 'opgejaagd wild', wat de achterdocht voedt en het gedrag destabiliseert, zodat derden de handel en wandel van het slachtoffer als vreemd gaan beoordelen en zich makkelijker tegen hem keren. Gevoelige persoonlijkheden zoals de door de auteur beschreven klokkenluidster gaan er door intimidatie psychisch onderdoor, ze krijgen PTSS, worden ook fysiek ziek of sterven voortijdig, wat de auteur heeft benoemd als de “vergeten moorden”4. “Het omdraaien van de rollen, van het slachtoffer een dader maken en van de dader een slachtoffer is een beproefde techniek en iets waar de sensatiepers kan van smullen.”5
(J.B., 9 februari 2025)
1Jean-Paul De Corte, Schuldig verzuim, StoryLand, Wommelgem 2024.
Aflevering 10. Mensenrechtenactivisme, een bedreiging voor de gevestigde orde
In zijn artikel, getiteld: De psychologie van de menselijke wreedheid,2 waarmee Jan De Laender verwijst naar zijn boek uit 2004, Het hart van de duisternis: psychologie van de menselijke wreedheid, wordt, verwijzend naar Milgram, vastgesteld dat figuren zoals Hitler en zijn medestanders wreedheid en terreur veroordeelden: zij waren zich kennelijk van geen kwaad bewust. Het blijkt vaak veeleer 'instrumentele wreedheid' dan haat.3 Deze potentaten denken in orde te zijn als ze zich kunnen verantwoorden tegenover God en dat doet denken aan de Spaanse dictator Franco die zich 'Caudillo de España por la Gracia de Dios' liet noemen. De Laender zijn boek (Het hart van de duisternis: psychologie van de menselijke wreedheid) draagt dezelfde titel als de beroemde novelle van Joseph Conrad uit 1899 over de genocide onder Leopold II in de Congo: Heart of Darkness.4
Conrad beschrijft daarin onder meer de ivoorhandelaar Kurtz in de Congo die zijn tuin heeft afgezet met palen waarop afgehakte mensenhoofden prijken. Edoch, “Hij verlangde bij zijn terugkomst (…) op het treinstation opgewacht te worden door [hem grenzeloos erkentelijke] koningen.”5 We kunnen onze eerder gepubliceerde bedenkingen hierbij alleen maar (samenvattend) herhalen.
De jungle van de beschaving...
Nog niet zo heel lang geleden was het zo dat het oerwoud met zijn eigen wetten, de wetten van de natuur, de wetten van de jungle of kortom de wetteloosheid, zich uitstrekte over de hele aardbol. Alleen was er hier en daar een enclave, een nederzetting van mensen, een beschaving waarin wetten golden die tegen de wetten van de jungle in gingen omdat deze 'onmenselijk' werden geacht. Het wilde oerwoud van de wetteloosheid met daarin hier en daar een tamme of een door mensenwetten geregelde stad.
De mens lijkt op zijn minst 'niet zonder meer natuurlijk', om niet te zeggen 'onnatuurlijk', 'tegennatuurlijk' of 'bovennatuurlijk': hij voert wetten in waar er voorheen geen waren. Hij legt zichzelf beperkingen op. Op de keper beschouwd doen ook meer ontwikkelde dieren dat. Men betreedt het territorium van een ander niet omdat men kan anticiperen op een reactie die het eigen leven in het gedrang brengt. Wetten hebben te maken met anticipatievermogen en anticipatievermogen is denkkracht. Wetten zijn producten van groepswezens die beschikken over denkkracht. En denkkracht heeft te maken met de grote hersenen. Zoals de grote hersenen de kleine overwoekerd hebben, zo overwoekerden de beschavingen het oerwoud van weleer.
Vandaag wordt de hele aardbol overwoekerd met zogenaamd beschaafde volkeren en het oerwoud van weleer werd gereduceerd tot hier en daar nog een kleine enclave - een museum - middenin een volledig geciviliseerde wereld.
Edoch, wij weten hoe die strijd meestal verloopt in oorlogen en veroveringen: het sterkere land onderwerpt het zwakkere maar al te vaak blijkt de cultuur van het zwakkere sterker en wordt zij door het land dat is gaan heersen, overgenomen. Kennelijk is precies hetzelfde gebeurd in de genoemde evolutie: het oerwoud heeft zijn plaats afgestaan aan de beschaafde stad maar die beschaafde stad wordt nu op haar beurt overheerst door de cultuur van de jungle. Wij zijn met andere woorden beland in een beschaving van wetteloosheid.
De grote hersenen triomferen over de hersenstam waar het gemoed zich situeert en de instincten maar op de een of andere manier hebben de instincten op hun beurt de grote hersenen voor zich weten te winnen en stellen zij het denken in hun dienst. De beschaving heeft de aarde overwoekerd, zij heeft vrijwel alle plekken ingenomen die eertijds toebehoorden aan het oerwoud of de jungle maar in het hart van de beschaving heerst voortaan de wet van de jungle.
De oerinstincten uit de hersenstam van weleer regeren over de rationaliteit van de overwoekerende grote hersenen. En dat zij dat doen, blijkt uit het ontstaan van een bijzondere discrepantie, met name de kloof tussen redenen en drijfveren. Dat onze beschaving hypocriet is, betekent dat zij zich voordoet als menselijk terwijl zij dat allerminst is: haar rationaliteit heeft volstrekt irrationele gronden. En de nieuwe jungle waarin wij heden beland zijn, blijkt afgrijselijker dan het oerwoud van weleer.
Wellicht ligt daar de betekenis van de slotzin in het nawoord van Bas Heijne, de vertaler van Conrad's Heart of Darkness naar het Nederlands: “Als hij (Joseph Conrad) ons in Hart der Duisternis iets verteld heeft, is het dat ze diep in onszelf ligt.”67
Mensenrechtenactivisten bedreigen de gevestigde orde...8
Verslag uitbrengen over wantoestanden in verre landen of in lang vervlogen tijden is weliswaar noodzakelijk maar het is tevens al te gemakkelijk om daar vrede mee te nemen: de uitdaging is het aanklagen van misbruik en slavernij bij de deur.
Allen willen helden zijn daar waar zij helemaal niks te verliezen hebben doch er in tegendeel nog grof geld aan verdienen. De aangehaalde slotzin van Adam Hochschild in zijn Congoboek illustreert het probleem van het vrije woord: “Ten tijde van de Congocontroverse honderd jaar geleden vormde het idee van volledige - politieke, sociale en economische - mensenrechten een ernstige bedreiging voor de gevestigde orde van de meeste landen op aarde. En dat is vandaag de dag nog steeds zo.”9
De gevestigde orde weet zich bedreigd door wie opkomen voor de mensenrechten en om die reden kunnen mensenrechtenactivisten de gevestigde orde niet anders opvatten dan als een bedreiging - die aan velen van hen het leven blijft kosten. Maar wat is de gevestigde orde?
Het voorbeeld bij uitstek hier te lande is de moord op veearts-keurder Karel Van Noppen: omwille van het correct uitvoeren van zijn job werd de man op 20 februari 1995 nabij zijn woning in Wechelderzande met drie geweerschoten om het leven gebracht en op één na werden de vier verdachten intussen allemaal weer vrijgelaten.10
Omdat het kwaad zich van het goede onderscheidt in zijn bijzondere eigenschap van lichtschuwheid, moet hierbij eerst opgemerkt worden dat daar waar de gevestigde orde gevreesd moet worden, zij zich per definitie ophoudt in de duisternis terwijl aan het werk van mensenrechtenactivisten geen enkel motief kan toebedacht worden om zich aan het daglicht te onttrekken, het voltrekt zich immers in het belang van ongeacht welke mens aan wie immers van nature uitgerekend die rechten toekomen waarvan het bezit door de bewuste activisten wordt verdedigd.
In zijn Hart der Duisternis maakt Joseph Conrad duidelijk dat mensen gedreven worden door een irrationaliteit met een afgrijselijk gezicht welke ook maakt dat beschaving niet anders dan hypocriet kan zijn. De beschaving toont een orde die op de keper slechts een schijnorde is omdat zij in het verborgene gefnuikt wordt door een feitelijke macht die zich er echter voor hoedt in het voetlicht te treden. Hormonenhandelaars opereren ondergronds en nemen daar ook vrede mee omdat zij aldus alsnog hun wil doordrijven en hun profijt doen terwijl de in feite door hen beheerste politiek de andere kant op kijkt. Vooraleer het Derde Rijk zich in alle openbaarheid vestigde, traden de agenten ervan reeds op in den duik en gingen zij hun gangen, aldus de staat in feite ondermijnend, hetzij binnen de perken van de legaliteit, hetzij op andere ongeziene of niet te bestraffen manieren. Schurken zijn in de regel tevreden met de verborgenheid waarin zij hun handeltje kunnen voeren en daarom streven zij ook niet naar openbare politieke macht die sowieso de eigenlijke motieven van hun handelwijze aan het licht zou brengen (en die op de keper beschouwd ook nog een mogelijkheidsvoorwaarde vormt voor de criminaliteit en derhalve voor hun winsten). Edoch, onder de invloed van zekere omstandigheden gebeurt zulks alsnog, wat altijd catastrofaal zal uitdraaien voor een beschaving omdat dan, paradoxaal genoeg, de voordien verborgen want criminele ondergronds gevestigde orde als zodanig in de openbaarheid treedt daar het daarna niet langer onwettig is om er bepaalde ideeën en praktijken op na te houden. De voordien verborgen gevestigde orde gaat zich politiek manifesteren, wat wil zeggen dat zij in de openbaarheid treedt nadat een nieuwe ideologie haar praktijken heeft gewettigd. Zolang iedereen gelijk is voor de wet, worden de joden alleen maar gepest maar hypocrisie is niet langer nodig waar iedereen het er krachtens nieuwe ideeën en navenante wetten over eens geworden is dat de joden ratten zijn en dat zij dienen uitgeroeid te worden in het teken van het algemeen welzijn. Wettige bestraffing neemt de plaats in van de pesterijen van weleer en de pesters worden nu functionarissen van de staat die de massamoorden voltrekken met het gevoel van comfort dat het volbrengen van de burgerplicht begeleidt. En dat is uiteindelijk ook de betekenis van de immer aangehaalde beruchte uitvlucht welke de vlucht voor verantwoordelijkheid betekent: "Befehl ist Befehl!" Wij moorden net zoals voorheen maar dan met dat cruciale verschil dat we dat nu in alle openbaarheid (kunnen) doen: wij worden er niet langer scheef voor bekeken, laat staan gestraft; wij worden er voor geëerd en betaald. Allen willen helden zijn daar waar zij helemaal niks te verliezen hebben doch er in tegendeel nog grof geld aan verdienen en eer voor opstrijken maar ook andersom achten zij die carrière maken en eerbewijzen in de wacht slepen zichzelf helden, ook al is het moorden wat zij doen.
Mensenrechtenactivisten bedreigen de verborgen gevestigde orde, die de feitelijke macht is, doordat ze het aan het licht komen van haar malafide praktijken forceren. Karel Van Noppen handelde in de legaliteit, zijn moordenaars handelden in de illegaliteit en dat doen zij vandaag nog steeds: zij oefenen macht uit over de legaliteit en die macht continueert zich quasi onverstoord, getuige het opgeblazen vee in het weiland alom. Veekeurders moeten dansen naar de pijpen van de hormonenmaffia zolang de dreiging van de laatst genoemden reëel is en die realiteit wordt geconstitueerd door het feit dat de bestraffingen die maffioso opleggen om hun willetje door te drijven, afschrikwekkender zijn dan deze die de wet hanteert om de misdaad in te perken - veekeurders en ook alle andere agenten wiens job het is ervoor te zorgen dat de wetten worden nageleefd. Bij uitstek mensenrechtenactivisten ijveren ervoor dat die wetten worden nageleefd waarvan elk weldenkend mens wenst dat zij door allen nageleefde wetten zijn of zouden worden.
Mensen daarop attent maken dat zij de wetten dienen na te leven is sowieso mensen (bij uitstek op heterdaad) betrappen op wetsovertredingen of deze aan het licht brengen en criminelen weten dat zij hun gangetje kunnen gaan zolang zij niet betrapt worden, zodat zij er een sport van maken om hen door wie zij vrezen betrapt te worden, uit te schakelen. En waar niet zomaar rechten doch mensenrechten in het geding zijn, jagen criminelen die immers vaak binnen de perken van de wet ageren doch niets ontziend de mensenrechten schenden, met des te meer furie op hun tegenstrevers.
Dat mensenrechten de gevestigde orde bedreigen betekent tevens niets anders dan dat de mens een bedreiging vormt voor de mammon (en uiteraard ook omgekeerd). Mens en geld - die twee sluiten elkaar uit omdat zij gedoemd zijn om te vechten om de heerschappij: ofwel moet het geld in dienst staan van de mens - het is tenslotte bedoeld als werkmiddel - ofwel staat de mens in dienst van het geld. Is dat laatste het geval, dan moet hij maar verdwijnen waar hij de economie niet langer tot nut is.
En dat is het lot van een wereld waarin het wilde kapitalisme heerst want zo'n wereld is de duisternis waarover meer dan honderd jaar geleden de Oekraïner Joseph Conrad schreef dat zij niet alleen de duisternis is die zich openbaart in de brousse maar tevens die welke zich verbergt in het hart van de beschaafde mens. En uitgerekend haar verborgenheid maakt van haar een ongeziene en niet in te schatten bedreiging.11
Publicaties zoals Schuldig verzuim van Jean-Paul De Corte bekampen het euvel op de meest doeltreffende manier, met name door het aan het licht te brengen. En waarheid aan het licht brengen is een taak van de kunstenaar. Alleen kunst kan de wereld redden...
(J.B., 7 februari 2025)
1Jean-Paul De Corte, Schuldig verzuim, StoryLand, Wommelgem 2024.
3“In december 1941, nadat Hitler het bevel had gegeven de ongeveer elf miljoen joden in heel bezet Europa op te sporen, te arresteren, te deporteren en te vermoorden, zei hij nog altijd: ‘Godzijdank heb ik altijd vermeden mijn vijanden te vervolgen. Ik ben niet het soort mens dat zijn vijanden echt een kwaad hart toedraagt, ik vervolg hen niet’. Ongeveer een jaar later zei hij: ‘Men kan zijn wil niet door geweld aan anderen opdringen. Ik heb een afkeer van mensen die er genoegen in scheppen het lichaam van hun medemensen te pijnigen of hun geest te tiranniseren’.”
5Joseph Conrad, Hart der Duisternis, L.J. Veen Klassiek, Atlas Contact Amsterdam/Antwerpen (dertiende druk) 2021 (1994), p. 153-154. (Oorspronkelijk: Heart of Darkness, Blackwood's Magazine, London/Edinburgh 1899 (in drie delen verschenen) en in 1902 gepubliceerd in boekvorm., p. 133.
8Joseph Conrad klaagde de horror in de Congo aan, Roger Casement en Edmund Morel sloten zich samen met andere activisten bij hem aan, Conrad weigerde dan weer zich aan te sluiten bij de intellectuelen die voor de vrijlating van Casement ijverden toen die opgehangen zou worden omdat deze naar zijn mening niet uit grootsheid maar uit ijdelheid zou gehandeld hebben, Jules Marchal was van 1948 tot 1960 koloniaal in Belgisch Congo en als districtscommissaris in Lisala bracht hij nog zelf zweepslagen toe aan de zwarten maar hij beweerde tot de jaren zeventig niet op de hoogte te zijn geweest van de misbruiken, waarna hij zelf de wantoestanden ging aanklagen in zijn geschriften. (Zie: https://nl.wikipedia.org/wiki/Jules_Marchal ) Nog vele anderen spelen voor mensenrechtenactivist vanuit vet betaalde jobs bij staatsinstellingen die alleen al door te bestaan de wantoestanden camoufleren. In Het Parool van 4 september 1998 schrijft Kees Tamboer: “Casement wilde de wereld wakker schudden en zocht (in 1896) voor zijn campagne (tegen de misbruiken in de Congo) steun bij Conrad. (…) Toen Casement in 1916 (...) opgehangen zou worden, weigerde Conrad een campagne van intellectuelen voor zijn vrijlating te ondersteunen. Een man die zich puur door emoties laat leiden, oordeelde hij, een tragische figuur, geen spoor van grootsheid, allemaal ijdelheid.” En Conrad brengt Casement onder bij de 'beschavingszeloten'. Zie: https://web.archive.org/web/20010311151142/http://www.parool.nl/boeken/100/34mooi.html
9 Adam Hochschild, De geest van koning Leopold II en de plundering van de Congo, Meulenhoff/Kritak 1998 (in een Nederlandse vertaling door Jan Willem Bos). (Oorspronkelijk: King Leopold's Ghost. A Story of Greed, Terror and Heroism in Colonial Africa, Adam Hochschild 1998), p. 307.
De gevestigde orde of het establishment zijn degenen die de factum de macht hebben - over anderen uiteraard - en dat zijn in het hier gegeven voorbeeld zogenaamde maffiosi (de 'hormonenmaffia') of criminelen maar niet alleen in het hier gegeven voorbeeld is dat zo. Men moet immers opmerken dat met de gevestigde orde niet het staatsapparaat bedoeld wordt want het staatsapparaat trekt aan het kortste eind waar machtsmisbruik eerst mogelijk en vervolgens feitelijk is. Inzake de moord op Karel Van Noppen moet onder de gevestigde worden verstaan: de vier schurken die de veearts-keurder bedreigd hebben om hem daarna koelbloedig te vermoorden en die handelden als vertegenwoordigers van een niet te tellen aantal bandieten die in eigen kringen doorgaan voor eerbare lui die hun vermeende rechten en die van hun medestanders (degenen met wie zij samenzweren) verdedigen - rechten, die in feite gestolen voorrechten zijn waarmee zij op louche wijze anderen benadelen en beschadigen. Het gaat om een criminele orde die ondergronds gevestigd is en die haar vestiging bestendigt middels dreigementen en, als die niet helpen, door het voltrekken van moorden, waarbij zij de hele staat het zwijgen oplegt middels het doden van een of meer van haar agenten.
Als heldenmoed nodig is om moord aan het licht te brengen en in de wetenschap dat het heldendom een zaak is die slechts enkelingen te beurt valt, kan men niet anders dan een besluit te trekken dat even onwezenlijk en gruwelijk is als logisch en dat luidt: in deze wereld hebben moordenaars eigenlijk vrij spel!
In Schuldig verzuim is de moordenaar een verslaafde non, haar slachtoffers zijn weerloze ouderlingen en het moordwapen is het een doodgewoon geneesmiddel. En beschouwen we nu de volgende drie punten.
Ten eerste brengen we in rekening dat misschien wel een meerderheid van de mensen verslaafden zijn, hetzij aan medicijnen, drank en drugs, hetzij aan geld, aan macht, aan seks of aan een nog ontelbaar aantal andere 'doodgewone' zaken. Verslaafden zijn niet noodzakelijk moordenaars maar het aantal verslaafden onder de moordenaars is wellicht bijzonder groot. Verslavingen kunnen mensen ertoe brengen om handelingen te stellen die er heel normaal uitzien en die zeker niet aan misdaden doen denken maar die tegelijk gericht zijn op het verwerven van middelen om aan ongeacht welke verslaving tegemoet te kunnen komen. Er is niet altijd moord mee gemoeid maar wellicht is het aantal verkapte diefstallen dat gepleegd wordt door verslaafden gigantisch. Ook het aantal leugens dat verteld wordt met het oogmerk om anderen op te lichten teneinde zijn slag te kunnen slaan, zou als het onderzocht kon worden, ongetwijfeld duizelingwekkend blijken. Tot hier het eerste punt, waarbij ook nog de opmerking dat naast verslavingen uiteraard nog een ontelbaar aantal andere motieven kunnen worden bedacht om medemensen uit de weg te ruimen.
Het tweede punt betreft de slachtoffers van de moordenaars die bij voorkeur weerloos zijn. Maar ook de weerlozen onder ons vormen wellicht een absolute meerderheid aangezien het vertrouwen als een deugd geldt en dus allerminst bestraft wordt. Waar vertrouwen heerst, waar wantrouwen uit den boze is, waar alles koek en ei lijkt, is argwaan ver te zoeken en voeren onvoorzichtigheid en roekeloosheid de boventoon. Mensen vertrouwen zich door de band blindelings op elkaar omdat intermenselijk verkeer anders totaal onmogelijk wordt.
Weerloos zijn ook allen die niet de intelligentie hebben van degenen die hen naar het leven staan. Weerloos zijn zij die gepest worden en niet geloofd. Weerloos zijn de psychisch en de fysiek zwakken, de vreemdelingen, de ouderlingen, de kinderen en noem maar op. Uiteindelijk is niemand weerbaar tegen malafide lieden omdat ook niemand voortdurend iedereen ervan verdenkt zijn moordenaar te kunnen zijn. Toch volstaat het dat iemand hetzij stomdronken hetzij nuchter van op een brug over een snelweg een steen over een balustrade duwt om aldus moeiteloos en misschien ongestraft verschillende doden te maken.
Ten derde kunnen makkelijk alle dingen als moordwapen worden aangewend en in de eerste plaats denkt men vanuit het onderhavige verhaal vanzelfsprekend aan het enorme arsenaal aan medicijnen waarover principieel iedereen de beschikking kan hebben. Zelfs heel onschuldige middelen kunnen mits de dosis hoog genoeg is, feilloos doden. Op het internet vindt men recepten voor het aanmaken van bommen met materiaal dat voor het grijpen ligt maar voor de aanmaak van vergiften heeft men helemaal geen recepten nodig omdat zij in ieders bereik zijn.
Naast medicijnen en andere vergiften kan men uiteraard ook heel andere tuigen aanwenden als moordwapen of wat te denken van een auto waarmee tenslotte iedereen rondrijdt; een ongeluk is immers gauw gebeurd en verkeersslachtoffers worden heel anders benaderd dan mensen die doorzeefd werden met kogels. Alle voorwerpen en toestanden kunnen worden aangewend om het leven van anderen te beëindigen, soms volstaat een simpel woord of een gebaar, ofwel het nalaten daarvan; de literatuur heeft voorbeelden te over.
Verder is er uiteraard nog het gegeven dat lijkschouwingen alleen voorbehouden zijn voor verdachte sterfgevallen. Ook is er het feit dat vandaag de meeste mensen kort na hun overlijden worden gecremeerd, wat lijkschouwingen en navenant onderzoek en vervolging lelijk in de weg staat. We zien tevens dat het aantal onverklaarbare overlijdens legio is. Komt daar nog bij dat de staat, die tenslotte niet persoonlijk of emotioneel betrokken is bij de overlijdens van de burgers, meestal geen zware verliezen heeft te lijden ingevolge sterfgevallen omdat algemeen wordt aangenomen dat wij met een ernstige overbevolking kampen.
Alle gekheid op een stokje maar is het nog langer gekheid om een dergelijke achterdochtige toer op te gaan in het licht van een verhaal dat een tipje oplicht van de sluier die over de werkelijke gang van zaken ligt en waar verantwoordelijken voor het algemeen burgerwelzijn ongestraft en herhaaldelijk een gedrag vertonen waarvan men zou denken dat het alleen eigen is aan geweldenaars? De grofheid en de leugens die thuishoren in criminele kringen vormen godbetert de hoofdschotel bij de leidinggevenden in onze huidige maatschappij.
Een arts wordt door een OCMW-voorzitter bedreigd: als hij niet meteen zijn mond houdt over een aantal aan de gang zijnde moorden, zal hij op zijn smoel krijgen, zo valt te lezen, en buiten op de mat belanden! Uitzonderlijk is veeleer de held dan de misdaad want het kan helemaal geen toeval zijn dat onze held naar aanleiding van moord geconfronteerd wordt met een mistoestand vanjewelste: weinige jaren later immers valt hem in de kleine gemeente waar hij werkt een twééde tragedie met alweer een niet te tellen aantal te betreuren slachtoffers te beurt!
En in dat licht wordt nu ook iets anders zonneklaar: de misdaden die zich voltrokken hebben in nazi-Duitsland kwamen aan het licht nadat én omdat de Duitsers de oorlog hebben verloren maar zeer waarschijnlijk waren niet alleen de nazi's van toentertijd daartoe in staat maar zijn wij allen kandidaten om te figureren in een gelijkaardig hels toneel. Daarover werd kort na de oorlog overigens uitvoerig onderzoek verricht door Stanley Milgram en het resultaat van zijn zogenaamd gehoorzaamheidsexperiment, dat bovendien vol ongeloof verschillende keren werd herhaald door andere onderzoekers, laat geen ruimte voor ook maar enige twijfel.
In dat licht moeten ook enkele zogenaamde samenzweringstheorieën die de ronde deden tijdens de jongste door politici uitgebuite pandemie ons niet langer verbazen en zou men veeleer al degenen die er helemaal geen geloof aan schonken en die ze afdeden als flauwekul, als naïef moeten beschouwen, als bijgelovig of... als medeplichtig.
En nu kunnen we het nog hebben over de Derde Wereldoorlog of over de oorlogen zonder meer: worden zij niet op touw gezet door een elite om ons gewoon uit te roeien omdat geëmancipeerde slaven niet langer gedwee en gehoorzaam zijn? John Heartfield (1932): “Krieg und Leichen, die letzste Hoffnung der Reichen”.
(J.B., 6 februari 2025)
1Jean-Paul De Corte, Schuldig verzuim, StoryLand, Wommelgem 2024.
07-02-2025
Schuldig verzuim (Jean-Paul De Corte) - Aflevering 8: De arts, zijn Orde en de WHO
Zich het vak eigen maken waarvoor men denkt in de wieg gelegd te zijn, het uitoefenen en zich daarin vervolmaken, er vervolgens zoveel van houden dat men er uiteindelijk zijn hele leven aan wegschenkt, is voorwaar een edele zaak. Alle kapitalisme ten spijt, wordt de ethiek van de arbeid immers nog bewaard in kringen die de waarde van het leven alsnog weten te eren en die ethiek zal ook blijven bestaan, ondanks een aantal specifieke alom toenemende problemen die het soms lastig kunnen maken om zijn werk te doen zoals het hoort.
Een van de meest prangende van die problemen heeft te maken met de organisatorische kant van ongeacht welk beroep en meer bepaald met de opmars van die verenigingen die ervoor zorgen dat de beroepsinspanningen een maximale maatschappelijke relevantie kunnen krijgen, mede doordat zij de activiteiten van alle vaklui beschermen en afstemmen op elkaar alsook op de maatschappelijke noden.
Organisaties zijn noodzakelijk maar onvermijdelijk brengen ze ook nadelen mee en die treden vaak op waar zij niet langer ten dienste staan van degenen voor wie ze in het leven werden geroepen maar daarentegen hun boekje te buiten gaan: als zij te log worden, neigen ze er immers toe om de vaklui te gaan domineren en in hun dienst te stellen en dat is het probleem van de perversie: het middel dat zich tot doel verheft en dat zijn meester aan zich onderwerpt. Dat euvel is ons al langer bekend en het verschijnt menigvoudig in de wereldliteratuur in alle culturen - het meest sprekende voorbeeld is het spookbeeld van de golem.
Contraproductiviteit is het probleem dat nu steeds vaker opduikt en waarvoor reeds de Helleense tragediespelen waarschuwen; het keert terug in hedendaagse vormen sinds de Industriële Revolutie zich heeft ontwikkeld en het is een thema geworden in de filosofie van Marcuse, Illich en hun tijdgenoten met als wel gekend voorbeeld de auto: oorspronkelijk bedoeld om ons tijd te laten besparen, blijkt hij na het maken van een simpele rekensom ons van onze tijd te beroven omdat zijn bekostiging meer (verborgen) arbeidstijd vergt dan wij konden vermoeden. De auto, de stofzuiger, onze pc en noem ze maar op, al die moderne instrumenten die zich in feite geheel onterecht aan ons opdringen als een absolute noodzaak. Weliswaar bespaart ons autootje ons tijd maar dan wel op voorwaarde dat wij genieten van een inkomen dat hoger ligt dan het gemiddelde. Op die manier blijkt het geheel van alle menselijke middelen te resulteren in een grootscheepse overheveling van (vrije) tijd van de armen naar de rijken: de eersten verliezen immers aan hun autootje de tijd die de laatsten er buit aan maken.
Uiteraard speelt hier ook het probleem van beperkingen inherent aan ons, mensen, en aan de natuur, aan bod gebracht door de nog steeds vaak onterecht vermaledijde Club van Rome met haar welbekend rapport uit 1972, getiteld: Grenzen aan de groei. De toren van Babel bereikt op zeker ogenblik zijn absolute top omdat het materiaal dat wordt aangevoerd om hem nog hoger te maken, onderweg wordt opgebruikt voor noodzakelijke herstellingen ingevolge onvermijdelijke slijtage. Het wilde kapitalisme is een suïcidale ideologie en praktijk precies omdat hebzucht verhindert dat deze beperkingen worden in rekening gebracht. In het voetspoor van Herbert Marcuse en Rudolf Boehm toonde ook Etienne Vermeersch in zijn milieu-essay aan hoe het WTK-bestel, de co-existentie van wetenschap, techniek en kapitalisme, rampzalig is voor het milieu.2 De eindigheid van de grondstoffen maar ook die van het leven zelf dat zich nimmer zal onttrekken aan de tweede wet van de thermodynamica, gebieden ons om op onze stappen terug te keren van zodra onze middelen ons boven het hoofd dreigen te groeien en ons gaan domineren. En dat geldt ook voor het middel dat elke organisatie is.
Met betrekking tot ons mens-zijn, zijn het volk, de staat en uiteindelijk de wereldgemeenschap onze organisatorische middelen bij uitstek. Zij zijn absoluut onmisbaar geworden voor de instandhouding van het individu maar zij zullen uiteraard nooit belangrijker kunnen zijn dan de mens zelf omdat zij instrumenten zijn en blijven, dode dingen, verlengstukken van onze handen die, hoe gesofisticeerd ook, geen gevoelens hebben en ook geen gedachten, wensen, voorkeur of afkeer, omdat zij nu eenmaal niet leven: hun functioneren is en blijft volstrekt afhankelijk van het (menselijk) leven. Het is een catastrofale vergissing om de waarde van de staat boven die van de mens te stellen, wat bijvoorbeeld gebeurt in de ideologie van het communisme, maar wat tevens dreigt te gebeuren in menig ander systeem waaraan wij onderworpen zijn en het is niet altijd gemakkelijk om het juiste evenwicht te vinden dat ons daarvan moet vrijwaren.
Met betrekking tot de geneeskunde worden de activiteiten van alle geneesheren onderworpen aan het toezicht van een Orde die weliswaar een noodzaak is maar die zoals elke andere 'vakbond' haar boekje kan te buiten gaan ten nadele van wie zij eigenlijk dient te beschermen. De artsenbonden worden dan weer overkoepeld door uiteindelijk de WereldGezondheidsOrganisatie die, opnieuw, een noodzaak is omdat bijvoorbeeld pandemieën àlle mensen op aarde aanbelangen, maar die zich zoals elke andere organisatie van de grenzen van haar werkterrein bewust moet blijven. De auteur van Schuldig verzuim raakt dat gevoelig punt aan in de reeds geciteerde passage: “Toen [Etienne Vermeersch] ernstig ziek was, (...) botste hij op de medische wereld. “Dokters denken dat ze god zijn” schreef hij op een briefje dat hij mij toonde.”3
Sommigen vragen zich af hoe professor Vermeersch gereageerd zou hebben op de aanpak van het beleid inzake de pandemie. Misschien zou hij dan de volgende twee bedenkingen hebben gemaakt. Vooreerst had hij herhaald wat hierboven geciteerd werd: dat dokters niet moeten denken dat ze god zijn, en misschien had hij daaraan toegevoegd dat politici dat nog minder horen te denken. Deze laatsten immers gingen hun boekje zo ver te buiten dat zij bij monde van de WHO (die in de allereerste plaats een politieke organisatie is net zoals de Orde der Geneesheren) ervoor zorgden dat alvast hier te lande meer dan de helft van alle huisdokters er toen aan gedacht hebben de boeken toe te doen.
Ten tweede zou hij met klem de houding van zekere 'volgelingen' van hem verworpen hebben met betrekking tot het spreekrecht. In tegenstelling tot wat zij immers meenden in het zog van de Franse president Emmanuel Macron die daarmee de Franse traditie zeker geen eer aandeed, namelijk dat een podium moest ontzegd worden aan de tegenstanders van welbepaalde maatregelen, had hij er beslist aan herinnerd dat werd toegeschreven aan Voltaire dat die het spreekrecht zo belangrijk vond dat hij er zijn leven veil voor had om het zelfs aan zijn ergste vijanden te kunnen verlenen. Het argument dat vele mensenlevens op het spel stonden, zou hij wellicht van tafel hebben geveegd vanuit de zekerheid dat men geen mens tot andere gedachten kan brengen door hem het zwijgen op te leggen of met geweld maar wel middels de Rede, die het licht niet schuwt, met andere woorden: middels het open debat, de transparantie en de universaliteit, die essentieel zijn voor de rechtspraak over de waarheid die wetenschap heet.4
(J.B., 5 februari 2025)
1Jean-Paul De Corte, Schuldig verzuim, StoryLand, Wommelgem 2024.
2 Etienne Vermeersch, De ogen van de panda Een milieufilosofisch essay, Brugge, Van de Wiele, 1988.