Aflevering 3: Politieke en maatschappelijke veranderingen
Terwijl in de jaren 1930-'70 de overheid een steeds grotere rol speelde, gaan in de lijn van het neoliberalisme (gesubsidieerde) particulieren met hun kapitaal steeds meer staatszaken overnemen - andermaal: het kapitaal verheft zich boven de staten (gesteund door de nieuwe informatica). Verder is continentalisering (bij ons: de EU trekt de macht van de staten naar zich toe) en mondialisering (waardoor bedrijven verhuizen: kapitaalvlucht) en recessie loert om de hoek. Uiteraard verdwijnt aldus de zin van verkiezingen en de democratie staat op de helling. In theorie regelt de politiek alles, in de praktijk regeert de economie. De politiek moet controle uitoefenen over eigendom die in privéhanden is, wat niet kan en wat haar stuurloos maakt.2
De natuur wordt opgeofferd, de milieuproblematiek is bekend, er staat geen rem op vervuiling, vernietiging en roofbouw, drinkwater wordt schaars.3
De cijfers van de liberalen tonen dat wij er gemiddeld op vooruit gaan maar houden geen rekening met de toenemende kloof tussen rijk en arm: “Er leven in de wereld 1,3 miljard mensen in armoede (…), onder wie de helft van alle Afrikanen. Meer dan drie miljard personen hebben een dagelijks inkomen van minder dan zeventig frank. De tien rijkste personen van deze planeet bezitten meer dan de 600 miljoen mensen uit de armste landen. De 400 multimiljardairs zijn even rijk als 45 pct. van de totale wereldbevolking. In de verenigde Staten is 39 pct. van 's lands rijkdom in handen van één percent van de bevolking. (...)” Enz. enz. En de kloof wordt groter in versneld tempo.
Inzake gezondheid is de ongelijkheid navenant. Ook inzake voedselsituatie en huisvesting. De schuldenlast van derdewereldlanden wordt kunstmatig in stand gehouden en er is kapitaalvlucht van het Zuiden naar het Noorden. De armen zijn totaal afhankelijk van de rijken. “Dat schept uitbuitingsmogelijkheden die vroeger nooit hebben bestaan.”4
Werkgelegenheid is een mondiaal probleem geworden: “De structurele werkloosheid wordt (…) als onoverkomelijk aanvaard. De duale samenleving is werkelijkheid: arbeidenden en werklozen, participanten en uitgeslotenen staan tegenover elkaar.”5In India is er de afgelopen twintig jaar een verdrievoudiging van het aantal werklozen, in Indonesië een vertienvoudiging. Even dramatisch in Latijns-Amerika, Afrika en Oost-Europa. En alom stellen de miljonairs onderbetaalde illegalen in hun dienst. Er wordt geïnvesteerd in hoogtechnologie en de fabricatie gebeurt in laagloonlanden. Winstbejag vereist verwaarlozing van arbeiders (geen sociale wetten, geen arbeidsherverdeling...), wat echter de koopkracht doet dalen en achteruitgang garandeert. Er zijn arbeidenden (die ook al uitgebuit worden), uitkeringsgerechtigde en niet vergoede werklozen en die laatsten moeten illegaal bestaan. De slavernij van de kinderarbeid (al vanaf de leeftijd van vijf jaar) treft 230 miljoen mensen (in Afrika zijn een vierde van alle arbeiders kinderen). Er zijn wereldwijd 100 miljoen verlaten kinderen. Guatemala, Colombia en Brazilië staan bekend voor kindermoorden. Jaarlijks treffen arbeidsongevallen 12 miljoen kinderen, uiteraard vooral in de derde wereld - in rijke landen gaat het meer om ziekten door blootstelling aan gevaarlijke stoffen.
Maar er is ook verzet tegen uitbuiting en Kruithof haalt vier voorbeelden aan. Cuba heeft (ondanks het economisch embargo van, de VS) een van de laagste kindersterftecijfers ter wereld en een levensverwachting van 76 jaar (ter vergelijking, België: 77 jaar). In de progressieve Indische deelstaat Kerala worden vrouwen 74 jaar oud (59 in de rest van India), de kindersterfte is vier keer lager en er zijn met 93 pct. drie keer meer geletterden. Door de Movimento sem Terra in Brazilië organiseren zich 200.000 families in coöperatieven als verzet tegen grootgrondbezit. En de Chipkobeweging in India telt miljoenen aanhangers die zich verzetten tegen uitbuiting en de vernietiging van het milieu.6
De verzorgingsstaat uit de jaren vijftig-zestig (“een menswaardig leven voor alle burgers”) maakt wegens 'onbetaalbaar' in de jaren zeventig-tachtig plaats voor het poldermodel: privatisering, deregulering, responsabilisering: “Mensen moeten meer zelf doen, actiever voor zichzelf zorgen. Een vreemd advies voor de uitgeslotenen.”7 “De werkgeversorganisaties domineren de vakbonden”8Stakingen worden 'not done'. Er komen massale ontslagen. Het zekerheidsstelsel wordt bedreigd (promotie van het privé-pensioen), niemand is nog veilig. Hoge inschrijvingsgelden voor hoger onderwijs sluiten mensen uit. Er is tweesporengeneeskunde (hospitalisatieverzekering voor de rijken). Het kapitalisme krijgt vrij spel. Alleen de allerarmsten krijgen nog een aalmoes.9
De polarisering arm-rijk veroorzaakt onlusten en onveiligheid op straat. De economie criminaliseert: bedrog, corruptie, belastingfraude, gokken, zwarte markt, kernafval, prostitutie, sekten, terrorisme, drugs. NB: de jaaromzet drugs bedraagt 15.000 miljard BEF, dat is 8 pct. van de totale wereldhandel. Vergelijk: de jaaromzet van de wapenhandel bedraagt 800 miljard dollar.10 De Filipijnen tellen bijna evenveel prostituees als handenarbeiders; in Thailand is de prostitutie goed van 14 pct. van het BNP; Latijns-Amerika telt 120.000 kinderprostituees. Organenhandel: kinderen worden vermoord voor hun organen die in privéziekenhuizen worden getransplanteerd. “[In Egypte] ontdekten parlementsleden dat organen 9.000 tot 350.000 dollar opbrachten. De slachtoffers waren jonger dan dertien jaar.”11
Andermaal profetisch m.b.t. de ontwikkelingen in de VS en in Rusland: met steun van externe megasystemen maakt democratie (met vaker schijnverkiezingen) gestaag plaats voor militaire regimes met een politieke dictatuur. Ondermijnend zijn (ook in het Westen) toenemend racisme, religieus fanatisme, fundamentalisme, reactionair nationalisme, fascisme, vreemdelingenhaat, autoritarisme, conservatieve ethiek.
De verrechtsing zet zich door, liefdadigheid vervangt solidariteit, seksisme neemt toe. “In de westerse cultuur is God dood. De mens is God geworden. Geen theocentrisme of egocentrisme maar antropocentrisme.”12 Genotzucht domineert, soberheid is voor achterblijvers. De markt bepaalt wat waar, goed en schoon is. “Door de commercie verliezen de intellectuelen hun zending. De maatschappijkritische taken komen in verdrukking.”13
Toenemende culturele spanningen en oorlogen, sociale tegenstellingen, racisme, godsdienstige conflicten en polarisering worden veroorzaakt door migratie. Het Westen bouwt hekken.14
(Wordt vervolgd)
(J.B., 8 maart 2025)
1Jaap Kruithof, Het neoliberalisme, Epo, Berchem 2000.
Sinds 1971 wordt de Amerikaanse munt niet langer gedekt door goud maar door de markt van het ogenblik: het begin van de vlottende wisselkoersen. Vanaf de jaren negentig verheft het kapitaal zich boven de staten doordat steeds meer geld (ook sociaal geld) risicovol en internationaal geïnvesteerd wordt. Langetermijninvesteringen worden liquide gemaakt, verhandelbaar, het wordt allemaal een kwestie van snelheid, “ik verkoop morgen wat ik gisteren heb gekocht.”2 Het speculatief kapitaal groeit, het risicobeleggen brengt grotere winsten maar ook grotere verliezen. De speculatie ontkoppelt zich van de reële productie. Waar in 1970 nog 90 pct. van de beleggingen met reële economie te maken had, was dat eind jaren 1990 geen 10 pct. meer. Het reëel product wordt verwaarloosd, de klemtoon ligt op de ruilwaarde en op de toekomst, het wordt gokken, winst om de winst, groei om de groei.3 Er wordt collectief belegd.4
Leidinggevend in de wereldeconomie zijn nu niet langer de multinationals maar de transnationale corporaties, megaconcerns of megasystemen, waarvan er 500 à 600 bestaan. Ongenadige concurrentie zorgt voor faillissementen, fusies en overnames, er ontstaat concentratie, oligopolisering, monopolisering. Kruithof somt de grootste concerns op inzake olie, chemie in de landbouw, auto, farmaceutica en investeringsbanken. Bij transnationale corporaties staat alles in het teken van winst ten koste van o.m. het sociale en opvallend genoeg overtreffen de kapitalen (zakencijfers) van transnationale corporaties vaker de nationale kapitalen (BBP).
Er komt structurele werkloosheid en de productie verhuist naar ontwikkelingsgebieden waar bijvoorbeeld kinderarbeid en het ontbreken van milieuwetten de kosten drukken. Produceren om te produceren en de vraag moet toenemen, vandaar: wijziging van de distributiewijze (bijvoorbeeld: teleshopping) marketing en reclame, manipulatie, modedruk, wegwerpmentaliteit. De financiering kampt met beleggingen en vereist leningen en komt aldus in het vaarwater van banken en gerecht. Ook de media worden betrokken en het geld bepaalt de inhoud van nieuws en informatie en gaat ook de politiek sturen met privatiseringen: er komen huurlingenlegers, politietaken worden geprivatiseerd; de medische zorg, het onderwijs en de armenzorg staan op de helling, fusies en overnames brengen alom enorme werkloosheid en sociale uitsluiting mee.5
In de onderhandelingen over het Mutilaterale Akkoord betreffende Investeringen (MAI) streven transnationale corporaties naar onaantastbare machtsposities. “Zij negeren milieunormen die de winstmarges verlagen en saboteren duurzame ontwikkelingen. Verder profiteren zij van lage werklonen, slechte werkomstandigheden en gebrek aan syndicale vrijheid. Zij bedrijven een politiek van sociale dumping.”6 Ook werken ze met economische embargo's. De megasystemen opereren internationaal en maken via gespecialiseerde juristen hun eigen regels wars van de nationale wetten.7
(Wordt vervolgd)
(J.B., 7 maart 2025)
1Jaap Kruithof, Het neoliberalisme, Epo, Berchem 2000.
2Jaap Kruithof, Het neoliberalisme, Epo, Berchem 2000, p. 43.
Het boek is intussen al een kwarteeuw oud maar actueler dan ooit: het neoliberalisme heeft de wereld in zijn greep, een analyse door de in Eric Goemans inleiding genoemde 'ongenadigste aller critici', Jaap Kruithof, wiens vijand hem de pas tracht af te snijden door hem weg te zetten als een dwarsligger en een doemdenker.2 Kruithof gaat van start met een schets van het wereldkader.
Eind vijftiende eeuw ontstaan, met de opkomst van de scheepvaart: de wereldhandel en de wereldmarkt. Vier vormen van macht worden onderscheiden: kapitaalaccumulatie (economische macht), monopolie op gebruik van geweld (territoriale macht), macht over het denken door kerk, wetenschap, politiek en media (ideologische macht) en macht over het gedrag dat wordt opgedrongen (culturele macht). Die machten kunnen elkaar beïnvloeden of in onevenwicht zijn, zoals dat het geval is bij ontwikkelingslanden of dictaturen die over atoomwapens beschikken. Van belang is nu dat het wereldsysteem in wording kapitalistisch van aard is, wat betekent “dat in economisch opzicht de motor van de totaliteit de productie voor de markt is met het doel winst te maken. Voortaan moet met kapitaal nieuw kapitaal gegenereerd worden. Dat principe domineert de werking van het hele stelsel.”3
Het loont de moeite hier een ogenblik bij stil te staan want hier verwoordt Kruithof de essentie van het kapitalisme. Waar voorheen ruilhandel bestond (men gaat met zijn teveel aan eieren naar de markt en men komt terug met de aardappelen die men nodig heeft), eventueel met gebruikmaking van een ruilmiddel (geld), gaat men nu naar de markt met een som geld en men keert terug met een grotere som. Ter plekke koopt en verkoopt men waren die men niet nodig heeft maar die nu verworden zijn tot middelen om zijn kapitaal groter te maken. Met andere woorden: het ruilmiddel neemt de plaats in van de goederen die voortaan nog slechts middelen zijn om zich te verrijken. Het respect dat toekomt aan de dingen (voedsel, arbeid en noem maar op) verdwijnt totaal en het domme geld wordt keizer van de wereld. Met alle economische maar ook morele, ideologische en culturele gevolgen van dien.
Die wereldmarkt valt niet langer samen met een wereldrijk: ze verheft zich boven alle staten en ze maakt de kloof tussen rijk (het Westen) en arm (de ontwikkelingslanden) steeds groter. Bovendien verschuift de welvaart voortdurend en de economisch machtigste staten bepalen ook politiek, ideologie en cultuur. Zo verschoof de macht van eerst enkele Italiaanse steden (Genua, Venetië, Florence) naar Amsterdam, dan naar Londen en vervolgens naar New York (dat de hegemonie had tot de jaren tachtig). Uiteraard is er tevens een verschuiving van productie en handel naar louter (speculatief) kapitaal. Vier Kondratieffgolven4 (van telkens ca. 50 jaar) volgen elkaar op: het tijdperk van kolen, staal en stoommachine (voor 1850), dat van trein, fotografie en dieselmotor (1850-1900), de tijd van elektriciteit, auto en vliegtuig (1900-1950) en die van elektronica, antibiotica, kernenergie en informatica (1950-2000).
Demografisch is er bevolkingsexplosie en vergrijzing waarbij 70 pct. van de mensen geen pensioen genieten en de tendens van de vervroeging van de pensioenleeftijd (onder meer met het oog op het bestrijden van de jongerenwerkloosheid) keert onder de druk van het winstbejag om: langer werken om alles betaalbaar te houden.5
Kruithof staat stil bij de situatie in enkele delen van de wereld. De V.S. kampen met geldnood: “De rol van superagent van de planeet kost de States veel geld.”6Ze worden economisch ingehaald door Europa en Japan. “De States zijn behoudsgezind waar het hun eigen zwakke sectoren betreft en voeren, waar ze sterk staan, een agressieve vrijhandelspolitiek die van strenge milieunormen en humane arbeidsconditie niets wil weten.”7 Een kwart van de Amerikanen leeft in armoede, alle rijkdom is privaat.
Wat Rusland betref klinkt Jaap Kruithof andermaal profetisch: “De rijkdommen van het land werden geplunderd door een kleine minderheid van nieuwe eigenaars (…) Minstens veertig procent van het beschikbare kapitaal wordt gecontroleerd door de maffia. Er zijn geen maatschappelijke krachten aanwezig om de dictatuur van die bende te breken.”8“De Russische staat kampt met enorme schulden.”9 De oligarchen versasten tussen 1990 en 2000 7.000 miljard frank zwart Russisch geld naar het Westen.10 Rusland is economisch zwak met een sterk wapenarsenaal: “Een gevaarlijke toestand voor de internationale veiligheid en de wereldvrede.”11 Er zijn burgeroorlogen, sociale ellende (“Eén op vier leeft met minder dan 800 frank per maand”12), werkloosheid, tbc, ondervoeding, kinderhandel, gedaalde levensverwachting bij mannen (van 69 naar 58 jaar), en dat alles ingevolge het oprukkende neoliberalisme.13
De derde economische speler is Zuid-Oost Azië met aan de kop Japan waar het bedrijf de afgod is en de arbeid militaristisch wordt georganiseerd maar Japan blijft van het buitenland afhankelijk voor energie en voedsel.14 Thailand en Indonesië maar ook Zuid-Korea en Malaisië geraakten sinds 1997 in een crisis ingevolge overschatting van de expansie, te grote leningen en schulden waardoor zij met hun geld (110 miljard dollar) naar het Westen vluchtten.15 In 1998 gaat Japan in recessie, banken gaan failliet en moeten genationaliseerd worden. Werkloosheid, armoede en dakloosheid treffen gans Zuid-Oost Azië.16
In de toekomst zal het westen wellicht niet langer de eerste viool spelen en Kruithof ziet vier mogelijke scenario's: een hegemonie voor Oost-Azië, een wereldregering, verbrokkeling van de macht en chaos of tenslotte een wereld vol cultuurconflicten...17
(Wordt vervolgd)
(J.B., 4 maart 2025)>
1Jaap Kruithof, Het neoliberalisme, Epo, Berchem 2000.
“Wie zijn leven prijsgeeft, zal het behouden” - Deel 3: Het alternatief is de muur
“Wie zijn leven prijsgeeft, zal het behouden”
Deel 3: Het alternatief is de muur
De mens kan zich niet van zijn zorgen ontdoen zolang hij een gevangene is van de fysische werkelijkheid: alleen door morele daden te stellen kan zij zich daarvan bevrijden; hij betreedt dan een tot dan toe voor hem onbestaande werkelijkheid en verkrijgt zo het inzicht dat de stoffelijke wereld daarvan deel uitmaakt, dat het stoffelijke bestaat bij de gratie van het geestelijke en niet andersom.
Het materialisme ziet de wereld als een bouwsel van uitsluitend materie en energie en wat wij het geestelijke noemen, wordt daar beschouwd als een product van de stoffelijke hersenen, een product dat eveneens zou behoren tot de wereld van materie en energie. Edoch, dit wereldbeeld is oneigenlijk.
Om te beginnen is de wereld helemaal geen bouwsel, de wereld is niet geconstrueerd zoals een huis dat is of een auto. De werkelijkheid is geen geheel dat zou opgebouwd zijn uit onderdelen. Microreductionisten beweren van wel, zij denken dat alles uit kleinere delen is samengesteld omdat zij ervan overtuigd zijn dat ze alles uit elkaar kunnen halen en vervolgens weer tot een geheel kunnen samenvoegen. Maar alleen al het gegeven dat door het samenvoegen van de vermeende bestanddelen nog nooit iets werd geconstrueerd dat levensvatbaar is, toont aan dat de microreductionistische opvatting een illusie is. Het is daarentegen veel aannemelijker om te stellen dat we net andersom moeten denken: het geheel gaat vooraf aan het deel en het doel schept zijn middelen.
Om de aannemelijkheid van die (teleologische) opvatting te illustreren, hoeven we alleen maar na te gaan hoe de mens, die dan toch voor zover bekend het summum is van complexiteit in de hele kosmos, tot stand komt. Een menselijk wezen bevat zowat alle bestaande elementen maar die worden niet zomaar samengesteld tot een mens: de mens zelf gaat aan hun ordening vooraf. Een menselijk wezen ontstaat in de schoot van een reeds bestaand menselijk wezen dat zijn moeder wordt genoemd en die moeder vormt uit allerlei elementen die zij met haar bloedstroom naar haar schoot brengt, een menselijk wezen naar haar eigen beeld en gelijkenis.
Als straks de vogels een nest gaan bouwen, is dat nest niet iets dat volgt uit het samenstellen van takjes en grasjes (en nu ook stukjes plastic): die hele activiteit wordt voorafgegaan door het nest zelf, dat bij de vogels reeds bestaat als een plan, een idee. Er wordt gewerkt vanuit het doel naar de middelen toe en alleen op die manier kan iets tot stand komen dat zich van de chaos onderscheidt. De stoel die de timmerman maakt, is niet het resultaat van gehamer en gezaag maar net andersom is er bij de timmerman eerst en vooral het plan, het idee van de stoel dat de hele activiteit van de vakman bepaalt.
Het lijkt er soms op dat er een ideeënwereld bestaat die het reilen en zeilen in de materiële werkelijkheid bestuurt om die naar zijn beeld en gelijkenis om te vormen. En dit lijkt dan wel treffend tot uiting te komen in het werk van kunstenaars, vooral inzake het componeren van muziek, daar menig componist ons daarvan zal verzekeren dat de muziek uiteindelijk zichzelf schrijft: nog voordat een muziekstuk gecomponeerd wordt, bestaat het als een idee en wordt die idee niet gevolgd, dan klinkt de muziek niet mooi. Men zou schoonheid zelfs kunnen definiëren op grond hiervan: een kunstwerk is schoon als het overeenstemt met zijn idee en vandaar ook wordt een kunstwerk principieel door iedereen als zodanig erkend, alsof die erkenning berust op een herkenning, een déjà-vu.
Alle gekheid op een stokje maar alvast is het zo dat de dingen pas een zin of een betekenis krijgen in het licht van het bewustzijn van een subject. Het lichaam ontleent zijn betekenis aan het subject dat het bezielt, het bestaat voor de naamdrager die ermee geïdentificeerd is en ontleent aan hem of haar zijn betekenis. De organen ontlenen hun betekenis aan het lichaam, de cellen ontlenen hun betekenis aan de organen, de moleculen aan de cellen, kortom: het is pas in het licht van het hogere dat het lagere zijn betekenis krijgt, het is pas in het licht van het bewustzijn dat de stoffelijke wereld tot bestaan komt - zonder bewustzijn was er alleen chaos, niets. En bewustzijn is een resultante van intersubjectieve communicatie of taal in de breedste betekenis van het woord. Vandaar: “In den beginne was het Woord.”1
Andermaal: alvast is het zo dat het lagere zich moet 'opofferen' aan het hogere teneinde zelf te kunnen bestaan: het atoom moet zich geven aan de molecule, de molecule moet de cel van dienst zijn, de cel kan pas leven binnen het orgaan, het orgaan is niets zonder het lichaam en het lichaam dankt zijn betekenis aan de mens die ermee samenvalt. Op dezelfde manier kan het bestaan van de mens zijn zin pas vinden in wat hem te boven gaat en dat is de betekenis van de waarheid in het devies dat men zijn leven pas kan behouden door het prijs te geven. En het ongeluk van de huidige tijd en cultuur zou wel eens zijn oorsprong kunnen vinden in het miskennen van deze waarheid en, meer bepaald, in het antropocentrisme, de basis van het humanisme: de vergissing die erin bestaat te geloven dat men als menselijke persoon het einddoel van de hele schepping is. Dat geloof plaatst de mens voor een muur want het is een verantwoordelijkheid die niemand meester kan.
(J.B., 4 maart 2025)
1Het evangelie naar Johannes 1:1-5: “In den beginne was het Woord, en het Woord was bij God, en het Woord was God. Dit was in den beginne bij God. Alle dingen zijn door Hetzelve gemaakt, en zonder Hetzelve is geen ding gemaakt, dat gemaakt is. In Hetzelve was het Leven, en het Leven was het Licht der mensen. En het Licht schijnt in de duisternis, en de duisternis heeft hetzelve niet begrepen.”
02-03-2025
“Wie zijn leven prijsgeeft, zal het behouden” - Deel 2: “Wie zijn leven wil behouden, zal het verliezen”
“Wie zijn leven prijsgeeft, zal het behouden”
Deel 2: “Wie zijn leven wil behouden, zal het verliezen”
In wat vooraf ging zagen wij dat de mens zich niet van zijn zorgen kan ontdoen omdat hij de tijd niet kan omkeren maar hij overstijgt ze wel waar hij morele wetten hanteert die de fysische in hun schaduw stellen en dat illustreert zich bijvoorbeeld bij de zwangere vrouw die beslist om het leven van haar kind op het hare voorrang te geven: zij laat zich niet verlammen door het dilemma 'sterven of doden' maar kiest er resoluut voor om te sterven waar zij daarvan abstractie maakt door die beslissing op te vatten als de keuze voor het leven aan haar kind.
De vraag rijst nu waar de morele werkelijkheid vandaan komt die zich in de plaats stelt van de natuurlijke en welke wordt gedragen door wetten die de natuurwetten in haar schaduw laten staan. Het antwoord laat zich raden maar is niet zo eenvoudig in zijn betekenis te vatten: de moeder verkiest het te sterven om het leven van haar kind te redden omdat zij haar kind bemint. En vraagt men nu wat de betekenis is van dit beminnen, dan kan men het alleen maar definiëren op grond van de constellatie waarin het hier vervat zit: dat de moeder haar kind bemint, betekent dat zij het leven van dat kind de voorrang verleent op het hare. Maar dat wil zeggen dat zij zo handelt dat haar kind kan leven, ongeacht wat de gevolgen zijn voor haar zelf. Beminnen betekent dus helemaal niet dat men zichzelf doodt uit liefde voor een ander, het betekent wel dat men de ander liefheeft tot elke prijs. En is die prijs het eigen leven, dan is dat maar zo. En vervolgens rijst uiteraard de vraag: waar komt die liefde dan vandaan die maakt dat de moeder handelt volgens wetten die de natuurwetten in hun schaduw stellen?
Een ding is zeker: die liefde komt niet uit dezelfde wereld waarin de natuurwetten gelden om de eenvoudige reden dat de wetten van de liefde haaks staan op die van de natuur. Indien ze wél uit dezelfde wereld kwamen dan zou die wereld inconsistent zijn, zoals elke wiskundige kan begrijpen. In eenvoudige bewoordingen: consistentie is de afwezigheid van innerlijke tegenspraken, wat hier betekent dat in één en dezelfde wereld de wetten die daar gelden elkaar niet kunnen tegenspreken. Is dat wel het geval, dan schort er wat met onze opvatting over die wereld. In het voorbeeld van de moeder die haar leven offert aan dat van haar kind, handelt zij volgens een wet die de natuurwetten tegenspreekt, zij verwerpt immers het recht van de sterkste. Als nu de wet die zij volgt niet thuishoort in de fysische werkelijkheid, dan kan het niet anders of zij stamt uit een andere werkelijkheid. Die andere werkelijkheid hebben we de morele werkelijkheid genoemd.
Met andere woorden: de wil tot zelfopoffering staat haaks op de wet van het recht van de sterkste die de wet is van de jungle. De wet die maakt dat de moeder liever sterft dan te doden, komt niet uit de wereld waaruit de traagheidswet en de vervalwet vandaan komen, ze komt niet uit de wereld buiten ons die ons bestaan daarin mogelijk maakt en limiteert. De morele wet die de moeder toelaat om de natuurwetten naast zich neer te leggen of dus de liefde, is afkomstig uit het 'binnenste' van de mens.
Wat is dan dat 'binnenste'? Want wat hier voorlopig het 'binnenste' genoemd werd, is een realiteit evenals het 'buitenste', getuige de wetten die er regeren. Het is een realiteit die zich aandient op het ogenblik dat de mens in een crisissituatie komt die daardoor gekenmerkt wordt dat zij een in de fysieke werkelijkheid onoplosbare zorg meebrengt. De 'onverteerbaarheid' van die zorg dwingt ons om een oplossing te gaan zoeken in een andere werkelijkheid. Het lijkt dus alsof de fysieke werkelijkheid zodanig geconstitueerd is dat deze ons (in zekere crisissituaties) noopt om de morele werkelijkheid te betreden. Het is alsof de materiële realiteit, middels de verschrikking van de eindigheid die zij voor ons in petto heeft en uitgerekend op die wijze, in ons 'binnenste' de liefde doet ontstaan.
Het buitenste en het binnenste: zij doen denken aan de opdeling van de realiteit in subject en object en in het bijzonder stellen zij de waarheid in het licht dat het subject niet herleidbaar is tot een object. Het binnenste is met andere woorden niet en nooit en onmogelijk van buitenaf te zien, het is niet iets dat wij van buitenaf zouden kunnen vinden door bijvoorbeeld iemand open te pellen en in hem of haar vanbinnen te gaan kijken (wat fysicalisten geloven, die de 'ziel' situeren ergens in de hersenen), neen: het binnenste kan alleen ervaren worden van binnenuit, dus niet met de zintuigen en ook niet met het verstand. Het binnenste wordt gevoeld, niet zoals iets dat wij beheersen zoals wij de objecten buiten ons kunnen beheersen, maar als iets waardoor wij beheerst worden. En dat iets is een 'iemand': die iemand is het 'object' van onze liefde of beter uitgedrukt: het subject ervan. Het binnenste van de werkelijkheid kennen we alleen waar het ons eigen binnenste is, dat van een ander kunnen we niet kennen op de manier waarop we het buitenste van de ander kennen: we moeten erin geloven. We moeten aannemen dat de ander een binnenste heeft zoals wij zelf een binnenste hebben dat we kunnen ervaren, terwijl we dat van de ander niet kunnen ervaren maar wel kunnen erkennen. Nu is het op het ogenblik dat wij onze eigen eindigheid echt gaan beseffen, dat we tevens gaan beseffen dat wij eigenlijk geen ander verweer meer hebben om die eigen grens te overstijgen dan door de erkenning van de ander als aan ons gelijkwaardig.
De moeder die kiest voor het leven van haar kind, behoudt 'het' leven door het prijs te geven: haar eigen leven is eindig maar kan zich als 'het' leven zonder meer bestendigen in dat van haar kind. De daad van de zelfopoffering vergt dan wel dat men het leven niet langer beschouwt als het zijne maar wel als het onze en achter die verschuiving gaat een bijzonder inzicht schuil dat er wordt door voortgebracht: het inzicht dat het eigen binnenste niet iets is wat men bezit doch iets waaraan men deelachtig is. Met andere woorden gaat het hier om het inzicht en om de ervaring dat ons zijn ons niet toebehoort: het zit niet vanbinnen in ons fysieke lichaam maar geheel andersom maakt ons lichamelijk zijn in de fysieke wereld daar deel van uit. En hieraan moet nog een bijzonderheid worden toegevoegd: het bestaan van de morele werkelijkheid is geen objectief gegeven omdat onze toegang daartoe pas een feit wordt op het ogenblik dat wij daden stellen waaruit onomstotelijk blijkt dat we die werkelijkheid erkennen. Met andere woorden blijven wij in de fysieke wereld gevangen zitten zolang wij de wetten volgen die daar gelden en geen andere. Niemand is dan ook in staat om hier terecht te spreken over het gelijk of het ongelijk inzake de opvattingen hierover omdat het morele inderdaad niet bestaat voor wie zich er niet in begeven. Vandaar: “Wie zijn leven wil behouden, zal het verliezen.”
(J.B., 2 maart 2025)
01-03-2025
Satyagraha
Satyagraha
De wet, zijn letter en zijn geest
De wet, zijn letter en zijn geest
Men zegt soms dat men moet handelen naar de geest van de wet en niet naar zijn letter, alsof dat twee punten waren van waaruit men zich met het oog op het goede handelen zou kunnen oriënteren en soms lijkt daar wel wat van aan te zijn maar dat betekent evenwel niet dat daarmee ook uitsluitsel gegeven is over het goede. Het is waar dat de letter de geest nooit helemaal kan vatten (en dat geldt niet alleen voor de wet) maar het is even waar dat de noodzaak bestaat om alsnog te pogen dat op de best mogelijke manier te doen. Waterdicht zal die werkwijze nooit zijn omdat het kwaad zich altijd kan verhullen met een schijn van het goede, omdat men zich altijd wel kan verschuilen achter de letter van de wet om zijn geest te schenden, wat overigens een van de vele verschijningsvormen is van het probleem van de discrepantie tussen redelijke argumenten en eigenlijke drijfveren, maar de poging en de voortdurende veredeling ervan is nodig als buffer tegen het kwaad dat ons anders ongetwijfeld onder de voet zou lopen. Tot daar iets over het onderscheid tussen de letter van de wet en zijn geest. Maar er is nog een ander probleem in het spel.
Mensen die zich beroepshalve in de justitiële sfeer ophouden, zullen het wel weten: afgezien van de kloof tussen de letter van de wet en zijn geest, moet men vooreerst beseffen dat de grondslag van de letter van de wet, met name zijn geest, uiteraard niet meer kan verwijzen naar de rechten en de plichten zoals die te boek gesteld zijn: zij wijzen, verder dan dat, naar de noden die daarvan aan de grondslag liggen. Zo bijvoorbeeld kan met wetten diefstal worden verboden maar de daar achter liggende geest heeft te maken met onder meer de menselijke nood aan veiligheid. De wettelijk afgedwongen belastingplicht heeft te maken met allerlei noden waaraan moet tegemoet gekomen kunnen worden. En om het vaak paradoxale van letter en geest te illustreren kan wellicht geen beter voorbeeld worden bedacht dan dat van de wettelijk opgelegde vrijheidsbeperkingen in functie van de handhaving en de maximalisering van de vrijheid. In twee woorden: achter de instelling van wetten of van rechten en plichten schuilt de zorg voor het lenigen van onze noden. Het gebeurt dan ook vaker dat mensen daden plegen die niet helemaal lijken te stroken met de letter van de wet terwijl zij wel de geest daarvan respecteren en in die gevallen is het aan bijvoorbeeld rechters om daar in wijsheid een oordeel over te vellen. De burgerlijke ongehoorzaamheid is daar een opvallend voorbeeld van. En zo komen we nu tot het andere probleem dat in het spel is en dat te maken heeft met het vaststellen van de noden.
In een democratie zijn de wetten de resultante van een proces dat de volkswil tot uitdrukking moet brengen. Het volk wordt vertegenwoordigd door haar verkozenen in het parlement waar in overleg datgene wat de modale kiezer wil, in wetten wordt gevat. Uiteraard moet daarbij ook rekening worden gehouden met reeds bestaande wetten, met mensenrechten, met internationale overeenkomsten en zo meer. Het beslissingsproces is een enorme molen die langdurig en moeizaam draait maar waaruit dan de mooi gebakken koekjes komen die de wetten zijn. Men zou nu kunnen denken dat er niets aan de hand is zolang de wil van (de meerderheid van) het volk maar gerespecteerd wordt maar er zitten wel degelijk addertjes onder het gras. Die addertjes hebben te maken met de volkswil en meer bepaald met het gewicht daarvan dat immers mede wordt bepaald door de vrijheid waarin mensen hun keuzes maken. Want het mag voor iedereen duidelijk zijn dat men maar iets kan willen, als men geniet van de vrijheid om zekere keuzes te maken. Als bijvoorbeeld een drugsverslaafde drugs wil, dan kan zijn wil worden in vraag gesteld in die zin dat hij wellicht de vrijheid mist om nog te kunnen kiezen. En zo extreem is dit voorbeeld zeker niet, aangezien de stemmen die opgaan op zekere drugs wettelijk toe te laten (denk aan softdrugs) of om andere niet wettelijk te verbieden (denk aan alcohol), mede worden beïnvloed door verslaving of dus door onvrijheid en helemaal niet door de vrije wil. Uiteindelijk zal een wet die alcohol toelaat dan niet langer door de volkswil worden bepaald maar wel door de economische sectoren die teren op de alcoholconsumptie. Op hun beurt worden zij (deze economische sectoren) gestuurd door het winstbejag dat, andermaal, op zijn beurt welhaast onontbeerlijk blijkt in een kapitalistische economie met een concurrentieel karakter. Het probleem mag niet worden onderschat en is zeer dringend omdat het alle maatschappelijke sectoren aantast en het deze ook in geen tijd perverteert. Zo bijvoorbeeld bestaat ook in onze scholen waaraan ouders de opvoeding van hun kinderen toevertrouwen een cliëntelisme dat maakt dat het onderwijs wordt ondermijnd door winstbejag: leraren worden in zekere scholen door de directe ertoe aangezet om aan de opvoedelingen geen eisen meer te stellen omdat zij vrezen dat de leerlingen dan zullen overlopen naar andere scholen waar zij hun getuigschrift met minder inspanningen kunnen halen en het onderwijs is dan enkel nog het voorwendsel dat het schoolpersoneel moet verzekeren van zijn job en inkomen ten koste van (de opvoeding van) de kinderen die dan daarvan in dienst staan. Andermaal: de volkswil is een welluidend argument maar de vrijheid om te kunnen kiezen is geen vanzelfsprekendheid.
Zo worden in een democratie de wensen van de mensen sterk beïnvloed door de wensen van zich achter menselijke maskers verschuilende onmensen. Met 'onmensen' wordt hier niet zozeer gedoeld op mensen die het kwade zoeken maar wel op systemen die zich niet meer door mensen laten sturen maar die daarentegen mensen boven het hoofd gegroeid zijn en hen naar hun hand zetten, of beter: ze zetten de mensen niet naar hun hand want handen hebben ze niet maar ze zetten hen naar de algoritmes die hen sturen. Bedrijven moeten winst maken of zij gaan failliet en winstbejag corrumpeert uiteraard het goede, zodat vooral het bedrog in het tweespan van argumenten en drijfveren (men doet kwaad onder het voorwendsel van een goed doel) een duizelingwekkende ontwikkeling krijgt. De mensen gaan denken dat zij iets willen maar het resultaat van hun keuze blijft aan het oog ontrokken totdat het al te laat is om nog rechtsomkeert te kunnen maken. En achter het bedrog schuilen geniale carrousels die met hun gigantische buit in staat zijn om het kruim van de intelligentsia in hun dienst te stellen. Of toch bijna, want er is uiteraard altijd nog de 'geest' van de zaak.
Reclame beïnvloedt de volkswil maar ook onderwijs, godsdienst, allerlei ideologieën en ook instellingen die het democratisch recht genieten om zich te ontplooien, allerlei producten, modes, overtuigingen en noem maar op: het komt allemaal in vrijheid aan bod, wat een prachtige zaak is, maar daarbij vertrouwt men zich er op dat de dingen die meer kwaad dan goed doen, zichzelf sowieso uit de markt zullen sluiten... uiteindelijk. En dat zou best waar kunnen zijn maar de vraag rijst of er wel voldoende tijd en ruimte voorhanden zijn om dat allemaal zijn gang te kunnen laten gaan. Vaak immers heeft aangericht kwaad onomkeerbare gevolgen (denk aan milieuschade) en precies die vaststelling maakt dat ook hier zogenaamd democratisch verkregen vrijheden op de een of andere manier aan banden moeten kunnen worden gelegd. Het anticipatievermogen van de modale kiezer die via zijn stem weliswaar de wetten maakt, mag evenmin worden overschat als onderschat. Het goede, zoals Spinoza het zei, is even moeilijk als zeldzaam, het is derhalve niet zomaar gemeengoed, het kan geen resultante zijn van wat een meerderheid van de mensen denkt te kunnen willen.
We zien dus dat de letter van de wet verschilt van zijn geest maar dat ook die geest van de wet geen sinecure is: de noden die ervan aan de grondslag liggen blijken dikwijls geen fundamentele behoeften te zijn maar louter preferenties of, erger nog, dingen die wij helemaal niet nodig hebben of die ons schade toebrengen en dikwijls onomkeerbare schade. En dat is nu zonder twijfel het geval waar (jonge) mensen sneuvelen en nooit meer opnieuw tot leven kunnen worden gewekt - zij sneuvelden omdat zij geloofd hebben wat leugenaars hen hebben aangepraat, namelijk dat zij hun leven schenken aan het vaderland. Het evangelische devies dat wie hun leven prijsgeven het zullen behouden, is hier uiteraard helemaal niet van toepassing maar reeds werd er door kerkelijke hoogwaardigheidsbekleders mee geschermd aan beide zijden van het front: enerzijds door de patriarch van de Russisch-orthodoxe kerk die de soldaten aanmoedigde met de woorden de dood niet te vrezen en anderzijds door de katholieke bisschoppen hier te lande die tijdens een kerstmisviering met Oekraïense vrouwen en kinderen op de vlucht, meenden te moeten zeggen in hun preek dat hun sneuvelende echtgenoten en vaders toonbeelden van naastenliefde zijn daar zij hun leven schenken aan hun naaste. Weliswaar zien zij het zelf zo maar wat aan hun oog onttrokken wordt, is het kwaad dat schuilt in de geesten van hun meerderen die zich van hen bedienen alsof zij geen mensen waren doch louter pionnen die, als zij sneuvelen, zo snel mogelijk vervangen moeten kunnen worden.
Het is een pertinente leugen dat de wereld nood heeft aan massa's misleide jonge mensen, aan de uitgestrekte begraafplaatsen waar hun dode lichamen 'rusten' en aan verdriet dat nooit meer zal overgaan. Het is een pertinente leugen dat oorlogen een oplossing kunnen bieden aan de geschillen tussen enkele waanzinnigen die regeren over ganse werelddelen. Het is daarentegen een waarheid als een koe dat de ellende die de betrokken criminele nitwits in de wereld brengen, onherroepelijk is.
(J.B., 1 maart 2025)
Het lezen waard: DWM, lezersbrief van S. De Meulder
Het lezen waard: DWM, lezersbrief van S. De Meulder:
Het is een mysterie maar de mens kan zich van zijn zorgen niet bevrijden. Onze zorgen vinden hun oorsprong hierin dat wij geen greep kunnen krijgen op de richting waarin de tijd verloopt of, anders gezegd, dat wij onderworpen zijn aan de tweede wet van de thermodynamica, die de wet is van het verval. Wij zijn in de tijd geworpen zoals reizigers die gedropt worden op een rijdende trein waar ze niet af kunnen springen, waarvan ze de richting niet zelf bepalen en die ze geen rechtsomkeer kunnen laten maken. De tijd is zoals een vlam die ons opbrandt alsof wij kaarsen waren maar zonder welke wij uitdoven. Wij pogen ons daartegen te verzetten omdat wij daartoe gedoemd zijn, omdat het onmogelijk is om ons daar bij neer te leggen; niemand immers kan zich neerleggen bij de werkelijkheid van een gewis einde, wij zijn onderworpen aan een verzet daartegen dat sterker is dan onszelf. Het verzet tegen ons einde is sterker dan onszelf maar tegelijk haalt het niets uit. Dat feit neemt de rust weg uit ons bestaan, het vervult ons met zorgen waartegen geen kruid gewassen is, zorgen waarvan niemand zich bevrijden kan. De zorg is in wezen de wil om het onmogelijke te verwezenlijken. De zorg lijkt daarom dwaas maar het is een dwaasheid die wij niet in staat zijn te ontvluchten. Het is een onwetendheid waar wij nooit uit weg geraken. Tegelijk lijkt er geen kennis te bestaan die ons van die onwetendheid kon verlossen omdat die kennis in staat zou moeten zijn om de tijd om te keren.
Zorgen dwingen ons daarom om op zoek te gaan naar een andere werkelijkheid dan deze waarin wij ons geloven te bevinden en die ons onderwerpt aan wetten die wij eigenlijk niet kunnen willen terwijl het ook onmogelijk is om ons eraan te onttrekken. Zorgen frustreren ons dermate dat wij alsnog blijven zoeken naar hetgeen zeker niet te vinden is in de werkelijkheid waarin zij ons parten spelen. Zorgen dwingen ons dat wij een andere werkelijkheid binnentreden maar dat kunnen wij pas doen als wij de werkelijkheid die ons gevangen houdt, met een nieuwe verwisselen. En dit is niet onmogelijk omdat al wat werkelijk is, dat ook is omdat het als zodanig geconstitueerd wordt door wetten, terwijl wetten niet op zichzelf bestaan doch berusten op een akkoord dat wij met die wetten hebben.
Nemen wij als voorbeeld een voetbalspel waarin wij opgaan, een spel dat meeslepend is voor alle spelers en toeschouwers en dat een winnaar heeft en een verliezer en waarbij de winnaar beloond wordt met echt bestaande, tastbare beloningen. Het spel berust op enkele regels waaraan alle spelers zich houden teneinde het spel te kunnen spelen. Zij verbinden zich ertoe de spelregels te volgen en zo kunnen zij ook spelen en zijn zij eraan gehouden om de uitkomsten van het spel te aanvaarden: zij verliezen of zij winnen tastbare, waardevolle goederen. Uiteraard zijn naast de spelregels ook natuurwetten van kracht in het spel: de wetten van de zwaartekracht, de traagheidswet, de tweede wet van de thermodynamica, noem maar op. Van het akkoord dat wij hebben met de wetten van het voetbalspel, de spelregels, zijn wij ons goed bewust: wij weten dat wij ons ertoe verbonden hebben deze regels te volgen en alle implicaties met betrekking tot de afloop van het spel te aanvaarden; wij zijn van op voorhand bereid om het verlies aan te nemen als wij verliezen en uiteraard ook de winst als wij winnen. Maar de oorsprong van het akkoord dat wij hebben met de natuur die ons aan zijn wetten onderwerpt, is veel moeilijker te achterhalen. Wij worden ons daar meestal pas van bewust op het ogenblik dat de natuurwetten zich aan ons openbaren als onze eigenlijke bestaanscondities. Die lijken op het eerste gezicht absoluut te zijn of het karakter te hebben van de conditio sine qua non maar die schijn kan verdampen door het zich voordoen van welbepaalde omstandigheden. En wij bedoelen omstandigheden van ethische aard welke ons bewust maken van het bestaan van wetten die sterker zijn dan die van de natuur.
Een concreet voorbeeld doet zich voor waar het leven van een moeder op het spel staat door een zwangerschap en waar zij ervoor kiest om haar leven op te offeren aan haar dan nog ongeboren kind. De moeder kon zich redden door gebruik te maken van haar recht op voorrang van haar eigen leven op dat van haar kind - een recht dat verwijst naar de fataliteit van de natuurwetten, een recht waarop zij zich kan beroepen om haar kind te (laten) doden teneinde zelf in leven te kunnen blijven. Als men geneeskundige zorgen moet missen en men moet de natuur zijn gang laten gaan, sterft de moeder. Als men met een medische ingreep het leven van de moeder redt, sterft het kind. Maar de derde mogelijkheid bestaat erin dat ondanks de aanwezigheid van medische bijstand en burgerlijke rechten, de moeder zelf aan die bijstand en aan dat recht verzaakt om het leven van haar kind voorrang te geven boven het hare. Zij offert zich dan welbewust op aan haar kind. Zij acht het met andere woorden waardevoller om niet te doden dan om zelf niet te sterven. Dat immers is de keuze waarmee zij geconfronteerd wordt: doden of sterven. En als er geen morele werkelijkheid bestond, dan had de vrouw in kwestie geen keuze en dan zou het recht van de sterkste zegevieren. Maar het bestaan van een morele werkelijkheid kan maken dat dat recht van de sterkte wordt omgekeerd. De moeder die ervoor kiest om haar leven op te offeren aan dat van haar kind, overstijgt haar zorg door zelf te beslissen dat zij de natuurwetten verwerpt, in dit geval door ze hun gang te laten gaan en zich er niet tegen te verzetten, en wel met een moreel motief dat luidt dat het beter is om te sterven dan om te doden.
Op die manier ontdoet de moeder zich van zorgen die op het eerste gezicht onoverkomelijk leken of fataal. Ze leken fataal omwille van onze onderworpenheid aan de wetten van de natuur. Edoch, er bestaat een ontsnappingsmogelijkheid aan die fataliteit die maakt dat wij zorgen hebben en die is er dankzij het bestaan van de morele werkelijkheid. In dat verband herinnert men zich de Bijbelse waarheid dat wie hun leven wil behouden, het zullen verliezen maar dat wie hun leven geven, het zullen behouden.1
(J.B., 28 februari 2025)
1Cf.: Marcus 8:35: “Want wie zijn leven wil behouden, zal het verliezen. Maar wie zijn leven vanwege Mij en voor Gods plan verliest, zal het behouden.” Matteüs 16:25: “Want ieder die zijn leven wil behouden, zal het verliezen, maar wie zijn leven verliest omwille van Mij, zal het behouden.” Lucas 9, 24-25: “Want wie zijn leven wil behouden, die zal het verliezen; maar wie zijn leven verliezen zal omwille van Mij, die zal het behouden. Johannes 12, 24-26:”Wie zich aan zijn leven vastklampt, verliest het. Maar wie zijn leven prijsgeeft in deze wereld, zal het behouden en eeuwig leven.
“Alle 18-jarigen zullen een brief krijgen om een vrijwillige legerdienst te doen. Zo kunnen jongeren die dat willen tegen betaling gedurende 12 maanden militair worden.”2Aldus eergisteren de NVA-politicus en Minister van Defensie Theo Francken.
In België is er sinds 1994 geen 'legerdienst' of 'militaire dienstplicht' meer. De uitdrukking “vrijwillige dienstplicht” is daarom een contradictio in terminis. En rijst hier niet de vraag of een vrijwilligersleger wettelijk mogelijk is?
Afgezien daarvan is er de kwestie of het inderdaad mogelijk is om er in vrijheid voor te kiezen om legerdienst te doen. Immers, onder de mooie beschrijving van 'defensie', bestaat de legerdienst voor een groot stuk uit een opleiding tot het leren hanteren van (gevechts)wapens. En een gevechtswapen is “een werktuig dat gebruikt wordt om mensen, dieren of voorwerpen te verwonden, te beschadigen of te doden.”3
Nu is ons uit voorbije oorlogen bekend dat de meerderheid van de gevechtssoldaten hetzij sneuvelen hetzij levenslang kampen met aandoeningen die een gevolg zijn van het doden van medemensen of van het verkeren in levensgevaar. Immers, “Het leven in de loopgraven was een hel, vele soldaten kregen shellshock(oorlogsneurose): getraumatiseerde soldaten praatten met zichzelf, met hun doden of met de ratten. Het menselijk leed van W.O.I werd gesymboliseerd in het Treurend ouderpaarvan Käthe Kollwitz dat achteraan op de begraafplaats in Vladslo staat. De nationaliteit van de begraven slachtoffers speelt helemaal geen rol meer en voor het leed bestaat geen soelaas, de vader en de moeder van de gesneuvelde soldaat zoeken bij elkaar geen troost meer, hun beelden staan apart.”4
De getuigenissen van getraumatiseerden uit oorlogsgevechten laten er geen enkele twijfel over bestaan dat wat de frontsoldaten moeten meemaken, hen volstrekt onbekend is tot op het ogenblik zelf dat zij daarmee geconfronteerd worden. Met andere woorden beseft niemand van de rekruten waaraan ze eigenlijk beginnen. Niemand is in staat om van op voorhand de betekenis in te schatten van het soldaat-zijn in een oorlog. Wanneer er dienstplicht is, heeft men geen keuze en stelt zich het probleem niet waarmee 'vrijwilligers' geconfronteerd worden. Vrijwilligers immers kiezen voor iets dat zij niet kennen. Edoch, als het object van de keuze onbekend is, kan de keuzedaad onmogelijk in vrijheid geschieden: het is dan geen vrije keuze doch een gok.
Overigens stelt zich hetzelfde probleem met betrekking tot de problematieken van de zelfmoord en de euthanasie: men kan niet beweren dat de betrokkenen in vrijheid kiezen voor de dood omdat niemand weet wat het betekent dood te zijn: de kennis die wij hebben over de dood, betreft enkel de dood van derden, gezien van buitenaf; over het eigen dood-zijn is kennis onmogelijk.
Om (jongvolwassen) mensen aan het gokken te brengen, tracht de minister hen nu te verleiden om “tegen betaling gedurende 12 maanden militair te worden.” Hiermee wil hij ingaan tegen de natuurlijke en menselijke neiging om risicogedrag zoveel mogelijk te vermijden. Ook bij Russische roulette wordt de afkeer van risicogedrag bekampt met het aanporren van de hebzucht of met geld. Een deugd (voorzichtigheid) wordt met een ondeugd (hebzucht) tegengewerkt met als resultaat een tweede ondeugd (risicogedrag) die in afschuwelijke gevolgen resulteert (moord).
De verleiding is dezelfde als deze die de aantrekkingskracht uitmaakt van een spel, alleen is oorlog geen spel, het is een spel met het leven. Dat in oorlog het leven op het spel gezet wordt, maakt de kern uit van zijn aantrekkingskracht, het is de kick van de dood die mensen ertoe verleidt om het spel te gaan meespelen. Om het uit te drukken in Bijbelse bewoordingen: “de angel van de dood is de zonde.”5 Maar de weg die men aldus opgaat, druist regelrecht in tegen de waarden die onze beschaving schragen en dat zijn beslist andere waarden dan deze waarover de neonazi's het hebben. Dat het zo ver kan komen, werd reeds door Plato voorspeld met zijn kritiek op de democratie, in het boek getiteld De Wetten, meer bepaald met de allegorie van het narrenschip.
De fraude en de dood - Een gesprek met Omsk Van Togenbirger
De fraude en de dood
Een gesprek met Omsk Van Togenbirger
- U bent een verstandig man, zo gaat Van Togenbirger meteen al in de aanval: legt u mij eens uit, hoe combineert men enerzijds de ijver voor het preventief onderzoek naar darmkanker met de weigerachtigheid om de verkoop van alcohol te verbieden?
- Wat bedoelt u precies?
- U weet toch dat met wetenschappelijk onderzoek werd aangetoond dat alcohol de hoofdoorzaak van kanker is en in het bijzonder van darmkanker?
- Dat schijnt zo te zijn, inderdaad...
- En u weet toch ook dat preventief kankeronderzoek een fortuin kost? Vanaf een zekere leeftijd krijgt elke burger een brief met de uitnodiging om daar aan deel te nemen, dat weet u toch?
- Zeker...
- De uitwerpselen worden ingezonden, gespecialiseerde medische labo's draaien op volle toeren, waar men bloedsporen vindt, mogen de betrokkenen naar de kliniek voor een endoscopie, meteen worden dan alvast eventuele poliepen verwijderd, er worden scans genomen en zo nodig wordt geopereerd om een stuk darm te verwijderen...
- Ja...
- Let maar niet op die camera's, het zijn godbetert museumstukken... ja, die glazen bollen daar... afleidingsmaneuvers! Iedereen weet dat het oog van een camera dezer dagen niet groter is dan een speldenkop want iedereen heeft er tenminste eentje in zijn telefoon. Die glazen bollen laat men hangen om het publiek van de wijs te brengen, zo denkt men dat men vrij kan praten op plekken waar geen bolle hangen, ja, zo werkt de geest... maar waar waren we gebleven?
- Het bevolkingsonderzoek naar darmkanker...
- Juist. Het kost handenvol geld maar als men alcohol vrij blijft verkopen, is het dweilen met de kraan open, toch? Afgezien van de financies, bedoel ik.
- Hebben de financies dan geen voorrang op...
- Op de gezondheid, inderdaad. De minister zal u wel uitleggen dat voorkomen niet alleen beter is dan genezen maar ook goedkoper. En daar heb ik nu mijn twijfels bij. Wat denkt u zelf?
- Ik heb het nooit berekend maar ik kan me wel indenken dat een kankerdode geld kost aan de maatschappij: hij zal niet langer belastingen betalen en hij moet hoe dan ook worden gehospitaliseerd, geopereerd, verzorgd...
- Juist. Maar u moet nu ook die alcohol in rekening brengen, begrijpt u? Alcohol vernielt de gezondheid, maar een verbod zou voor de staat een verliespost zijn, alcohol brengt veel geld in het laatje. En nu mogen we uiteraard ook die andere carrousel niet uit het oog verliezen... u kunt toch wel vermoeden waar ik op doel?
- Het RIZIV?
- Ha! De ziekenzorg is goed betaalbaar, niet? Maar aan alles wat gratis is, zit een geurtje, mijn beste. Neem nu televisie: televisie is zo goed als gratis; ja, men betaalt wel kijk- en luistergeld maar dan heeft het huis al flink zijn part gehad van de minister van cultuur! Ik heb geen televisie en u ook niet maar wij betalen mee voor het in stand houden van de vedettecultus en de dagelijkse leugens. De covronavaccins waren gratis, herinnert u zich? Ja, de staat betaalde onmiddellijk aan de industrie en de antivaxers draaiden op voor het vaccin van hun buren. Op de remgelden na, is de gezondheidszorg gratis, het geld wordt voor het leeuwendeel geïnd via belastingen. In dit geval krijgt u het met uw noeste arbeid verdiende geld dat naar de ziekenkas vloeit, niet eens te zien want het wordt van uw wedde afgehouden. Maar ziet u waar ik naartoe wil? De medische wereld wordt met belastinggelden betaald, net zoals de televisie, de ziekenkas, het onderwijs, de verkeersinfrastructuur en noem maar op. Zij zetten natuurlijk de politiek onder druk om almaar meer te krijgen en zij doen dat precies zoals toentertijd de kerk dat deed, u weet trouwens wel dat de dokters de nieuwe pastoors zijn? Juist, ze trekken het laken naar zich toe en zij doen dat met de middelen die ook hun voorgangers hanteerden: angst aanjagen voor ziekte, leed en dood, de hemel beloven, klanten ronselen... De mogelijkheden om te frauderen zijn legio. Bent u het daarmee eens?
- Tja...
- Heel, heel lang geleden, ik was nog jong, had ik een grootmoeder die in een bejaardentehuis verzorgd werd. Op een dag werd mijn vader aldaar ontboden: hij moest zijn handtekening gaan zetten in haar plaats om aldus toestemming te verlenen voor een operatie aan haar ogen. Verbouwereerd gaat hij bij zijn moeder langs met een krant en laat haar zonder bril, eerst met het linker oog en dan met het rechter, een tekst in kleine lettertjes lezen. Zij doet dat feilloos. Gaat hij naar de directie en vraagt om uitleg. Het moest een vergissing zijn, zo zegden zij.
- Vergissen is menselijk...
- Was mijn vader niet bij zijn moeder gaan kijken met die krant, het was een oogoperatie geworden. Winstbejag? Proefpersonen? Mijn grootmoeder was toen zesentachtig. Leg uw oor maar eens te luisteren: het wemelt overal van dergelijke verhalen. Alleen was dit goed controleerbaar: een krant bij de hand en “Moeder, wil je dat eens lezen?” Maar wat gedaan als ze zeggen: “Mijnheer, uw moeder heeft kanker?” Dat kan een leek niet zien, begrijpt u? Zij verklaren ziek wie zij willen. Wat zegt u?
- Als ze niet ziek zijn?
- Als ze niet ziek zijn? Zeggen ze: gaat u hier eventjes zitten, mevrouw, de dokter komt zo! En de dokter komt, na ongeveer twintig minuten. Tegen die tijd ben jij genoeg bestraald om in geen tijd een ongeneeslijke kanker te ontwikkelen!
- Paranoia...
- Paranoia? Zei u dat? Wel, lees dan dit eens: dit is gebeurd in Duitsland. Niet één keer maar systematisch, met alle mensen die ze daar zogezegd teveel hadden. Hier staat het in: kunt u misschien luidop de titel lezen van het boek?
- Nazi Mass Murder...
- Leest u dit ook eens alstublieft?
- Facsimile reproductions of secret Nazi documents are also included.
- Juist. En hier staan de auteurs, het zijn er vierentwintig, tel maar na. Uitgegeven bij Yale University Press in New Haven en London. Het gaat over massamoord met gas. Hier, lees dat thuis maar eens na.
- Dank u, zal ik doen.
- En dit boek hier is geschreven in het Nederlands, het heet “De mens voorbij” en de auteur is Gie van den Berghe.1 Hier staat wat ik u zonet verteld heb: hoe men mensen ongeneeslijk ziek maakt door hen vanuit de zitting van hun stoel te bestralen terwijl zij zoals hen werd gevraagd gedwee twintig minuten lang niets vermoedend papieren invullen. Het gaat hier om mensen die denken dat zij goden zijn. Negentienhonderd zesendertig.
- Dat is lang geleden... de tijd van het nazisme...
- Wel, zopas schreef een zekere dokter De Corte uit Wetteren een boek2 over politici die de andere kant opkijken, een eerste keer wanneer hij aangeeft dat een non jarenlang systematisch zieke mensen ombrengt en een tweede keer wanneer ze hooghartig zijn deskundige hulp afslaan als een giframp met een trein die tot in Peking de krantenkoppen haalt, de gemeente teistert, een milieuramp met een ontelbaar aantal slachtoffers, ze zijn nog aan het vallen. Hoe lang is dat geleden?
- Twaalf jaar.
- Precies. En in dat boek vertelt een stervende Etienne Vermeersch op een briefje dat hij aan de auteur overhandigt omdat hij dan niet meer kan spreken, dat de dokters denken dat ze goden zijn. Hoe lang is het geleden dat de professor overleed?
- Zes jaar.
- De nazitijd, zei u dat?
- U gelooft dus dat dit vandaag nog gebeurt?
- Maar waarom betwijfelt u dat nog? U hebt kennelijk geen te best geheugen. Kijk, wat is dit?
Iedereen kent de politieke oproep: “Kom op tegen kanker”. Fondsen voor kankeronderzoek moeten nu eenmaal gespijzigd worden. Wetenschapslui moeten betaald worden. Proefpersonen zijn nodig voor gedegen onderzoek. Het kost allemaal handenvol geld. Tegelijk is het geen geheim dat de farmaceutische industrie de meest winstgevende bedrijfstak geworden is. Men herinnert zich de coronapandemie met zijn maatregelen waaronder de vaccins. Alsook de koortsachtige ijver waarmee kritiek in de kiem werd gesmoord, een vergissing vanjewelste die de politiek duur te staan kwam, getuige de opmars van het trumpisme.
Inzake vaccins blijkt fraude moeilijk te bewijzen maar zelfs met de grofste middelen ook moeilijk weg te steken.
Inzake kanker blokt het nieuws vandaag: “Steeds meer frauduleus kankeronderzoek”1 Opnieuw even moeilijk te bewijzen als te verbergen.
Momenteel in de lift, een combinatie van de twee voorgaande: vaccins tegen kanker. Het laat zich raden dat fraude hier wellicht volstrekt onbewijsbaar zal zijn.
“Ik ben de tijd, de vernietiger van de werelden, en ik ben gekomen om alle mensen in de strijd te brengen. (...)” (Krishna's woorden in de Bhagavad Gita, XI, 32.)
“Meent niet, dat Ik gekomen ben, om vrede te brengen op de aarde; Ik ben niet gekomen om vrede te brengen, maar het zwaard.” (Christus' woorden in het Matteüs-evangelie 10:34-39.)
Godsdienstoorlogen bestaan, zoals bijvoorbeeld de oorlogen van katholieken tegen protestanten of die tussen soennieten en sjiieten maar dikwijls gaat het om oorlogen die de naam van God ijdel gebruiken, zoals bijvoorbeeld in de strijdkreet “Gott mit uns”, onder meer in nazi-Duitsland.
Met de oorlog tussen Oekraïne en Rusland waarin nu ook Europa en de Verenigde Staten betrokken zijn geraakt, lijkt op het eerste gezicht helemaal geen religie gemoeid maar dat is louter schijn: in zijn schaamteloze toespraak op de internationale veiligheidsconferentie in München op 14 februari 2025 heeft de Amerikaanse vicepresident J.D. Vance ineens de mond vol over te verdedigen waarden: "Europa is afstand aan het nemen van zijn fundamentele waarden, die het met de VS deelt."1
Edoch, over welke waarden heeft Vance het dan? Met de megadeportaties van de regering Trump kan de extreemrechtse nationalist dan toch de gastvrijheid niet bedoelen waarvoor het Vrijheidsbeeld in New York symbool staat en dat een teken is van verwelkoming voor gasten en voor immigranten? Of heeft hij het over de vrije meningsuiting van de huidige Amerikaanse regering die haar eigen rechters aanstelt en andersdenkenden de mond snoert? Wellicht bedoelt hij de waarden van de windhaan want de huidige vicepresident die Trump al eens “de Hitler van Amerika”2 noemde, schreef eerder in een opiniestuk in USA Today over zijn president: “I quickly realized that Trump’s actual policy proposals, such as they are, range from immoral to absurd.”3
Het gaat hier niet mis te verstaan om professionele leugenaarsbendes die de politieke macht veroverd hebben en die nu Oekraïne verraden en de E.U. En om het met de woorden van gewezen NAVO-secretaris-generaal Willy Claes te zeggen, plegen zij momenteel 'hoogverraad' m.b.t. het NAVO-bondgenootschap.
Op de vraag of Trump zelf gelooft wat hij zegt, antwoorden deskundigen dat hij feiten fabriceert met het oog op wat hij wil bereiken, zoals alle leugenaars doen. Deze bijzonder immorele handelwijze werd geanalyseerd door de joodse filosofe Hannah Arendt: in haar Totalitarisme4beschrijft Hannah Arendt hoe in totalitaire systemen realiteit en fictie met elkaar verwisseld worden en daarvan kregen we een voorbeeld bij het zich ontplooien van wat een wereldoverspannend totalitair systeem moest worden tijdens de corona-pandemie. Nu krijgen we ter gelegenheid van de Amerikaanse inmenging in de Oekraïne-oorlog van hetzelfde laken een broek.
Arendt beschrijft hoe de totalitaire organisatie propagandaleugens moet omzetten in functionerende werkelijkheid; ze moet “een samenleving opbouwen waarin de leden ageren en reageren in overeenstemming met de regels van een fictieve wereld.”5 In het totalitaire regime is de wil van de leider wet in die zin dat allen functionarissen zijn die zijn wil blindelings uitvoeren terwijl hij het monopolie heeft op alle verantwoordelijkheid. (…) Totalitarismen bezitten bovenal “het onovertroffen vermogen om door consistente leugens een fictieve wereld op te richten en in stand te houden (…) [in een] eigenaardige mengeling van lichtgelovigheid en cynisme (…).”6“De massapropaganda ontdekte dat haar gehoor ten allen tijde bereid was het slechtste te geloven, ongeacht hoe absurd het was, en dat het er nauwelijks bezwaar tegen had om misleid te worden, aangezien het elke bewering toch als een leugen beschouwde.”7“In plaats van leiders afvallig te worden, zouden [de mensen] opwerpen dat ze de hele tijd al geweten hadden dat de bewering [waarvan de onwaarheid bewezen was] een leugen was, en zouden ze de leiders bewonderen voor hun superieure tactische schranderheid.”8 “De leider stelt altijd de juiste daden, en aangezien deze daden gepland zijn met het oog op de komende eeuwen, is de ultieme test van wat hij doet onttrokken aan de ervaring van zijn tijdgenoten.”9 Met andere woorden: beloften kunnen onmogelijk gelogenstraft worden op het ogenblik dat zij worden afgelegd. Hitlers eed van wettelijkheid was een cynisch bedrog waarom hij op de koop toe nog geëerd werd; zelfs de lichtgelovigheid van zijn sympathisanten was gespeeld. Worden totalitaristen betrapt op leugens waarvan ze eisen dat allen ze onvoorwaardelijk geloven, dan blijken ze daar volkomen immuun voor.10 Arendt vertelt hoe totalitaristen “een algemene training [kregen] in opperste minachting voor elk feit en voor elke realiteit”11 De meest gekoesterde deugd van de totalitaire elite is “trouw aan de leider, de talisman die de uiteindelijke overwinning van de leugen en de fictie op de waarheid en de werkelijkheid verzekert.”12Zo bijvoorbeeld werd het racisme door de nazi's in een wetenschappelijk kleedje gestoken maar “het was verzekerd, onafhankelijk van de wetenschappelijkheid van de propaganda (...).”13
Het geloof van totalitaristen dat alles geoorloofd is, berust op de vaste overtuiging dat alles mogelijk is. De werkelijkheid is voor hen slechts een obstakel dat zij in staat zijn op te ruimen. Bovendien geloven ze dat uiteindelijk niet echt “maar zij gebruiken die fictie slechts als een organisatorische kunstgreep”. Ze zijn helemaal niet geïnteresseerd in de waarheid, alleen in hun eigen fictie, ook al weten ze dat die bedrog is.14De opruiming van het obstakel van de werkelijkheid voltrekt zich uiteraard middels moord en massamoord. Totalitaristen geloven de werkelijkheid te kunnen opruimen maar in feite ruimen zij de getuigen van de waarheid op.1516
4Hannah Arendt, Totalitarisme, Boom, Amsterdam, vijfde oplage 2021 (eerste druk 2014), in het Nederlands vertaald door Remi Peeters en Dirk De Schutter.Oorspronkelijk: Totalitarianism, deel III, alsook (in een appendix) een gedeeltelijk samengevat negende hoofdstuk uit deel II, getiteld: The Decline of the Nation-State and the End of the Rights of Man.
10Totalitarisme, p. 178-179. Men zou hier kunnen denken aan wat Michel Foucault schrijft over de manier waarop macht zich doet gelden. In twee woorden: macht manifesteert zich waar men een ander kan doen belijden dat hij de aperte leugens die men hem vertelt, gelooft.
14Totalitarisme, pp. 182-184. Men zou hier ook kunnen denken aan wat Dostojevski schrijft over de bekentenis van de kerkleiders in zijn raamvertelling over de grootinquisiteur van Sevilla in De gebroeders Karamazov.
15De paragraaf over Arendt is onze tekst d.d. 12 juni 2021.
16Cf. Jan Bauwens, Hannah Arendt over Totalitarisme, Aflevering 9: Totalitarisme, de verwisseling van fictie en werkelijkheid en het prijskaartje daarvan. Cf.: Het grote interview met Omsk Van Togenbirger en andere teksten over de totalitaire wereld. Artikels d.d. 11 april 2021 tot 7 maart 2022 en andere teksten, Jan Bauwens, Serskamp 2022, pp. 94v. PDF: http://blogimages.seniorennet.be/tisallemaiet/attach/173914.pdf
20-02-2025
Oorlogavond
Oorlogavond
Een auteur beschrijft hoe met het levenseinde in het vooruitzicht de mensen ineens uitgelaten zijn en zich gaan storten in de wildste avonturen: met het sterven in het verschiet laaien de lusten op alsof de dood een afrodisiacum was. En iets gelijkaardigs gebeurt waar de wereld op zijn einde dreigt te lopen.
Uitgelaten is de sfeer. Het is na negenen in de avond, amper drie graad Celsius, maar de terrassen zitten vol met keuvelende mensen. Her en der tegen de glazen portieken aan van Hema, C&A en nog andere magazijnen die het plein omzomen, liggen in de frisse wind maar onder het warme licht van de lantarens goed georganiseerd en ingeduffeld op hun luchtmatrassen, in kussens en in wollen dekens tegen elkaar aan voltallige families en ze lachen, ze vertellen luid, een van hen bespeelt een kleine mondharmonica, het zijn Roma zo te zien, ze zijn in hun nopjes, gezellig tussen het volk dat langs de gevels wandelt, sommigen struikelen net niet over hun benen. Iedereen weet: het zal niet lang meer duren nu want we zijn verraden, laten we nog één keer vrolijk zijn want morgen is dit alles voltooid verleden tijd.
Judas Trump. Verraad (in het Engels betrayal en treason) is schending van vertrouwen en het woord 'verrader', in het Engels 'treator', lijkt verwant met het woord 'treiteraar', wat betekent: 'pester', wat dan de verwantschap aangeeft tussen verraden en pesten. Wie de pest krijgen, voelen zich verraden omdat zij er altijd op vertrouwd hebben dat dit nooit zou gebeuren wegens de voorzienigheid en die teleurstelling wordt aangevoeld als verraad, uiteraard maar onbewust vanwege degenen die ooit de idee van de voorzienigheid aan de (naderhand) teleurgestelden hebben weten te slijten en dezen (deze slijters van het genoemde idee) vormen uiteindelijk een 'samenzwering' die pas in het gezichtsveld valt van wie op zeker ogenblik effectief worden verraden. De halve wereld werd op het verkeerde been gezet.
Tegen verraad verzekert men zich middels contracten die immers garanderen dat bij eventueel verraad een hogere macht recht zal spreken dat onder dwang zal worden nageleefd. Tenzij in geval van onverstand of ziekte, wordt verraad dan ook altijd gepleegd vanwege een 'sterkere' op een 'zwakkere' en voor het bepalen van die posities zijn talloze parameters denkbaar.
De sterkte kan fysieke sterkte zijn maar kan bijvoorbeeld ook voortspruiten uit de onbewijsbaarheid van de misdaad die de vertrouwensbreuk bezegelt zoals dat het geval is bij pesten waar de pester er immers voor zorgt dat hij buiten schot blijft. De verrader blijft buiten schot wanneer hij de sterkste is maar gevallen van onverstand en ziekte niet te nagesproken voltrekt verraad zich pas door wie zich sterker achten.
Bijzonder ergerlijk wordt verraad waar de verrader het zich veroorlooft om op de koop toe uit te leggen dat hij rechtmatig handelt en dat de dupe van zijn verraad de eigenlijke misdadiger is - bijzonder ergerlijk omdat de gedupeerde sowieso de zwakkere is en zich niet verdedigen kan terwijl de sterkere, die verraadt pleegt, bijval geniet van de bange en gewetenloze massa die, alle onrecht ten spijt, altijd de kant kiest van de sterkste teneinde zich van het eigen comfort te kunnen verzekeren. Op die manier profileert de dader zich als slachtoffer en maakt hij van zijn slachtoffer de boosdoener.
Als de president van de sterkste natie het zegt, zal niemand het in twijfel trekken dat niet Poetin op 24 februari 2022 Oekraïne is binnengevallen maar dat Zelensky de oorlog is begonnen. En de rechterhand van Poetin die de vertegenwoordiger van het Russische volk, Navalny, vergiftigde - de dappere man is al vergeten - houdt godbetert een pleidooi voor de vrije meningsuiting!
Inzake de actuele discussie omtrent het NAVO-bondgenootschap heeft zijn oud-secretaris-generaal Willy Claes, de term verraad in de mond genomen met betrekking tot de regering Trump en omdat zij de zwakkeren zijn, kunnen de gedupeerden hun teleurstelling alleen maar aanvaarden, zoals in de jungle de zwakkere alleen maar kan ondergaan hoe de sterkere hem opeet. Ik zou wel heel dom moeten zijn, zo redeneert de sterkere, indien ik mij door een zwakkere de les liet spellen terwijl ik hem nochtans moeiteloos de baas kan.
De aanloop naar concrete acties en niet mis te verstaan een heuse uitroeiing van wat wordt afgeschilderd als belastend gepeupel dat moet worden opgeruimd (“to clean up” is het gebruikte werkwoord) werd door de wolven in schapenvacht al ingezet: in de schaamteloze toespraak van de huidige bezetters van Amerika wordt op een Europese conferentie opgeroepen tot een rechtsomkeer naar de middeleeuwen, inbegrepen de overstap van recht en waarheid naar de brute oorlogslogica: de vampieren kunnen kennelijk niet langer wachten voor het laven van hun bloeddorst.
Een wedstrijd in schaamteloos liegen tussen de twee grootmachten die nu samenzweren zoals alle lafaards doen om de buit (want zo zien zij de kleinmachten) onder elkaar te verdelen van zodra het vaststaat dat het toeziend oog van het verleden (de slachtoffers van destijds) niet meer spreken zal. Zoals ook onder de nazi's moeten nu onder de neonazi's zij die geen wapens dragen het ontgelden: de massa's vluchtelingen uit het zuiden die pogen te ontkomen aan aldaar door het noorden opgepookte oorlogen om ertsen, kunnen de pot op; woedend om het verlies van hun voorrechten (zoals ook de voorstanders van de slavernij in de Amerikaanse burgeroorlog) eigenen de vervolgers van lgbtq-mensen zich de status toe van held en het lot van ouderlingen, zieken en gehandicapten die nu geen enkel verweer meer hebben, laat zich raden.
Uitgelaten is de sfeer. Het is na negenen in de avond, amper drie graad Celsius, maar de terrassen zitten vol met keuvelende mensen. Her en der tegen de glazen portieken aan van Hema, C&A en nog andere magazijnen die het plein omzomen, liggen in de frisse wind maar onder het warme licht van de lantarens goed georganiseerd en ingeduffeld op hun luchtmatrassen, in kussens en in wollen dekens naast elkaar voltallige families en ze lachen, ze vertellen luid, een van hen bespeelt een kleine mondharmonica, het zijn Roma zo te zien, ze zijn in hun nopjes, gezellig tussen het volk dat langs de gevels wandelt, sommigen struikelen net niet over hun benen. Iedereen weet het.
(J.B., 20 februari 2025)
19-02-2025
Kaos
Kaos
Ergens vertelt iemand een verhaal over een man die ter gelegenheid van het overlijden van zijn moeder naar zijn geboortedorp teruggeroepen wordt. In het verlaten huis overmant hem droefheid, waarop de geest van zijn moeder aan hem verschijnt. Zij poogt hem alsnog te troosten met de woorden dat hij dan toch nog aan haar denken kan. Dat is waar, moeder, zo antwoordt hij, maar ik ween omdat gij niet meer aan mij kunt denken.1
In heel wat wijsgerige geschriften wordt gesteld dat het leven van elke mens zich afspeelt - zich uitsluitend afspeelt - in de aandacht van de ander. Viel de ander helemaal weg, dan bestond ook de oogappel niet langer. Uiteraard zal dat dan zeker gelden waar het leven van haar kind nooit uit de aandacht van de moeder wijkt omdat in de onmetelijke kosmos geen band ooit sterker zijn kan dan deze tussen moeder en kind.
Naar haar beeld en gelijkenis vormt de moeder in het binnenste van haar lijf een mens, aldus zelf veranderend in een evenbeeld van de Schepper. En op elk ogenblik dat zij het in zich draagt, schenkt zij aan haar beeld haar heetste hartebloed. Ook nadat de weeën het kind aan haar onttrokken hebben, gaat zij ermee door zichzelf te offeren. Zij geeft haar kind de borst en als de tijd haar borsten droog gemaakt heeft, spendeert zij dag in dag uit haar hele verdere leven aan het bereiden van maaltijden.
Het kind nuttigt zijn moeders maaltijden en groeit - groeit haar boven het hoofd - terwijl de tijd, die onherroepelijk verstrijkt, de moeder krimpen doet en haar tenslotte doodt.
Dan wordt het kind naar zijn geboortedorp teruggeroepen. In het verlaten huis overmant hem droefenis, waarop zijn moeders geest aan hem verschijnt. Zij poogt hem alsnog te troosten met de woorden dat hij dan toch nog aan haar denken kan. Dat is waar, zo antwoordt hij, maar ik ween omdat gij niet meer aan mij kunt denken.2
De moeder is sterfelijk maar op de een of andere manier weet zij uit de zo pijnlijke gedachte aan het graf, een levend kindje te boetseren: aldus biedt zij haar Schepper troost van wie zij immers weten kan dat Hij om onze sterfelijkheid lijdt.
De moeder sterft maar ook het kind aan wie zij haar hele leven schonk, zal doodgaan op een dag. Voor die vreeswekkende kennis behoedt zij haar leven lang de nakomeling met onverdroten aandacht. Van de honger vrijwaart zij hem maar ook tegen alle andere plagen van de jungle, waarvan de verschrikkelijke gestalte pas opdoemt op het ogenblik dat het kind beseffen moet wat ook de man in het verlaten huis doet wenen. Niet langer in moeders aandacht te bestaan, voelt een beetje zoals verstoten zijn. De dood van de moeder maakt het kind tot wees voor immer.
De dood van de moeder verklaart het kind vogelvrij in de betekenis die jagers daaraan geven. De dood sloopt de schutting die haar aandacht is en waarachter zij voor de telg diens einde aan zijn oog onttrokken hield. Maar zo plotseling als de dood komt van de moeder, zo abrupt verliest het kind haar zo zorgzame blik en zo onmiddellijk verrijst zoals een zwarte zon het uitzicht op zijn eigen einde.
Omdat hij weet dat zij hem altijd troost zal bieden, verklaart de man in het verlaten geboortehuis aan zijn moeder waarom hij dan weent. Edoch, het gesprek dat hij met haar voert, bestaat alleen maar in een droom. En wat hij nu ook denkt of doet: uit die droom kan niemand ontwaken.
Superbia - Over een nog helemaal niet in kaart gebracht probleem
Superbia
Over een nog helemaal niet in kaart gebracht probleem
Verenigingen die opkomen voor de rechten van lgtbq-personen hebben hier te lande weliswaar bekomen dat discriminatie op grond van seksuele geaardheid door de wet verboden is maar een gevolg daarvan is wel dat de vormen waarin gediscrimineerd wordt, zijn gaan muteren: ze verplaatsen zich van de openbaarheid naar de privésfeer (incluis het stemhokje) en naar moeilijk of helemaal niet te bewijzen misdaden.
Als bijvoorbeeld in de familiale sfeer gediscrimineerd wordt, kan de overheid niet tussenbeide komen zolang geen ernstige en aantoonbare misdrijven werden gepleegd. In die gevallen kan het slachtoffer zich alleen nog wenden tot instanties die psychologische hulp bieden.
Afgezien van het feit dat men daar te kampen heeft met ellenlange wachtlijsten, kunnen die uiteindelijk weinig meer doen dan de pastoor van toentertijd, bij wie men met dit probleem al zeker niet terecht wil, tenminste als men zich niet tevreden stelt met een moreel gekleurde terechtwijzing.
De pastorale terechtwijzing werd inmiddels overgenomen door jan met de pet die zelf rechter speelt en ook straft, psychosociaal en/of fysiek, en die inmiddels politici aan de macht gestemd heeft die de antidiscriminatiewetten jegens lgtbq-personen opnieuw afschaffen en vervangen door wettige discriminatie en door nog andere straffen.
Het wetenschappelijk gedragen werk van degenen die zich hebben ingezet om de impact van discriminatie op het persoonlijke en maatschappelijke welzijn aan te tonen, om de bij discriminatie aan de orde zijnde vooroordelen in kaart te brengen en om het extremisme te bestrijden, wordt door bendes van nitwits zomaar van tafel geveegd van zodra deze middels democratische verkiezingen aan de macht werden gebracht.
Dat dit mogelijk is, vormt een nog helemaal niet in kaart gebracht probleem waarvan de ernst mag blijken uit het feit dat sinds kort in de Verenigde Staten van Amerika onder meer over de volksgezondheid zal beslist worden door figuren die er desbetreffend bijzonder omstreden en derhalve levensgevaarlijke opvattingen op nahouden.
De kern van het euvel zit hem uiteraard hierin dat, op onrechtstreekse wijze maar desalniettemin geheel effectief, beslissingen over bijvoorbeeld de kwestie wat al dan niet goed is voor de gezondheid, niet langer worden genomen door wetenschapslui maar door de (onwetende) massa. Michel Foucault duidde dit kwaad eerder aan als zijnde inherent aan de democratie die de waarheid op structurele gronden fnuikt.1
(J.B., 17 februari 2025)
1“"Hoe komt het dat het ware vertoog in de democratie machteloos is?", zo vraagt Foucault zich af en hij komt tot een bijzonder besluit: de democratie kan de goede van de slechte redenaar niet onderscheiden, zij moet hoe dan ook luisteren naar de meerderheid (de slechtsten) terwijl de besten in de minderheid zijn: het spreken van waarheid is in een democratie structureel onmogelijk.” (Michel Foucault, De moed tot waarheid. Het bestuur van zichzelf en de anderen II, Colleges aan het Collège de France (1983-1984), met woord vooraf en redactie door François Ewald en Alessandro Fontana. Situering en redactie door Frédéric Gros. Vertaling door Ineke van der Burg. Uitgeverij Boom, Amsterdam 2011, pp. 60-67. [Oorspronkelijk: Le courage de la vérité. Le gouvernement de soi et des autres II. Cours au Collège de France (1983-1984), Paris: Gallimard/Seuil 2009]. Zie ook: Panopticum corona (http://blogimages.seniorennet.be/tisallemaiet/attach/170161.pdf ), o.m.: pp. 101v, 172v, 689v.
16-02-2025
Het nieuwe verhaal
Het nieuwe verhaal
In de nacht wordt een vrouw verkracht door een demon wiens zoon zij baart.
Zij geeft hem de borst, het instinct stelt geen vragen; onlesbare dorst, de toekomst is zwart die zij bergt in haar hart: kom hier, mijn kind, niemand zal u belagen!
Het immer gevreesde is de nieuwe baan; de ingeslagen weg, een dood lopend spoor maar wij moeten hem gaan.
En de voeten stappen, altijd voort, de lange rangen zwijgen; stoeten stuwen, de cadans houdt aan, de blinde reizigers hijgen.
Alle neuzen dwalen, een dikke mist vertelt de vreemdste verhalen.
En het lied van de leugen, onder een zwarte vlag, klinkt almaar luider, klamme lach.
Holle klokken, hoog in de lucht, verlammende tocht, gekreun en gezucht. De afgrond wenkt, er is geen licht in dit gehucht.
Op voorspraak van de duivel aan de macht: een bende, bewapend tot de tanden.
Hoge hoeden op lege hoofden.
Krieg und Leichen.
In het continent van de waanzin, slokop van de aarde - sinds eeuwen drijven zij slaven voort.
O, Atlantische Oceaan, gigantisch graf, diepzee der mamonen!
O, plantages van thee en katoen, luxe van ivoor, rubber en ertsen, gekerstende nertsen.
Zwartjes in het gareel, het geweer in de nek, bleke gebeenten langs de weg, hoofden gespietst op staken die tuinen van kolonialen bewaken.
Geniale vorst, beschavingswerk, christianisatie, rijke kerk, zerk op het graf van kolonisatie, mobilisatie.
Massagraven, botten en schedels, gedenk, o mens: van stof en as.
Onacceptabel? Accepteer!
Incontournable? Contourneer!
De tijd is gekeerd, vloed werd eb, slechts herinnering rest.
Het lege strand met de dode vissen.
Het nieuwe normaal, het oude verhaal.
De derde wereld? Eén antwoord: hekken!
Hekken rondom fort Europa. Hekken rondom de United States. Hekken, hekken en nog eens hekken!
De vierde wereld? Eén antwoord: hekken!
Miljoenen mensen, herleid tot obstakel: het obstakel van de massamigratie.
En de leeghoofden, de hoge hoeden: zij willen het obstakel weg.
De glazenwassers in de resto's, de kuisploegen van hotels, de straatvegers in de steden, de venters met pizza, kip en kaas, arbeiders in fabrieken, verzorgers van zieken, soldaten aan 't front? Obstakels! Obstakels! Maak de staat gezond!
Treuzel niet, zo schreeuwen zij, de plastic faces want daar komt de strijd: schakel nu over op oorlogsmentaliteit!
We want more! We want more!
We want war! We want war!
Maar kijk, massaal benemen de slaven zich van 't leven. Nog onvolwassen al weggezet als kaf, haken zij af, dwalen door de stegen van een massagraf, snuiven tot hun hersens openbarsten. En de overlast belandt in de goot bij het schroot.
In de nacht wordt een vrouw verkracht door een demon wiens zoon zij baart. Zij geeft hem de borst, het instinct stelt geen vragen; onlesbare dorst, de toekomst is zwart die zij bergt in haar hart: kom hier, mijn kind, niemand zal u belagen!