Foto
Inhoud blog
  • verjaardagen
  • 2 juni
  • 2 juni
  • 2 jui
  • 1 juni
  • mei 31
  • vandaag jaren terug 13 sep tupac shakur
  • vandaag jaren terug 13 sep tupac shakur
  • vandaag jaren terug 13 sep 1942 lee dorman
  • vandaag jaren terug 13 sep 1942 lee dorman
  • vandaag jaren terug 12 sep 1992 anthony perkins
  • vandaag jaren terug 12 sep 1992 anthony perkins
  • vandaag jaren terug 12 sep 2003 johny cash
  • vandaag jaren terug 12 sep 2003 johny cash
  • vandaag jaren terug 12 sep 1926 paul janssen
  • vandaag jaren terug 12 sep 1926 paul janssen
  • vandaag jaren terug 12 sep 1944 barry white
  • vandaag jaren terug 12 sep 1944 barry white
  • WAT WEET JE OVER VOETBAL
  • vandaag jaren terug 11 sep 2001 new york
  • vandaag jaren terug 11 sep 2001 new york
  • vandaag jaren terug 11 sep 1883 asta nielsen
  • vandaag jaren terug 11 sep 1883 asta nielsen
  • vandaag jaren terug 11 sep 1987 lorne greene
  • vandaag jaren terug 11 sep 1987 lorne greene
  • vandaag jaren terug 11 sep 1987 peter tosh
  • vandaag jaren terug 11 sep 1987 peter tosh
  • WAT WEET JE OVER FRIET
  • WAT WEET JE OVER FRIET
  • vandaag jaren terug 10 sep 1989 eliabeth van beieren
  • vandaag jaren terug 10 sep 1989 eliabeth van beieren
  • vandaag jaren terug 10 sep 1935 paul van vliet
  • vandaag jaren terug 10 sep 1935 paul van vliet
  • vandaag jaren terug 10 sep 1938 karl lagerfeld
  • vandaag jaren terug 10 sep 1938 karl lagerfeld
  • vandaag jaren terug 10 sep 1945 jose feliciano
  • vandaag jaren terug 10 sep 1945 jose feliciano
  • WAT WEET JE OVER EIEREN
  • WAT WEET JE OVER EIEREN
  • vandaag jaren terug 09 sep 1901 toulouse loutrec
  • vandaag jaren terug 09 sep 1901 toulouse loutrec
  • vandaag jaren terug 09 sep 1828 leo tolstoj
  • vandaag jaren terug 09 sep 1828 leo tolstoj
  • vandaag jaren terug 09 sep 1924 rik van steenbergen
  • vandaag jaren terug 09 sep 1924 rik van steenbergen
  • vandaag jaren terug 09 ser 1941 otis redding
  • vandaag jaren terug 09 ser 1941 otis redding
  • WAT WEET JE OVER ETEN MET STOKJES
  • WAT WEET JE OVER ETEN MET STOKJES
  • vandaag jaren terug 08 sep 1946 richard strauss
  • vandaag jaren terug 08 sep 1946 richard strauss
  • vandaag jaren terug 08 sep 1830 frederic mistral
  • vandaag jaren terug 08 sep 1830 frederic mistral
  • vandaag jaren terug 08 sep 1925 peters sellers
  • vandaag jaren terug 08 sep 1925 peters sellers
  • WAT WEET JE OVER EEN VLIEGTUIGMAALTIJD
  • WAT WEET JE OVER EEN VLIEGTUIGMAALTIJD
  • vandaag jaren terug 07 sep 1979 rita hovink
  • vandaag jaren terug 07 sep 1979 rita hovink
  • vandaag jaren terug 07 sep 1936 buddy holly
  • vandaag jaren terug 07 sep 1936 buddy holly
  • vandaag jaren terug 07 sep 1930 koning boudewijn
  • vandaag jaren terug 07 sep 1930 koning boudewijn
  • WAT WEET JE OVER PLAKBAND
  • WAT WEET JE OVER PLAKBAND
  • WAT WEET JE OVER PLAKBAND
  • vandaag jaren terug 06 sep 1978 adolf dassier
  • vandaag jaren terug 06 sep 1978 adolf dassier
  • vandaag jaren terug 06 sep 1990 tom fogerty
  • vandaag jaren terug 06 sep 1990 tom fogerty
  • vandaag jaren terug 06 sep 2007 luciano pavarotti
  • vandaag jaren terug 06 sep 2007 luciano pavarotti
  • vandaag jaren terug 06 sep 1963 geert wlders
  • vandaag jaren terug 06 sep 1963 geert wlders
  • WAT WEET JE OVER PLASTIC
  • WAT WEET JE OVER PLASTIC
  • vandaag jaren terug 05 sep 1957 kerouac
  • vandaag jaren terug 05 sep 1957 kerouac
  • vandaag jaren terug 05 sep 1920 fons rademakers
  • vandaag jaren terug 05 sep 1920 fons rademakers
  • vandaag jaren terug 05 sep freddy mercury
  • vandaag jaren terug 05 sep freddy mercury
  • WAT WEET JE OVER DE VUILBAK
  • WAT WEET JE OVER DE VUILBAK
  • vandaag jaren terug 04 sep 1907 grieg
  • vandaag jaren terug 04 sep 1907 grieg
  • vandaag jaren terug 04 sep 1965 a sweitzer
  • vandaag jaren terug 04 sep 1965 a sweitzer
  • vandaag jaren terug 04 sep 1989 georges simenon
  • vandaag jaren terug 04 sep 1989 georges simenon
  • vandaag jaren terug 04 ser 1886 geronimo
  • vandaag jaren terug 04 ser 1886 geronimo
  • vandaag jaren terug 04 sep 1981 beonce
  • vandaag jaren terug 04 sep 1981 beonce
  • vandaag jaren terug 04 sep 1888 kodak
  • vandaag jaren terug 04 sep 1888 kodak
  • WAT WEET JE OVER VERKEERSBORDEN
  • WAT WEET JE OVER VERKEERSBORDEN
  • vandaag jaren terug 03 sep 1967 zweden
  • vandaag jaren terug 03 sep 1967 zweden
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    toen

    16-06-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 1903 ford

     

    16-06-2018 om 07:53 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 16 juni 1903 ford

    Op 16 juni 1903 richt Henry Ford in Detroit de Ford Motor Company op. Hij wil door massaproductie de auto betaalbaar maken voor de gewone burger. Voor de lopendeband-productie werkt hij met Frederick Taylor. Deze ziet als één van de oorzaken van het inefficiënt werken van ondernemingen de natuurlijke luiheid van de werknemer. Een ondernemer maakt meer winst bij een grotere (sociale) controle van arbeidsproces en arbeider. Er wordt o.a. voor elke werknemer een schema van opeenvolgende (simpel te leren) handelingen gemaakt. Henry Ford (Wayne County (Michigan), 30 juli 1863 – Dearborn (Michigan), 7 april 1947) was een Amerikaanse industrieel. Zijn moeder was naar alle waarschijnlijkheid van Nederlandse of Belgische afkomst. Ford begon in 1903 zijn autofabriek. Zijn eerste auto produceerde hij reeds in 1896. Henry Ford had een bijzondere aanleg voor techniek. Hoewel zijn vader vond dat hij beter boer kon worden, koos Henry voor de techniek. Na de dood van zijn moeder Mary Ford, in 1876, zag Henry iets dat zijn leven zou veranderen. Hij zag een wagen die voortbewoog zonder paarden. Een stoommachine zorgde voor de aandrijving. Twee jaar later, in 1878, verliet hij het huis van zijn ouders en nam als 15-jarige jongen een baantje. Hij werkte als leerling in een smidse in Detroit waar stoommachines werden gerepareerd. Met zijn loon van $ 2,50 per week kon hij niet rondkomen en hij nam er nog een baantje bij. Als tweede baan repareerde hij bij een juwelier horloges. Hiermee verdiende hij 50 cent per week extra. 50 jaar later had hij als autofabrikant 658 miljoen dollar verdiend aan netto winst. Toch keerde Ford terug naar het boerenland. Vader Ford bood hem 18 hectare grond aan indien hij de techniek af zou zweren. Dat moest namelijk een hobby blijven. Toch zou hij niet lang landbouwer blijven. In 1891 ging de toen 28-jarige Henry Ford aan het werk bij Edison Illuminating Company, een bedrijf dat Detroit van elektriciteit voorzag. In 1893 wist Ford een eigen cilindermotor te bouwen, die hij op kerstavond aan zijn vrouw Clara demonstreerde op het keukenaanrecht. In 1896 bouwde hij zijn eerste auto: de Quadricycle. De bouw nam een aantal jaren in beslag omdat Ford veel onderdelen zelf moest maken. Fords eerste auto was voorzien van vier fietswielen, vandaar de naam Quadricycle (= vierwieler; in tegenstelling tot bicycle = tweewieler, oftewel 'fiets'). Het wagentje woog slechts 225 kilo en had een tweecilindermotor. De eerste Quadricycle verkocht hij voor $ 200. Hij bouwde een tweede en later nog een derde. Intussen was Ford bij de Edison Illuminating Co. bevorderd tot chef-ingenieur. De directie probeerde hem over te halen zich alleen op elektriciteit te concentreren maar Ford wilde met auto's doorgaan. Ford richtte in 1899 de Detroit Automobile Company op, die al snel failliet ging. Ook met de Henry Ford Company die hij daarna oprichtte (1901), wist hij de markt niet te veroveren en de aandeelhouders dwongen hem het bedrijf te verlaten. Pas met zijn derde bedrijf, de Ford Motor Company (1903) had hij succes. Dit bedrijf richtte Ford op met de gebroeders John en Horage Dodge, steenkolenhandelaar Alexander Y. Malcomson, en nog tien anderen. De eerste auto was een Model A die toen $ 750 moest kosten. Daarmee was de auto $ 100 duurder dan de Oldsmobile (het eerste serieproduct in de Amerikaanse auto-industrie). Dat bedrijf (Olds Motor Works) verkocht in 1903 rond de 4000 auto's, 1500 méér dan in 1902. Vanaf dat moment begon de vraag naar auto's te groeien en Ford profiteerde daar mee van. Er werden bijna 1700 A-Fords gemaakt. De totale autoproductie in Amerika verdubbelde dat jaar naar 22.400 auto's. In dat jaar begon Ford echt mee te tellen omdat de tweecilinders van Ford maar weinig duurder waren dan Olds' eencilinders. In 1904 reed Henry zijn eigen ontworpen racewagen (de 999) op het bevroren meer van St. Clair bij Detroit en zette toen het wereldsnelheidsrecord op 147 kilometer per uur. Dat kwam uitgebreid in de kranten. Het jaar 1906 bracht een tegenslag. George Selden, een slimme advocaat, had in 1878 een patent aangevraagd op de automotor en eiste daarom patentrechten van alle autofabrikanten, ook
    van Ford. Maar Ford bouwde zijn eigen motoren en wilde niet betalen. Dat had in 1903 al tot een proces geleid. Selden had zelf echter helemaal geen rijdende auto en moest er dus een gaan bouwen. Op 19 mei 1906 kwam hij met een eigen model op de proppen en in 1909 werd hij door de rechtbank in het gelijk gesteld. Maar Ford ging in hoger beroep en won uiteindelijk in 1911, een jaar voor het patent zou aflopen. De concurrenten hadden Selden al die jaren gewoon betaald. Het gewonnen hoger beroep werd door Henry Ford zelf als een van de grootste overwinningen in zijn loopbaan beschouwd. Maar er zouden meer overwinningen komen: de snelle groei van zijn fabriek, de goede verkopen van de T-Ford, en de strijd tegen de gebroeders Dodge om alle aandelen in eigen handen te krijgen. Omstreeks 1908 brak er een nieuw tijdperk aan. Tot dat moment was een auto alleen iets voor de rijkelui. Auto's werden luxueuzer en de fabrikanten van toen waren er al achter gekomen dat ze meer winst konden maken op duurdere auto's dan op goedkopere. Daarom eisten de aandeelhouders van Ford dat Henry ook een zescilinder zou bieden. Maar Henry had een beter plan. In 1908 kwam de T-Ford op de markt, een praktisch ingesteld vervoermiddel met ruimte achterin "zodat men er een paar melkbussen kan neerzetten", zei Ford. Technisch was het model goed bij de tijd met een 2,9 liter viercilindermotor waarvan de cilinderkop uit één geheel bestond, met één centraal oliecarter voor de smering en met een dynamo. De wagen werd aangezwengeld met een slinger want een startmotor had hij nog niet. De eerste modellen hadden zelfs geen voorruiten. Pas later kwamen er auto's met voorruiten maar zonder ruitenwissers. Pas tegen het einde van de productietijd (rond 1923) kwam er een T-Ford met een gesloten carrosserie. In het begin (1908) kostte de T-Ford $ 850, en die prijs ging naar $ 950 in 1910. Maar eind 1910 kwam een geweldige prijsverlaging. De T-Ford werd leverbaar vanaf $ 680. Dit kwam doordat Ford de fabriek verhuisde naar een nieuw terrein op Highland Park. Hier introduceerde Ford 'De lopende band'. Op die manier werd de efficiëntie verhoogd. Waar vroeger één werknemer een motor in elkaar zette, werd dit werk nu verdeeld. Dit was tevens de basis voor een aantal theorieën (het Fordisme genaamd) over productie en werkorganisatie. In zijn boek "Mijn leven en werk" legde Henry Ford uit: "Het in elkaar zetten van de motor, vroeger door één man gedaan, is nu verdeeld in 84 afzonderlijke bewerkingen. Deze 84 bewerkingen doen het werk dat vroeger 250 mannen deden."
    Ook introduceerde Henry de 5 dollar-dag. Deze verving de werkdag van 9 uur (met een dagloon van $ 2,34, dat algemeen was) door een achturige werkdag met een loon van vijf dollar. Hierdoor liep het storm van sollicitanten op Highland Park, maar ouderen zagen het niet zo zitten want jongeren verdienden nu evenveel als zij. Ford gaf hierop heel simpel antwoord door te zeggen dat goede betaling goede werknemers oplevert en dat goed betaalde werknemers kunnen kopen wat zij willen, uiteindelijk ook een eigen Ford. En die Ford werd steeds goedkoper. In de zomer van 1914 ging de prijs omlaag naar $ 490 en beloofde Henry dat hij elke klant vijftig dollar terug zou geven als de fabriek een jaarproductie van 300.000 stuks zou bereiken. In 1915 verhuisde Henry Ford de fabriek voor de tweede keer en wel naar een stuk grond aan de River Rouge in Dearborn. De grond alleen kostte Henry $ 700.000. Ford zorgde ook dat de fabriek alles zelf maakte, tot metaal en glas toe. Voor de fabriek werd 25 km aan wegen en 170 km spoorweg aangelegd. Tegen het einde van zijn productie (1924) kon je al een T-Ford kopen voor $ 290. Toen de T-Ford in juni 1927 uit productie ging, waren er in totaal 15.007.033 stuks in Amerika gebouwd. Een record dat tot 1972 zou blijven staan, tot het gebroken werd door de Volkswagen Kever. De productie liep in andere landen nog enige tijd door en daarom werden later de productieaantallen opnieuw berekend. In totaal zijn er 15.458.781 T-Fords gebouwd.[ De T-Ford was 19 jaar in productie geweest. Voordat Ford de T-Ford produceerde had hij al meerdere modellen gemaakt: van A tot en met S gingen ongeveer tien modellen de T voor. In zijn autobiografie zei Ford over de T-Ford dat deze auto in alle kleuren te verkrijgen was, zolang het maar zwart was (Any customer can have a car painted any colour that he wants so long as it is black.). Deze beperkte kleurenkeuze was overigens een direct gevolg van de vergroting van de efficiency door de introductie van de lopende band: daarvoor was de T-Ford ook in andere kleuren leverbaar geweest.
    In 1946 werd Henry Ford op grootse wijze gehuldigd vanwege het feit dat hij 50 jaar eerder zijn eerste auto bouwde. Nog geen jaar later stierf hij op 83-jarige leeftijd op zijn landgoed Fair Lane. Meer dan honderdduizend mensen kwamen in een defilé langs zijn baar. Het leek alsof een groot staatshoofd was heengegaan. Henry Ford trouwde Clara Bryant in 1888. Uit het huwelijk ontsproot één kind, zoon Edsel Bryant Ford (1893-1943). Deze had vier kinderen waarvan de oudste, Henry Ford II, in 1947 president werd van de Ford Motor Company. Toen Henry Ford I eens gevraagd werd of hij zijn leven nog eens wilde overdoen zei hij: "Geen enkel bezwaar, als het maar zou mogen met dezelfde vrouw." Directe nakomelingen en zijdelingse verwanten (bijvoorbeeld president Gerald Ford) speelden later nog belangrijke rollen in de verdere geschiedenis van de VS. Henry Ford gaf vanaf 1919 de krant The Dearborn Independent uit. Deze krant publiceerde de, onder meer antisemitische, visie van Ford en publiceerde de Amerikaanse uitgave van de Protocollen van de wijzen van Sion (een door de geheime dienst van het Russische Rijk vervalst document waaruit zou moeten blijken dat 'de Joden' uit zijn op wereldoverheersing). De American Jewish Historical Society beschrijft de ideeën van Ford in de krant als "anti-immigrant, anti-arbeider, anti-drank, en antisemitisch". Zijn opvattingen zoals geuit in columns bundelde hij in het boek The International Jew, the World's Foremost Problem. Articles from The Dearborn Independent (1920). De autobiografie van Ford bevat ook veel antisemitische elementen. Hitler gebruikte veel van Fords ideeën in het boek Mein Kampf, en was met name onder de indruk van de Amerikaanse methoden voor massaproductie.[Bijgevolg was Ford op 30 juli 1938 de eerste ontvanger van het Grosskreuz des Deutschen Adlerordens, de hoogste nazi-onderscheiding voor buitenlanders, voor zijn inspanningen om auto's voor iedereen betaalbaar te maken. De ambivalente houding van Ford ten opzichte van antisemitisme komt naar voren als hij in 1927 publiekelijk zijn excuses aanbiedt, beweert dat het om een vervalsing gaat, en opdracht geeft om verdere uitgave stop te zetten.] In 1938 heeft Ford een ontmoeting met een Detroitse rabbijn en ontkende sympathie voor het nazisme. Op 7 januari 1942 schreef hij een open brief aan de AntiDefamation League, waarin hij Jodenhaat verwerpt en zijn hoop uitdrukt dat antisemitisme voor altijd zou eindigen. Volgens een bekend verhaal liet Henry Ford het productieproces in zijn fabriek door een deskundige analyseren. Wekenlang liep de onderzoeker door het bedrijf om het productieproces tegen het licht te houden. Bij zijn terugkeer rapporteerde hij dat iedereen in het bedrijf optimaal presteerde, "behalve in één kamer in de hoek, daar zit een man de hele dag sigaren te roken en niets te doen." "Dat klopt," zei Ford, "die man ben ik." In de roman Brave New World uit 1932 van de Britse schrijver Aldous Huxley wordt een (toekomstige) samenleving beschreven waarin mensen aan de lopende band worden geproduceerd. In de religie van die samenleving wordt Ford als God vereerd







    16-06-2018 om 07:48 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    15-06-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.15 juni ella fitzgerald

     

    15-06-2018 om 08:20 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 15 juni ella fitzgerald

    15 juni 1996 ella fitzgerald Ella Fitzgerald (Newport News (Virginia), 25 april 1917 – Beverly Hills (Californië), 15 juni 1996) was een Amerikaanse jazz zangeres die als één van de grootste jazzvocalisten ooit wordt beschouwd.[1] Ze werd dan ook roemend 'The First Lady of Song' genoemd en won dertien Grammy Awards. Fitzgerald had een groot bereik van vier octaven en een duidelijke uitspraak. Haar stem leende zich tevens prima voor scatzang. Kritiek was er ook: zo zou haar stem zich niet lenen voor liedjes met veel diepgang aangezien ze alles vrolijk deed klinken.Ella Fitzgerald had een moeilijke en arme jeugd. Ze was het jaar voor haar grote doorbraak zelfs dakloos.[bron?] Ze werd in het najaar van 1934 ontdekt bij een amateurwedstrijd in het Apollo Theater in Harlem, New York. Vervolgens nam Chick Webb haar op in zijn Savoy Ballroom-orkest (waar ook Louis Jordan deel van uitmaakte) en begon Fitzgerald naam te maken. Met Webb nam ze vanaf 1935 voor Decca Records platen op, waarvan haar bewerking van het kinderliedje A-Tisket, A-Tasket een hitopleverde. Toen Webb in 1939 overleed, werd het orkest omgedoopt tot Ella Fitzgerald and her Famous Orchestra, met matig succes. In 1941 besloot Fitzgerald solo verder te gaan, omdat ze te jong en te onervaren was voor het leiden van de ouderwetse bigband, die langzaam uit de mode begon te raken. Ze koos haar repertoire sindsdien steeds minder uit swing en meer uit bebop, het laatste vooral doordat ze toerde met meesterbebopper Dizzy Gillespie en de bekende bandleider Duke Ellington. Tijdens deze periode bleef ze platen opnemen voor Decca, dat haar een slecht en beperkt repertoire aanbood.[bron?] Daardoor kon ze als zangeres nauwelijks groeien. Impresario Norman Granz, tevens oprichter van de labels Clef en Norgran, wilde haar in 1949 uit het verstikkende regime van Decca krijgen en haar voor zijn eigen labels laten opnemen. Fitzgeralds contract liep echter tot 1956, maar vanaf 1949 trad ze al wel op in de rondreizende concertserie van Norman Granz, Jazz at the Philharmonic. In 1955 speelde ze in een film met Peggy Lee, Pete Kelly's Blues, en vervolgens tekende ze bij Granz' Verve Records, waar ze haar bekende songbooks met muziek van onder meer Cole Porter, George Gershwin, Ira Gershwin, Harold Arlen en Duke Ellington opnam. Haar carrière nam vanaf 1956 een vlucht. Fitzgerald werkte met een keur aan artiesten, zoals Oscar Peterson, Roy Eldridge, Count Basie, Dave Brubeck, Nelson Riddle, Duke Ellington, Joe Williams, Louis Armstrong en vele anderen. In 1960 verkocht Norman Granz het label Verve, maar hij bleef wel Fitzgeralds persoonlijke manager. Fitzgerald bleef succesvolle opnames maken, hoewel ze inmiddels genoeg verdiende om met pensioen te gaan. Zij trad wederom op in een film: Let No Man Write My Epitaph, maar die werd geen succes. In 1963, 1964 en 1965 werkte Fitzgerald met Roy Eldridge en het Tommy Flanagan Trio, daarna met het Duke Ellington Orkest, meer bepaald in 1965, 1966 en 1967. Ondertussen nam ze veel singles op, waarvan Can't Buy Me Love een hit werd. Andere singles, zoals I'm A Poached Egg en We Three, waarvan de laatste eigenlijk een duetmet zichzelf is, waren niet zo'n groot succes. In 1966 liep het contract met Verve af en ging Fitzgerald freelance werken. Dit resulteerde in een aantal opnames van country-and-westernmuziek en spirituals om het jongere publiek te trekken, iets waar veel jazzliefhebbers zich over verbaasden. Ze maakte enkele - door de critici minder gewaardeerde - uitstapjes naar de popmuziek (Sunny en I Heard It Through the Grapevine). In 1972 werd aan Fitzgeralds comeback in de jazzscene gewerkt. Dit werd de plaat Jazz at the Santa Monica Civic, met Count Basie en Tommy Flanagan. Hierna tekende ze bij Norman Granz' nieuwe label Pablo. Ze bracht daar van 1973 tot 1989 platen uit. De beste hiervan zijn de vier albums met Joe Pass, twee met Basie en een aantal liveoptredens op het Montreux Jazz Festival. Fitzgerald kreeg vanaf 1970 te kampen met de gevolgen van diabetes, die eerst resulteerden in blindheid. Haar stem bleef tot begin jaren tachtig vitaal, maar ging vanaf 1984 sterk achteruit. Haar laatste plaat, met saxofonist Benny Carter, die haar in 1934 had ontdekt, geeft hier blijk van. In 1987 maakte France Gall nog een lied over haar: Ella, elle l'a, waar Kate Ryan in 2008 een vernieuwde versie van uitbracht. In 1989 of 1990 zou Fitzgerald nog een plaat opnemen, die niet werd uitgebracht.
    Haar allerlaatste opname stamt uit 1991, toen ze voor de Japanse film Setting Sun de soundtrack inzong. Eind 1992 had ze haar laatste publieke optredens. Hoewel ze in 1993 gevraagd werd voor een duet op een album van Frank Sinatra, bleef ze hierna thuis wonen in Beverly Hills. Als gevolg van diabetes moesten in 1993 haar beide onderbenen worden geamputeerd. Gedurende de jaren 90 ondervond ze meer gevolgen van diabetes, waaraan ze uiteindelijk in 1996 op 79-jarige leeftijd ook overleed. Fitzgerald was twee keer gehuwd. Het tweede huwelijk was met bassist Ray Brown (1948-1952).







    15-06-2018 om 08:17 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.demis roussos

     

    15-06-2018 om 08:15 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 15 juni demis roussos

    15 juni 1946 demis roussos Artemios Ventouris (Demis) Roussos (Grieks: Αρτέμιος Βεντούρης Ρούσος) (Alexandrië, 15 juni 1946 – Athene, 25 januari 2015 ) was een Grieks zanger en basgitarist. Demis Roussos werd geboren in Egypte als zoon van Griekse ouders die alles verloren na de Suezcrisis in 1956 en daarop in 1961 naar Griekenland terugkeerden. In Griekenland was Roussos lid van een aantal groepen als The Idols, We Five, The Mini'sen The Papathanassiou Set, na hun aankomst in Parijs op 23 maart 1968 omgedoopt door producer Lou Reizner in Aphrodite's Child. Na het ontbinden van deze groep begon Roussos in 1971 een solocarrière. Hij is als gast te horen op een aantal albums van Vangelis, een van de bandleden van Aphrodite's Child, waaronder Blade Runner. Zijn solocarrière vertoonde een piek in de jaren zeventig met een aantal hits, waarvan de singles My Friend the Wind en Forever And Ever (1973) hoog genoteerd stonden in verschillende landen. In december 1973 had hij in Nederland een nummer 1-hit met Schönes Mädchen aus Arcadia. In de jaren 80 begon zijn come-back in Nederland met 'Island Of Love', waarna nog grote hits volgden in Frankrijk Quand Je T'aime en On Écrit Sur Les Murs. Roussos overleed op 25 januari 2015 in het Ygeia Hospitaal in Athene aan de gevolgen van uitgezaaide alvleesklierkanker.[Op 15 juni 2016 hebben zijn twee kinderen Cyril en Emily het Demis Roussos Museum in Nijkerk (Nederland) geopend. Roussos maakt zijn platen vanaf 1986 voor het Nederlandse platenlabel BR Music.





    15-06-2018 om 08:14 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    14-06-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 14 juni auschwitz


















    14-06-2018 om 08:31 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 14 juni auschwitz






    14-06-2018 om 08:29 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 14 juni auschwitz

    14 juni 1940 auschwitz Auschwitz was een verzameling van concentratie- en vernietigingskampen die tijdens de Tweede Wereldoorlog door nazi-Duitsland nabij de Poolse stad Auschwitz (Pools: Oświęcim) werden opgezet. Het was het grootste van alle Duitse concentratiekampen en bestond uit Auschwitz I (Stammlager of basiskamp), Auschwitz II-Birkenau (Vernichtungslager of vernietigingskamp), Auschwitz III-Monowitz (een werkkamp) en een aantal subkampen. Naar Auschwitz werden ongeveer 1,3 miljoen mensen gedeporteerd.[ Hiervan zijn er ongeveer 1,1 miljoen om het leven gekomen, waarvan het grootste deel werd vergast.[ De naam Auschwitz is symbolisch geworden voor de vernietigings- en concentratiekampen van de nazi's die op vele plaatsen in Europa verschenen voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog. Miljoenen mensen, merendeels Joden maar ook personen die tot andere etnische minderheden behoorden, evenals politieke gevangenen, zijn in dergelijke kampen om het leven gekomen. Na de Duitse aanval op Polen in september 1939 kregen de Duitsers in toenemende mate te maken met weerstand en verzet. Veel Poolse politieke tegenstanders werden opgepakt, en net als in Duitsland was het de bedoeling dat deze in zogenaamde concentratiekampen zouden worden geplaatst. In april 1940 had Reichsführer-SS Heinrich Himmler na diverse terreininspecties opdracht gegeven nabij Auschwitz, in het zuiden van Polen, tot de bouw van een concentratiekamp over te gaan. Reden om het concentratiekamp te bouwen was dat de cellen in Polen al overvol waren. Men had dus nieuwe plaatsen nodig om het groeiend aantal Poolse gevangenen die uit ingelijfde Poolse provincies kwamen te kunnen opsluiten. Aanvankelijk zou het kamp plaats moeten bieden aan 10 000 personen. Het terrein dat voor de vestiging was uitgekozen lag aan de oostelijke zijde van de Moravische Poort, in een vlakte tussen de rivieren Sola en Wisła. Dit was een vochtig, drassig en ongezond gebied. Verkeerstechnisch bood deze plaats de nazi's veel voordelen, want Auschwitz lag aan de spoorwegverbinding van Katowice met Krakau. De oude Poolse legerkazernes in het dorpje Zasolevormden de eerste behuizing van het kampcomplex. In de plannen was ook het voorstel van IG Farben voor de bouw van een zogenaamde Bunafabriek (productie van synthetisch rubber) inbegrepen. Het bedrijf zocht namelijk nog een plaats voor de fabriek. Aangezien Auschwitz over voldoende ruimte beschikte en in de omgeving voldoende water, kalk, zout, kolen en andere grondstoffen aanwezig waren, leek het concentratiekamp de nazi's hiervoor een plaats bij uitstek. Bovendien konden ze zo gebruikmaken van werkkrachten uit het concentratiekamp. Op 1 maart 1941 hadden een delegatie van IG Farben en Himmler een bespreking en bezichtiging in Auschwitz. Op 7 april datzelfde jaar nam in Katowice de bouw van de Bunafabriek een aanvang. Deze fabriek vormde samen met andere fabrieken van IG Farben het latere Auschwitz IIIMonowitz. Auschwitz I, ook wel het Stammlager genoemd, was een van de drie grote kampen van Auschwitz en tevens het eerste. Het werd in 1940 officieel als gevangenenkamp opgeleverd, en deed later dienst als het administratieve centrum van het gehele complex. In dit kamp werden ongeveer 70 000 mensen omgebracht, voornamelijk Poolse intellectuelen en Russische krijgsgevangenen. Auschwitz I werd – in tegenstelling tot wat eerder was gepland – niet als doorvoerkamp ingericht, maar als concentratie- en werkkamp. Op 5 mei 1940 werd Rudolf Höss aangesteld als kampcommandant. [] Het eerste gevangenentransport met dertig Duitse criminelen arriveerde op 20 mei 1940.[] Zij moesten samen met driehonderd Joden uit de stad het kamp opknappen. Vijftien SS'ers werden meegestuurd als bewakers. De dertig criminelen kregen later extra privileges door hun functie als kampoudsten of kapo's.[ Vrijwel de gehele oorlog lang waren de kapo's Duitse beroepscriminelen, die opvielen door hun wreedheid. De oude, deels ommuurde Poolse legerkazerne werd in gebruik genomen als concentratie- en werkkamp. Aanvankelijk werden achttien gebouwen als barakken gebruikt, waaronder een kampziekenhuis en een kampgevangenis. Dit is later bekend geworden als "Block 11". Er werden
    wachttorens gebouwd en er werd prikkeldraad geplaatst. Buiten het kamp lagen twee gebouwen voor de kampstaf en een crematorium dat in een van de buitenwereld afgeschermde oude munitiebunker was ingericht. Op 14 juni 1940, toen het kamp was opgeknapt, kwam het eerste officiële gevangenentransport met ongeveer 720 Poolse politieke gevangenen uit Tarnów aan in Auschwitz. Onder deze gevangenen bevond zich Wiesław Kielar, die vijf jaar Auschwitz zou overleven.[ Het aantal gevangenen zou op 15 augustus door een transport politieke gevangenen uit Warschau oplopen tot 3200.[ Ook in de maanden daarna kwamen nog enkele transporten aan. Op 31 december 1940 bedroeg het aantal gevangenen 7829.[ De eerste executies in het kamp volgden. Op 22 november 1940 werden veertig politieke gevangenen neergeschoten als represailles voor een aanslag op een SS-officier in een nabijgelegen stad.[] In het eerste jaar werd het kamp gestaag uitgebreid. Vrijwel alle gevangenen waren zes dagen per week, elf uur per dag in de weer met de bouw van het kamp. Binnen een straal van vijf kilometer werden alle bewoners verdreven. De bouwmaterialen uit de verlaten woningen werden gebruikt voor bouw van barakken in het kamp.[ In het tweede jaar bracht Himmler een inspectiebezoek aan het kamp. Hij gaf Höss de opdracht om de capaciteit van Auschwitz I uit te breiden tot 30 000. Tevens kreeg Höss de opdracht om bij het drie kilometer verderop gelegen Birkenau een nieuw en groter kamp te bouwen met de aanvankelijke bedoeling om daar nog eens 100.000 Russische krijgsgevangenen onder te brengen maar dit veranderde toe men besloot deze over Duitsland te verdelen en als arbeidsslaven voor de bewapeningsindustrie in te zetten en in plaats daarvan het kamp Birkenau te gebruiken voor de uitroeiing van de Joden. bron; Frits Bauer Instituut ,,Geschichte und wirkung des Holocaust,, / >[ Auschwitz I was aanvankelijk bedoeld om Poolse politieke tegenstanders, verzetsmensen en intellectuelen in onder te brengen. Later werden er Russische krijgsgevangenen en Duitse criminelen ondergebracht in dit kamp, en nog later ook Jehova's getuigen, "asociale elementen" zoals landlopers en prostituees, homoseksuelen en Joden. Ondanks de gestage uitbreiding naar een capaciteit van 30 000, lag het aantal gevangenen in de eerste jaren dat het kamp bestond voortdurend tussen de dertien- en zestienduizend mensen. In 1942 nam de aanvoer van gevangenen flink toe en bereikte dit aantal de twintigduizend. Er werd zes dagen per week en elf uur per dag gewerkt (in de wapenfabrieken van Auschwitz III vaak zeven dagen). De zondagen waren voor wassen en douchen gereserveerd. Door de harde arbeidsomstandigheden, het weinige eten, de wreedheid van de SS en de slechte hygiëne was het sterftecijfer onder de gevangenen zeer hoog.
    Na de oorlog werd het gebouw waar het crematorium en de gaskamer in gevestigd waren, herbouwd met originele onderdelen, naar het oorspronkelijke ontwerp. Hier de herbouwde gaskamer van Auschwitz I
    De eerste vergassingen van gevangenen uit Auschwitz vonden niet in het kamp zelf plaats; deze gevangenen werden vervoerd naar gaskamers in Duitsland. Eind juli 1941 werden in het kader van Aktion 14f13 ongeveer 570 gevangenen uit Auschwitz naar Schloss Sonnenstein in Pirna gebracht, waar ze door middel van koolstofmonoxide (CO) werden vergast.[Tot aan de zomer van 1941 werd deze methode alleen op gehandicapten toegepast. Ongeveer 70 000 gehandicapten waren al op deze manier gedood.[] Himmler wilde deze methode ook gaan gebruiken in concentratiekampen. Een speciale eenheid kwam Auschwitz om deze reden bezoeken. Al snel werd het systeem ingevoerd in Auschwitz. Zieken werd verteld dat ze zich, na inschrijving, konden laten behandelen. Ongeveer 575 personen schreven zich uiteindelijk in voor de "behandeling".[] Men werd echter niet behandeld, maar naar de gaskamers gebracht. Tot 1941 werden de meeste slachtoffers niet vergast, maar doodgeschoten. Himmler woonde enkele executies in het oosten bij, en na een van deze executies vertelde SS-General Erich von dem BachZelewski aan Himmler dat de SS'ers die de executies uitvoerden het mentaal flink te verduren kregen. Dit zette Himmler aan het denken en hij realiseerde zich dat hij een betere, snellere en mentaal minder uitputtende methode moest vinden. SS-Leutnant dr. Albert Witmann, die betrokken was bij de ontwikkeling van de koolstofmonoxidevergassingen, werd naar het oosten gestuurd om een nieuwe methode uit te vinden. Hij kwam tot de conclusie dat het te duur en te veel werk was om flessen met koolstofmonoxide over grote afstand te vervoeren, en besloot daarop een vrachtwagen met explosieven mee te nemen. De Duitsers dreven gevangenen bij elkaar in een bunker en besloten deze
    op te blazen.[ Na deze methode werden er nog diverse andere massamoordmethodes uitgeprobeerd, waaronder het gebruik van uitlaatgassen.[] Ze dreven mensen bij elkaar in een kamer die verbonden was met de uitlaten van twee voertuigen. Deze methode van vergassing door middel van koolstofmonoxide was een stuk goedkoper dan het vervoeren van flessen met de stof. Ook in Auschwitz I ging intussen het onderzoek naar verbetering van de moordmethodes door. Bij afwezigheid van kampcommandant Höss kreeg waarnemer Karl Fritzsch een doorslaggevend idee. Waar de SS nog steeds arbeidsongeschikte gevangenen doodschoot, dacht Fritzsch dat het middel waar men de kleren mee desinfecteerde, Zyklon B, tevens als gas kon worden gebruikt.[ Zodra Zyklon B aan lucht wordt blootgesteld, lossen de Zyklon B-kristallen op en komt een dodelijk gas vrij: waterstofcyanide (blauwzuur). Eind augustus of begin september koos Fritzsch blok 11 uit om een proef te doen met Zyklon B.[] Een kelder werd voorbereid voor het experiment en vanaf dat moment mocht niemand meer uit zijn cel. Russische krijgsgevangenen werden in blok 11 bijeen gedreven en naar de kelder verplaatst. De eerste test met Zyklon B was een feit. De dag erna werd de effectiviteit gecontroleerd, waarbij bleek dat een groot deel van de gevangenen nog in leven was. De nazi's verhoogden daarop de dosis – met het door hen gewenste resultaat. De SS liet gevangenen de lijken opruimen en verbranden in het crematorium. Na dit eerste experiment werd een tweede vergassing met Zyklon B uitgevoerd op een transport met Russische krijgsgevangenen.[ Toen Höss terugkwam in het kamp, kreeg hij het verhaal over het experiment te horen. Höss was tevreden en gerustgesteld. Voordeel was dat het op grote schaal kon plaatsvinden. Bovendien zouden de Duitsers nu bloedbaden bespaard blijven. Na de vergassingen werd een oude munitiebunker omgebouwd tot een gaskamer met crematorium. De Duitse firma J. A. Topf und Söhne leverde de verbrandingsovens. In december 1941 vond de eerste grote vergassing hier plaats. Ongeveer negenhonderd Russische krijgsgevangenen werden met Zyklon B omgebracht, waarna in februari 1942 hetzelfde gebeurde met ongeveer vierhonderd Joodse arbeidsongeschikten. De eerste en enige gaskamer van Auschwitz I bleef tot mei 1942 in gebruik waarbij er naar schatting 10.000 voornamelijk Joden zijn omgebracht. Bron;J.C. Pressac; Auschwitz: Technique and Operation of the Gas Chambers 1994 Het crematorium bleef tot eind juli 1943 in gebruik. Na een verbouwing bleek de capaciteit nog steeds niet voldoende. De uitbreiding van Auschwitz I werd gecombineerd met de bouw van een nieuw en groter crematorium. Echter, de ovens bleken later niet naar het crematorium in Auschwitz I (Crematorium I) te gaan omdat ze nodig waren in het nieuwe kamp, Auschwitz II-Birkenau. Crematorium I werd vervolgens omgebouwd tot een luchtafweerbunker voor de SS. Men vermoedt dat in de gaskamer van Auschwitz I in totaal 60 000 personen zijn omgekomen. Dit is slechts een klein deel van het totaal aantal mensen dat in dit kamp werd vergast.[ Volgens J.C. Pressac, die in opdracht van de Beate Klarsfeld Foundation uitgebreid onderzoek heeft gedaan zijn in de gaskamer van Auschwitz 1 naar schatting 10.000 mensen omgebracht. BronJ.C. Pressac Auschwitz: Technique and Operation of the Gas Chambers Naarmate de tijd vorderde en de uitbreiding van Auschwitz I en het ontstaan van Auschwitz II-Birkenau en Auschwitz III-Monowitz een feit was, werd het belang van Auschwitz I kleiner. Het administratief hoofdkwartier bevond zich echter wel in het Stammlager, maar de nazi's legden steeds meer de nadruk op Auschwitz II-Birkenau. Auschwitz I werd vooral gebruikt om gevangenen die dienstdeden in fabrieken in Auschwitz III-Monowitz of op andere plaatsen arbeid moesten verrichten in onder te brengen. Ook werd er vanaf juni 1943 op verzoek van Himmler in blok 24a een bordeel gevestigd, het Lagerbordell. Eerder had de SS een plan om een bordeel in blok 11 te plaatsen verworpen. Het bordeel werd in oktober 1943 geopend en moest als beloning dienen voor gevangenen met extra privileges, zoals kapo's. De bewakers van de SS mochten geen gebruik maken van dit bordeel, maar wel van het bordeel in de stad Auschwitz. Meer dan zestig Duitse, Poolse en Oekraïense vrouwen werden uit het vrouwenkamp van Auschwitz II-Birkenau gehaald om in de bordelen van Auschwitz I en Auschwitz III-Monowitz te werken. Het bordeel bleef tot enkele dagen voor de evacuatie bestaan.[
    Net als in andere kampen werden ook in Auschwitz experimenten op gevangenen uitgevoerd. De artsen in Auschwitz werden berucht vanwege hun medische experimenten. Josef Mengele was de beruchtste SS-arts. Hij voerde experimenten uit met tweelingen, omdat hij inzicht wilde krijgen in de rol van de genetische aanleg in de ontwikkeling en het gedrag van de mensen. De gekozen tweelingen werden altijd tot in details met elkaar vergeleken. Zo werd er dagelijks bloed afgenomen voor onderzoek. Nadat het bloed was onderzocht en bewerkt, werd dit vanuit het laboratorium in Berlijn teruggestuurd naar Auschwitz, waar het bloed van de ene bij de andere tweeling werd ingespoten.[] Dit leidde vaak tot koorts en andere ziekteverschijnselen. Tevens werden de tweelingen gebruikt om te onderzoeken of de kleur van de ogen kon worden veranderd. Mengele injecteerde een kleurstof rechtstreeks in de ogen, waarna vaak blindheid optrad.[ Bij jonge tweelingen werden vaak zonder verdoving ledematen en/of organen verwijderd.[] Andere, vaak iets oudere, tweelingen kregen een injectie met diverse bacteriën die uiteenlopende ziekten veroorzaakten. Mengele kon hierna vaststellen hoelang het duurde voordat de proefpersonen overleden.[ Dat de tweelingen de experimenten niet overleefden was voor de experimentatoren geen probleem, aangezien er voldoende andere tweelingen in het kamp waren. Bovendien kon Mengele autopsie uitvoeren op tegelijkertijd overleden tweelingen. Daarnaast testte hij via elektrocutie hoe hoog de stroomsterkte kon zijn zonder dat een mens eraan stierf (en zijn aldus verkregen bevindingen vormen nog steeds de basis voor de fabricage van aardlekschakelaars).[ Naast de experimenten van Josef Mengele werd er ook door andere artsen geëxperimenteerd. De artsapotheker Victor Capesius bijvoorbeeld onderwierp vanaf februari 1944 gevangenen aan experimenten met geneesmiddelen. SS-arts Eduard Wirths deed onderzoek naar het functioneren van de baarmoederhals. De gynaecologen Carl Clauberg [] en Horst Schumann deden onderzoek naar de sterilisatie van vrouwen, omdat het werd gezien als een mogelijke oplossing voor het "Jodenvraagstuk". [14] Er werd onder andere getest met diverse chemicaliën die werden geïnjecteerd. Ook werden de vrouwen blootgesteld aan een grote hoeveelheid röntgenstraling. De vrouwen zouden hierdoor onvruchtbaar worden, terwijl ze geen werkkracht verloren. Patiënten in het kampziekenhuis die niet snel genoeg gezond werden verklaard, werden door de nazi's vermoord met een fenolinjectie direct in het hart. Van alle concentratiekampen heeft Auschwitz I de bekendste toegangspoort. Boven de ingang hangt heden ten dage nog steeds de spreuk Arbeit macht frei ("Arbeid maakt vrij"), die aan de buitenkant de indruk van een werkkamp moest wekken. Opvallend is de letter de "B" uit Arbeit, die op zijn kop lijkt te staan. Een veelgehoorde verklaring hiervoor is dat dit mogelijk uit protest door de gevangenen zelf gedaan zou zijn.[ Het is echter onwaarschijnlijk dat dit de nazi's niet zou zijn opgevallen, of dat, als het ze wel was opgevallen, ze het vijf jaar lang zouden hebben laten zitten. Een andere verklaring luidt als volgt: in het Duitsland van die tijd werd volop geëxperimenteerd met schreefloze lettertypes. In sommige varianten werd de onderste boog van de 'B' kleiner weergegeven dan de bovenste. De bovenste boog van de 'B' is (vrijwel) even groot als de boog van de 'R'. Op 18 december 2009 werd de spreuk boven de toegangspoort gestolen.[] Drie dagen later vond de Poolse politie het ijzeren bord in drie stukken terug. Vijf mannen tussen van 20 en 39 jaar werden opgepakt. Vermoedelijk wilden de daders losgeld eisen
    Hoewel het werken en leven in een concentratiekamp van zichzelf al zwaar en vermoeiend was, deelden de SS'ers regelmatig extra straffen uit. Deze waren zeer divers en bij vrijwel alle kampbewoners bekend. In de kampgevangenis (beter bekend als blok 11) werden, zoals de naam al doet vermoeden, gevangenen vastgehouden. Het leeuwendeel van dit blok bestaat dan ook uit cellen. Om mensen extra streng te straffen bevatte dit blok in de kelder ook stacellen met een vloeroppervlak van ongeveer een vierkante meter. Deze cellen zonder lichtinval waren tot aan het plafond dichtgemetseld, met alleen onderin een luik waardoor de gevangenen naar binnen moesten kruipen. In een dergelijke cel werden gevangenen met vier personen opgesloten. Overdag moesten zij zo'n 11 uur werken om de rest van de tijd weer opgesloten te worden, soms wel 12 dagen achter elkaar. Veel gevangenen overleefden dit
    niet, zij stierven als gevolg van oververmoeidheid of verstikking. Ook waren er zogenaamde "verhongercellen", waar men de gevangenen liet doodhongeren. Als represailles voor de vlucht van een gevangene uit Auschwitz I werden op 23 april 1941 willekeurig tien gevangenen uit blok 2 veroordeeld tot een hongerdood in blok 11. Tussen het kampziekenhuis (blok 10) en de kampgevangenis (blok 11) was een gesloten binnenplaats ingericht voor martelingen en executies. Hier werden gevangenen tegen de muur gezet. Vooraf moesten zij zich uitkleden in een omkleedruimte met wasbak in blok 11, waarna ze via een zijdeur de binnenplaats op werden gebracht. Als marteling werden de armen van de gevangenen op de rug gebonden, waarna ze aan hun handen werden opgehangen. De palen waaraan dit gebeurde zijn nog steeds op deze binnenplaats te zien. Om te voorkomen dat de zieken konden zien wat zich op deze binnenplaats afspeelde, zijn de ramen van blok 10 aan deze kant dichtgetimmerd Als "toegangsprijs" moesten de gevangenen in blok 26 (vanaf 1944 in een nieuw gebouwencomplex) hun persoonlijke bezittingen inleveren. De gevangenen werden gedoucht, geschoren, gefotografeerd en geregistreerd. Vanaf 1942 werd bij de meeste gevangenen op de linker onderarm hun registratienummer getatoeëerd. Ze kregen klompen en een gestreepte outfit, waarop men door een merkteken kon zien tot welke groep gevangenen ze behoorden. In de laatste oorlogsjaren ontbrak het weleens aan specifieke kleren van het concentratiekamp, waardoor het kon voorkomen dat er ook mensen in burgerkleding rondliepen. Net als in andere concentratie- en vernietigingskampen werd ook in Auschwitz muziek gemaakt door gevangenen. In december 1940 werd door de SS een orkest dat uit gevangenen bestond samengesteld. Auschwitz was hiermee het eerste kamp dat over een orkest beschikte. Auschwitz I en Auschwitz II hadden samen al zes verschillende orkesten, waarvan één zelfs 100 tot 120 leden telde.[ De gevangenen die dagelijks het kamp verlieten om dwangarbeid te verrichten marcheerden op orkestmuziek door de poort. Terwijl het orkest aan hun linkerkant vrolijke muziek stond te spelen, [ werden aan de rechterkant de lichamen van vermoorde gevangenen opgestapeld als afschrikwekkend voorbeeld. In tegenstelling tot de indruk die de meeste films over Auschwitz geven, werden de meeste Joden in Auschwitz II-Birkenau gevangen gehouden. Zij gingen dus niet door deze poort. Er was ook sprake van zogenaamde begeleidingsmuziek; muziek tijdens de tocht naar de galg, bij het uitdelen van lijfstraffen of bij de weg naar de gaskamers.[ Op zondagen werd vaak opgetreden op de appelplaats of in de kampblokken. Er werd hier gespeeld voor zowel de kampleiding als voor de medegevangenen. De leden van het orkest hadden het voordeel dat ze vrijwel altijd vrijgesteld waren van zwaar werk. Ze werden bovendien beter gehuisvest en kregen beter te eten dan de overige gevangenen. Men had door het maken van muziek dus aanzienlijk meer kans om te overleven. Echt goed hadden de leden van het orkest het echter niet: violiste Jetty Cantor was er na de bevrijding zo slecht aan toe dat zij maanden op krukken moest lopen. Auschwitz II, ook wel Auschwitz-Birkenau genoemd, was het tweede van de drie grote kampen van Auschwitz. Auschwitz II was het vernietigingskamp, en het is dit kamp waaraan de meeste mensen denken bij het horen van de naam 'Auschwitz'. Het werd in 1942 officieel geopend. Het kamp bevindt zich in Birkenau, de Duitse naam voor het Poolse dorpje Brzezinka (dit dorp werd gesloopt om Auschwitz-Birkenau te kunnen bouwen, al is het na de oorlog herbouwd naast het voormalige vernietigingskamp), ongeveer drie kilometer van Auschwitz I en besloeg een grote oppervlakte van 175 hectare. Behalve Joden, Sinti en Roma werden ook veel gewone burgers uit de toen bezette gebieden, waaronder zo'n 40 000 Vlaamse arbeiders en bedienden die als werkweigeraars waren opgepakt, in Auschwitz II gevangen gehouden. De bouw van het kamp begon in 1941 als onderdeel van de Endlösung der Judenfrage. De nazi's evacueerden de plaatselijke bevolking, waarna de huizen werden gesloopt om in de bouwmaterialen voor de eerste gebouwen te voorzien. Het kamp was ongeveer 2,5 bij 2 kilometer groot en bood ruimte aan 100 000 gevangenen. Er werden meerdere sectoren gemaakt, die weer werden verdeeld in velden. Deze velden waren, net als het gehele kamp, afgezet met prikkeldraad dat onder stroom stond. Veel gevangenen maakten van dit prikkeldraad gebruik om zelfmoord te plegen. In het kamp bestond
    de uitdrukking er ging zu den Drähten ("hij ging naar de draad"). Hoofddoel van Auschwitz II was de massavernietiging. Hiervoor waren vier gaskamers met bijbehorende crematoria aangelegd. De grootschalige vernietiging begon in het voorjaar van 1942. De vernietigingscapaciteit van de eerste gaskamers en grotere verbrandingsovens was in de ogen van de nazi's niet voldoende. Auschwitz moest worden uitgebreid, zeker nadat het een belangrijke rol in de Endlösung kreeg toegewezen. In oktober 1941 kwam men met een radicaal initiatief. Hoofd Bouwwerken Karl Bischoff en de aan het Bauhaus afgestudeerde SS-architect Fritz Ertl werkten aan plannen voor een heel nieuw kamp. Het moest ten noordwesten van het bestaande kamp komen, op de plaats waar het dorp Birkenau lag. Het kamp moest de grootte krijgen van een kleine stad en ongeveer 100 000 mensen kunnen herbergen.[] Opgevat in de Bauhaustraditie lijkt het algemeen plan met zijn strokenbouw ironisch genoeg op een of andere modernistische buitenwijk. Uit onderzoek in de jaren 90 naar de oorspronkelijke bouwplannen blijkt dat het kamp van meet af aan werd ontworpen om gevangenen onder zeer slechte omstandigheden te kunnen huisvesten.[ ] Er was geen stromend water en geen schone, goede vloer. De kans op epidemieën nam hierdoor flink toe. In concentratiekampen in Duitsland werd normaliter voor elke gevangene één kooi gereserveerd; in Auschwitz werd het aantal gevangenen per kooi verhoogd naar drie.[ Dit betekende dat elke barak 558 personen kon huisvesten. Maar uit de slotberekeningen bleek dat zelfs deze manier van samenpersen niet toereikend was. Met 174 slaapbarakken kwam het totaal aantal gevangenen dat kon worden gehuisvest op 97 000. Bischoff was de mening toegedaan dat dit niet voldoende was en hij nam het besluit om vier in plaats van drie gevangenen in één kooi te plaatsen.[] Hiermee kwam het aantal personen per barak op 744, hetgeen in totaal 129 456 plaatsen betekende. Het nieuwe kamp bij Auschwitz was aanvankelijk niet voor Joden, maar voor Russische krijgsgevangenen bedoeld. Van hen stierven er tijdens de hele oorlog drie miljoen in gevangenschap. In de herfst van 1941 arriveerden 10 000 Russische krijgsgevangenen om te beginnen met de bouw van het nieuwe kamp, Auschwitz-Birkenau.[ Birkenau was in juli al ontruimd en deels afgebroken. De Russische krijgsgevangenen moesten de hele winter lang doorwerken en velen stierven door honger, kou en mishandeling; slechts een paar honderd haalden de lente.[] De SS-leiding maakte zich zorgen over de trage voortgang van de bouw. Auschwitz was in de herfst van 1941 nog nauwelijks betrokken bij de Jodenvervolging. Op andere plekken namen nazi's initiatieven om de Joden te doden. In oktober 1941 stond Hitler toe de Joden te deporteren. De Duitse Joden werden samengevoegd in zogenaamde getto's. Met de komst van de westerse Joden raakten de getto's overvol. De nazileiders waren ondertussen bezig met het bouwen van kampen om de populatie in de getto's te reduceren. In Chełmno werd een vernietigingskamp in gebruik genomen om Joden uit het getto van Łódź te vermoorden. Bełżec werd gebouwd om de Joden uit het getto van Lublin te vermoorden. In januari werden de eerste Joden uit Łódź op transport gezet om te worden vergast in het vernietigingskamp Chełmno. De vergassingen verliepen echter niet effectief genoeg, ze gingen langzaam en steeds maar met een kleine hoeveelheid: de Joden werden in een vrachtwagen bij elkaar gestopt en door middel van koolstofmonoxide vergast. Tijdens de bouw van het nieuwe kamp in Auschwitz werd hier rekening mee gehouden. De Duitsers hadden sinds september 1941 al diverse keren in Auschwitz I geëxperimenteerd met Zyklon B. Toen werd al duidelijk dat Auschwitz I geen geschikte plaats was om een massamoord uit te voeren. Zyklon B was daarentegen, mits in de juiste hoeveelheid gebruikt, wel effectief. De plannen voor het nieuwe kamp waren ondertussen veranderd. De Russische krijgsgevangenen zouden ergens anders dwangarbeid moeten verrichten, en de nadruk lag vanaf dat moment op de Joden. De capaciteit van de gaskamer in Auschwitz I was onvoldoende. De Duitsers kwamen bij Birkenau tot een oplossing: twee leegstaande boerderijen werden omgebouwd tot gaskamers.
    Bunker 1, ook wel het "rode huis" genoemd, was gelegen ten noorden van Auschwitz II. Het gebouw had een grootte van 15×6 meter en oorspronkelijk vier ruimtes, die werden omgebouwd tot twee gaskamers.[] De oorspronkelijke ramen en deur werden dichtgemetseld. Elke ruimte kreeg één nieuwe
    deur. Het gas werd naar binnen gebracht via twee openingen van 30×40 centimeter, die via kleppen konden worden afgesloten. De deuren werden luchtdicht gemaakt en konden met schroeven worden aangedraaid. Op de deuren werden tekens aangebracht die duidden op een desinfectieplaats. De muren waren binnen wit geschilderd en na elke vergassing werd de vloer bedekt met zaagsel, omdat er geen ventilatiesysteem aanwezig was en het ventileren dus veel tijd in beslag nam. Elke gaskamer kon per keer ongeveer vierhonderd personen verwerken.[] In het begin werden de vergassingen alleen 's nachts uitgevoerd, maar later ook overdag vanwege de excessieve en op onregelmatige tijdstippen plaatsvindende transporten. De lichamen werden begraven in grote kuilen nabij de gaskamers. Bunker 1 werd naar alle waarschijnlijkheid in maart 1942 in gebruik genomen, toen de massadeportaties vanuit Opper-Silezië begonnen.[ Bunker 2, ook wel het "witte huis" genoemd, was gelegen ten westen van Auschwitz II. Het gebouw had een grootte van 17×8 meter en werd omgebouwd tot een complex van vier gaskamers met elk een andere grootte.[] Het verschil met bunker 1 was dat alle gaskamers twee deuren hadden, hetgeen het ventilatieproces na de vergassingen aanzienlijk versnelde. Verder zagen de ruimtes er hetzelfde uit als in bunker 1: van elke ruimte waren alle ramen dichtgemetseld en er kon door twee openingen gas worden binnengebracht. De betere ventilatie en de grotere ruimtes maakten dat men in bunker 2 meer mensen per dag kon vermoorden dan in bunker 1. De lichamen werden, net als bij bunker 1, in grote kuilen nabij de gaskamers begraven. Bunker 2 werd naar alle waarschijnlijkheid in juni 1942 in gebruik genomen.[ In 1942, na de voltooiing van de twee gaskamers, speelde Auschwitz een steeds belangrijkere rol bij de vernietiging van de Joden. Auschwitz bleef in dat jaar echter nog ver achter bij de andere vernietigingskampen, zoals Treblinka en Bełżec. De eerste slachtoffers waren Slowaakse Joden uit de stad Bratislava. De Slowaken waren trouwe bondgenoten van de Duitsers. In 1942 besloot het stadsbestuur van Bratislava om samen met de Duitse overheersers het 'Jodenprobleem' in de stad op te lossen. Op dat moment woonden in de stad zo'n 70 000 Joden. De Slowaken boden de Duitsers 20 000 Joodse arbeiders, op voorwaarde dat de Duitsers ook hun gezinnen op zouden nemen.[] Duitsland had op dat moment onvoldoende vernietigingscapaciteit en weigerde de Joden die niet konden werken. Uiteindelijk werd overeengekomen dat de 20 000 dwangarbeiders met hun gezinnen naar Polen zouden worden afgevoerd, in totaal waren dat er 60 000. Voor elke afgevoerde Jood moesten de Slowaken 500 Reichsmark betalen.[] De Slowaken gingen ervan uit dat de Joden opnieuw gehuisvest zouden worden, maar dat was niet het geval. De 60 000 Slowaakse Joden werden afgevoerd naar Auschwitz, waar ze vrijwel allemaal om het leven kwamen.[ In 1942 werden er in heel Polen vernietigingskampen gebouwd. De Duitsers merkten dat een massamoord plannen veel eenvoudiger was dan deze daadwerkelijk uit te voeren. Het was een enorm project dat een goede leiding vereiste. Begin 1942 werden de eerste West-Europese Joden gedeporteerd naar de vernietigingskampen.[] De Duitsers deporteerden alle niet-Franse Joden uit Frankrijk naar het oosten. De Duitsers wilden aanvankelijk de kinderen sparen en zetten alleen de volwassenen op transport. De kinderen werden overgeplaatst naar Drancy, een voorstad van Parijs. Ze leden vaak aan dysenterie en zaten onder de parasieten. De kinderen werden gehuisvest in half afgebouwde kazernes. In augustus 1942 besloten de nazi's echter ook kinderen te gaan vermoorden.[Ze konden op termijn immers het Joodse 'ras' weer nieuw leven inblazen. De 4100 kinderen in Drancy werden allemaal op transport naar Auschwitz gezet en daar aangekomen werden ze vergast.[] In april 1942 had Himmler Auschwitz bezocht en hij was erg tevreden over het werk. Op dat moment zaten ongeveer 30 000 man gevangen in het kamp, voornamelijk Joden en Poolse politieke gevangenen. De Reichsführer-SS inspecteerde het Stammlager, de uitbreiding nabij Birkenau en de synthetische rubberfabriek bij Monowitz. Rudolf Höss werd door Himmler bevorderd tot Obersturmbannführer.[] Eind juni kreeg Höss echter van een SS-inspecteur te horen dat de beveiliging van het kamp zwaar ondermaats was. Deze moest onmiddellijk worden verbeterd, omdat er een grote operatie op komst was en nog onduidelijk was welke rol Auschwitz daarin ging spelen. De uitroeiing van de West-Europese Joden gebeurde op steeds grotere schaal, maar in de zomer van 1942 lag het zwaartepunt vooral in het oosten. Himmler gaf op 19 juli het bevel om zo veel mogelijk Joden opnieuw te huisvesten, ofwel te vernietigen.[] Deze operatie ging door het leven als Aktion
    Reinhard. Het betrof hier ongeveer twee miljoen mensen, waarvan enkele honderdduizenden uit het getto van Warschau. Himmler koos echter niet voor Auschwitz, maar gaf de voorkeur aan oorden die uitsluitend bedoeld waren voor de dood: Treblinka, Chełmno, Bełżec en Sobibór. In 1942 werden in deze oorden 1 274 166 mensen om het leven gebracht.[] De commandant van Treblinka, Irmfried Eberl, werd in augustus uit zijn functie ontheven omdat de massamoord niet efficiënt en discreet genoeg verliep.[ Franz Stangl, voormalig commandant van Sobibór, was zijn vervanger in het tot dan toe grootste vernietigingskamp. In Auschwitz had Höss echter met hetzelfde probleem te maken als in Treblinka: waar liet hij de duizenden lijken? Ze waren aanvankelijk in grote kuilen bij elkaar gegooid, maar in de zomer begonnen de lijken te ontbinden, wat voor een ondragelijke stank zorgde. Daarop werden gevangenen uitgekozen die deze lijken moesten opgraven en verbranden.[ Om Auschwitz efficiënter te maken, ging Höss in september 1942 naar Chełmno om daar de nieuwe crematie-installaties te bezichtigen. Höss was onder de indruk, maar meende dat het allemaal nog efficiënter kon.[ In oktober 1941 overlegden Karl Bischoff, leider van de SS-Zentralbauleitung, en Kurt Prüfer van Topf & Söhne over de bouw en installatie van een nieuw, groter crematorium. Topf & Söhne had eerder al de ovens geleverd voor het crematorium in Auschwitz I. Het nieuwe crematorium zou aanvankelijk ook in Auschwitz I komen, maar in de lente van 1942 werd besloten het in Auschwitz II te plaatsen.[] Vanaf de zomer van 1942 ging Auschwitz II een sleutelrol spelen in de vernietiging van de Europese Joden. Aanvankelijk werd Crematorium II ontworpen met twee ondergrondse mortuaria. De SS besloot echter de plannen te wijzigen. Het crematorium kreeg vijftien verbrandingsovens en had een belendende gaskamer.[ Aanvankelijk zou er vanuit het crematorium een glijbaan komen om de lijken op te dumpen, die dan terecht zouden komen in het mortuarium. Nu de plannen waren gewijzigd en het mortuarium was veranderd in een gaskamer, werd er in plaats van een glijbaan een trap aangelegd. De deur, die eerst naar binnen openging, opende vanaf dat moment naar buiten. Om voldoende capaciteit te krijgen besloot de SS in augustus 1942 om een identiek crematorium te bouwen. Er werden tevens twee andere crematoria gepland, met de gaskamers boven de grond en minder verbrandingsovens. Een zesde crematorium, dat groter had moeten worden dan alle voorgaande, stond in de planning, maar dit werd nooit gerealiseerd. In augustus 1942 werd er een begin gemaakt met de bouw van Crematorium II. Hoewel de gevangenen iedere dag hard werkten, werd de bouw niet zoals gepland midden februari afgerond, maar een maand later. De gaskamer had een oppervlakte van 210 m² en een hoogte van 2,41 meter. [] Het plafond bestond uit 22 centimeter dik gewapend beton, met daarbovenop een laag van 45 centimeter aarde. Eind 1943 werd de gaskamer in tweeën gesplitst. Kleinere transporten werden dan in kleinere ruimtes vergast, hetgeen een flinke besparing opleverde. In de gaskamers waren douchekoppen aanwezig, om de slachtoffers tot op het laatste moment in de waan te laten dat ze werden gedoucht en gedesinfecteerd. De gaskamers konden mechanisch worden geventileerd, zodat men niet zo lang hoefde te wachten totdat de ruimte weer beschikbaar was. De gasdichte deur was nog geen twee meter hoog en slechts één meter breed. Als de slachtoffers eenmaal wisten welk lot hen wachtte, begonnen ze vaak tegen de deur te duwen. De Duitsers konden de deuren van buitenaf echter met schroeven stevig vastdraaien als dat nodig was. Het plafond werd ondersteund door zeven pilaren. De openingen waardoor het gas naar binnen kwam werden geplaatst in de buurt van de pilaren 1, 3, 5 en 7. Er was een systeem ontwikkeld waardoor het gas zich sneller verspreidde, waardoor ook de slachtoffers eerder dood waren. De gaskamers konden maximaal 2500 personen tegelijk verwerken.[ De crematoria IV en V waren zowel qua bouw als qua functie veel eenvoudiger, mede doordat ze vanaf het begin puur als vernietigingsplaats waren ontworpen. Crematorium IV werd gebouwd aan de linkerzijde van de hoofdweg tussen de bouwplaatsen BII en BIII, nabij Kanada III (de plaats waar gestolen goederen werden uitgezocht). Crematorium V werd gebouwd in het aangrenzende berkenbos. De bouw van beide crematoria begon in november 1942. Crematorium IV was op 22 maart 1943 klaar voor gebruik en werd onmiddellijk in bedrijf genomen.[ Crematorium V werd in april van datzelfde jaar in gebruik genomen.[ Aan de linkerzijde van de hoofdingang was een grote omkleedruimte. Aan de rechterkant was de eerste van de vier gaskamers gevestigd. De totale grootte van deze gaskamers was 236 m².[ Twee
    gaskamers hadden een grootte van bijna 100 m², hetgeen betekende dat de andere twee aanzienlijk kleiner waren. De twee grote gaskamers hadden verschillende deuren, waardoor het ventilatieproces werd versneld en de Sonderkommandos sneller te werk konden gaan. De gaskamers hadden geen ramen, alleen openingen waardoor het gas naar binnen werd gebracht. Deze openingen waren 30×40 centimeter groot en bevonden zich hoog in de muur. De persoon die het gas naar binnen bracht moest op een ladder staan om zijn taak te volbrengen. Deze manier van vergassing zorgde voor een langzamere en pijnlijkere dood van de slachtoffers.[ Net als bij bunker I en II waren de openingen met een gasdichte klep afsluitbaar. Er waren enkele ovens in de gaskamers geïnstalleerd, zodat de Duitsers zeker wisten dat de temperatuur de 27 graden zou bereiken, de optimale temperatuur voor het gebruik van Zyklon B.[ Met de bouw van de crematoria en gaskamers groeide Auschwitz in 1943 uit tot het centrum van de Holocaust. Naast de grote vernietigingscapaciteit ontstond er in Auschwitz ook een steeds groter "woongedeelte". De vrouwen uit het Stammlager waren in augustus 1942 al overgebracht naar het nieuwe Frauenlager in Auschwitz II. Dit Frauenlager bevatte ongeveer 40 000 vrouwen. In de loop van 1943 werd Bauabschnitt II (BII) afgerond en daarmee waren de eerste twee van de geplande vier delen (Bauabschnitte) voltooid. Met de voltooiing van BII had Auschwitz een nominale capaciteit van 80 000 bewoners, maar dit aantal liep in 1943 op tot 140 000. In datzelfde jaar werd dan ook begonnen met de bouw van BIII, waarmee in 1944 werd gestopt vanwege de naderende frontlinie. Aan het vierde deel werd nooit begonnen. Auschwitz II was vooral bedoeld ter vernietiging van Joden. In 1942 vonden er verhoudingsgewijs weinig vergassingen plaats. Van de 200 000 gedeporteerde Joden werden er 140 000 direct na aankomst vergast.[23] Met de nieuwe crematoria, waarvan de eerste in de lente van 1943 klaar waren, was het kamp klaar voor de grote toestroom van Joden. De totale capaciteit van de gaskamers annex crematoria lag op ongeveer 4756 mensen per dag.[] In de loop van 1943 nam het aantal transporten toe. Bij vrijwel elk transport werden selecties toegepast: ongeveer tien tot dertig procent kon door dwangarbeid de gaskamers ontlopen.[ De transporten waren afkomstig uit alle door de nazi's bezette landen. In 1943 brachten de nazi's ongeveer 300 000 mensen om het leven in Auschwitz II.[] De meesten werden direct na aankomst vergast, maar velen bezweken ook door de slechte omstandigheden waarin de gevangenen moesten leven. De meeste mensen kwamen in Auschwitz-Birkenau aan per trein, vaak na een afschuwelijke, dagenlange reis in goederenwagons zonder behoorlijke sanitaire voorzieningen, en veelal zonder voedsel of water. Tijdens deze treinreis bezweken dan ook velen aan de barre omstandigheden. De trein werd dan gestopt en de lichamen werden vervolgens naast het spoor gedumpt. Bij aankomst liepen de gevangenen vanaf station Auschwitz naar het kamp. Pas in 1944 werden de rails tot in het kamp gelegd om de grote aantallen Hongaarse Joden op te vangen. De daarbij aangelegde perrons dateren uit het voorjaar van 1944. De plek waar de meeste slachtoffers tot die tijd aankwamen ligt dicht tegen het verderop gelegen hoofdspoor, en staat bekend als de 'Judenrampe'. Pas in 2006 is de plaats als herdenkingsplaats gemarkeerd, waarbij enkele verroeste rails zijn vervangen en enkele wagons zijn geplaatst. De rails naar en van de perrons in Birkenau hebben dus 'slechts' twee maanden gefunctioneerd. Het beeld dat de film Sophie's choice schetst is derhalve onjuist: in de film laat men Sophie in 1942 uitstappen op de perrons in Birkenau, die in werkelijkheid toen nog niet gebouwd waren.[ In 1944 werd het vernietigingsproces nog grootschaliger uitgevoerd. Hoewel het gebied dat de nazi's bestreken steeds kleiner werd, bleven de nazi's de untermenschen, zoals de nazi's ze noemden, naar Auschwitz deporteren. Het aantal doden bedroeg in 1944 bijna 660 000, waarvan 438 000 tijdens Aktion Höss.[
    Hongarije was tot 1944 een trouwe bondgenoot van nazi-Duitsland. Toen de Duitsers aan het oostfront flink terrein begonnen te verliezen zocht het staatshoofd van Hongarije, Miklós Horthy, contact met de geallieerden. Hitler werd hiervan op de hoogte gesteld en was er niet van gediend. Hij liet de Wehrmacht op 19 maart 1944 het land binnenvallen en zette er zijn eigen regering op. Horthy bleef wel staatshoofd.[] In Hongarije waren de Joden wel vervolgd, maar nooit uitgeleverd aan de Duitsers. Met de nieuwe regering kwam hier verandering in. Zij dreven de Joden samen in getto's en
    doorvoerkampen. Met de aanwezigheid van 760 000 Joden in het land was er nog veel 'werk' te verzetten voor de Duitsers.[ Deze grootschalige operatie vergde wel een goede leiding, dus werd Rudolf Höss op 8 mei 1944 weer aangesteld als kampcommandant.[] De operatie werd eveneens naar hem genoemd, Aktion Höss. Höss begon direct met een voorbereiding van het kamp. De crematoria werden opgeknapt en verbeterd, zodat ze de grote vraag aankonden. Achter de crematoria werden diepe putten gegraven. Ook het Sonderkommando werd flink uitgebreid. Auschwitz was het aangewezen kamp voor deze operatie. Op 29 en 30 april vertrokken de eerste twee transporten richting Auschwitz. Ongeveer 3800 mensen werden in deze twee treinen vervoerd. Vanaf 15 mei begonnen de grootschalige deportaties. Twee weken lang waren er geen Joden vanuit Hongarije aangekomen, maar vanaf dat moment vertrokken elke dag ongeveer 12 000 Hongaarse Joden naar Auschwitz. Ze werden bij aankomst direct naar de gaskamers gestuurd. Tot 9 juli 1944 werden er 437 402 in 151 treinen naar Auschwitz gedeporteerd en vermoord.[ De Joden moesten een treinreis van vier dagen afleggen voordat ze in Auschwitz aankwamen. De veewagons waren overvol en velen kwamen al tijdens de reis om het leven door gebrek aan eten, drinken of voldoende zuurstof. Het aantal gedeporteerden bleek zo hoog te liggen dat de crematoria het grote aantal lijken niet konden verwerken. De lijken werden in de eerder gegraven putten achter de crematoria opgestapeld en verbrand. Horthy, onder druk staand van neutrale landen en de geallieerden, liet de deportaties van de Joden verbieden. Men had gedreigd Horthy persoonlijk verantwoordelijk te houden voor alle deportaties uit Hongarije. De deportaties werden stilgelegd, mede omdat de Duitsers hun energie nu volledig op de oorlogsvoering moesten richten. Op 14 juli probeerde Adolf Eichmann een transport met 1500 Joden naar Auschwitz te krijgen, maar Horthy gaf het bevel te stoppen voordat de trein de grens passeerde. Op 19 juli deed Eichmann opnieuw een poging en ditmaal slaagde hij in zijn opzet.[ De Joden werden naar Auschwitz gebracht en daar vergast. Op 13 augustus arriveerde een klein transport van 131 Joden in Auschwitz, en op 18 augustus arriveerde eveneens een klein transport.[ Dit laatste transport omvatte 152 Joden en was tevens het allerlaatste transport vanuit Hongarije. Hiermee kwam een einde aan Aktion Höss. Meer dan de helft van alle Hongaarse Joden was gedeporteerd; het grootste deel hiervan was vermoord in Auschwitz Op 16 december 1942 gaf Heinrich Himmler het bevel om alle Roma en Sinti (zigeuners) naar een concentratiekamp te deporteren. Op 29 januari 1943 maakte het Reichssicherheitshauptamt bekend dat Auschwitz de eindbestemming moest zijn voor deze bevolkingsgroep. Na het geven van dit bevel werd er een zogenaamd Zigeunerlager gebouwd dat zich bevond in Auschwitz II, sector BIIe.[] De deportaties van zowel de Sinti als de Roma begon in februari 1943 en ging door tot juli 1944. De zigeuners kwamen aanvankelijk uit Duitsland, Oostenrijk, Polen en delen van Tsjechië (voornamelijk Moravië). Kleinere groepen waren afkomstig uit Nederland, België, Frankrijk, Joegoslavië, Litouwen, Hongarije en de Sovjet-Unie. Er werden in totaal ongeveer 23 000 zigeuners naar Auschwitz gedeporteerd. Ongeveer 21 000 van hen waren geregistreerd in het kamp, terwijl 1700 Poolse zigeuners direct na aankomst werden vergast.[] Van de 23 000 gedeporteerde Sinti en Roma stierven er in totaal 20 000.[ Aangezien ze werden behandeld als asociale gevangenen, moesten ze een zwarte driehoek dragen als merkteken. Ook kregen ze een serie kampnummers toegewezen. Deze kampnummers begonnen met een Z, waarna er een cijfercombinatie volgde. Het kampnummer werd op de linker onderarm getatoeëerd.[ De zigeuners werden niet onderworpen aan selectieprocessen en de gezinnen bleven dus intact. Iedereen, op de 1700 Poolse zigeuners na, werd direct na aankomst in barakken gehuisvest. Aangezien sector BIIe nog altijd in aanbouw was, werden sommige mannen gedwongen mee te helpen met de bouw van deze sector. Anderen kregen diverse klusjes in het kamp toegewezen. Een aanzienlijk deel van de gevangenen had echter geen regelmatige werktijden. Zij waren dus vaak vrijgesteld van arbeid.[
    Onvoldoende voedsel en een overbevolking van het Zigeunerlager zorgden voor een dramatische hygiëne in het kamp. Dit leidde regelmatig tot epidemieën, voornamelijk tyfusen diarree, wat op zijn beurt leidde tot een hoge sterfte onder de zigeuners. De groep van 1700 Poolse zigeuners arriveerde op 23 maart 1943 vanuit Białystok. Bij de groep werden symptomen van tyfus geconstateerd, en omdat men bang was voor een uitbraak in het kamp besloot men deze groep te vergassen.[Een groep Sinti en Roma die op 12 mei 1943 eveneens uit Białystok kwam werd na aankomst wél gehuisvest in de barakken. Toen de dreiging van een tyfusuitbraak steeds groter werd, werden ongeveer duizend zigeuners die afkomstig waren uit Oostenrijk of van het eerder genoemde transport uit Białystok op 25 mei vergast. Tijdens het bestaan van het Zigeunerlager werden sommige gevangenen overgeplaatst naar andere kampen in het Derde Rijk, om daar dwangarbeid te verrichten. Sommige zigeuners werden vrijgelaten, op voorwaarde dat ze zouden worden gesteriliseerd. Er was nog een andere manier waarop men aan Auschwitz kon ontsnappen: sommige zigeuners werden vrijgelaten omdat ze in het Duitse leger hadden gediend of een militaire onderscheiding hadden gekregen. Dit moest dan wel samengaan met een zogenaamd gemengd huwelijk. De meest voorkomende aanleiding tot vrijlating was echter de tussenkomst van niet-zigeuners.[ Het Zigeunerlager in Auschwitz II bestond tot 2 augustus 1944. Op die dag werden de ongeveer drieduizend nog levende zigeuners in vrachtauto's gestopt en naar de gaskamers gereden, waar ze werden vergast.[ De gevangenen kwamen nog wel in opstand, maar de SS hield met harde hand controle over de groep. Met de vergassing van de laatste groep zigeuners kwam er een einde aan het bestaan van de Sinti en Roma in Auschwitz. Van de 23 000 gedeporteerden stierven er ruim 20 000. De overlevenden waren overgeplaatst naar andere kampen of vrijgelaten.[ De meeste slachtoffers kwamen in Auschwitz-Birkenau aan met de trein, en vaak hadden ze dan een dagenlange treinreis in goederenwagons achter de rug. Eenmaal in het kamp aangekomen moesten de Joden de treinen verlaten en alles wat ze bij zich hadden achterlaten. Hierna volgde direct een selectie. Zogenaamd ging het er om wie kon lopen naar het kamp, en wie met bussen en vrachtwagens zouden worden vervoerd. De selectie werd uitgevoerd door SS'ers samen met de kampartsen. De "zwakken" (kinderen, bejaarden, zwangere vrouwen, gehandicapten), die met de auto's vervoerd werden, werden naar de gaskamers gestuurd, terwijl de "sterken", die moesten lopen, naar het nabijgelegen concentratiekamp gestuurd werden om er te werken. Er werd geselecteerd op basis van fysieke criteria, vakmanschap en het aantal werkkrachten dat men in Auschwitz kon gebruiken.[ Indien de Duitsers geen werkkrachten nodig hadden, kwam het voor dat van sommige transporten alle mensen werden vergast. De gevangenen die de selectie overleefden, brachten enige tijd door in een quarantaineafdeling, en werkten daarna in het kamp zelf of op de aan het kamp grenzende industrieterreinen. In Auschwitz zelf werd de term "selectie" nooit door de Duitsers gebruikt. Auschwitz III, ook wel Auschwitz-Monowitz genoemd, was het laatste van de drie grote kampen van Auschwitz. Officieel was Auschwitz III een subkamp, maar vanwege de grootte werd het ook wel als hoofdkamp gezien. Auschwitz III was het werkkamp, waar bedrijven als IG Farben en Krupp Stahl vestigingen hadden. De bouw van Auschwitz III is onlosmakelijk verbonden met de plannen die IG Farben had. IG Farben wilde namelijk een derde grote fabriek voor synthetisch rubber (Buna) bouwen. Daarnaast zouden er nog diverse andere fabrieken moeten herrijzen. De fabrieken zouden in Silezië moeten komen, omdat dat gebied buiten het bereik van de geallieerde bommenwerpers lag. Na diverse plaatsen te hebben bekeken, viel in december 1940 de keuze op het gebied tussen de stad Auschwitz en de dorpen Dwory en Monowitz.[34] Dit gebied was vlak en er waren goede spoorwegverbindingen en een rivier in de buurt. Bovendien kon men in de buurt ruwe grondstoffen winnen, zoals kolen, zout en kalk. Daarnaast speelde het nieuw opgezette kamp Auschwitz I eveneens een rol: men zou op termijn arbeiders van daar kunnen overplaatsen naar de fabrieken. IG Farben maakte de plannen tussen februari en april 1941 gereed en kocht het stuk land.[] De Polen die in het gebied woonden werden uit hun huis gezet en niet gecompenseerd. Tegelijkertijd werden de Joden (en enkele lokale Polen) uit de stad Auschwitz verdreven en werden hun huizen in beslag genomen. Deze huizen werden doorverkocht aan IG Farben, dat de woningen gebruikte om arbeiders
    in te huisvesten. Uiteindelijk kwam IG Farben met de SS overeen dat het gevangenen uit het Stammlager zou huren voor de prijs van drie à vier Reichsmark per dag.[ De belangrijkste fabriek van IG Farben, die voor het maken van synthetisch rubber, was operationeel vanaf 1942. In de resterende oorlogsjaren werd in deze fabriek echter helemaal geen synthetisch rubber geproduceerd. Dit had te maken met bombardementen van de geallieerden, waardoor de aanvangsdatum steeds weer werd uitgesteld. In het voorjaar van 1942 moesten de arbeiders dagelijks vanuit het Stammlager naar Monowitz gaan om daar te werken in de fabrieken. Toen op 21 juli 1942 in het Stammlager en in Birkenau een tyfusepidemie uitbrak, mochten de dwangarbeiders tijdelijk niet werken.[] De Duitsers waren echter bezorgd over het verlies van de arbeidscapaciteit en daarop besloot men om in Monowitz barakken neer te zetten.[] De vertraging bij de aanlevering van voldoende prikkeldraad zorgde ervoor dat de opening van het kamp diverse malen werd uitgesteld. Op 26 oktober 1942 arriveerden de eerste gevangenen in Monowitz en begin november was de populatie van het kamp al opgelopen tot tweeduizend personen.[ Vanaf dat moment was Auschwitz III-Monowitz naast een werkkamp ook een concentratiekamp.
    In de zomer van 1943 was de uitbreiding van het kamp vrijwel geheel voltooid. Slechts vier van de zestig barakken waren toen nog niet klaar, maar ook deze werden binnen een jaar afgemaakt. Het kamp groeide geleidelijk en in december 1942 was het aantal gevangenen gestegen tot 3500.[ In de zomer van 1943 was dit aantal bijna verdubbeld ruim zesduizend. Het hoogtepunt werd bereikt in juli 1944, toen het kamp meer dan elfduizend gevangenen van voornamelijk Joodse herkomst telde.[ Het aantal gevangenen bleef maar groeien, ondanks het hoge sterftecijfer in het kamp. Verzwakte gevangenen werden teruggestuurd naar het Stammlager of naar Birkenau. De directeuren van de bedrijven die waren gevestigd in Monowitz waren van mening dat de barakken niet dienden om zieken en zwakken in te huisvesten. Auschwitz III bleef in werking tot een week voor de bevrijding door het Rode Leger. De gevangenen die nog sterk genoeg waren om te lopen werden in dodenmarsen afgevoerd naar kampen elders in het Derde Rijk. De zieken en zwakken bleven achter in het kamp. In totaal werden er in de omgeving van Auschwitz III veertig kampen gevestigd waar gevangenen dwangarbeid moesten verrichten in de wapenindustrie, landbouw en constructie. Vanaf de administratieve herindeling van Auschwitz in november 1942 viel het bestuur van al deze subkampen onder Auschwitz III.[ Hoewel Monowitz geen vernietigingskamp was, had het een opvallend hoog sterftecijfer. Van de bijna vierduizend gevangenen die eind 1942 in het kamp waren, leefden er in februari nog maar tweeduizend.[] De leiding van het kamp drong aan op een betere medische verzorging van de gevangenen, maar weigerde om te investeren in een betere uitrusting van het gevangenenziekenhuis. Men was de mening toegedaan dat men voor de zieken niet door hoefde te betalen.[ Tot oktober 1944 werd ook in Auschwitz III-Monowitz aan selecties gedaan. Er werden 7295 dwangarbeiders wegens ziekte of verzwakking teruggestuurd naar het Stammlager, waar de meeste van hen omkwamen in de gaskamers.[ Er wordt aangenomen dat er 20 000 tot 25 000 gevangenen van Auschwitz III om het leven zijn gekomen.[] Hierbij dient te worden opgemerkt dat dit gaat om personen die in Auschwitz III zelf om het leven zijn gekomen en niet om personen die na terugzending in het Stammlager omkwamen. In maart 1943 werden de nieuwe gaskamers en crematoria geopend, waardoor de capaciteit van het kamp toenam. Hierdoor groeide ook de van de gevangenen gestolen hoeveelheid geld en kostbaarheden. Deze rijkdommen circuleerden in het hele kamp, en tegen alle bevelen in profiteerden de SS'ers daar flink Enkele honderden meters van de gaskamers en crematoria in Birkenau lag een kamp dat de gevangenen Kanada noemden, in de veronderstelling dat Canada het land van grote rijkdom was.[ Bij aankomst werden de gevangenen hun bezittingen afgenomen. Die werden naar Kanada gebracht. De
    SS'ers moesten alle kostbaarheden in een kist stoppen, die vervolgens naar Duitsland werd gestuurd. [] Echter, veel SS'ers stalen kostbaarheden als goud en geld. In Kanada werkten voornamelijk vrouwelijke gevangenen. Het werd gezien als een van de betere werkplaatsen in Auschwitz. De arbeidsters mochten hun haar laten groeien en konden voedsel stelen dat tussen de bezittingen zat.[ In Kanada kwam het zelfs tot relaties tussen SS'ers en vrouwen, hoewel dit volgens de regels van de SS verboden was. Deze relaties waren vaak van korte duur, en verkrachtingen kwamen meer dan eens voor.[ De SS'ers werkten over het algemeen liever in Auschwitz dan dat ze aan het oostfront tegen het Rode Leger vochten. Alcoholische dranken waren er in overvloed en de discipline was slecht.[] Mede door deze slechte discipline ontstond er een kleine zwarte markt waar vrijwel alles te koop was, van eten tot aan pistolen.[ De leiders van het Duitse rijk maakten zich geen zorgen over het feit dat het moordproces tegen de Joden niet voorspoedig verliep, maar hadden wel hun bedenkingen bij het verlies van goederen en geld aan corrupte bewakers. In de herfst van 1943 werd SS'er Konrad Morgen naar Auschwitz gezonden om de diefstal te onderzoeken.[] Hij moest zorgen dat gestolen spullen bij de staat terechtkwamen en niet, zoals gebruikelijk was op dat moment, in de kluisjes van SS'ers.[ Veel bewakers wisten aan zijn onderzoek te ontkomen, maar er werden toch duidelijke bewijzen gevonden van corruptie. De bewakers die wel gepakt werden, kregen flinke straffen.[ Als gevolg van het onderzoek werd de commandant van Auschwitz, Rudolf Höss, op 1 december 1943 weggepromoveerd naar een administratieve functie in Berlijn.[] Twee maanden na het vertrek van Höss vloog de loods waarin de bewijzen van corruptie lagen met onbekende oorzaak in brand.[] Al het bewijsmateriaal werd hierbij vernietigd en de corruptie in Auschwitz ging door tot aan de bevrijding van het kamp.[ In de loop der jaren werd het SS-garnizoen in Auschwitz gestaag uitgebreid. In 1941 waren er zevenhonderd SS'ers in Auschwitz, in juni 1942 was dat aantal opgelopen tot tweeduizend.[ In april 1944 beschikte de SS over ruim drieduizend SS'ers en in augustus van dat jaar was het aantal opgelopen tot 3300 mannen en vrouwen.] De piek werd midden januari 1945 bereikt. Terwijl de evacuatie van het kamp in volle gang was, waren er 4480 mannelijke en 71 vrouwelijke SS'ers in het kamp.[ Gedurende het bestaan van het kamp deden er in totaal 7000 tot 7200 verschillende SS'ers dienst Gegevens over 1209 SS'ers wijzen uit dat deze mensen nauwelijks een opleiding hadden genoten. [ Zeventig procent van hen had slechts basisonderwijs genoten, 21,5 procent middelbaar onderwijs en slechts 5,5 procent had hoger onderwijs gevolgd. Van deze laatste groep was het merendeel arts of architect. De meerderheid van het SS-garnizoen bestond uit Duitsers met een Duitse nationaliteit (Reichsdeutscher). Er was eveneens een grote groep Duitsers zonder Duitse nationaliteit (Volksdeutscher). Deze waren meestal afkomstig uit de landen als Tsjechië, Roemenië, Slowakije en Hongarije. Deze groep werd met de jaren relatief gezien steeds groter, maar nam in 1944 af toen oude Wehrmacht- en Luftwaffesoldaten werden gestationeerd in Auschwitz.[ . Vanaf 1942 werden ook vrouwen gestationeerd in Auschwitz. Het pas geopende vrouwenkamp lag hieraan ten grondslag, maar ook een tekort aan personeel was een belangrijke reden. De vrouwen behoorden officieel niet tot de SS, die een volledig mannelijke organisatie was. De vrouwen moesten een contract tekenen, waardoor ze werden gerekend tot de leden van de SS-Gefolge.[ Ze stonden echter net als de mannelijke SS'ers onder leiding van de kampcommandant. Ze deden vooral dienst als opzichters (Aufseherinnen) in het vrouwenkamp. Later werden de vrouwen ook ingezet tussen de mannen.[ Naast het fungeren als opzichter, waren er ook vrouwen die dienstdeden bij de communicatieafdeling van het kamp.[Zij werden gezien als SS-Helferinnen. Deze groep was relatief gezien vrij klein. Daarnaast werkten er nog vrouwen bij het Duitse Rode Kruis dat dienstdeed in Auschwitz.[ Net als de andere kampen beschikte ook Auschwitz over een kampcommandant. De eerste commandant was SS-Obersturmbannführer Rudolf Höss (mei 1940-november 1943).[ Hij werd opgevolgd door SS-Obersturmbannführer Arthur Liebehenschel (november 1943-mei 1944), die op zijn beurt weer werd opgevolgd door SS-Sturmbannführer Richard Baer (mei 1944-januari 1945).[] Höss
    kreeg tijdens Aktion Höss (mei 1944-juli 1944) tijdelijk opnieuw zeggenschap over een groot deel van het kamp. Na de eerste reorganisatie kregen Auschwitz II en Auschwitz III een eigen kampcommandant. [] Auschwitz II werd vanaf november 1943 geleid door SS-Sturmbannführer Friedrich Hartjenstein, die in november 1944 werd opgevolgd door SS-Hauptsturmführer Josef Kramer.[] Auschwitz III kwam vanaf 1943 onder leiding te staan van SS-Hauptsturmführer Heinrich Schwarz,[ die deze functie behield tot het einde van het kamp. De kampcommandant had de complete leiding over het kamp en het daarbij behorende SS garnizoen. Hij moest op zijn beurt verantwoording afleggen aan de Inspectiedienst van de Concentratiekampen. [] Nadat deze instantie op 3 maart 1942 onderdeel werd van de Wirtschaftsverwaltungshauptamat (SSWVHA), kwam Auschwitz onder het bevel van Amtsgruppe D van het SS-WVHA.[ De organisatie van Auschwitz bestond uit zeven afdelingen (kampcommandant, politieke afdeling, kampadministratie, dwangarbeid, economische administratie, medische afdeling en de SS-eenheid welzijn en opleiding).[] Daarnaast waren er nog enkele administratieve eenheden die verantwoordelijk waren voor zaken zoals de bouw, hygiëne, voedsel en uitrusting.[] Al deze afdelingen hadden eigen verantwoordelijkheden, maar de politieke afdeling was bij uitstek de belangrijkste. De kampcommandant was de hoogste bevelhebber van het kamp. De SSSchutzhaftlagerführer (kampdirecteur) was de tweede man in de hiërarchie.[ Hij was verantwoordelijk voor de aansturing van de Rapportführer (verantwoordelijk voor de geschreven rapporten), de Blockführer (verantwoordelijk voor de zaken per gevangenenblok) en de Kommandoführer (verantwoordelijk voor de dwangarbeid).[ Met de uitbreiding van Auschwitz werd ook het aantal posten van directeur uitgebreid. Alle sectoren in Auschwitz II werden bestuurd door een directeur.[] In Auschwitz III en al haar subkampen werden ook directeuren neergezet die verantwoordelijk waren voor de dagelijkse gang van zaken in het kamp. De politieke afdeling (Afdeling II) was de leidende afdeling in het vernietigingsproces. De ambtenaren in de politieke afdeling waren afkomstig van de Gestapo en de Kriminalpolizei. De politieke afdeling moest haar bevindingen rapporteren aan zowel de kampcommandant als het Reichssicherheitshauptamt. De politieke afdeling werd aanvankelijk geleid door SS-Untersturmführer Maximilian Grabner en later door SS-Untersturmführer Hans Schurz. De politieke afdeling had veel inspraak bij het vrijlaten van gevangenen, het bijhouden van persoonlijke dossiers en het beheer van de crematoria.[] Bovendien was ze verantwoordelijk voor de omgang van de SS'ers met de gevangenen en het verzet in het kamp.[Daarnaast was de afdeling belast met de aansturing van het vernietigingsproces.[] Al deze aspecten zorgden ervoor dat de politieke afdeling de belangrijkste afdeling in Auschwitz was. Op 1 oktober 1933 gaf Theodor Eicke instructies over de omgang van de SS'ers met de gevangenen. Eicke liet weten dat de gevangenen als vijanden van het Rijk moesten worden gezien en daarom ruw aangepakt moesten worden.[] De SS'ers mochten niet op een menselijke manier met de gevangenen omgaan, want dit werd gezien als een zacht karakter of zelfs een gebrek daaraan.[ Deze manier van omgang met gevangenen gold in ieder concentratiekamp, dus ook Auschwitz. Vele jaren van indoctrinatie zorgden er uiteindelijk voor dat de SS'ers in staat waren om op onmenselijke en respectloze manier om te gaan met de gevangenen.[
    Door het verzet binnen het Sonderkommando in het geheim gemaakte opnamen van lijkverbrandingen. Foto's zijn uit het kamp gesmokkeld in de hoop dat actie zou worden ondernomen
    Ondanks het gevaar dat het met zich meebracht, waren er verzetsgroepen in de kampen van Auschwitz. Het verzet had te kampen met extra grote moeilijkheden. Zo was er steeds verraad van nietJoodse medegevangenen. Velen van hen hoopten op deze manier de dood te ontspringen en wilden niets riskeren. Vaak traden deze verraders op als handlangers van de SS en namen ze de voor het verzet belangrijke functies waar.[] Nieuwe leden werden meestal niet toegelaten tot het verzet. Hoe kleiner de groep, des te minder kans op verraad. Bovendien waren de meeste nieuwelingen te 'traag' vanwege de nieuwe situatie waarin ze terechtgekomen waren. De Russische krijgsgevangenen waren gedecimeerd tot een kleine groep, waarvan dus ook al weinig steun uit kon gaan. De groep politieke
    gevangenen in het kamp had te kampen met politieke tegenstellingen en nationaliteit, hetgeen achterdocht ten opzichte van elkaar in de hand werkte.[] Naast deze factoren was het voor het verzet lastig om te communiceren met de andere kampen, doordat de kampen enkele kilometers van elkaar verwijderd lagen. Hierdoor was in wezen elk kamp op zichzelf aangewezen. In Auschwitz II kwam het op 7 oktober 1944 wel tot een georganiseerde opstand. De opstand zou worden

    14-06-2018 om 08:28 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 14 juni 1864 alzheimer

    14 juni 1864 alzheimer De ziekte van Alzheimer[(vaak kortweg alzheimer genoemd) is een degeneratieve aandoening die geleidelijk begint en steeds erger wordt.[Het is de oorzaak van 60 tot 70 procent van alle gevallen van dementie.[ Het meest herkenbare kenmerk van de ziekte is de moeite met het herinneren van recente gebeurtenissen.] Naarmate de ziekte langer duurt, kunnen andere symptomen ontstaan: spraak- en taalproblemen, desoriëntatie (oa. gemakkelijk verdwalen), stemmingswisselingen, een verlies van motivatie en initiatief, verminderde zelfzorg en gedragsproblemen.[ Uiteindelijk zonderen de patiënten zich af van hun naasten en trekken ze zich terug uit het dagelijks leven.[ Hoe snel iemand achteruitgaat, verschilt van patiënt tot patiënt. De gemiddelde levensverwachting na diagnose is drie tot negen jaar.[ De oorzaak van alzheimer is onduidelijk.] Men denkt dat ongeveer 70% van het risico genetisch is bepaald; er zijn meerdere genen bij betrokken. Andere risicofactoren zijn onder andere veelvuldig hoofdletsel, depressie en hoge bloeddruk. Het onderliggende ziekteproces wordt in verband gebracht met plaques en tangles in de hersenen. Een waarschijnlijke diagnose kan worden gesteld op basis van neurologisch onderzoek, cognitieve testen, beeldvormend medisch onderzoek en bloedtesten om andere diagnoses uit te sluiten. Bestudering van het hersenweefsel is nodig om de definitieve diagnose te kunnen stellen.[ Er bestaan geen medicijnen om de ziekte te genezen of de voortgang te stoppen, maar sommige symptomen kunnen wel worden bestreden. In 2015 waren er wereldwijd naar schatting 29,8 miljoen mensen met de ziekte van Alzheimer.[] De ziekte wordt meestal vastgesteld bij personen die ouder zijn dan 65 jaar,[] maar in 4 tot 5% van de gevallen is er sprake van een vroeg begin (jonger dan 65) van de ziekte van Alzheimer.[] Ongeveer 6 op de 100 mensen boven de 65 worden door de ziekte getroffen.[] De aandoening is vernoemd naar Alois Alzheimer, een Duitse psychiater en neuropatholoog.[] In 1901 beschreef de Duitse psychiater neuropatholoog Alois Alzheimer voor de eerste keer de ziekte, die later bekend werd als de ziekte van Alzheimer.[] De patiënt was een 50-jarige vrouw met de naam Auguste Deter, die in dat jaar opgenomen was in de psychiatrische inrichting van Frankfurt am Main. Alois Alzheimer begeleidde de vrouw tijdens haar ziekenhuisopname. Zij verbleef in deze inrichting tot aan haar dood in 1906. In die tijd was Alois Alzheimer laboratoriummanager bij Emil Kraepelin in München. Hij was geïnteresseerd in de zaak en na haar dood deed Alois Alzheimer een autopsie op haar hersenen en beschreef eiwitophopingen -amyloïde plaques- aan de buitenkant en rondom de hersencellen.[] Binnenin de hersencellen bemerkte hij de aanwezigheid van kluwen vezels, de neurofibrillaire kluwen.] De daarop volgende vijf jaren werden elf vergelijkbare gevallen in de medische literatuur beschreven. In enkele van deze publicaties werd al gebruikgemaakt van de term ziekte van Alzheimer.[ De officiële naam gaat terug naar de psychiater Emil Kraepelin. Hij noemde de ziekte in de achtste editie van zijn leerboek van de psychiatrie gepubliceerd in 1910 de ziekte van Alois Alzheimer.[
    Progressie van de ziekte van Alzheimer. Zenuwdood en de vorming van neurofibrillaire tangles en beta-amyloïde plaques. De voortgang van de ziekte van Alzheimer kan worden opgedeeld in vier stadia, waarbij geestelijke en functionele beperkingen steeds groter worden De eerste kenmerken worden vaak ten onrechte toegeschreven aan het ouder worden of aan stress. [ Uitgebreid neuropsychologisch testonderzoek kan milde geestelijke problemen aantonen tot wel zes jaar voordat iemand voldoet aan de criteria voor de diagnose.[ Deze eerste kenmerken kunnen de meest ingewikkelde algemene dagelijkse levensverrichtingenbemoeilijken.[ Het meest in het oog springende kenmerk is het geheugenverlies: patiënten hebben vaak moeite met het herinneren van recente gebeurtenissen of kunnen niet goed meer nieuwe informatie leren.[ Patiënten vragen bijvoorbeeld meerdere malen per dag hetzelfde, of vergeten afspraken. Subtiele problemen met executieve functies zoals aandacht, planning, flexibiliteit en abstract denken of beperkingen in het semantisch geheugen kunnen ook kenmerkend zijn voor het begin van de ziekte. [] Apathie kan soms ook al voorkomen in dit stadium. Depressieve kenmerken, prikkelbaarheid en lichte
    beperkingen in ziekte-inzicht komen ook voor.[ De preklinische fase wordt soms ook lichte cognitieve stoornis (vaak afgekort tot MCI, naar Engelse term) genoemd.[ De steeds erger wordende geheugen- en andere problemen leiden uiteindelijk tot de diagnose alzheimer. In een klein percentage patiënten zijn problemen met de taal, executieve functies, waarneming (agnosie), of de uitvoering van bewegingen (apraxie) duidelijker waarneembaar dan de geheugenproblemen.[ Alzheimer treft niet alle herinneringen of soorten geheugen: herinneringen van langer geleden over het leven van de patiënt (episodisch geheugen), geleerde feiten (semantisch geheugen) en kennis over hoe handelingen moeten worden uitgevoerd (niet-declaratief geheugen) blijven grotendeels bespaard.[ Taalproblemen uiten zich vooral in een beperkte woordenschat en een verminderde woordvloeiendheid, waardoor iemand zich minder goed kan uitdrukken in zowel gesproken als geschreven taal.] In dit stadium kan een patiënt zich doorgaans nog adequaat uitdrukken.[ De progressieve verslechtering leidt er uiteindelijk toe dat een patiënt niet meer zelfstandig kan functioneren.[ Spraakproblemen worden duidelijker omdat patiënten niet meer op woorden kunnen komen. De lees- en schrijfvaardigheid gaan geleidelijk verloren.[ Complexe bewegingen worden minder gecoördineerd, waardoor de kans op vallen groter wordt.[ Ongeveer éénderde van de alzheimerpatiënten krijgt te maken met illusionaire vervalsingen en andere waanbeelden. Ziekte-inzicht neemt verder af (anosognosie).[] Urine-incontinentie kan ontstaan.[] Deze kenmerken zijn vaak belastend voor het zorgsysteem van de patiënt (zijn/haar naasten). Om het zorgsysteem te ontlasten, worden patiënten vaak overgeplaatst naar verzorgingstehuizen. In de laatste stadia van de ziekte, is de patiënt volledig afhankelijk van de zorg van anderen.[] De taal is beperkt tot korte zinnen of losse woorden en kan uiteindelijk compleet verloren gaan.[ Ondanks het feit dat patiënten niet meer kunnen praten, kunnen ze emotionele tekenen nog wel herkennen en beantwoorden. Agressiviteit kan nog voorkomen, maar ernstige apathie en vermoeidheid komen veel vaker voor. In zeer vergevorderde stadia is de spiermassa dusdanig afgenomen dat patiënten niet meer uit bed kunnen komen en niet meer zelfstandig kunnen eten. De doodsoorzaak is vaak een factor van buitenaf, zoals longontsteking of decubitus; niet de ziekte zelf.[ De ziekte van Alzheimer wordt door een arts, bijvoorbeeld een neuroloog of klinisch geriater, (neuro)psychiater of huisarts vastgesteld door middel van anamnese en onderzoek. Een veel gebruikt screeningsinstrument is de Mini-mental state examination. Verder wordt een uitgebreide medische anamnese afgenomen en worden gesprekken met de familie gevoerd (heteroanamnese). Enkele eenvoudige tekenen van cognitieve achteruitgang waaraan de ziekte in vroege stadia te herkennen is, zijn:[noot][ het steeds stellen van dezelfde vragen; hetzelfde verhaal woord voor woord herhalen; eenvoudige taken, die men vroeger makkelijk aankon, niet meer kunnen uitvoeren, zoals koken, kaartspelen, dingen repareren, etc.; problemen met betalen van rekeningen of bijhouden van de administratie (terwijl men dat vroeger wel kon); in een bekende omgeving de weg kwijtraken, of gedesoriënteerd raken; de persoonlijke hygiëne verwaarlozen, zoals aantrekken van schone kleren, douchen; beslissingen die men vroeger zelf nam aan anderen overlaten, bijvoorbeeld wat er in de supermarkt gekocht moet worden, of waarheen men nu moet gaan. Merk op: Geen van de tekenen op zich, of zelfs in combinatie met andere tekenen, geeft een zekere indicatie van de ziekte. Wel is het verstandig bij het optreden van meerdere tekenen van abnormaal gedrag een arts of specialist te raadplegen Rol van eiwitten De ziekte wordt volgens de meest geaccepteerde hypothese veroorzaakt door een te grote hoeveelheid van een bepaald eiwit (bèta-amyloïd) dat plaques (klonten) vormen buiten de hersencellen. Die te hoge hoeveelheid kan komen door te hoge aanmaak, bijvoorbeeld door erfelijke afwijkingen in het amyloïdprecursorproteïne: APP. Ook is er een intracellulair kenmerk van de ziekte, namelijk kluwens (verstrengelingen) van het eiwit Tau. Verstrengeling van het Tau-eiwit, een eiwit dat een rol speelt bij het vervoer van voedingsstoffen door de cel, leidt ertoe dat hersencellen afsterven. Bij post
    mortemonderzoek wordt een sterk gekrompen hersenschors (atrofie) gevonden, met buiten de zenuwcel gelegen amyloïdneerslagen (seniele plaques), welke ook rond de bloedvaten in de hersenen voorkomen. Daarnaast zijn er in de cel gelegen verstrengelingen van het eiwit Tau (neurofibrillaire kluwens) te vinden. Deze neerslagen zijn niet gelijkmatig over de hersenschors verdeeld. Met name gedeelten van de hersenschors waar geheugenfuncties gelokaliseerd zijn, zijn in het begin aangedaan. Vooralsnog is de ziekte van Alzheimer een ziekte aan de grijze stof van het cerebrum. HSV-1 virus In tal van onderzoeken tracht men het verband te bewijzen tussen het HSV-1 virus en de Ziekte van Alzheimer, waarbij men van de veronderstelling uitgaat dat het HSV-1 virus de veroorzaker van de ziekte is.[] Tot op heden is het exacte bewijs hiervoor nog niet geleverd. Erfelijke factoren Er blijkt een genetische predispositie te bestaan voor alzheimer. De erfelijkheid bedraagt naar schatting 76%. De laat beginnende alzheimer is vermoedelijk een gevolg van een samengaan van zowel genetische als omgevingsinvloeden. De vroege variant lijkt daarentegen vooral door genetische factoren bepaald. Het ApoE4-gen bij mensen geeft een verhoogde kans op de ziekte, met name voor de vroeg beginnende versie. Mensen die over het ApoE3 en ApoE4 beschikken hebben een driemaal verhoogde kans op de ziekte van Alzheimer, en mensen die over twéé ApoE4 allelen beschikken hebben een 14 maal verhoogde kans op de ziekte. 50% van de mensen met ApoE4 krijgen echter géén alzheimer en veel alzheimerpatiënten hebben geen ApoE4-allel(en). Recentelijk hebben onderzoekers nieuwe risicogenen voor alzheimer gevonden in een onderzoek van een zeer grote populatie.[] Deze genen coderen eiwitten die een rol spelen bij de cholesterolhuishouding en ontstekingsmechanismen in de hersenen. De rol van aluminium en kwik (in amalgaam-vullingen) als veroorzakers van alzheimer is nog niet opgehelderd. Een belangrijke rol lijkt zeer onwaarschijnlijk. De hoeveelheid onderzoek is beperkt en spreekt elkaar deels tegen. Andere co-factoren die misschien(!) een rol spelen, zijn andere metalen (bijvoorbeeld koper), ontstekingsreacties in de hersenen, een tekort aan vitamines, oxidatieve stress en metabole verstoringen.
    Een andere nog weinig onderzochte theorie is de rol van diabetes. Sommigen zien alzheimer als type 3 diabetes. Hierbij zorgt insulineresistentie ervoor dat de hersencellen geen glucose kunnen opnemen. Zonder deze voor de hersencellen primaire brandstof sterven ze langzaam af.[] Benzodiazepines worden in verband gebracht met een hogere kans op de ziekte. [] Ontstekingsremmers zouden de ontwikkelingskans juist verlagen.[] Vroege detectie of vaststelling van de ziekte van Alzheimer vormt momenteel een belangrijk onderwerp van studie. Een nieuwe techniek is het in beeld brengen van het amyloïd in de hersenen door middel van een PET-scan. Daarbij wordt door een arts een radioactieve stof in de bloedbaan van de arm gespoten. De stof (Pittsburg compound B of PiB genaamd[]) gaat vervolgens een chemische verbinding aan met het in de hersenen aanwezige amyloïd.[ De plaques of afbraakproducten worden dan zichtbaar in het beeld van de scanner. Deze test is echter niet erg gevoelig en bovendien niet specifiek voor de ziekte van Alzheimer aangezien plaques soms ook in de hersenen van normale ouderen voorkomen. Een andere, meer specifieke, techniek is de lumbale punctie, waarbij de ruggenmergvloeistof wordt onderzocht op afbraakproducten van amyloïd. Beide technieken zijn relatief duur en vereisen gespecialiseerd personeel. Er is zodoende behoefte aan een eenvoudige en goedkope diagnostische test, die de ziekte in een zo vroeg mogelijk stadium kan detecteren. Een van de mogelijke kandidaten hiervoor is een reuktest met pindakaas, die gebruikmaakt van een geconstateerd verschil in reukvermogen tussen het linkerneusgat en rechterneusgat bij Alzheimerpatiënten.[36] Een van de eerste hersenstructuren die bij deze ziekte wordt aangetast is de reukzenuw. Voordat deze pindakaastest daadwerkelijk gebruikt kan worden bij de diagnose van vroege Alzheimer dient hij echter nog verder onderzocht te worden. De mitochondriën functioneren slechter aan het begin van de ziekte van Alzheimer. Een PET-scanbeeld van de hersenen van een alzheimerpatiënt (AD) en een gezonde proefpersoon (Control) Een simpele test is de zogenaamde kloktekentest. Epidemiologische studies tonen aan dat ouderen met een hoger opleidingsniveau minder kans hebben op het ontwikkelen van de ziekte van Alzheimer.[ ] Een hoger opleidingsniveau beschermt ouderen echter niet zozeer tegen neurodegeneratieve en vasculaire pathologie (afwijkingen in het weefsel van
    de hersenen) die vaak optreedt bij de ziekte van Alzheimer. Wél lijkt het de klinische expressie van de ziekte te dempen in de jaren voor het overlijden. Mogelijk heeft dit te maken met een grotere 'cognitieve reserve' of een groter hersengewicht bij mensen met een hoger opleidingsniveau.[] Hierdoor zouden de negatieve gevolgen van hersenafwijkingen voor het gedrag kunnen worden gecompenseerd of pas op zeer hoge leeftijd zichtbaar worden. Wereldwijd zijn er naar schatting 24 miljoen mensen met de ziekte van Alzheimer (gegevens 2005). In België zijn er 85.000 patiënten en jaarlijks komen er tot 20.000 bij. In Nederland zijn er 250.000 patiënten. De ziekte van Alzheimer is de meest voorkomende variant van dementie. Twee derde van alle patiënten die dement zijn, lijdt aan alzheimer. Het hebben van sociale contacten en oplossen van puzzels of schaken wordt in studies van veroudering soms genoemd als middel tegen cognitieve achteruitgang op latere leeftijd. Voorlopig is echter een causale relatie nog niet duidelijk aangetoond. Volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek is het aantal mensen in Nederland dat aan de ziekte van Alzheimer overlijdt vanaf 1996 met ruim 600% gestegen. In Vlaanderen is er een soortgelijke ontwikkeling te constateren.





    14-06-2018 om 08:24 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 14 juni 1928 che guevara

    14 juni 1928 Che Guevara Ernesto Guevara (Rosario (Argentinië), 14 juni 1928 – La Higuera (Bolivia), 9 oktober 1967), beter bekend onder de naam Che Guevara, was een Argentijns marxistisch revolutionair en Cubaans guerrillaleider. De bijnaam Che kreeg hij gedurende zijn verblijf in Guatemala. In LatijnsAmerika wordt de kreet “Che” gebruikt om iemands aandacht te trekken; het kan vrij vertaald worden als vriend of maat. “Che” wordt ook gebruikt als bijnaam voor iemand uit Argentinië. Che Guevara was een lid van Fidel Castro's revolutionaire Beweging van de 26ste juli, die in 1959 via een revolutie in Cuba aan de macht kwam. Na verscheidene posten in de nieuwe Cubaanse regering te hebben bekleed, verliet Guevara Cuba in 1966 om de revolutie in andere landen te verspreiden, eerst in de Democratische Republiek Congo en later in Bolivia. Op 8 oktober 1967 werd Guevara opgepakt tijdens een door de CIA georganiseerde militaire operatie van het Boliviaanse leger. Hoewel de CIA hem voor ondervraging in leven wilde houden, werd Guevara de dag na zijn gevangenname geëxecuteerd. In juli 1997 zijn de overblijfselen van Guevara en zes van zijn kameraden naar Cuba overgebracht en in oktober 1997 met militaire eer bijgezet in een mausoleum in Santa Clara. Ernesto “Che” Guevara groeit op als oudste van vijf kinderen van Ernesto Rafael Guevara Lynch en Celia de La Serna. De geboortedatum op zijn geboortebewijs is 14 juni 1928. Er wordt echter aangenomen, dat met deze datum is gemanipuleerd om het feit te verbergen dat de moeder van Guevara al drie maanden voor het huwelijk zwanger was. Zijn werkelijke geboortedatum was waarschijnlijk 14 mei 1928. Als kind heeft Guevara het goed. Zijn vader is architect en heeft een goed inkomen. Ernesto heeft gedurende zijn hele leven veel problemen met zijn gezondheid. Tijdens zijn derde levensjaar krijgt hij last van een zware vorm van astma. Hij leest veel, zowel werken van schrijvers als Sigmund Freud, Charles Baudelaire, Karl Marx en Giovanni Boccaccio, als ook "lichtere" boeken zoals Robinson Crusoë en De drie musketiers. Als tiener is Guevara ook actief in verschillende sportverenigingen en speelt rugby. In 1948 besluit Guevara geneeskunde te gaan studeren aan de universiteit van Buenos Aires. In 1951 maakt Guevara samen met zijn vriend Alberto Granado (1923-2011), een biochemicus en politiek radicaal, een rondreis op de motor (een Norton 500 cc bijgenaamd La Poderosa II ofwel De Machtige) door Latijns-Amerika. Het doel is om een paar weken als vrijwilliger te werken in de leprakolonie aan de Amazone in Peru. De reis, die meer dan een jaar duurt en meer dan 8000 km lang is, loopt van hun woonplaats Córdoba via Chili, Peru en Colombia naar Venezuela. Gedurende deze tocht schrijft Guevara het dagboek Diarios de motocicleta, dat later in het Nederlands is uitgegeven onder de titel Op de motor door Latijns-Amerika en in 2004 verfilmd door Walter Salles, met Gael García Bernal in de hoofdrol. Na zijn afstuderen vertrekt hij in 1953 voor zijn tweede grote reis door Latijns-Amerika, waarbij hij door Bolivia, Peru, Ecuador, Panama, Costa Rica, Nicaragua en Hondurasreist. Tijdens deze reis hoort Guevara dat de president van Guatemala, Jacobo Árbenz Guzmán, landhervormingen doorvoert. Aangetrokken door dit nieuws vertrekt hij naar Guatemala. Aangekomen in Guatemala stad zoekt hij, op aanraden van een wederzijdse kennis, Hilda Gadea Acosta, op, een Peruaanse econome die woont in Guatemala. Hilda, met wie hij later zou trouwen, heeft dankzij haar lidmaatschap van een socialistische beweging (APRA) de nodige politieke connecties en introduceert Guevara bij een aantal belangrijke overheidsdienaren van de regering-Árbenz. Ook herstelt Guevara het contact met een groep Cubaanse bannelingen, die hij eerder in Costa Rica had ontmoet, onder wie Antonio “Nico” López, een deelnemer aan de mislukte aanval van Fidel Castro op de Moncada-kazerne in Santiago de Cuba op 26 juli 1953. In deze periode krijgt Ernesto Guevara zijn beroemde bijnaam Che. In Mexico worden Argentijnen “El Che” genoemd. Ernesto wordt dan ook El Che Guevara genoemd, maar dit wordt op den duur afgekort tot Che.
    Van zeer dichtbij is Guevara getuige van een door de CIA opgezette, geslaagde staatsgreep tegen de regering van de gematigde Jacobo Árbenz Guzmán. Dit geeft Guevara het idee dat de Verenigde Staten altijd linkse regeringen zou tegenwerken. Na een tijdje in de Argentijnse ambassade in Guatemala te hebben verbleven, vertrekt Guevara naar Mexico waar hij zich aansluit bij de Cubaanse ballingen. Deze introduceren hem vervolgens bij Raúl Castro, de jongere broer van Fidel Castro, die hij enkele weken later ontmoet. Vrijwel meteen na de ontmoeting met Fidel wordt hij lid van Castro's Beweging van de 26ste juli. Op 25 november 1956 varen 82 Cubaanse strijders, onder wie Che, Raúl, en Fidel aan boord van het jacht Granma naar Cuba om een revolutie in gang te zetten. De landing van de guerrillero's op Cuba loopt uit op een grote mislukking. Een groot deel van de voorraad moet worden achtergelaten en vervolgens loopt de groep na een aantal dagen door een moeras gedwaald te hebben in een hinderlaag van het leger. Slechts 12 man hergroeperen zich later in de bergen van de Sierra Maestra. In de Sierra Maestra bewapenen de rebellen zich en werven zij rekruten, vooral onder de boerenbevolking en de intellectuelen. Guevara wordt al snel benoemd tot de hoogste rang, Comandante, en is als zodanig ook een van de vertrouwelingen van Castro. Hij wordt zowel gerespecteerd als gevreesd door andere rebellen. Gedurende de revolutie was Guevara onder meer verantwoordelijk voor de executie van informanten, deserteurs en spionnen in het revolutionaire leger. Vijf jaar eerder had Guevara, als marxistische zwerver in Guatemala, gezien hoe het Guatemalteekse officierenkorps in opstand kwam tegen het democratische bestel van Jacobo Árbenz Guzmán. Guevara was beducht voor een herhaling in Cuba. Even belangrijk was de afschrikking die zijn bloedbad teweegbracht. Dit waren allemaal publieke terechtstellingen. En de executies van deze verklikkers en folteraars, tot en met de uiteindelijke verbrijzeling van de schedel met een genadeschot van een massieve 0.45, afgevuurd vanaf vijf passen, waren eveneens publiek. Guevara stond erop dat zijn manschappen de familie en vrienden van de terechtgestelden lieten passeren voor deze met bloed, beenderen en hersenen bespatte muur. Aan het einde van 1958 leidt Guevara de tweede colonne in de opmars naar Havana. Terwijl de derde colonne onder leiding van Camilo Cienfuegos door Camagüey en Las Villas optrekt voert de tweede colonne onder leiding van Guevara de aanval op een militaire troepentransporttrein in Santa Clara uit. Deze aanval leidt tot de verovering van Santa Clara en is een directe aanleiding tot de vlucht van dictator Batista uit Cuba en de machtsovername door Castro op 1 januari 1959. Na de machtsovername werd Guevara een prominent lid van de nieuwe socialistische regering. Op 9 februari 1959 werd hem de Cubaanse nationaliteit toegekend. Kort hierna scheidde Guevara van zijn Peruaanse vrouw Hilda Gadea, met wie hij een dochter had. Later trouwde hij met Aleida March, een lid van Castro's beweging, met wie hij vier kinderen zou krijgen. In 1959 werd Guevara aangesteld als commandant van het militaire gevangenisfort La Cabana. Gedurende zijn tijd hier gaf hij leiding aan de berechting en executie van talrijke leden van het regime van Batista, onder anderen de leden van geheime dienst BRAC. Volgens sommige bronnen werden minstens 156 mensen hiervan het slachtoffer, andere bronnen beweren meer dan 500. Na dienstgedaan te hebben als commandant van het militaire gevangenisfort La Cabana, gaf hij leiding aan het Nationale Instituut voor Agrarische Hervormingen en bekleedde daarna de functies van president van de Nationale Bank en minister van Industrie. Hier probeerde Guevara Cuba's kapitalistische agrarische economie om te vormen tot een planeconomie. Na in 1960 leiding te hebben gegeven aan de onderhandelingen over een handelsovereenkomst met de Sovjet-Unie, vertegenwoordigde Guevara Cuba op economische missies naar bondgenoten van de Sovjet-Unie in Afrika en Azië. Guevara gaf mede richting aan het linkse, later ook pro-communistische pad van het Castro-regime. Als voorstander van de economische en sociale hervormingen die Castro's regering had doorgevoerd,
    werd hij in het westen vooral bekend vanwege zijn felle aanvallen op de buitenlandse politiek van de Verenigde Staten in Afrika, Azië en Latijns-Amerika.
    Braziliaanse president Jânio Quadros, in een controversiële actie, toekenning van Ernesto Guevara met de Orde van het Zuiderkruis, 1961. Nationaal Archief van Brazilië. Gedurende deze periode bepaalde hij mede Cuba's beleid en ontvouwde hij zijn eigen inzichten in toespraken, artikelen, brieven, essays en boeken. De belangrijkste daarvan zijn twee boeken over guerrilla warfare en socialistische ideologie. Het boek El socialismo y el hombre en Cuba is een analyse van Cuba's nieuwe vorm van socialisme en communistische ideologie. Het boek Guerrilla Warfare is lange tijd gezien als het standaardwerk voor asymmetrische oorlogsvoering in ontwikkelingslanden. Guevara geloofde dat een kleine groep opstandelingen, door gewelddadige acties tegen de overheid, “revolutionaire gevoelens” bij de boerenburgerbevolking kon opwekken. Hierdoor zou het niet nodig zijn om eerst een brede revolutionaire organisatie op te bouwen, in kleine stappen toewerkend naar een revolutie, alvorens een gewapende opstand te beginnen. Het falen van de op Cubaanse stijl gebaseerde revolutie in Bolivia, over het algemeen toegeschreven aan het gebrek aan draagvlak bij de bevolking, heeft er echter toe geleid dat deze strategie tegenwoordig als ineffectief wordt beschouwd. Wanneer Guevara op 14 maart 1965 na een rondreis van drie maanden door China, Egypte, Algerije, Ghana en Congo in Havana terugkeert, is dat zijn laatste publieke optreden van dat jaar. Na april is Guevara spoorloos verdwenen. Aangezien Guevara wordt gezien als de plaatsvervanger van Castro in Cuba leidt deze verdwijning tot talrijke nationale en internationale speculaties. Gedwongen door de speculaties over de verdwijning van Guevara verkondigt Castro op 16 juni van dat jaar dat het volk geïnformeerd zal worden over zijn locatie zodra Guevara dat wenselijk acht. Op 3 oktober van dat jaar openbaart Castro een ongedateerde afscheidsbrief, die hij enkele maanden daarvoor van Guevara zou hebben ontvangen. In deze brief verklaart Guevara zijn onvoorwaardelijke steun aan de Cubaanse Revolutie en kondigt tevens aan Cuba te verlaten om te gaan vechten in dienst van de revolutie. Hij schrijft dat “andere landen een beroep doen op zijn bescheiden kwaliteiten” en dat hij, zich “altijd identificerend met de wereldwijde revolutie”, heeft besloten om te vertrekken en te gaan vechten als guerrillero in verschillende delen van de wereld. In de brief dient Guevara zijn ontslag in voor alle posities die hij in de regering, de partij en het leger bekleedt, en doet hij afstand van de Cubaanse nationaliteit, die hem in 1959 als beloning voor zijn deelname aan de revolutie was verleend. Tijdens een interview met vier buitenlandse correspondenten op 1 november merkt Castro op dat hij weet waar Guevara zich bevindt, maar dat hij deze locatie niet zal onthullen. Hij voegt eraan toe dat Guevara in uitstekende gezondheid verkeert en ontkent hiermee berichten dat hij zou zijn omgekomen. In april 1965 vertrekt Guevara op aandringen van Castro naar Congo om daar leiding te geven aan de heimelijke Cubaanse operaties in Afrika. Cuba steunde de proLumumba Marxistische Simba-beweging in de Democratische Republiek Congo (het voormalige Belgisch-Congo). Guevara ondersteunt in Congo het guerrillaleger van Laurent-Désiré Kabila. Dit rebellenleger wordt echter nooit een macht van enige betekenis. Wanneer legergeneraal Mobutu Sese Seko aankondigt het buitenlandse huurlingenleger te ontmantelen, brokkelt de steun voor de revolutie in de omringende Afrikaanse landen af. Met name de houding van Tanzania maakt een succesvolle revolutie onmogelijk. In november van dat jaar trekt Guevara zich terug met slechts een handvol overlevenden van de Cubaanse troepen.
    Guevara verblijft drie maanden in de Cubaanse ambassade in Dar es Salaam, Tanzania. Castro verzoekt Guevara om terug te keren naar Cuba, maar omdat Castro net de afscheidsbrief van Guevara geopenbaard heeft, is dit voor Guevara niet langer een optie. Gedurende zijn verblijf in Dar es Salaam werkt Guevara aan zijn Congolese memoires. In deze memoires, Pasajes de la Guerra Revolucionaria (Congo), beschrijft Che zijn eigen tekortkomingen als revolutionair leider en concludeert dat werken onder de leiding van een getalenteerde revolutionair niet betekent dat je zelf een getalenteerd revolutionair leider bent. Na een aantal maanden in de Tsjechoslowaakse hoofdstad Praag te hebben verbleven, besluit Guevara om zijn strijd voort te zetten in Bolivia. Guevara keert in het geheim terug naar Cuba om daar de laatste voorbereidingen te treffen. Met een select gezelschap van Cubaanse guerrillastrijders (waaronder Juan Vitalio Acuña Núñez en Tamara “Tania” Bunke), vertrekt Guevara via Moskou, Praag en Wenen naar Bolivia waar hij op 3 november aankomt. Een stuk door de Boliviaanse communistische partij verworven jungle in de buurt van Nancahazu wordt ingericht als basis en trainingskamp. De ongeveer 50 guerrillero's boeken in maart 1967 enige successen in schermutselingen met het Boliviaanse leger in de bergachtige omgeving van Cameri. Ze proberen hun ervaringen uit het begin van de Cubaanse Revolutie over te brengen op de Bolivianen. Guevara's verwachting dat er een revolutie zou komen berust op een aantal misvattingen van zijn kant. De verwachte steun van de Boliviaanse boerenbevolking blijft grotendeels achterwege, de Boliviaanse Communistische Partij weigert Guevara's troepen te ondersteunen en de militaire tegenstand is groter dan gedacht. De Verenigde Staten besluiten om het Boliviaanse leger te ondersteunen in de strijd tegen Guevara's troepen in de vorm van instructeurs van de Special Forces en inlichtingenpersoneel van de CIA. Daarnaast helpt de CIA Cubaanse vluchtelingen met het opzetten van ondervragingslocaties voor die Bolivianen die ervan verdacht worden Guevara en zijn rebellen te ondersteunen. Sommige van deze Bolivianen worden door middel van marteling gedwongen tot het geven van informatie. In het midden van 1967 worden de guerrillero's verder teruggedrongen. Tegen het einde van augustus wordt de rebellen een vernietigende slag toegebracht: de leiders van de tweede guerrillagroep, Juan Vitalio Acuña Núñez en Tamara Bunke, lopen in een hinderlaag van het Boliviaanse leger bij Vado de Puerto Mauricio en komen daarbij om het leven. Guevara blijft over met een groep van 14 man. Na door een deserteur te zijn verraden wordt Guevara op 8 oktober in de buurt van La Higuera tijdens een patrouille overvallen door het Boliviaanse leger. Na een korte strijd raakt Guevara gewond aan zijn been en wordt overmeesterd. De Boliviaanse president Barrientos geeft, na op de hoogte te zijn gebracht van Guevara's arrestatie, het bevel om Guevara onmiddellijk te executeren. De executie wordt uitgevoerd door de Boliviaanse onderofficier Mario Terán. In 1997 worden de resten van Guevara's lichaam opgegraven en naar Cuba getransporteerd waar Guevara op 13 juli 1997 met een staatsbegrafenis wordt bijgezet in het mausoleum in Santa Clara. Volgens regisseur Steven Soderbergh was Che zijn tijd 40 jaar vooruit in zijn denken over Bolivia. Immers, begin 2006 werd Evo Morales, een Boliviaans boerenleider, de eerste inheemse president van Bolivia. Rond de persoon van Che Guevara is een persoonlijkheidscultus ontstaan die zijn grondslagen heeft op drie factoren, die logisch uit elkaar voortvloeiden. Ten eerste de foto van Alberto Korda, misschien wel de bekendste portretfoto. Deze foto, genomen op een begrafenis in Cuba in 1960, is pas in 1967, het jaar van Guevara's executie, uitgebracht. De verspreiding van deze foto heeft door de jaren heen voor een enorme bekendheid gezorgd. Er is ook een kleurendruk van de hand van de Ierse graficus Jim Fitzpatrick. Met zijn lange haren en baard alsmede zijn aansprekende profiel was Guevara een voor die tijd knappe en fotogenieke man. Zijn beeltenis sierde de muren van menig puber- en studentenkamer, soms zonder dat zijn achtergrond, zijn politieke visies en zijn daden bij de bewoner van de kamer bekend waren.
    De tweede reden voor de persoonlijkheidscultus is zijn voortijdige dood, als gevolg van een executie. Hierdoor werd Guevara een icoon van de communistische revolutie en een symbool voor de strijder tegen onrecht, waarbij velen zijn daden als militair en voltrekker van executies afdeden als noodzakelijk. Zowel de communisten als de armen van Zuid-Amerika zagen in hem een soort Messias. Tot slot speelde de hippiebeweging een belangrijke rol. De groeiende weerstand tegen de Vietnamoorlog en de roep om sociale veranderingen maakten de mensen gevoelig voor charisma en bovendien op zoek naar propagandamateriaal, of op z'n minst een icoon. Een vijand van de VS, geliquideerd door een door de CIA georganiseerde legereenheid was met het toenemende antiamerikanisme een geliefd symbool. In de beeldvorming is Che Guevara's politieke betekenis ondergeschikt geraakt aan zijn sociale: men ziet hem als een cultfiguur. Zijn beeltenis is te vinden op allerlei voorwerpen, zoals ansichtkaarten, baseballpetjes, mokken, sokken, T-shirts en vlaggen.













    14-06-2018 om 08:22 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    13-06-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.13 juni benny goodman

     

    13-06-2018 om 09:33 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 13 juni benny goodman

    13 juni 1986 Benny Goodman Benjamin David (Benny) Goodman, bijnaam The King of Swing (Chicago, 30 mei 1909 - New York, 13 juni 1986) was een beroemd Amerikaans jazzmusicus. Als zoon van arme Joodse immigranten leerde hij klarinet spelen in een jeugdorkest dat door een goed doel werd gefinancierd. Op school leerde hij drummer Dave Tough kennen. Hij bleek al op jonge leeftijd een getalenteerd muzikant en speelde mee met The Austin High School Gang. Op twaalfjarige leeftijd imiteerde hij al de bekende bandleider en klarinettist Ted Lewis. Het was tijdens zo'n concert dat Ben Pollack hem ontdekte. Benny Goodman zou in 1926 met Pollacks orkest zijn eerste plaatopnames maken.[ Zijn invloeden waren die van de jazzklarinettisten in Chicago, met name Johnny Dodds, Leon Roppolo en Jimmy Noone. Hij begon op zijn 16e te spelen bij het orkest van Ben Pollack, een van de toporkesten in Chicago en maakte met hen in 1926 zijn eerste opnames. De eerste opnames op zijn eigen naam kwamen twee jaar later Aan het eind van de jaren twintig werd hij sessiemuzikant in New York. Zijn reputatie was die van een goed voorbereide en betrouwbare speler. Hij speelde met de beroemde Amerikaanse bands van Red Nichols, Isham Jones en Ted Lewis. Hij vormde zijn eigen band in 1932. In 1934 begon hij met optredens voor het radioprogramma Let's Dance. Voor de show had hij iedere week nieuwe muziek nodig en John Hammond, met wie hij bevriend was, raadde hem aan wat jazzmuziek van Fletcher Henderson te kopen. Henderson was de bandleider van de populairste Afrikaans-Amerikaanse band aan het eind van de jaren twintig en het begin van de jaren dertig. De combinatie van zijn klarinetspel, de muziek van Henderson en een goed geoefende band zorgden ervoor dat hij in het midden van de jaren dertig snel bekendheid kreeg. Na zijn fabelachtige optreden op 21 augustus 1935 in de Palomar Ballroom in Los Angeles kreeg hij ook nationale bekendheid. Zijn radio-optredens zorgden voor een schare fans in Californië, waar hij met open armen ontvangen werd. Daardoor trok hij de aandacht van de nationale media en werd op slag beroemd. Sommige schrijvers hebben deze datum aangemerkt als de start van de swing. Op 16 januari 1938 speelde hij het beroemde concert in Carnegie Hall in New York. Hij was de eerste die jazz speelde in deze beroemde concertzaal, en er was in eerste instantie veel tegenstand tegen een jazzconcert in deze tempel van de klassieke muziek. Het concert was echter een groot succes en versterkte de reputatie van jazz als een kunstvorm. In het midden van de jaren veertig verloren de bigbands veel van hun populariteit. De oorzaak hiervoor was dat veel getalenteerde muzikanten het leger in gingen of beter betaald (fabrieks)werk gingen doen. Rubber en benzine werden tijdens de Tweede Wereldoorlog gerantsoeneerd, de opname-industrie had met twee lange stakingen te kampen, en sterren als Frank Sinatra wonnen aan populariteit. Goodman bleef opnames maken en speelde in kleine ensembles. Hij vormde af en toe een nieuwe band en speelde op jazzfestivals of op internationale tournees. Velen suggereren dat Goodman hetzelfde succes met jazz en swing had als Elvis Presley met rock-'nroll. Beide artiesten maakten de zwarte muziek populair bij een jong blank publiek. Veel van Goodmans arrangementen werden jaren ervoor al gespeeld door het orkest van Fletcher Henderson, en Goodman gaf dit ook zelf aan, maar zijn jonge fans hadden nog nooit van Henderson gehoord. Goodman drukte echter met zijn virtuoze en creatieve klarinetspel wel degelijk zijn eigen stempel op de stukken, en was daarmee een van de meest vernieuwende jazzmuzikanten van voor de bebop. Goodman is ook verantwoordelijk voor een grote stap voorwaarts in de rassenintegratie in Amerika. Aan het begin van de jaren dertig konden zwarte en blanke muzikanten niet samen spelen in veel clubs en concerten. In de zuidelijke staten was het bij wet verboden. Benny Goodman ging hier tegenin en begon met Teddy Wilson en Gene Krupa het Goodman Trio. In 1936 voegde hij Lionel Hampton toe op de vibrafoon en vormde het Benny Goodman Quartette. Van 1940 tot zijn vroegtijdige dood in 1942 speelde de vernieuwende jazzgitarist Charlie Christian bij de band. Door zijn bekendheid hoefde Goodman niet om
    financiële redenen door de zuidelijke staten te toeren, waar de samenstelling van de band zeker tot arrestaties zou hebben geleid. Wat velen niet weten over Benny Goodman, is dat hij ook een begaafd klassiek speler was. Hij nam daartoe les bij Reginald Clifford Kell en moest zijn hele techniek wijzigen. Eind jaren dertig had hij al een opname gemaakt van Mozartsklarinetkwintet en in de late jaren veertig speelde hij werken van voornamelijk 20e-eeuwse componisten, onder wie Igor Stravinsky, Leonard Bernstein en Morton Gould. De Hongaarse componist Béla Bartók (1881-1945) schreef voor hem zijn 'Contrasts', een virtuoos driedelig werk voor viool, klarinet en piano. In 1950 gaf hij de wereldpremière van het aan hem opgedragen klarinetconcert van de Duitse componist Paul Hindemith (1895-1963).[] Goodman speelde ook de wereldpremière van het tweede klarinetconcert van Malcolm Arnold met een fantastische 'ragtime' finale. Hij bleef ook gedurende de jaren dertig en veertig optreden met de belangrijkste Amerikaanse orkesten, waarbij hij vooral gewaardeerd werd vanwege de combinatie van expressiviteit aan de jazz ontleend - met een perfecte klassieke techniek. Zo trad hij in de jaren zestig op als solist bij het Rotterdams Philharmonisch Orkest o.l.v. Fanz Paul Decker in Mozarts beroemde klarinetconcert. Benny trouwde in 1942 met Alice Hammond, de zus van zijn vriend John Hammond. Zij hadden twee dochters, Benjie en Rachel. Hij bleef tot aan zijn dood de klarinet spelen. Hij overleed op 77-jarige leeftijd en ligt begraven op de Long Ridge Cemetary in Stamford, Connecticut.





    13-06-2018 om 09:31 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.13 juni henk wijngaard

     

    13-06-2018 om 09:29 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 13 juni henk wijngaard

    13 juni 1946 Henk Wijngaard Henk Wijngaard (Stadskanaal, 13 juni 1946) is een Nederlandse zanger. Henk Wijngaard werd geboren als zoon van een uit Frankrijk gevluchte moeder en een Canadese geallieerde soldaat. Al op jonge leeftijd was hij met muziek bezig. Op zijn 14e verjaardag kreeg hij een gitaar van zijn moeder. Hij was aanvankelijk werkzaam als vrachtwagenchauffeur.] Zijn bijrijder vroeg waarom hij geen liedjes over vrachtwagenchauffeurs schreef. Door mee te doen aan talentenjachten kreeg Wijngaard een contract bij platenmaatschappij Telstar. In 1978 beleefde Wijngaard zijn doorbraak als soloartiest met de door hemzelf geschreven hit Met de vlam in de pijp. Voordat Wijngaard als soloartiest doorbrak, speelde hij in een bandje genaamd William W. dat in 1977 een klein hitje had met Kunnen we elkaar niet vergeven, dat onder de piratenzenders van toen heel bekend was.] Hetzelfde nummer heeft hij onder zijn eigen naam op zijn eerste soloalbum opnieuw uitgebracht. Nadien volgden nog vele nummers, die vaak handelden over de truckerswereld. 'n Sneeuwwitte bruidsjurk (1988) stond tien weken in de hitparade. In 1990 haalde Wijngaard met Hé Suzie opnieuw de top tien. Wijngaard bracht in juni 2009 een nieuw album uit: Van de wereld. Het was, inclusief diverse verzamelalbums, zijn 41e album. De single Wat zegt je hart ervan is zijn 70e. In de loop der jaren haalde hij twintig nummer 1-hits in de Nederlandstalige Top 20. In 2013 kwam Wijngaard met een parodistische cover van zijn eigen hit Met de vlam in de pijp over de abdicatie van paus Benedictus XVI: Komt er rook uit de pijp.





    13-06-2018 om 09:27 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 13 juni de legte

    13 juni 2004 de slegte De Slegte is een winkelketen die nieuwe boeken (vaak restpartijen), tweedehandsboeken en studieboeken aan- en verkoopt. Tussen 1 juli 2013 en 19 maart 2014 verrichtte De Slegte haar winkelactiviteiten, samen met boekenwinkelketen Selexyz, onder de naam Polare. Na het faillissement van Polare Nederland in 2014 werden de Belgische filialen opgekocht en opnieuw tot De Slegte omgedoopt.[] Ook zijn er inmiddels weer twee filialen in Nederland. Het aanbod van De Slegte bestaat uit enerzijds restanten, onder de huisbenaming 'Fonds': boeken die niet meer in de moderne boekhandel verkrijgbaar zijn, gewoonlijk omdat ze niet zo goed meer verkochten voor de nieuwprijs. Ook worden er wel kleinere partijen van nog nieuw verkrijgbare boeken gekocht, vaak van buitenlandse uitgevers, die al naargelang de grootte van de winkels in een of meer exemplaren te koop werden aangeboden. De tweede pijler van De Slegte is de tweedehandsafdeling, waarin studieboeken voor middelbare en hogere opleidingen een apart assortiment vormen. In het antiquariaat van De Slegte is het aanbod divers, van pockets tot kostbare eeuwenoude folianten en antieke topografische kaarten en prenten. Door het grote aantal filialen (waarbij respectievelijk Amsterdam, Den Haag en Utrecht het uitgebreidste en meest gevarieerde aanbod hadden) was De Slegte zowel in Nederland als in België tientallen jaren met gemak qua omzet en werkgelegenheid de grootste speler op de markt voor antiquarische boeken. De laatste jaren worden er tegen de normale prijs ook kranten en een beperkt aanbod nieuw uitgebrachte boeken (vooral bestsellers) verkocht. Ook worden er veel boeken via het internet verkocht, deels via gespecialiseerde zoekwebsites als Boekwinkeltjes en Antiqbook, deels met behulp van een gedetailleerd zoeksysteem via de eigen website. Het samenwerkingsverband met Selexyz heeft de formule niet wezenlijk veranderd, al is het volume van de tweedehandsboekenverkoop sterk teruggelopen ten gunste van de verkoop van nieuwe (in de zin van ongebruikte) boeken "Boekhandel De Slegte" werd begin 20e eeuw opgericht in Rotterdam door Johannes (Jan) de Slegte (1871-1945). De Slegte was oorspronkelijk lantaarnopsteker in de stad en hoefde dus enkel bij dageraad en schemering te werken, zodat hij veel tijd overhield om een uitleenbibliotheek en boekenwinkel uit te baten. Toen de Rotterdamse gasverlichting werd vervangen door elektrisch licht, raakte hij zijn werk als lantaarnopsteker kwijt en werd de boekhandel zijn primaire inkomstenbron. Zijn zoon Johan Cornelis Gerard (Jan junior, 1899-1961) kwam bij zijn vader in de zaak en stond met een boekenkraam op de markt. "De Slegte" breidde vanaf de jaren dertig uit. Er ontstonden filialen in de Kalverstraat in Amsterdam, in de Vlamingstraat in Den Haag en later ook in Utrecht en Haarlem. De oorspronkelijke winkels in Rotterdam, Utrecht en Haarlem overleefden de Tweede Wereldoorlog niet en het Amsterdamse pand brandde in 1977 uit als gevolg van de brand in het naastgelegen Hotel Polen. In 2011 had De Slegte in Nederland winkels in Amsterdam, Apeldoorn (2005), Arnhem, Den Haag, Eindhoven(1966), Enschede, Groningen, Haarlem, 's-Hertogenbosch (2003), Hilversum (2004), Leeuwarden (2005), Leiden, Maastricht, Nijmegen, Rotterdam, Tilburg, Utrecht en Zwolle (1981). In 1959 opende het bedrijf zijn eerste filiaal in België. Herman Kras opende toen in Antwerpen op de Meir (aanvankelijk op nummer 18, later op nummer 40) een winkel en in 1986 kwam er nog een tweede winkel bij, op de Wapper. In 1975 opende er ook een "Slegte" in de Volderstraat in Gent. In 1984 volgde Leuven, in 1989 Brussel, in 1992 Brugge, in 1994 Hasselt, in 1998 Mechelen en in 2004 Aalst. Na de dood van Jan de Slegte sr. in 1961 volgde zijn zoon John hem als bedrijfsleider op. Het was diens streven om filialen te vestigen in panden op A-locaties in winkelsteden die hij zelf kocht om ze aan zijn groeiende winkelketen te verhuren. John de Slegte ontving in 1978 de Laurens Janszoon Costerprijs voor zijn bijzondere inspanningen ten behoeve van het Nederlandse boek. Sinds 1995 is
    zijn zoon Jan Bernard de Slegte mededirecteur van de onderneming; nadat zijn vader in 2004 overleed werd hij enig eigenaar van Boekhandel De Slegte. Zijn moeder (†2017) en zusters zijn gezamenlijke eigenaars van de winkelpanden in België en Nederland. Mede vanwege de toenemende concurrentie van boekverkoop via internet tijdens de eerste jaren van de 21e eeuw werd De Slegte in het najaar van 2006 gedwongen om vier filialen te sluiten, te weten in Alkmaar, Amersfoort, Breda en Dordrecht.[ Terwijl de handel in tweedehandsboeken zich naar het internet verplaatste, bleef de tweedehandsafdeling van De Slegte op het web in de steigers staan. Daardoor kon Bol.com in april 2007 in het gat in de markt springen en zelf een platform aanbieden dat bedrijven en particulieren toelaat om tweedehandsboeken uit het ISBN-tijdperk (vanaf ca. 1970) te kopen en te verkopen.[Ook de sterke opkomst van Boekwinkeltjes, waar grote aantallen particulieren en handelaars hun oudere en nieuwere tweedehandsboeken aanbieden, was mogelijk doordat De Slegte aanvankelijk stil bleef staan wat het internet betreft. Pas in 2010 is er een omvangrijke en gemakkelijk toegankelijke website tot stand gekomen. Medio 2007 sloot de keten opnieuw vestigingen, in het Belgische Turnhout (waar het filiaal pas sinds 2005 bestond[]) en Kortrijk (waar het filiaal acht jaar bestaan had).[ Ook de filialen in Veenendaal en Roeselare werden gesloten. In 2007 trok de familie De Slegte interim-manager Ron Mulders aan om orde op zaken te stellen.] Onder Mulders als algemeen directeur begon De Slegte eind 2008 aan een restyling om de boekenketen een frisser imago te geven.[ Hoewel het frisse imago veel klanten aansprak, viel het resultaat 'onder de streep' tegen. Mulders concludeerde dat de ontwikkeling van offline naar online kopen zich nog sneller voltrok dan menigeen verwachtte en investeerde fors in de ontwikkeling van een innovatieve online winkel. Met succes: de online-omzet van De Slegte steeg explosief. In juni 2009 dook het gerucht op dat het bedrijf te koop zou staan. De keten had enkele moeilijke jaren achter de rug, maar de directeur wilde het gerucht bevestigen noch ontkennen.[ In augustus 2010 werd bekendgemaakt dat De Slegte in de Belgische filialen ook nieuwe boeken zou gaan verkopen. In de Nederlandse filialen liep reeds een proefproject.[In 2011 werd Mulders opgevolgd door Jan Kooiker, maar de onder Mulders begonnen veranderingen bleken niet genoeg om de keten te kunnen redden. Op 4 april 2012 werd De Slegte overgenomen door investeringsmaatschappij Procures. Sterke huurverhogingen voor de winkelpanden (die eigendom zijn van de moeder en zusters van Jan Bernard de Slegte) drukten de bedrijfsresultaten van de filialen. Om hieraan het hoofd te bieden werden de winkelactiviteiten gecombineerd met die van de eveneens door Procures overgenomen Selexyz-keten, overigens zonder dat daarbij sprake is van een juridische fusie. Wel werden veel personeelsleden ontslagen of gedwongen werkuren en anciënniteitsverdiensten op te geven. De meeste vestigingen van De Slegte werden gesloten of trokken in bij een voormalige Selexyzvestiging. Op 1 juli 2013 verdween de naam De Slegte en werden de winkels onder de vlag Polare gebracht. Polare ging echter op 24 februari 2014 failliet. De acht Belgische vestigingen bleven buiten het faillissement. Op 7 maart 2014 werd door boekveilinghuis Amsterdam Book Auctions een groot deel van de winkelvoorraad van de vestiging in Amsterdam geveild alsmede een substantieel deel van de inventaris. In maart 2014 kocht de oorspronkelijke eigenaar van de keten De Slegte-winkels, Jan Bernard de Slegte, de Belgische winkels van De Slegte opnieuw aan. Twee ervan, Brugge en Antwerpen-Meir, werden in de loop van het jaar gesloten. Ook kocht hij de voorraad van de Polare in Haarlem. De resterende zes winkels in België kregen in 2015 weer de naam De Slegte en concentreren zich opnieuw op hun oorspronkelijke verkoopproducten.[Eind 2015 sloot de winkel in Hasselt als gevolg van het aflopen van de huurovereenkomst. In april 2016 volgde de winkel van Aalst hetzelfde scenario. Daardoor telt de keten in België nog slechts vier winkels: Antwerpen, Gent, Leuven en Mechelen. Ook in Nederland werd een voormalig De Slegte-filiaal heropend onder de oude naam, de vestiging in Leiden, op 6 juni 2015. Op 8 oktober 2016 werd een nieuwe vestiging van De Slegte geopend in Rotterdam.[





    13-06-2018 om 09:25 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    12-06-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 12 juni anne frank

    12 juni 1929 Anne Frank Annelies Marie (Anne) Frank (Frankfurt am Main, 12 juni 1929 – Bergen-Belsen, (waarschijnlijk) februari 1945]) was een uit Duitsland afkomstig Joods meisje dat bekend is geworden door het dagboek dat ze schreef tijdens de Tweede Wereldoorlog, toen ze ondergedoken zat in Amsterdam. Zij stierf aan uitputting en/of vlektyfus in het concentratiekamp Bergen-Belsen. Haar dagboek is postuum gepubliceerd en een van de meest gelezen boeken ter wereld. Anne Frank is opgenomen in de Canon van Nederland als een van de vijftig thema's van de Nederlandse geschiedenis. Annes vader Otto verhuisde in juli 1933 van het Duitse Frankfurt am Main, waar Anne was geboren, naar Amsterdam om aan vervolging door de nazi's te ontkomen. Annes moeder Edith Frank, haar oudere zus Margot en Anne zelf volgden begin 1934. Het gezin ging wonen aan het Merwedeplein, in een Amsterdamse nieuwbouwwijk. Margot en Anne gingen naar het Joods Lyceum toen het voor Joden verboden was om naar niet-Joodse scholen te gaan. Anne was net dertien jaar oud toen ze in juli 1942 onderdook in een achterhuis achter het bedrijf Opekta van haar vader Otto Frank aan de Prinsengracht 263. De deur tussen voorhuis en achterhuis zat verstopt achter een boekenkast. In het voorhuis en in het magazijn werkte personeel, waarvan enkelen op de hoogte waren van de onderduikers. Anne Frank en haar familie verloren in 1941 hun Duitse nationaliteit vanwege een Duitse wet. De familie werd op dat moment staatloos. Door haar overlijden kon ze de Duitse nationaliteit na de oorlog niet meer terugkrijgen. De Nederlandse nationaliteit heeft ze nooit gekregen daar die alleen aan levende personen wordt toegekend. Haar vader weigerde na de oorlog de Duitse nationaliteit en werd in 1949 Nederlander. Anne Frank woonde met haar ouders en zus in het achterhuis van 6 juli 1942 tot 4 augustus 1944. Daar zaten in totaal acht mensen ondergedoken: de familie Frank, Hermann, Auguste en hun zoon Peter van Pels (die model stonden voor de familie Van Daan in het dagboek) en naderhand ook Fritz Pfeffer, een Joodse tandarts (die model stond voor het dagboekpersonage Dussel). In deze jaren hield Anne een dagboek bij, waarin ze onder andere schreef over de angst van het hoofdpersonage 'Anne' tijdens het onderduiken, haar ontluikende gevoelens voor Peter, de ruzies met haar ouders en haar ambities om schrijver te worden. Het enige stukje natuur dat het hoofdpersonage in het boek kon zien vanaf de zolderkamer was de top van een kastanjeboom. Decennia later zou deze boom de Anne Frankboom genoemd worden. Anne schreef een aantal schriften vol. Na een oproep op Radio Oranje in Londen om dagboeken te verzamelen die na de oorlog konden worden gepubliceerd, herschreef ze een groot gedeelte. In tien weken schreef ze 324 vellen vol, maar ze kon het boek niet meer voltooien. Het Achterhuis hoort tot de Nederlandse literatuur en is een bewerking van de werkelijkheid. Zo komen in het boek gebeurtenissen voor die de schrijfster niet zelf kan hebben meegemaakt, zoals razzia's op de Prinsengracht.
    Na meer dan twee jaar werden de onderduikers ontdekt. Ze werden op 4 augustus 1944 door de Grüne Polizei en Nederlandse politieagenten gearresteerd. Lange tijd werd gedacht dat de onderduikers verraden waren, al was niet bekend door wie. In 2016 publiceerde de Anne Frank Stichting de resultaten van een nieuw onderzoek, waaruit blijkt dat de onderduikers misschien bij toeval werden ontdekt. Het dagboek werd later gevonden door twee personeelsleden in het voorhuis die tot de helpers van de onderduikers behoorden: Miep Gies en Bep Voskuijl (die model stond voor Elly Vossen in het dagboek). Nadat zij waren gearresteerd werden de onderduikers en twee andere helpers, Victor Kugler en Johannes Kleiman, naar het hoofdkwartier van de Gestapo in Amsterdam-Zuid gereden. Na enige tijd in een kamer met andere gevangenen te hebben gezeten, werden Kugler en Kleiman naar een andere cel gebracht. Het was de laatste keer dat de onderduikers hun vrienden zagen.
    De volgende dag werden de onderduikers naar de gevangenis aan het KleineGartmanplantsoen gebracht, waar zij twee dagen verbleven. Op 8 augustus 1944 werden ze naar het Centraal Station van Amsterdam gebracht en in een trein opgesloten. 's Middags kwam de trein op zijn bestemming aan in kamp Westerbork. Omdat ze zich niet vrijwillig voor 'tewerkstelling in Duitsland' (in werkelijkheid: voor massavernietiging) hadden gemeld maar waren ondergedoken werden ze in de strafbarak gezet. Gevangenen in de strafbarak kregen minder eten en moesten harder werken dan andere gevangenen. Hun werk bestond uit de demontage van afgedankte batterijen in de werkbarakken. Zondagochtend 3 september 1944 werden ongeveer duizend mensen per trein naar het oosten gebracht. Een selectieleider kwam de avond tevoren naar de strafbarak, waar hij de namen op zijn lijst voorlas. Ook de onderduikers uit het achterhuis hoorden daarbij. Het was de laatste trein die vanuit Westerbork naar Auschwitz zou vertrekken. Op 5 september arriveerde de trein in het vernietigingskamp Auschwitz-Birkenau. De acht onderduikers doorstonden de beruchte selectie voor de gaskamers. Vervolgens werden de mannen van de vrouwen gescheiden. Otto Frank, Hermann van Pels, Peter van Pels en Fritz Pfeffer werden naar het nabijgelegen kamp Auschwitz I weggevoerd. Anne, Margot, moeder Edith en Auguste van Pels bleven achter in het vrouwenkamp van Birkenau. Na enige tijd kreeg Anne schurft. Ze werd in het zogenaamde Krätzeblock (schurftblok) ondergebracht dat door een hoge muur gescheiden was van de rest van het kamp. Margot ging met haar mee. Op 28 oktober 1944 vertrok een transport met 1308 vrouwen uit Birkenau naar het concentratiekamp Bergen-Belsen. Waarschijnlijk maakten ook Anne en Margot daar onderdeel van uit. Edith bleef achter en stierf op 6 januari 1945. In februari of maart 1945 overleed Margot. Enkele dagen later overleed ook Anne, waarschijnlijk aan de gevolgen van vlektyfus. In die periode lieten naar schatting 17.000 gevangenen het leven in Bergen-Belsen. Van een kamp-administratie was toen geen sprake meer, zodat de exacte overlijdensdata van Anne en Margot niet meer te achterhalen zijn. Het Rode Kruis nam destijds aan dat het 'ergens tussen 1 en 31 maart' geweest moest zijn. De officiële overlijdensakte vermeldt 31 maart 1945 als overlijdensdatum. Later onderzoek wees uit dat een sterfdatum in februari waarschijnlijker is.
    Anne Frank schreef haar dagboek in de vorm van brieven aan een fictieve vriendin Kitty. Ze schreef: 'Ik zal hoop ik aan jou alles kunnen toevertrouwen, zoals ik het nog aan niemand gekund heb, en ik hoop dat je een grote steun voor me zult zijn.' Nadat de schrijfster en haar familie verraden waren en gedeporteerd, heeft helpster Miep Gies de dagboekpapieren bewaard. Alleen Annes vader Otto overleefde het vernietigingskamp. Gies gaf het dagboek na de oorlog aan de vader van de schrijfster. Otto Frank redigeerde de tekst en/of liet dat door anderen doen, en publiceerde het boek in 1947 onder de titel Het Achterhuis. Het is sindsdien een van de meest gelezen boeken ter wereld geworden.] Anne Frank schreef naast Het Achterhuis ook een aantal andere werken. In 2004 verscheen het Mooie-zinnenboek. Op aanraden van haar vader had Anne (in een kasboek) fragmenten overgeschreven uit de vele boeken die zij op haar onderduikadres las. Het gaat om fragmenten en versjes die haar bijzonder troffen. In de meeste gevallen betreft het volwassenenliteratuur in het Nederlands, Duits en Engels. Het boek bevat facsimilia van Annes originele handschrift met daarnaast de gedrukte tekst. Het manuscript werd al tentoongesteld in het Anne Frank Huis en in het buitenland, maar verscheen niet eerder in druk. Verspreid zijn enkele gedichten van Anne verschenen die niet zijn gebundeld. Verder staat op haar naam het boek Verhaaltjes, en gebeurtenissen uit het achterhuis. De herinnering aan Anne Frank wordt levend gehouden door verschillende stichtingen en musea. In Nederland beheert de Anne Frank Stichting het Anne Frank Huis. Sinds enige tijd werkt deze stichting samen met het Anne Frank Zentrum in Berlijn. In 1963 richtte Otto Frank het Anne Frank Fonds op,
    gevestigd in Bazel. Het fonds ondersteunt wereldwijd projecten om onder meer jongeren voor te lichten over racisme en is betrokken bij de Bildungsstätte Anne Frank in Frankfurt am Main. In de Verenigde Staten richtte Otto Frank het Anne Frank Center for Mutual Respect op, dat zijn hoofdkantoor in New York heeft. In 1960 werd een beeld van Anne Frank op het Janskerkhof in Utrecht onthuld. In 1977 is een beeld van haar op de Westermarkt geplaatst, vlak bij het onderduikadres. Op 9 juli 2005 werd op het Merwedeplein, waar de familie Frank van 1934 tot 1942 woonde, een beeld onthuld ter nagedachtenis aan haar noodgedwongen vertrek. In mei 2009 werd besloten voor Anne Frank, haar zuster Margot en haar moeder Edith elk een monumentje op te richten in Aken in Duitsland, de laatste woonplaats voor hun komst naar Nederland. De Keulse kunstenaar Gunter Demnig zou drie messing herinneringsplaatjes wijden in het trottoir voor de woning waar de drie in 1933 bij Ediths moeder woonden, voor hun vlucht naar Nederland. Eerder liet Demnig her en der in de Bondsrepubliek, en in Nederland, al zo'n 17.000 plaatjes, zogenoemde Stolpersteine (struikelstenen), plaatsen als kleine monumenten voor de slachtoffers van de nazi's. In de vroegere Jodenbuurt is een straat naar Anne Frank genoemd. Ook de Montessorischool, waar Anne Frank in 1941 moest vertrekken omdat ze Joods was, draagt haar naam. In 2004 werd Anne Frank genomineerd voor het televisieprogramma De grootste Nederlander. Voor de organiserende omroep KRO was dit aanleiding om voor te stellen Anne Frank postuum te naturaliseren. Dit voorstel werd door een aantal Tweede Kamerleden gesteund. Volgens de Nederlandse wet komen echter alleen levende personen in aanmerking voor naturalisatie. Naar de mening van de Anne Frank Stichting, die onder meer het huis beheert waar Anne Frank ondergedoken heeft gezeten, wordt Anne Frank allang als Nederlands staatsburger beschouwd omdat ze in Nederland opgroeide en in Nederland haar literaire werk schreef. De KRO besloot daarop de nominatie van de formeel staatloze Anne Frank in stand te houden, te meer omdat het bezit van de Nederlandse nationaliteit bij de verkiezing van De grootste Nederlander er niet echt toe zou doen. Ze eindigde op de 8ste plaats in de slotverkiezing. Bij een soortgelijk televisieprogramma in Duitsland (Unsere Besten voor de verkiezing van de grootste Duitser) werd Anne Frank eveneens genomineerd. Zij eindigde hier op de 134ste plaats. Er zijn diverse films en toneelstukken op Anne en haar dagboek gebaseerd. Het eerste toneelstuk kwam uit in 1955, onder de titel The Diary of Anne Frank. Dit toneelstuk won een Pulitzerprijs. In 1959 verscheen de gelijknamige verfilming, die op haar beurt drie Oscars won. Een Nederlandse versie van het toneelstuk ging in november 1956 in première in het bijzijn van koningin Juliana als Het Dagboek van Anne Frank. Een nieuwe versie van het toneelstuk kwam in 1984 uit in Nederland, onder regie van Jeroen Krabbé. In 1997 verscheen een nieuwe versie op Broadway met Natalie Portman in de hoofdrol. In 1995 kwam de documentaire Anne Frank Remembered uit en in 2001 de film Anne Frank: The Whole Story. Van november 2010 tot februari 2011 was een muzikale bewerking van het dagboek in de Nederlandse en Belgische theaters te zien. Het muziektheaterstuk Je Anne, met in de hoofdrollen Thom Hoffman en Abke Bruins, werd geproduceerd door Mark Vijn. In het Theater Amsterdam werd van 8 mei 2014 tot januari 2016 het toneelstuk Anne opgevoerd dat geschreven werd door Leon de Winter en Jessica Durlacher. In 2016 ging de Duitse film Das Tagebuch der Anne Frank in première.





    12-06-2018 om 08:53 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    11-06-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 11 juni le mans

    11 juni 1955 Le Mans De ramp van de 24 uur van Le Mans 1955 voltrok zich tijdens de 23ste editie van dit evenement toen een van de racewagens door een botsing in het publiek vloog. Hierbij kwamen de coureur (Pierre Levegh) en 82 toeschouwers om het leven. Dit is het hoogste aantal slachtoffers ooit in de racegeschiedenis. Pierre Levegh was door Mercedes-Benz in 1955 ingehuurd als fabrieksrijder. Zijn gedrevenheid als coureur was voor Mercedes duidelijk geworden na zijn optreden in 1952. Bij deze race reed Levegh 23 uren non-stop achter elkaar en leidde hierdoor de wedstrijd door het sparen van tijd (benodigd voor het wisselen van coureurs), terwijl er wel een coureur beschikbaar was om hem te vervangen. Hij verloor deze wedstrijd doordat hij een misschakeling maakte en hierdoor de motor beschadigde in het laatste uur van de race. In 1955 debuteerde tevens Mercedes' nieuwe Mercedes-Benz 300 SLR-racewagen in het World Sportscar Championship-seizoen, met enkele noemenswaardige successen, waaronder de winst in de Mille Miglia. De 300 SLR beschikte over een ultralichte carrosserie van een magnesiumlegering, genaamd Elektron, met een soortelijke massa van slechts 1,8 kg/dm3 (ter vergelijking: aluminium heeft een soortelijke massa van 2,7 en ijzer 7,8). Deze carrosserie zorgde voor een aanzienlijke gewichtsverlaging van de auto, hetgeen zorgde voor betere prestaties. De auto had niet de moderne schijfremmen waarover de Jaguar D-Type beschikte, wat de ingenieurs van Mercedes dwong een grote luchtrem achter de cockpit te plaatsen welke omhoog kwam, om op deze manier meer weerstand te ontwikkelen wat zorgde voor een grote vertraging. De 24 uur van Le Mans begon op 11 juni 1955, met Pierre Levegh achter het stuur van de #20 Mercedes Benz 300 SLR. De Amerikaan John Fitch was de tweede coureur van het team en zou na een aantal uren het stuur overnemen van Levegh. De concurrentie tussen Mercedes, Jaguar, Ferrari, Aston Martin en Maserati was groot, er werd gevochten voor kopposities door al deze merken. Twee uur na de start van de wedstrijd (om 18:26 lokale tijd) reed Levegh aan het einde van de 35e ronde vlak achter de Jaguar D-Type van Mike Hawthorn die op de eerste positie reed. Hawthorn had zojuist de langzamere Austin-Healey 100 van Lance Macklin ingehaald toen hij begon af te remmen voor zijn pitstop. Hawthorns Jaguar, voorzien van schijfremmen, remde beduidend sneller af dan de concurrerende Mercedes van Levegh. De plotselinge rem-actie van Hawthorn zorgde ervoor dat de zojuist ingehaalde Austin-Healey moest uitwijken naar het midden van de baan, zodat deze de Jaguar in kon halen. Helaas zag Lance Macklin de snel naderende Pierre Levegh en Juan Manuel Fangio over het hoofd. Fangio reed op dat moment op een tweede positie en stond op het punt Levegh op een ronde te zetten. Levegh had op dat moment geen tijd om te reageren en raakte de linkerachterkant van de auto van Macklin. Het aerodynamische ontwerp van de Austin-Healey leek op een lange schansachtige carrosserie. Toen Levegh de Austin-Healey raakte, werd zijn auto gelanceerd naar de linkerkant van de baan, waar hij een dam van aarde in boorde, welke bedoeld was om de toeschouwers te beschermen. De impact zorgde ervoor dat vele onderdelen van de auto losgeslingerd werden. Onder andere de motorkap en vooras kwamen los van het frame en belandden in het publiek. Aan de voorkant van het chassis werden cruciale verbindingen voor het motorblok beschadigd, waardoor het zware motorblok loskwam en ook in het publiek belandde. Levegh werd uit de auto geslingerd en brak bij de fatale val zijn schedel. Toen de overblijfselen van de 300 SLR tot stilstand waren gekomen, scheurde de brandstoftank die achter de cockpit geplaatst was. De vlamvattende brandstof verhoogde de temperatuur van de overgebleven Elektron-carrosserie en raakte snel voorbij het brandpunt, dat door de magnesiumlegering zeer laag was. De eigenschappen van het magnesium betekenen dat een verbranding in zuurstof bij vrij lage temperaturen mogelijk is, die de legering toestaat om in witte hete vlammen los te barsten. Veiligheidswerkers die probeerden het brandende wrak te blussen faalden, doordat zij niet wisten dat water op een magnesium-vuur resulteert in een nog grotere vuurzee, met tot
    gevolg dat de auto meerdere uren bleef branden. In totaal kwamen 82 toeschouwers om het leven doordat zij geraakt waren door losvliegende brokstukken of verbrandden in het vuur. Fangio, die vlak achter Levegh reed, ontsnapte ternauwernood aan de zwaar beschadigde AustinHealey, die op dat moment op de rechterkant van de baan in zijn lijn terechtgekomen was. Macklin raakte hierop de pitsmuur en sloeg terug naar de linkerkant van de baan. Hierna boorde de auto zich in de dam vlak bij de plek waar de brandende 300 SLR zich bevond. Dit leidde tot het verongelukken van nóg een toeschouwer. Macklin overleefde het ongeluk echter wel. De race werd niet afgebroken, officieel om op die manier geen toeschouwers op de uitvalswegen te krijgen die zouden zorgen voor wegblokkades en vertraging van ambulances. Mike Hawthorn, die zojuist de pitstraat ingereden was, reed door ondanks dat hij geschokt was van wat hij zag gebeuren aan de andere kant van de baan. Tijdens de nacht, nadat het aantal overleden toeschouwers was vastgesteld en doorgegeven was aan het Mercedes-Benz-hoofdkantoor in Stuttgart, kwam de officiële order binnen voor de twee overgebleven Mercedes racewagens, bestuurd door Juan Manuel Fangio/Stirling Moss en Karl Kling/André Simon, om zich met directe ingang terug te trekken uit de race uit respect voor de slachtoffers. Op dat moment reed Mercedes aan kop met een ronde voorsprong op Jaguar. Mike Hawthorn en het Jaguar-team, geleid door motorsportmanager Lofty England, bleef in de wedstrijd omdat zij vonden dat ze niet verantwoordelijk waren voor de crash. Hawthorn won de race samen met zijn teamgenoot Ivor Bueb, maar zij vierden de overwinning niet uit respect voor de overledenen. De begrafenisdiensten voor de overledenen werden de volgende dag gehouden in de Kathedraal van Le Mans. Na de race werd na officieel onderzoek vastgesteld dat het ongeluk niet door Jaguar veroorzaakt was, maar dat het ging om een raceongeluk. De dood van de toeschouwers werd geweten aan de ontoereikende veiligheidsmaatregelen van het circuit, wat leidde tot het verbannen van autosport in Frankrijk, Zwitserland, Duitsland en nog andere landen totdat de circuits aan een hogere veiligheidsmaatstaf waren aangepast. Het verbod in Zwitserland betrof auto- en motorsportevenementen waarbij meerdere deelnemers zich gelijktijdig op hetzelfde parcours bevinden. Wedstrijden 'tegen-de-klok', zoals Heuvelklimwedstrijden zijn wel toegestaan. In juni 2007 begon de Zwitserse overheid maatregelen te treffen dit verbod op te heffen. De wetgeving werd echter door het Zwitserse parlement niet aanvaard. Het World Sportscar Championship-seizoen van 1955 werd voltooid met twee resterende races (de Britse RAC Tourist Trophy en de Italiaanse Targa Florio). Mercedes-Benz won beide evenementen, en verzekerde zichzelf op deze manier van het constructeurskampioenschap van dat seizoen. Na het winnen van de laatste belangrijke race in het seizoen van 1955, de Targa Florio, kondigde MercedesBenz aan dat zij niet langer zou deelnemen aan de autosport zodat zij zich meer konden gaan concentreren op de ontwikkeling van normale auto's. Het aan zichzelf opgelegde verbod op autoracen duurde tot in de 80'er jaren.







    11-06-2018 om 09:30 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 11 juni fabiola

    11 juni 1928 Fabiola Doña Fabiola Fernanda María-de-las-Victorias Antonia Adelaida Mora y Aragón (Madrid, Fabiola werd geboren in het Paleis van Zurbano in de Spaanse hoofdstad Madrid. Ze was de derde van de zeven kinderen van Don Gonzalo Mora y Fernández, markies van Casa Riera en graaf (van) Mora (1887-1957) en van zijn vrouw doña Blanca Aragón y Carrillo de Albornóz (1892-1981). Via haar moeder stamt ze af van de graven van Elio, Johan II van Aragón en Beatrice van Portugal. Haar doopmeter was Victoria Eugenia, koningin van Spanje. Haar broer Jaime Mora y Aragón was bekend als Spaans acteur en playboy. Fabiola werd opgeleid als verpleegster en stond bekend om haar sociale betrokkenheid. Ze dacht eraan in het klooster te treden, maar veranderde van mening na haar ontmoeting met Boudewijn, die haar meenam naar België. Fabiola bezat samen met haar echtgenoot de villa Astrida (genoemd naar koningin Astrid) in Motril (Spanje), waar ze jaarlijks vakanties doorbrachten. Tijdens hun vakantie in 1993 overleed koning Boudewijn daar op 31 juli. Ze leerde Boudewijn kennen door bemiddeling van hulpbisschop Leo Suenens, de latere kardinaalaartsbisschop van het aartsbisdom Mechelen-Brussel. Beiden waren diepgelovig katholiek en hun eerste ontmoeting vond plaats in Lourdes. Het hof kondigde op 16 september 1960 officieel de verloving aan van doña Fabiola met koning Boudewijn. Fabiola en Boudewijn trouwden in Brussel, burgerlijk in de Troonzaal van het koninklijk paleis, kerkelijk in de Sint-Michielskathedraal op 15 december 1960. Haar getuigen waren: de Markies van Casa Riera (broer), graaf Alejandro Mora en de graaf van Barcelona. Johannes XXIII stuurde Kardinaal Siri als pontificaal gezant die de persoonlijke gelukwensen en een bijzondere apostolische zegen overmaakte aan het vorstenpaar, de nuntius Mgr. Forni las een boodschap voor. Kardinaal Van Roey zegende het huwelijk in. Tijdens de huwelijksplechtigheid droeg Fabiola het diadeem der Negen Provinciën dat haar schoonmoeder koningin Astrid na haar huwelijk met de toekomstige koning Leopold III op 25 februari 1927 ontvangen had als geschenk van het Belgische volk (door nationale intekening). Haar witte huwelijksjapon werd ontworpen door Cristobal Balenciaga. Fabiola de Mora y Aragón kreeg door haar huwelijk de titel Koningin der Belgen. Fabiola en Boudewijn bleven kinderloos. Fabiola raakte enkele keren zwanger, maar het bleken steeds buitenbaarmoederlijke zwangerschappen te zijn. Nadat duidelijk werd dat het leven van Fabiola zelf op haar leeftijd in gevaar zou komen bij een volgende zwangerschap, berustten beiden in hun lot en beschouwden dit als een kans om "meer van alle kinderen te kunnen houden". De voornaamste officiële activiteiten van Fabiola bestonden uit het vergezellen van de koning tijdens staatsbezoeken en bij het ontvangen van buitenlandse personaliteiten in Brussel. In 1990 vertegenwoordigde ze België samen met de koning op de eerste wereldtop van de VN over het kind. Daarnaast had ze een sociaal secretariaat dat talrijke verzoeken om hulpverlening behandelde, in afspraak met de bevoegde ministeries en de Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn (OCMW).
    erevoorzitster van de Koning Boudewijnstichting (1993-2014); erevoorzitster van de Koningin Elisabethwedstrijd (1965-2013); erevoorzitster van de Damiaanactie (1965-2010); beschermvrouw van Unicef België; oprichtster van de Nationale Stichting Koningin Fabiola voor de Geestelijke Gezondheid; beschermvrouw van de Werelddag Poëzie en Kind; beschermvrouw aan de Unie van schouwspelkunstenaars; beschermvrouw van het Salon van aquarellisten;
    meter van de Internationale Wedstrijd voor beiaardiers; beschermvrouw van het Muziekfestival Musica Antiqua, Festival van Vlaanderen, Brugge; beschermvrouw van de Europese Prijs voor het Museum van het Jaar. Koningin Fabiola werd in de uitvoering van haar taken geholpen door haar uitgebreide talenkennis. Ze sprak, naast Spaans, vlot Nederlands, Frans, Duits, Engels en Italiaans. Na het overlijden van haar echtgenoot in 1993 trok ze zich terug uit het publieke leven. Ze woonde sindsdien op het Kasteel van Stuyvenberg. Ze bleef wel erevoorzitster van de Koning Boudewijnstichting. Ze bleef tot 2013 erevoorzitster van de Koningin Elisabethwedstrijd waarvan de jaarlijks uitgereikte eerste prijs haar naam droeg. Ook haar fonds is nog steeds actief, en ze was bij officiële plechtigheden aanwezig in binnen- en buitenland, zoals op het Festival Internacional de Música Sacra Rey Balduino en het EMF. De familie Mora onderhield, zoals de meeste families in de Spaanse aristocratie, goede banden met het Spaanse staatshoofd, de nationaalkatholieke en fascistische dictator Franco, die de Spaanse kroon had toegezegd aan de troonopvolger Don Juan de Bourbon. Carmen Polo, de echtgenote van Franco, was aanwezig bij het overhandigen aan Fabiola door Fernando María Castiella van het diadeem, huwelijksgeschenk vanwege de Spaanse regering. De goede verhouding bleef bestaan tot de dood van Franco.[Fabiola correspondeerde met de caudillo (o.m. verjaardagswensen, bedankjes voor etentjes en gastverblijven). Ze bracht als koningin samen met Boudewijn privébezoeken aan het echtpaar Franco, die in sommige milieus bekritiseerd werden. Op 16 mei 2009 kreeg de Belgische krant La Dernière Heure een brief afgeleverd waarin een onbekende groep dreigde met een aanslag met een kruisboog op Fabiola tijdens het defilé op de Belgische nationale feestdag.[ ] Er werden maatregelen genomen die haar veiligheid moesten garanderen.[] Aan het einde van het defilé haalde de vorstin een appel uit haar handtas en hield die in de hand, waarmee ze naar Willem Tell verwees en haar onverschrokkenheid bevestigde. Begin 2010 kwam er een soortgelijke dreigbrief.
    Medio januari 2009 werd Fabiola enige tijd in een ziekenhuis opgenomen voor een infectie van de luchtwegen nadat zij enkele dagen eerder een schildklieroperatie had ondergaan. Haar gezondheidstoestand was ernstig,[] en daarbij leed ze zichtbaar aan artrose en reuma. Ze kon na enige tijd het ziekenhuis weer verlaten. Nadien verscheen ze in het openbaar in een rolstoel en voor het laatst tijdens de herdenkingsplechtigheid van de 20ste verjaardag van het overlijden van haar man, koning Boudewijn, op 31 juli 2013. Nadien leefde ze teruggetrokken in het Kasteel van Stuyvenberg te Laken, waar ze op 5 december 2014 overleed.[ Op vrijdag 12 december 2014 werd Fabiola, na een requiemmis in de Kathedraal van Sint-Michiel en Sint-Goedele en de absoute in de Onze-LieveVrouwekerk van Laken, bijgezet bij haar echtgenoot Boudewijn in de Koninklijke Crypte. Op 10 januari 2013 kwam Fabiola in het nieuws omdat ze geld zou hebben ondergebracht in een private stichting waardoor de erfgenamen minder erfrechten zouden moeten betalen.[ De stichting, "Fons Pereos", had als doel het ondersteunen van haar neven en nichten, en hun afstammelingen, op voorwaarde dat ze geboren zouden zijn uit een eerste, rooms-katholiek gesloten huwelijk. Op 12 januari 2013 werd bekend dat de eerste minister Di Rupo voor de begroting van 2013 voorstelde de dotatie van Fabiola met bijna een half miljoen te verlagen vanaf 2013 tot € 923.000.[18] Op 6 juni 2013 besloot de regering vervolgens haar dotatie te verlagen tot 423.000 euro. Hiervan bedroeg het inkomensdeel 90.000 euro per jaar ofwel 7.500 euro per maand. Over dit inkomensdeel moest Fabiola belasting betalen. Op 25 januari 2013 werd bekend dat Fabiola het Fons Pereos zou opheffen.[ Volgens artikel 17 van de statuten zouden de gelden verdeeld worden over de stichting die door haar man was opgericht bij testament van 1992 en een in 1999 door haar zelf in Spanje opgerichte stichting.[] In september 2013 werd bekend dat het Fons Pereos op 11 juli 2013 daadwerkelijk was opgeheven. De gelden werden getransfereerd naar een andere stichting, Astrida.]
    Op 28 mei 2013 kwam Fabiola opnieuw in het nieuws omdat Villa Astrida, het vakantieverblijf van Boudewijn en Fabiola in het Spaanse Motril, in een Spaanse stichting werd ondergebracht “zodat de neven van de koningin ervan kunnen genieten zonder successierechten te betalen”. De dag na het overlijden van Fabiola op 5 december 2014 deelden de diensten van het Paleis mee dat haar erfenis gaat naar het Hulpfonds van de Koningin dat zich inzet voor "hulp aan behoeftige en in dringende nood verkerende personen". Fabiola heeft twaalf sprookjes geschreven die in 1955 in Spanje gebundeld verschenen onder de titel Los doce Cuentos maravillosos. Toen het boek geen succes werd, kocht ze zelf het grootste deel van de oplage op om vervolgens de boeken weg te geven. Na haar huwelijk verscheen de bundel ook in België, waar het wel een succes werd. De vertaling De twaalf wonderlijke sprookjes van Koningin Fabiola (van Lia Timmermans) werd in 1961 uitgegeven bij Desclée de Brouwer. Ter gelegenheid van de vijftiende verjaardag van attractiepark De Efteling werd de attractie De Indische Waterlelies gebouwd, een uitbeelding van een van de twaalf sprookjes. 11 juni 1928 – Laken, 5 december 2014 ) werd door haar huwelijk in 1960 met koning Boudewijn van België de vijfde Koningin der Belgen.









    11-06-2018 om 09:29 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VANDAAG jaren terug 11 juni mandela

    11 juni 1963 Nelson Mandela Nelson Rolihlahla Mandela (IPA xoˈliɬaɬa manˈdeːla; uitspraak in het Xhosa) (Mvezo, 18 juli 1918 – Johannesburg, 5 december 2013 ) was een Zuid-Afrikaans antiapartheidsstrijder en politicus. Vanaf 1944 was Mandela betrokken bij de strijd van het Afrikaans Nationaal Congres (ANC) tegen het apartheidsregime in Zuid-Afrika. Als leider van de militaire tak van het ANC werd hij in 1963 opgepakt en kreeg hij een levenslange gevangenisstraf opgelegd. In 1990 kwam hij vrij en werd het ANC gelegaliseerd. Samen met president F.W. de Klerk kreeg Mandela in 1993 de Nobelprijs voor de Vrede voor "hun inspanningen voor het vreedzaam einde van het apartheidsregime en het leggen van de funderingen voor een nieuw democratisch Zuid-Afrika". Bij de eerste vrije, niet-raciale verkiezingen in 1994 werd de op dat moment 75-jarige Mandela gekozen tot president van de Republiek Zuid-Afrika. In 1999 trad hij af. In Zuid-Afrika wordt hij beschouwd als de "vader des vaderlands".] Zijn bijnaam was Madiba, de naam in zijn clan voor Thembu-koningen. Mandela werd geboren in Mvezo, in de toenmalige Unie van Zuid-Afrika, en groeide op in Qunu, een klein dorp vlak bij Mthatha in de Oost-Kaap. Als voornaam kreeg hij de naam Rolihlahla, dat in de taal van de Xhosu letterlijk 'de tak van een boom trekken' betekent en als figuurlijke betekenis 'lastpost' heeft. Hij was een lid van de Ixhiba-clan, een zijtak van de koninklijke familie Thembu, die toentertijd heerste over de regio Transkei. Zijn vader was stamhoofd Gadla Henry Mphakanyiswa. Zijn moeder Nosekeni Fanny was de derde echtgenote van zijn vader. In totaal had zijn vader vier echtgenotes, bij wie hij vier zonen en negen dochters kreeg. Mandela's familie leverde vroeger adviseurs aan het hof van de koning. Zijn vader was een van hen.[ Mandela was het eerste lid uit de geschiedenis van zijn familie dat naar school ging. In 1927 stierf de vader van Mandela en kwam hij onder de voogdij van de regent van de Thembu. Hij kon zich inschrijven aan het College van de Universiteit van Fort Hare, wat de enige plaats was waar zwarten hoger onderwijs mochten volgen. Vanaf 1943 volgde Mandela de opleiding rechten aan de Universiteit van de Witwatersrand te Johannesburg. In 1944 raakte Mandela betrokken bij de strijd van het Afrikaans Nationaal Congres (ANC) tegen de dominantie van de blanke etnische minderheid en de segregatiepolitiek. Als advocaat volgde hij het voorbeeld van satyagraha van Mohandas Gandhi. In augustus 1953 opende Mandela samen met zijn vriend Oliver Tambo een eigen advocatenkantoor, Mandela en Tambo, in het centrum van Johannesburg. Het was indertijd het enige door zwarten geleide advocatenkantoor in Zuid-Afrika. Het was populair bij zwarte cliënten die zich beklaagden over politiegeweld. De overheid trok de vergunning in en dwong hen te verhuizen, waardoor de clientèle afnam. Door tijdgebrek werd het kantoor uiteindelijk opgeheven.[ Aangezien de resultaten van de geweldloze acties achterbleven en het ANC in 1960 verboden werd, stichtte en leidde Mandela de militaire tak van het ANC, Umkhonto we Sizwe (Speer van de Natie). Die voerde sabotageacties uit tegen militaire en publieke installaties. Mandela en andere ANC-leden hadden deze vleugel opgericht, omdat ze dachten dat geweldloos verzet zinloos was aangezien het keer op keer met geweld werd neergeslagen. De aanslagen waren op overheidseigendommen gericht en werden 's nachts uitgevoerd. Ze hadden als doel de zwarte bevolking van Zuid-Afrika ertoe te bewegen in opstand te komen om een revolutie te bewerkstelligen. Mandela zag iedereen die zich tegen de apartheid verzette als een vriend, waarbij de huidskleur, religie of politieke achtergrond er niet toe deed Mandela's ANC kreeg steun (politiek en militair) van bevrijdingsbewegingen in andere landen, met leiders als Robert Mugabe (Zimbabwe) , Fidel Castro (Cuba), Yasser Arafat(Palestina) en Moammar alQadhafi (Libië). Mandela vergat zijn bondgenoten nooit en bleef hen vanwege hun steun steeds trouw, al kon hij hun latere gedrag soms ook wel kritiseren (Mugabe). In 1961 werd Mandela verdacht van hoogverraad, maar vrijgesproken. Op 5 augustus 1962 werd hij, na een tip van de CIA, echter opnieuw gearresteerd wegens zijn gewapende strijd tegen de apartheid.
    [4] Met andere ANC-leiders werd hij in 1964 veroordeeld voor het voorbereiden van een guerrillaoorlog, met de bedoeling het apartheidsregime met geweld omver te werpen. In het zogeheten Rivoniaproces kreeg hij een levenslange gevangenisstraf opgelegd. Voordat Mandela gevangengezet werd, was hij een voorstander van een samenwerking van het ANC met de South African Communist Party (SACP), die sterk onder invloed van de toenmalige Sovjet-Unie stond. Zijn gevangenisnummer 46664 werd jaren later het symbool voor zijn aidsbestrijdingsproject. Nelson Mandela verbleef van 1964 tot 1982 in de gevangenis op Robbeneiland. Tijdens zijn gevangenschap werd de problematiek van de apartheid op internationaal niveau besproken. Mandela raakte daarbij internationaal bekend en werd het symbool van de wereldwijde anti-apartheidsbeweging. De gevangenen op het eiland werden gedwongen tot arbeid in een plaatselijke kalkgroeve. Velen kregen last van hoornvliesontsteking als gevolg van stof en het felle zonlicht dat weerkaatst werd door de witte kalk. In het begin mocht Mandela geen zonnebril dragen. Hij liep daardoor schade aan zijn ogen op en moest aan een traanbuis geopereerd worden. Tijdens het verblijf in de gevangenis en het werk in de groeve, ontstonden hechte vriendschapsbanden tussen de gevangenen. Deze spelen nog altijd een grote rol in de Zuid-Afrikaanse politiek. De gevangenen werden gescheiden op basis van huidskleur en zwarte gevangenen ontvingen kleinere rantsoenen dan kleurlingen en Indische personen. De categorie van politieke gevangenen, waartoe Nelson Mandela behoorde, werd afgescheiden en had minder rechten. De gevangenen moesten zich met koud zeewater wassen en Mandela sliep in een cel van 2,4 bij 2,1 meter op een slaapmat.[ Mandela was officieel een gevangene van 'klasse D'. Gevangenen uit deze laagste klasse hadden slechts recht op één bezoek of brief per half jaar. Althans in theorie. In praktijk werden de spaarzame brieven lang vertraagd of gecensureerd. Robbeneiland volstond niet om de wil van Mandela te breken. Integendeel, die bleek alleen maar toe te nemen. Volgens de getuigenis van medegevangene Ahmed Kathrada aanvaardde Mandela geen enkele voorkeursbehandeling en leidde hij alle protestacties in de gevangenis . Mandela weigerde stelselmatig om zijn (Afrikaanstalige) bewakers met "baas" aan te spreken. Terwijl veel gevangenen weigerden met hun bewakers te praten, probeerde Mandela hun situatie te analyseren. Hij besefte dat het gedrag van de Afrikaners geleid werd door een rabiate angst. Als de zwarte bevolking aan de macht zou komen, zou dit volgens hem tot een genocide kunnen leiden. Mandela gebruikte zijn jarenlange opsluiting om de geschiedenis van de Afrikaners en hun taal, het Afrikaans, te leren. Dit stelde hem in staat hun mentaliteit te begrijpen en in dialoog te gaan. In tegenstelling tot het ANC, dat de bezetting van zuidelijk Afrika door blanken beschouwde als een moderne versie van het Europese kolonialisme, zag Mandela de Afrikaners óók als rechtmatige inwoners van (Zuid-)Afrika. Hij realiseerde zich dat hij in dezelfde situatie mogelijk dezelfde drastische beslissingen had genomen In 1976 ontving hij voor het eerst een delegatie van de Zuid-Afrikaanse regering. De minister van gevangenissen Jimmy Kruger stelde voor hem vrij te laten onder voorwaarde dat Mandela verhuisde naar het toenmalige thuisland Transkei. Mandela weigerde, stelde zijn eigen voorwaarden en eiste zijn vrijlating. Op 16 juni 1976 braken in de krottenwijk Soweto van Johannesburg rellen uit, een nieuwe stap in het protest en de repressie. In 1982 werd Mandela met andere ANC-leiders overgeplaatst naar de Pollsmoor Maximum Security Prison in Tokai. Zes jaar later verhuisde hij naar de Victor Verster Prison, in de buurt van Paarl, waar hij een vrijstaande woning van een cipier kreeg toegewezen, evenals een privékok. Hij mocht veel bezoekers van buiten de gevangenis ontvangen. In 1985 speelde ook Margaret Thatcher een rol bij het vrij krijgen van Mandela.[Vanuit haar economisch liberalisme was zij eigenlijk niet zo voor apartheid, maar ze wilde het ook niet doen opheffen door internationale boycots of andere sancties. Daarom stuurde zij uiteindelijk een brief aan president Botha waarin ze schreef dat in haar opinie het vrijlaten van Mandela meer impact zou hebben dan vrijwel iedere andere handeling die Botha zou kunnen uitvoeren.
    Mandela voerde vanaf 1987 in het geheim besprekingen met de minister van justitie Kobie Coetsee. In drie jaar werden elf ontmoetingen gehouden. Coetsee organiseerde vanaf mei 1988 onderhandelingen tussen Mandela en een overheidsdelegatie van vier personen. Uiteindelijk stemde de Zuid-Afrikaanse overheid ermee in dat Mandela en alle politieke gevangenen werden vrijgelaten en het ANC gelegaliseerd zou worden, op voorwaarde dat Mandela en het ANC voor altijd het geweld zouden afzweren, zouden breken met de communistische partij en zich niet zouden inzetten voor het omverwerpen van de blanke regering. Mandela weigerde dat en gaf aan dat het ANC alleen met de gewapende strijd zou stoppen, als de regering dat ook zou doen
    Mandela's vrijlating op 11 februari 1990 geschiedde op verzoek van president Frederik de Klerk. Het zorgde wereldwijd voor opgetogenheid. Na zijn vrijlating ging Mandela meteen naar het ANChoofdkwartier in Kaapstad. Het verbod van het ANC werd opgeheven en Mandela werd in juli 1991 unaniem gekozen tot de nieuwe voorzitter van deze partij. Met de toenmalige regering voerde hij onderhandelingen over een zwart-blanke toekomst voor Zuid-Afrika. In september 1992 resulteerde dat in de haastige samenstelling van een tijdelijke regering die als taak had hervormingen door te voeren. Direct na zijn vrijlating bezocht Mandela Fidel Castro. Diens Cubaanse Revolutie van 1959 was een bron van inspiratie voor hem geweest. Volgens hem had de Cubaanse steun aan Angola in de jaren zeventig en tachtig het Zuid-Afrikaanse regime verzwakt. “Wie trainde onze mensen”, vroeg Mandela retorisch aan Castro. “Wie gaf ons middelen, wie trainde onze soldaten, onze dokters? U was nog nooit in ons land. Wanneer komt u?” Ook bezocht hij na zijn vrijlating, ondanks een verbod van de VS, kolonel Khadaffi in Libië.[] Khadaffi liet hem niet alleen toen anderen in het Westen dat wel deden, was zijn argument. In februari 1994 werd besloten tot het houden van vrije, niet-raciale verkiezingen in de daaropvolgende winter, om te komen tot een nationale eenheidsregering. Alle partijen die meer dan twintig zetels zouden behalen, zouden worden uitgenodigd zitting te nemen in de nieuwe regering. Mandela nodigde uiteindelijk ook partijen uit die er minder hadden gekregen. Mandela werd op 27 april 1994, op 75-jarige leeftijd, president van Zuid-Afrika, als opvolger van De Klerk, die al een aarzelend begin had gemaakt met afschaffing van apartheidsregels. Mandela stelde met hulp van onder meer de zwarte anglicaanse aartsbisschop Desmond Tutu de Waarheids- en Verzoeningscommissie in. In december 1997 trad hij af als leider ('president') van het ANC ten gunste van Thabo Mbeki In 1999 besloot Mandela om zich niet opnieuw verkiesbaar te stellen als president. Mbeki volgde hem op. Mandela sprak zich herhaaldelijk kritisch uit over westerse landen. Zo verzette hij zich in 1999 heftig tegen de NAVO-interventie die leidde tot de Kosovo-oorlog. Hij noemde het een poging van machtige staten om de hele wereld te beheersen. In 2003 sprak hij zich uit tegen de plannen van de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk om Irak binnen te vallen. Mandela omschreef het als een "tragedie" en zei dat de Verenigde Staten meer verschrikkelijke misdaden begaan hadden dan welk ander land ook, daarmee refererend aan de atoombommen op Japan die aan het eind van de Tweede Wereldoorlog door de VS waren afgeworpen op Japan. Mandela had in principe niets tegen het bestaan van Israël, dat het Apartheidsregime gesteund had, maar hij was tegen het bezet houden van Arabisch land na de Zesdaagse Oorlog van 1967.[ Ook was hij tegen de onvrijheid van het Palestijnse volk. Zelfbeschikkingsrecht, daar ging het hem om. Yasser Arafat noemde hij zijn “wapenbroeder” en ook zei hij: “Wij identificeren ons met de PLO”.] Verder zei hij: “Wij kunnen ons niet vrij voelen zolang het Palestijnse volk niet vrij is.” Sinds zijn aftreden als president was Mandela's publieke rol symbolisch en informeel. Zo was hij onder andere medeoprichter en lid van The Elders, een raad van voormalige wereldleiders en andere prominente personen. Hij was een groot voorstander van het naar Zuid-Afrika halen van
    het wereldkampioenschap voetbal 2010. Voorafgaand aan de finale reed hij met zijn echtgenote een ererondje over het veld, maar wegens zijn slechte gezondheid bekeek hij de wedstrijd thuis voor de televisie. Mandela is drie keer getrouwd. In 1944 trouwde hij met Evelyn Ntoko Mase. Uit dit huwelijk werden vier kinderen geboren: zoon Madiba Thembekile, die in juli 1969 omkwam bij een verkeersongeval (Mandela bevond zich toen nog in gevangenschap en kreeg geen toestemming aanwezig te zijn op de begrafenis), zoon Makgatho en twee dochters die beiden Makaziwe heetten. Hun eerste dochter overleed toen zij negen maanden oud was. Naar haar is de tweede dochter vernoemd. Het huwelijk met Evelyn eindigde in 1957 in een echtscheiding. Mandela huwde in 1958 voor de tweede keer met Nomzamo Winifred Madikizela (Winnie Mandela), een strijdbare mensenrechtenactiviste. Uit dit huwelijk werden twee dochters geboren: Zenani en Zindziswa. Na Mandela's vrijlating in 1990 volgde al snel een reeks onthullingen over Winnies rol en die van haar privéknokploeg met de naam 'Mandela United Football Club', bij het martelen en doden van opponenten, alsook bij het ontvoeren en vermoorden in Soweto van de 14-jarige tiener James Seipei, bekend geworden onder zijn schuilnaam Stompie Moeketsi. Sommige ANC-leiders drongen er bij Mandela op aan van haar te scheiden, maar hij besloot haar trouw te blijven totdat ze door een rechtbank schuldig zou worden verklaard. Na andere onthullingen over een vermeende buitenechtelijke relatie verliet Nelson Mandela haar in 1992. De echtscheiding werd in 1996 wettelijk bekrachtigd. Met zijn derde echtgenote, Graça Machel, trouwde Mandela op zijn tachtigste verjaardag. Zij was tevens de achtentwintig jaar jongere weduwe van de voormalige president van Mozambique, Samora Machel (1933-1986). Op 6 januari 2005 maakte Mandela bekend dat zijn zoon Makgatho overleden was aan aids. Enkele uren na Makgatho's overlijden belegde Mandela een persconferentie om het nieuws wereldkundig te maken en aan te dringen op meer openheid over aids. Mandela liep door een tbc-besmetting longschade op tijdens zijn gevangenschap op Robbeneiland. Zijn gezondheid bleef broos. In 2012 werd hij tweeënhalve week opgenomen in een ziekenhuis. Hij vertrok hierna uit Johannesburg naar zijn geboortedorp Qunu, waar hij in rust en vrede zijn laatste jaren wilde doorbrengen. Eind maart 2013 werd hij tien dagen opgenomen in het ziekenhuis. Een maand lang kreeg hij bezoek van bekende politici, waaronder de Zuid-Afrikaanse president Jacob Zuma. Een zichtbaar verzwakte Mandela leek niet te beseffen wat hem overkwam. Dit leidde tot een storm van protest van de ZuidAfrikaanse bevolking, die vond dat misbruik gemaakt werd van de politieke status van Mandela.[16] Begin juni 2013 werd hij opnieuw opgenomen met 'ernstige' longproblemen.Op 23 juni 2013 liet president Zuma weten dat Mandela's toestand kritiek was. Mandela verliet het ziekenhuis desondanks op 1 september 2013.[ Op 5 december 2013 maakte president Zuma tijdens een persconferentie bekend dat Mandela op 95jarige leeftijd was overleden in zijn woning in Johannesburg.[19] In Zuid-Afrika werd een periode van nationale rouw afgekondigd. Zondag 8 december werd uitgeroepen tot een landelijke 'dag van gebed en bezinning' en op 10 december was er een massale herdenkingsbijeenkomst in Soccer City bij Soweto. Mandela werd op 15 december in Qunu begraven.









    11-06-2018 om 09:27 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)


    Archief
  • Alle berichten

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Blog als favoriet !

    Archief
  • Alle berichten

    Hoofdpunten blog blankenbergsstadsbeeld
  • fotowandeling 20
  • HARMONIE
  • WORDING
  • fotowandeling 20
  • LIPPENS & DE BRUYNE

    Hoofdpunten blog einstein
  • ACHT EN TWINTIG
  • ACHT EN TWINTIG
  • VIJFENTWINTIG
  • VIJFENTWINTIG
  • DRIE EN TWINTIG

    Hoofdpunten blog mijnroots
  • Van al diegenen die niets te zeggen hebben, zijn de meest aangename mensen diegenen die zwijgen
  • Ik heb geconstateerd dat mensen van gedachten houden die niet tot denken dwingen.
  • Tijd hebben alleen diegenen, die het tot niets gebracht hebben en daarmee hebben ze het verder gebracht dan alle anderen.
  • Depressies kan je bestrijden door op je arm geleund in het niets te staren. Bij zware depressies van arm wisselen.
  • Een kus is een mooie truc van de natuur om het praten te stoppen als woorden overbodig zijn.

    Hoofdpunten blog automobile
  • 2020
  • 2020
  • 2020
  • 2020
  • mclaren


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!