Goedenavond
Ik stond op het terras te luisteren naar de avond. Toen hij zomaar binnen kwam. Al fluitend als een al te late merel.
Hij sprak wat hees zoals een heester die wat frazelt. Vanuit de bladstille bomen was hij binnen geslopen. Hij was donker getaand, zo door het daglicht achtergelaten.
Kom binnen, meende ik te zeggen. Maar hij zat al. In het schemer van de kamer. Wijselijk liet ik de schemerlampen geheel gedoofd. Daar is hij immers allergisch voor en zou meteen vertrekken. Als een valavond.
Hij zat daar wezenloos te staren. Duidelijk in een overgangsfaze. Even het noorden kwijt? Te wachten? Op de maan? Die boterblank van vel hem volgt. De ganse nacht. En hondstrouw als een verliefde freule rond zijn uren danst.
Ik wilde hem nog even in de ogen kijken. Zoals hij daar zo zwijgend zat. Doch hij verdween zoals hij was gekomen. Duister van aard. Diffuus in zijn verschijning. Soms twijfel je.
Is hij nu avond of al nacht of nog schemerdonker? Vooral als de schemering zich als een boerka over zijn zwarte ogen slaat. Zo keek ik weer naar buiten. Geen ster te bekennen. De dag had z'n ogen dicht gedaan. Tijd om te gaan slapen.
Uvi
|